premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A man is using his computer while seated at a desk.
Een man gebruikt zijn computer terwijl hij aan een bureau zit.
A man sits at a desk.
Een man zit aan een bureau.
0
He can use a computer while he sits at a desk.
Hij kan een computer gebruiken terwijl hij aan een bureau zit.
0.7682
0.1462
0.8621
0.1363
0.6929
0.1374
A camera crew is filming two women in formal dresses sitting on a blanket in the middle of a park.
Een cameraploeg filmt twee vrouwen in formele jurken op een deken in het midden van een park.
Someone is filming.
Iemand is aan het filmen.
0
Women on a picnic at a park that have someone filming.
Vrouwen op een picknick in een park waar iemand filmt.
0.4674
0.1268
0.4461
0.1372
0.4748
0.1111
A camera crew is filming two women in formal dresses sitting on a blanket in the middle of a park.
Een cameraploeg filmt twee vrouwen in formele jurken op een deken in het midden van een park.
Everyone wearing formal clothes is inside.
Iedereen die formele kleren draagt is binnen.
2
Park is not inside.
Park is niet binnen.
0.4674
0.1268
0.5795
0.1258
0.3573
0.097
A camera crew is filming two women in formal dresses sitting on a blanket in the middle of a park.
Een cameraploeg filmt twee vrouwen in formele jurken op een deken in het midden van een park.
Someone is operating a microphone.
Iemand werkt met een microfoon.
1
Camera crew filming does not imply someone is operating a microphone.
Cameraploeg filmen betekent niet dat iemand een microfoon bedient.
0.4679
0.1267
0.7756
0.1453
0.1993
0.1154
man sitting down playing a game of chess alone
man zittend een spelletje schaak alleen
A guy playing a board game by himself.
Een man die alleen een bordspel speelt.
0
Chess is a board game and one who playing by himself is another way to say he is playing alone.
Schaken is een bordspel en iemand die alleen speelt is een andere manier om te zeggen dat hij alleen speelt.
0.0
0.0676
0.2506
0.1185
0.1314
0.1063
man sitting down playing a game of chess alone
man zittend een spelletje schaak alleen
The man taking a snooze.
De man die snooze neemt.
2
Taking a snooze is different than sitting down.
Een snooze nemen is anders dan zitten.
0.0
0.0677
0.0001
0.0818
0.3543
0.0993
man sitting down playing a game of chess alone
man zittend een spelletje schaak alleen
A human sitting down playing one game of chess alone.
Een mens die maar één schaakspel speelt.
1
You can not infer it's a human.
Het is geen mens.
0.0
0.0677
0.1993
0.1086
0.1931
0.1132
Young woman running as two guys in the back try to catch up to her.
Jonge vrouw die als twee kerels achterin loopt, probeert haar in te halen.
group of people running
groep van mensen die lopen
0
If the woman is running and the men are trying to catch up, it is implied they are also running so all the people in the group are running.
Als de vrouw loopt en de mannen proberen in te halen, is het impliciet dat ze ook rennen, zodat alle mensen in de groep rennen.
0.0
0.0549
0.0
0.1146
0.1495
0.096
Young woman running as two guys in the back try to catch up to her.
Jonge vrouw die als twee kerels achterin loopt, probeert haar in te halen.
women runs for her life
vrouwen rennen voor haar leven
1
You can not infer she runs.
Je kunt niet afleiden dat ze vlucht.
0.0
0.0549
0.0656
0.0964
0.2576
0.1091
Young woman running as two guys in the back try to catch up to her.
Jonge vrouw die als twee kerels achterin loopt, probeert haar in te halen.
women has coffee with two guys
vrouwen drinken koffie met twee jongens
2
Having coffee and running are two different things.
Koffie drinken en hardlopen zijn twee verschillende dingen.
0.0
0.0549
0.497
0.1066
0.8857
0.1299
A man in a blue shirt sits outside alone with a chessboard laid out in front of him.
Een man in een blauw shirt zit buiten met een schaakbord voor hem.
A man in a blue shirt sitting outside behind a large wooden chessboard.
Een man in een blauw shirt die buiten zit achter een groot houten schaakbord.
1
All chessboard are not wooden.
Alle schaakborden zijn niet van hout.
0.1222
0.1197
0.3829
0.1026
0.9685
0.1281
A man in a blue shirt sits outside alone with a chessboard laid out in front of him.
Een man in een blauw shirt zit buiten met een schaakbord voor hem.
Someone sitting outside behind a chessboard.
