premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A man unlocks a blue garage door.
Een man opent een blauwe garagedeur.
A man unlocks a door to his girlfriend's house.
Een man opent een deur naar het huis van zijn vriendin.
1
Unlocking a blue garage door doesn't mean the man is at this girlfriend's house.
Een blauwe garagedeur openen betekent niet dat de man bij zijn vriendin thuis is.
0.6266
0.1397
0.3687
0.1407
0.2352
0.129
A man bending to pick something up.
Een man buigt om iets op te pikken.
A man is picking something up.
Een man pakt iets op.
0
A man bending to pick something up implies a man is picking something up.
Een man die zich buigt om iets op te pikken betekent dat een man iets oppikt.
0.0
0.0934
0.3097
0.1269
0.0001
0.0967
A man bending to pick something up.
Een man buigt om iets op te pikken.
A woman is bending to pick something up.
Een vrouw probeert iets op te pikken.
2
It is either a man or a woman.
Het is een man of een vrouw.
0.0
0.0934
0.0038
0.1093
0.9392
0.1226
A man bending to pick something up.
Een man buigt om iets op te pikken.
A man dropped something and is picking it up.
Een man liet iets vallen en pakt het op.
1
Just because a man is bending to pick something up does not necessarily mean that he dropped something.
Alleen omdat een man buigt om iets op te pikken betekent niet noodzakelijk dat hij iets liet vallen.
0.0
0.0934
0.0002
0.1192
0.0732
0.1003
A man appears to be closing a gate next to a nail-gloss ad.
Een man lijkt een poort naast een nagelglans advertentie te sluiten.
Car parks with gate on top
Parkeerplaatsen met poort op de top
2
The gate isn't next to a nail-gloss ad and on top
De poort is niet naast een nagel-glans advertentie en bovenop
0.0
0.0934
0.2532
0.1033
0.0
0.0644
A man appears to be closing a gate next to a nail-gloss ad.
Een man lijkt een poort naast een nagelglans advertentie te sluiten.
A man is closing his gate after parking his car
Een man sluit zijn poort na het parkeren van zijn auto
0
Sentence two does not follow, you cant infer the man is parking his car.
Wraak twee volgt niet, je kunt niet zeggen dat hij zijn auto parkeert.
0.0
0.0934
0.3004
0.1249
0.0
0.0907
A man appears to be closing a gate next to a nail-gloss ad.
Een man lijkt een poort naast een nagelglans advertentie te sluiten.
A man is closing his gate after parking his car in his house
Een man sluit zijn poort na het parkeren van zijn auto in zijn huis
1
You can not infer he is in his house.
Je kunt niet afleiden dat hij in zijn huis is.
0.0
0.0934
0.4687
0.1293
0.3218
0.1012
A man in a blue shirt locks a blue shutter next to a nail polish advertisement.
Een man in een blauw shirt sluit een blauwe sluiter naast een nagellak advertentie.
The man is wearing cloths.
De man draagt kleren.
0
A man in a blue shirt implies the man is wearing cloths.
Een man in een blauw shirt betekent dat de man kleren draagt.
0.0
0.094
0.5751
0.1051
0.3847
0.0966
A man in a blue shirt locks a blue shutter next to a nail polish advertisement.
Een man in een blauw shirt sluit een blauwe sluiter naast een nagellak advertentie.
The water in the fountain had all dried up.
Het water in de fontein was opgedroogd.
2
Either a man locks a blue shutter, or the water has all dried up.
Of een man sluit een blauwe sluiter, of het water is helemaal opgedroogd.
0.0
0.0941
0.7525
0.1527
0.2366
0.1114
A man in a blue shirt locks a blue shutter next to a nail polish advertisement.
Een man in een blauw shirt sluit een blauwe sluiter naast een nagellak advertentie.
Some one is locking up the shop for the night.
Iemand sluit de winkel voor de nacht.
1
Just because a man is locking a shutter next to an advertisement does not necessarily mean that he is locking up a shop for the night.
Alleen omdat een man een sluiter naast een advertentie op slot doet, betekent niet noodzakelijk dat hij een winkel sluit voor de nacht.
0.0
0.0941
0.2485
0.12
0.0372
0.1149
A man raising or lowering a blue and red garage door next to a nail polish poster.
Een man die een blauwe en rode garagedeur naast een nagellakposter laat staan.
A garage door is moving
Een garagedeur beweegt.
0
A man raising or lowering a blue and red garage door implies a garage door is moving
Een man die een blauwe en rode garagedeur verhoogt of verlaagt, betekent dat een garagedeur beweegt.
0.0633
0.0859
0.0194
0.1132
0.0
0.0983
A man raising or lowering a blue and red garage door next to a nail polish poster.
Een man die een blauwe en rode garagedeur naast een nagellakposter laat staan.
A man likes to collect nail polish posters
Een man houdt van nagellak posters verzamelen
1
Just because a man is raising or lowering a garage door next to a nail polish poster does not necessarily mean that he likes