Iemand zit buiten achter een schaakbord.
0
A man is ready to play chess at a chessboard.
Een man is klaar om te schaken op een schaakbord.
0.1222
0.1197
0.5927
0.133
0.3871
0.1232
A man in a blue shirt sits outside alone with a chessboard laid out in front of him.
Een man in een blauw shirt zit buiten met een schaakbord voor hem.
Two elderly men playing Scrabble.
Twee oudere mannen die Scrabble spelen.
2
Scrabble is different than chessboard.
Scrabble is anders dan schaakbord.
0.1229
0.1196
0.6385
0.1045
0.0002
0.1147
A man dressed in blue shirt and shorts sits at a table while playing black in chess.
Een man gekleed in blauw shirt en shorts zit aan een tafel tijdens het spelen zwart in schaken.
Two men are playing chess
Twee mannen schaken.
1
A man playing chess does not imply two men are involved in playing.
Een man schaken betekent niet dat twee mannen betrokken zijn bij het spelen.
0.2513
0.0855
0.0004
0.113
0.2681
0.1168
A man dressed in blue shirt and shorts sits at a table while playing black in chess.
Een man gekleed in blauw shirt en shorts zit aan een tafel tijdens het spelen zwart in schaken.
The man is jogging
De man joggt.
2
Sits is different than jogging.
Zit is anders dan joggen.
0.2513
0.0855
0.0
0.0971
0.0002
0.093
A man dressed in blue shirt and shorts sits at a table while playing black in chess.
Een man gekleed in blauw shirt en shorts zit aan een tafel tijdens het spelen zwart in schaken.
A man is playing a game
Een man speelt een spel
0
There is a man at the table playing a game of chess.
Er is een man aan tafel die een spelletje schaken speelt.
0.2518
0.0854
0.6398
0.1312
0.3348
0.1258
A young man in a blue blazer and shorts sits alone in front of table with a chess game set up.
Een jonge man in een blauwe blazer en shorts zit alleen voor de tafel met een schaakspel opgezet.
A man sits in front of a set up chess game.
Een man zit voor een opgezet schaakspel.
0
If the chess game is set up on the table the man is in front of, then he is in front of a set up chess game.
Als het schaakspel op de tafel staat waar de man voor staat, dan staat hij voor een opgezet schaakspel.
0.2405
0.1109
0.1667
0.1051
0.2424
0.097
A young man in a blue blazer and shorts sits alone in front of table with a chess game set up.
Een jonge man in een blauwe blazer en shorts zit alleen voor de tafel met een schaakspel opgezet.
A man is waiting for his chess opponent to arrive.
Een man wacht op zijn schaakspeler.
1
You can not infer he is waiting on an opponent.
Je kunt niet afleiden dat hij wacht op een tegenstander.
0.2405
0.1109
0.1559
0.1134
0.3072
0.1129
A young man in a blue blazer and shorts sits alone in front of table with a chess game set up.
Een jonge man in een blauwe blazer en shorts zit alleen voor de tafel met een schaakspel opgezet.
A grandma plays a game of connect four at the rotary club meeting.
Een oma speelt een spel van connect vier op de roterende club vergadering.
2
Connect four is different than chess. Young man is different gender than grandma.
Connect 4 is anders dan schaken.
0.2393
0.111
0.0
0.0435
0.0
0.0708
A young Asian man sits behind a set chessboard waiting for the other player to arrive.
Een jonge Aziatische man zit achter een vast schaakbord te wachten tot de andere speler aankomt.
A young man is sitting.
Er zit een jongeman.
0
If he sits behind a chessboard, it is known that he is sitting.
Als hij achter een schaakbord zit, is het bekend dat hij zit.
0.6905
0.1261
0.478
0.1039
0.2272
0.0886
A young Asian man sits behind a set chessboard waiting for the other player to arrive.
Een jonge Aziatische man zit achter een vast schaakbord te wachten tot de andere speler aankomt.
A young man is on Mars.
Een jongeman is op Mars.
2
Mars and chessboard are two different things.
Mars en schaakbord zijn twee verschillende dingen.
0.6904
0.1261
0.9794
0.1376
0.8558
0.1235
A young Asian man sits behind a set chessboard waiting for the other player to arrive.
Een jonge Aziatische man zit achter een vast schaakbord te wachten tot de andere speler aankomt.
A young man is indoors.
Een jongeman is binnen.
1
You can not infer he is indoors.
Je kunt niet afleiden dat hij binnen is.
0.6904
0.1261
0.8825
0.1286
0.1775
0.1021
Two young men drink beer, leaning on a graffitied wall.
Twee jonge mannen drinken bier, leunend op een graffiti muur.
The men are drinking.
De mannen drinken.
0
If they drink beer, we know they are drinking.
Als ze bier drinken, weten we dat ze drinken.
0.6341
0.1081
0.4914
0.113
0.0997
0.0866
Two young men drink beer, leaning on a graffitied wall.
Twee jonge mannen drinken bier, leunend op een graffiti muur.
The men are being sprayed with cans of paint while they are passes out drunk in the alley.
De mannen worden besproeid met blikken verf terwijl ze buiten liggen dronken in de steeg.
2
Sprayed and drink are two different things.
Besproeid en gedronken zijn twee verschillende dingen.
0.6343
0.1081
0.0
0.0839
0.038
0.1163
Two young men drink beer, leaning on a graffitied wall.
Twee jonge mannen drinken bier, leunend op een graffiti muur.
The men are standing in urine.
De mannen staan in urine.
1
You can not infer they are in urine.
Je kunt niet afleiden dat ze in urine zitten.
0.6343
0.1081
0.3886
0.1006
0.2725
0.1093
A man being airlifted to safety after being in danger.
Een man die in veiligheid gebracht wordt nadat hij in gevaar was.
The helicopter is moving people in danger.
De helikopter brengt mensen in gevaar.
1
Only one person can be in danger it doesn't have to be multiple people.
Slechts één persoon kan in gevaar zijn, het hoeft niet meerdere mensen te zijn.
0.2948
0.1191
0.5301
0.1363
0.716
0.1387
A man being airlifted to safety after being in danger.
Een man die in veiligheid gebracht wordt nadat hij in gevaar was.
A man is being moved.
Er wordt een man verplaatst.
0
Being airlifted involves being moved so the man was moved.
Als je geairlift wordt, wordt de man verplaatst.
0.2948
0.1192
0.0001
0.1116
0.0
0.0887
A man being airlifted to safety after being in danger.
Een man die in veiligheid gebracht wordt nadat hij in gevaar was.
The helicopter is putting people in a dangerous area.
De helikopter brengt mensen in een gevaarlijk gebied.
2
Putting people in a dangerous area is not airlifting them to safety.
Mensen in een gevaarlijk gebied brengen brengt hen niet in veiligheid.
0.2947
0.119
0.843
0.1421
0.0
0.128
People in a meeting setting paying attention to a speaker in an orange shirt.
Mensen in een vergadering die aandacht besteden aan een spreker in een oranje shirt.
The people are listening to music on their CD players.
De mensen luisteren naar muziek op hun CD-spelers.
2
Paying attention to a speaker is different from listening to music.
De aandacht voor een spreker is anders dan het luisteren naar muziek.
0.2404
0.124
0.9187
0.148
0.6049
0.1282
People in a meeting setting paying attention to a speaker in an orange shirt.
Mensen in een vergadering die aandacht besteden aan een spreker in een oranje shirt.
The people are listening to a speaker.
De mensen luisteren naar een spreker.
0
If people are paying attention to a speaker, it is implied they are listening to a speaker.
Als mensen aandacht besteden aan een spreker, is het impliciet dat ze naar een spreker luisteren.
0.2401
0.124
0.6413
0.1464
0.6009
0.1553
People in a meeting setting paying attention to a speaker in an orange shirt.
Mensen in een vergadering die aandacht besteden aan een spreker in een oranje shirt.
The speaker is the people's boss.
De spreker is de baas van het volk.
1
You can not infer it's their boss.
Je kunt niet afleiden dat het hun baas is.
0.2401
0.124
0.4305
0.1339
0.4009
0.1004
A meeting of young people sitting at a conference table.
Een bijeenkomst van jongeren aan een conferentietafel.
young people are at a party having fun
Jonge mensen zijn op een feestje plezier hebben
2
The location is either a party or conference table.
De locatie is ofwel een feest of conferentietafel.
0.4851
0.1267
0.0
0.0914
0.7601
0.1129
A meeting of young people sitting at a conference table.
Een bijeenkomst van jongeren aan een conferentietafel.
young people are learning about politics
jongeren leren over politiek
1
The young people must not be learning about politics.
De jongeren moeten niet leren over politiek.
0.4855
0.1267
0.968
0.138
0.7566
0.1374
A meeting of young people sitting at a conference table.
Een bijeenkomst van jongeren aan een conferentietafel.
young people are gathered around a table
jongeren worden verzameld rond een tafel
0
the people gathered around the conference table are young
De mensen rond de conferentietafel zijn jong.
0.4866
0.1266
0.7294
0.1415
0.0
0.1033
A woman in a red shirt is speaking at a table in a room where three other people are listening to her.
Een vrouw in een rood shirt spreekt aan een tafel in een kamer waar drie anderen naar haar luisteren.
the woman is going to the park.
De vrouw gaat naar het park.
1
A woman speaking does not imply she is going to the park.
Een vrouw die spreekt, betekent niet dat ze naar het park gaat.
0.6898
0.1367
0.7805
0.1308
0.22
0.1189
A woman in a red shirt is speaking at a table in a room where three other people are listening to her.
Een vrouw in een rood shirt spreekt aan een tafel in een kamer waar drie anderen naar haar luisteren.
the woman is swimming in the lake.
De vrouw zwemt in het meer.
2
Swimming is different than speaking.
Zwemmen is anders dan praten.
0.6898
0.1367
0.8052
0.1409
0.976
0.145
A woman in a red shirt is speaking at a table in a room where three other people are listening to her.
Een vrouw in een rood shirt spreekt aan een tafel in een kamer waar drie anderen naar haar luisteren.
the woman is wearing a red shirt.
De vrouw draagt een rood shirt.
0
There is a woman who is talking in a room has on a red shirt.
Er is een vrouw die praat in een kamer heeft op een rood hemd.
0.6898
0.1367
0.893
0.1349
0.0
0.0847
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
A woman talks to others indoors.
Een vrouw praat binnen met anderen.
0
A woman talks to people in a another indoor office building.
Een vrouw praat met mensen in een ander kantoorgebouw.
0.5931
0.1157
0.2881
0.0985
0.689
0.1301
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
a woman in an office building talks to a group of three taking notes on a notepad
een vrouw in een kantoorgebouw praat met een groep van drie die aantekeningen maakt op een notitieblok
1
A woman with two other women and a man does not make a group of three and just because they are having notepads does not imply they are taking notes.
Een vrouw met twee andere vrouwen en een man maakt geen groep van drie en alleen omdat ze hebben notepads betekent niet dat ze notities maken.
0.5931
0.1157
0.2538
0.0992
0.1444
0.0993
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
a man talks to ducks in a pond
een man praat tegen eenden in een vijver
2
Woman is different than man.
De vrouw is anders dan de mens.
0.5939
0.1157
0.524
0.1452
0.7977
0.1407
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
the woman is white
de vrouw is blank
1
All woman are not white.
Alle vrouwen zijn niet blank.
0.5938
0.1157
0.0672
0.106
0.4115
0.118
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
a woman in an office building talks to two other women and a man with notepads
een vrouw in een kantoorgebouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken
0
A woman talks to two other people with notepads in a different office building.
Een vrouw praat met twee andere mensen met notitieblokken in een ander kantoorgebouw.
0.5938
0.1157
0.4003
0.1088
0.5553
0.1215
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
A woman talks to dogs inside an office building.
Een vrouw praat met honden in een kantoorgebouw.
2
Women and dogs are different.
Vrouwen en honden zijn anders.
0.5938
0.1157
0.7935
0.1226
0.9324
0.1251
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
the woman is asleep at home
de vrouw slaapt thuis
2
Talks is different than asleep.
Praten is anders dan slapen.
0.593
0.1156
0.6595
0.1316
0.6991
0.1147
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
The people are outside of the building looking inside.
De mensen zijn buiten het gebouw aan het kijken.
2
Talks is different than looking inside.
Praten is anders dan naar binnen kijken.
0.5936
0.1156
0.1123
0.1214
0.3895
0.1154
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
a woman is talking
een vrouw praat
0
Two people are talking to woman with notepads in a office building.
Twee mensen praten met een vrouw met notitieblokken in een kantoorgebouw.
0.5941
0.1157
0.8773
0.1264
0.4142
0.1183
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
A woman talks to others indoors about lunch.
Een vrouw praat binnen met anderen over lunch.
1
People taking in an office building with large windows does not imply they are indoors and they need not talk about lunch.
Mensen die een kantoorgebouw binnenhalen met grote ramen betekent niet dat ze binnen zijn en dat ze niet hoeven te praten over lunch.
0.5941
0.1157
0.462
0.1029
0.2223
0.0945
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
Four people stand near a wall speaking to each other.
Vier mensen staan bij een muur die met elkaar praat.
0
People talks with each other with notepads in a large windowed office.
Mensen praten met elkaar met notepads in een groot venster kantoor.
0.5942
0.1157
0.2683
0.1227
0.4753
0.1049
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
A woman talks to three other women.
Een vrouw praat met drie andere vrouwen.
2
Two is different than three.
Twee is anders dan drie.
0.5932
0.1157
0.899
0.1275
0.5023
0.1073
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
A woman happily talks to two other women.
Een vrouw praat graag met twee andere vrouwen.
1
All talks are not necessarily done happily.
Alle gesprekken worden niet altijd gelukkig gevoerd.
0.5932
0.1157
0.7709
0.1227
0.5708
0.1226
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
The group are discussing a project.
De groep bespreekt een project.
1
All group talks need not be a discussion on a project.
Alle groepsgesprekken hoeven geen discussie over een project te zijn.
0.5934
0.1156
0.8955
0.1483
0.5234
0.1317
A woman talks to two other women and a man with notepads in an office building with large windows.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen en een man met notitieblokken in een kantoorgebouw met grote ramen.
A woman talks to two other women.
Een vrouw praat met twee andere vrouwen.
0
There are women talking on notepads in an office building.
Er praten vrouwen op notitieblokken in een kantoorgebouw.
0.5923
0.1157
0.9109
0.1315
0.5838
0.1201
A classroom of students discussing lecture.
Een klaslokaal van studenten die een lezing bespreken.
The students are running in P.E. class.
De studenten zitten in de gymles.
2
Discussing lecture is different than running.
Discussiëren is anders dan hardlopen.
0.2611
0.1272
0.0003
0.1138
0.1747
0.1147
A classroom of students discussing lecture.
Een klaslokaal van studenten die een lezing bespreken.
A classroom is discussing the topics of the day.
Een klaslokaal bespreekt de onderwerpen van de dag.
0
The topics of the day in a classroom setting are included in the lecture.
De onderwerpen van de dag in een klaslokaal setting zijn opgenomen in de lezing.
0.2609
0.1272
0.9044
0.1281
0.6679
0.1247
A classroom of students discussing lecture.
Een klaslokaal van studenten die een lezing bespreken.
The students are discussing the lecture in history class.
De studenten bespreken de lezing in de geschiedenisles.
1
You can not infer they are in history class.
Je kunt niet afleiden dat ze in de geschiedenis klas zitten.
0.2615
0.1271
0.4717
0.1328
0.1731
0.1078
A man holds a clipboard and a pen as a woman looks at them.
Een man heeft een klembord en een pen als een vrouw naar hen kijkt.
The man is working
De man werkt.
1
You can not infer he is working.
Je kunt niet afleiden dat hij werkt.
0.0188
0.0947
0.4621
0.1253
0.1864
0.1046
A man holds a clipboard and a pen as a woman looks at them.
Een man heeft een klembord en een pen als een vrouw naar hen kijkt.
The woman is asleep
De vrouw slaapt
2
A man and woman are different genders.
Een man en vrouw zijn verschillende geslachten.
0.0196
0.0947
0.3318
0.1244
0.9475
0.1388
A man holds a clipboard and a pen as a woman looks at them.
Een man heeft een klembord en een pen als een vrouw naar hen kijkt.
A woman is looking at a man's possessions
Een vrouw kijkt naar de bezittingen van een man
0
It is implied if the man holds a clipboard and pen they are his possessions and if a woman looks at them we know she is looking.
Het wordt geïmpliceerd als de man een klembord en pen heeft en als een vrouw er naar kijkt weten we dat ze kijkt.
0.0179
0.0947
0.6167
0.1386
0.0001
0.0784
A man with a bright green shirt is talking to a woman in a pink shirt.
Een man met een fel groen shirt praat met een vrouw in een roze shirt.
A couple are eating dinner.
Een paar eten.
2
A couple means more than a man.
Een paar betekent meer dan een man.
0.8002
0.1385
0.0
0.0587
0.5732
0.1221
A man with a bright green shirt is talking to a woman in a pink shirt.
Een man met een fel groen shirt praat met een vrouw in een roze shirt.
A couple is standing outside.
Een stel staat buiten.
1
A man and woman talking to each other does not make them a couple.
Een man en vrouw die met elkaar praten maakt ze nog geen koppel.
0.8005
0.1384
0.6936
0.1311
0.1116
0.1235
A man with a bright green shirt is talking to a woman in a pink shirt.
Een man met een fel groen shirt praat met een vrouw in een roze shirt.
A couple is talking.
Een paar praat.
0
The man and woman are a couple.
De man en vrouw zijn een stel.
0.8004
0.1385
0.0001
0.105
0.9811
0.1209
A man in a green shirt holds out a clipboard for a woman in pink's attention.
Een man in een groen shirt houdt een klembord voor een vrouw in roze's aandacht.
A man wants a woman to look at his clipboard
Een man wil dat een vrouw naar zijn klembord kijkt
0
That a man holds out a clipboard implies he wants someone to look at it.
Dat een man een klembord heeft, betekent dat hij wil dat iemand ernaar kijkt.
0.0
0.0724
0.2596
0.1127
0.1647
0.107
A man in a green shirt holds out a clipboard for a woman in pink's attention.
Een man in een groen shirt houdt een klembord voor een vrouw in roze's aandacht.
a man is trying to get a woman to sign something
een man probeert een vrouw iets te laten tekenen
1
The man may just want to women to read something on the clipboard and not to sign something.
De man wil misschien dat vrouwen iets lezen op het klembord en niet iets tekenen.
0.0
0.0724
0.399
0.128
0.4314
0.1045
A man in a green shirt holds out a clipboard for a woman in pink's attention.
Een man in een groen shirt houdt een klembord voor een vrouw in roze's aandacht.
A man takes off his shirt to get a womans attention
Een man trekt zijn shirt uit om een vrouw aandacht te krijgen
2
Holds out a clipboard is different than takes off his shirt.
Een klembord is anders dan zijn shirt uittrekken.
0.0
0.0723
0.7184
0.1106
0.0
0.07
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
A man is wearing a gold shirt
Een man draagt een gouden hemd.
2
A man was in a bright green shirt. And the is a man and a woman.
Een man had een helder groen shirt en een man en een vrouw.
0.2387
0.1063
0.2948
0.126
0.4755
0.0947
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
A man shows his boss something on a clipboard.
Een man laat zijn baas iets zien op een klembord.
1
The women may not be his boss.
De vrouwen zijn misschien niet zijn baas.
0.2387
0.1063
0.3891
0.1153
0.5749
0.1072
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
A man shows a woman something.
Een man laat een vrouw iets zien.
0
Something on a clipboard is something.
Iets op een klembord is iets.
0.2391
0.1062
0.7686
0.1323
0.0
0.0997
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
The man has something to tell the woman.
De man moet de vrouw iets vertellen.
0
That a man shows a woman something implies he has something to tell the woman.
Dat een man een vrouw iets laat zien wat impliceert dat hij iets tegen de vrouw moet zeggen
0.2391
0.1062
0.6967
0.1251
0.2304
0.1217
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
Two people are looking at a clipboard.
Twee mensen kijken naar een klembord.
0
That a man shows something on a clipboard to someone implies that both are looking at the clipboard. A man and a woman are two people.
Dat een man iets op een klembord laat zien aan iemand impliceert dat beide naar het klembord kijken.
0.2391
0.1062
0.5473
0.1258
0.3841
0.1238
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
The woman is wearing blue.
De vrouw draagt blauw.
2
The woman is wearing a bright pink shirt.
De vrouw draagt een fel roze hemd.
0.2397
0.1062
0.707
0.1207
0.5134
0.1324
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
A man is teaching a woman a concept
Een man leert een vrouw een concept
1
The man may just be looking for a signature and not teaching.
De man is misschien op zoek naar een handtekening en niet naar onderwijs.
0.2389
0.1062
0.4795
0.1253
0.0001
0.1119
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
There is a man and a woman.
Er is een man en een vrouw.
0
That a man shows a woman something implies that there is both a man and a woman.
Dat een man een vrouw iets laat zien betekent dat er zowel een man als een vrouw is.
0.2389
0.1062
0.9891
0.1292
0.4908
0.1073
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
Two people are looking at notes on an electronic tablet.
Twee mensen kijken naar aantekeningen op een elektronische tablet.
2
The man and woman are looking at something on a clipboard.
De man en vrouw kijken naar iets op een klembord.
0.2389
0.1062
0.7183
0.136
0.349
0.1119
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
The man is drinking a cup of coffee.
De man drinkt een kop koffie.
2
The man is showing the woman something on the clipboard not drinking coffee.
De man toont de vrouw iets op het klembord dat geen koffie drinkt.
0.2397
0.1062
0.9434
0.1397
0.0
0.0703
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
A man is wearing a bright green shirt
Een man draagt een fel groen shirt
0
"Man is wearing a shirt" is a rephrasing of "man in a shirt".
"Man draagt een shirt" is een herhaling van "man in a shirt."
0.2397
0.1062
0.8801
0.1347
0.2168
0.1057
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
The man and the woman are employees at the same business.
De man en de vrouw zijn werknemers in hetzelfde bedrijf.
1
The man and the women may be strangers and not employees at the same business.
De man en de vrouwen kunnen vreemden zijn en geen werknemers in hetzelfde bedrijf.
0.2397
0.1062
0.9281
0.1394
0.5775
0.1231
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
A man in a green shirt shows a woman his paychecks on a clipboard.
Een man in een groen shirt toont een vrouw zijn salaris op een klembord.
1
The man may be showing a petition and not his paychecks on the clipboard.
De man kan een petitie tonen en niet zijn salaris op het klembord.
0.2397
0.1062
0.3641
0.1073
0.0579
0.0979
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
The woman shows the man a clipboard.
De vrouw toont de man een klembord.
2
The man shows the woman something on the clipboard not the woman.
De man toont de vrouw iets op het klembord, niet de vrouw.
0.2397
0.1062
0.4854
0.1139
0.2745
0.1027
A man in a bright green shirt shows a woman in a bright pink shirt something on a clipboard.
Een man in een fel groen shirt toont een vrouw in een fel roze shirt iets op een klembord.
The clipboard has writting on it.
Op het klembord staat geschreven.
1
The clipboard may have just a picture on it and no writting.
Op het klembord staat misschien alleen een foto en niet schrijven.
0.2397
0.1062
0.2096
0.1123
0.2486
0.1033
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
A man is showing a woman a funny video on his tablet
Een man toont een vrouw een grappige video op zijn tablet
1
The man may be showing a document and not a funny video on the tablet.
De man kan een document tonen en geen grappige video op de tablet.
0.0
0.0718
0.7232
0.1256
0.3565
0.1008
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
The tablet is turned on.
De tablet is ingeschakeld.
1
The tablet may be off and not on.
De tablet mag uit en niet aanstaan.
0.0
0.0718
0.6071
0.1379
0.1657
0.1176
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
The man is on another street than the woman.
De man is op een andere straat dan de vrouw.
2
A man holds some sort of tablet towards the woman so the had to me on the same street.
Een man heeft een soort tablet naar de vrouw gericht, dus het moest mij op dezelfde straat.
0.0
0.0718
0.5932
0.1191
0.0
0.0631
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
The man and woman are outdoors.
De man en vrouw zijn buiten.
0
People being on a street implies that they are outdoors.
Mensen die op straat zijn, houden in dat ze buiten zijn.
0.0
0.0718
0.4536
0.1123
0.004
0.1217
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
A man and a woman are outside.
Een man en een vrouw staan buiten.
0
That people are on a street implies that they are outside.
Dat mensen op straat zijn, betekent dat ze buiten zijn.
0.0
0.0718
0.8541
0.1327
0.5236
0.1349
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
A man and a woman are eating in a resteraunt.
Een man en een vrouw eten in een resteraunt.
2
The man was holding a tablet towards the woman so and not eating a restaurant.
De man hield een tablet vast naar de vrouw toe en at geen restaurant.
0.0
0.0718
0.4623
0.1235
0.0
0.0763
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
A man is stealing a woman's tablet
Een man steelt een vrouwentablet.
2
A man did not steal a woman's tablet he holds out some sort of tablet towards the woman.
Een man heeft geen vrouwentablet gestolen... hij houdt een soort tablet voor de vrouw.
0.0
0.0718
0.092
0.1028
0.0004
0.1084
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
A woman shows a cell phone to a person standing nearby.
Een vrouw toont een mobiele telefoon aan een persoon in de buurt.
2
A man holds a tablet towards a woman. The woman didn't show a person a cell phone.
Een man heeft een tablet voor een vrouw.
0.0
0.0718
0.8011
0.1359
0.0
0.0905
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
A couple are using a tablet to watch a video on the street.
Een paar gebruiken een tablet om een video op straat te bekijken
1
The man and the woman may be strangers and not a couple. The may be reading a document and not using the tablet to watch a video.
De man en de vrouw kunnen vreemden zijn en geen koppel. Ze kunnen een document lezen en niet de tablet gebruiken om een video te bekijken.
0.0
0.0718
0.4593
0.1292
0.3679
0.1114
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
A woman is shown a tablet by a man standing on the street.
Een vrouw wordt een tablet getoond door een man die op straat staat.
0
If there is a man on a street then it's implied the man is standing on the street.
Als er een man op straat is... betekent dat dat de man op straat staat.
0.0
0.0718
0.3091
0.1265
0.0867
0.1161
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
A man having cell phone in his hand
Een man met een mobiele telefoon in zijn hand
1
The tablet may not be a cell phone.
De tablet is mogelijk geen mobiele telefoon.
0.0
0.0718
0.9125
0.1498
0.9898
0.1431
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
A man shows directions to a museum on a tablet to a woman nearby.
Een man toont de weg naar een museum op een tablet naar een vrouw in de buurt.
1
We don't know if he's giving directions or not.
We weten niet of hij aanwijzingen geeft of niet.
0.0
0.0718
0.0703
0.1232
0.4056
0.1364
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
There are some people in a street
Er zijn mensen in een straat.
0
If a man and woman are on a street then there are some people on a street.
Als een man en een vrouw op straat zijn dan zijn er mensen op straat.
0.0
0.0718
0.7229
0.1244
0.5842
0.1363
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
The man handover the cell phone to the woman
De man geeft de mobiele telefoon door aan de vrouw
2
A man holds out some sort of tablet towards the woman, he doesn't handover a cell phone.
Een man houdt een tablet voor de vrouw, hij geeft geen mobieltje.
0.0
0.0718
0.4966
0.1417
0.0
0.0943
A man on a street in a bright t-shirt holds some sort of tablet towards a woman in a pink t-shirt and shades.
Een man op straat in een helder t-shirt heeft een soort tablet in de richting van een vrouw in een roze t-shirt en tinten.
A man is showing a woman something
Een man laat een vrouw iets zien.
0
When he holds the tablet towards the woman he is showing her something.
Als hij de tablet vasthoudt aan de vrouw laat hij haar iets zien.
0.0
0.0718
0.6913
0.1288
0.3764
0.1136
A child with a yellow cup and milk all over his face.
Een kind met een gele beker en melk op zijn gezicht.
The child spilled his milk.
Het kind morste zijn melk.
1
We don't know if the milk was spilled or poured on purpose.
We weten niet of de melk opzettelijk gemorst of gegoten is.
0.4944
0.1301
0.6488
0.131
0.3305
0.1199
A child with a yellow cup and milk all over his face.
Een kind met een gele beker en melk op zijn gezicht.
The child has a clean face.
Het kind heeft een schoon gezicht.
2
The child cannot have both a clean face and milk all over his face.
Het kind kan niet zowel een schoon gezicht als melk op zijn gezicht hebben.
0.4928
0.1302
0.9662
0.143
0.3265
0.1139
A child with a yellow cup and milk all over his face.
Een kind met een gele beker en melk op zijn gezicht.
The child had milk all over his face.
Het kind had melk op zijn gezicht.
0
Child had milk all over his face it's another way of saying child with milk all over his face.
Het kind had melk op zijn gezicht... dat is een andere manier om te zeggen: kind met melk over zijn hele gezicht.
0.4938
0.1302
0.8333
0.1461
0.4388
0.1156
Two barefoot men are playing on a green lawn outside a building with other people in the background.
Twee blote voeten mannen spelen op een groen gazon buiten een gebouw met andere mensen op de achtergrond.
Two men are barefoot on the lawn.
Twee mannen zijn blootsvoets op het gazon.
0
The men must be barefoot on the lawn interested to be barefoot men playing on a lawn.
De mannen moeten blootsvoets op het gazon zijn, geïnteresseerd om op blote voeten te spelen op een gazon.
0.381
0.1187
0.5818
0.13
0.119
0.099
Two barefoot men are playing on a green lawn outside a building with other people in the background.
Twee blote voeten mannen spelen op een groen gazon buiten een gebouw met andere mensen op de achtergrond.
Two men in sandles are on the beach.
Twee mannen in sandles zijn op het strand.
2
The two men cannot be simultaneously barefoot and wearing sandles.
De twee mannen kunnen niet tegelijk blootsvoets zijn en sandles dragen
0.3818
0.1187
0.152
0.1071
0.079
0.1369
Two barefoot men are playing on a green lawn outside a building with other people in the background.
Twee blote voeten mannen spelen op een groen gazon buiten een gebouw met andere mensen op de achtergrond.
Two men are playing barefoot lawn darts.
Twee mannen spelen op blote voeten gazon darts.
1
They are not shown to be playing lawn darts.
Er wordt niet aangetoond dat ze gazon darts spelen.
0.3824
0.1187
0.2496
0.1248
0.2072
0.1161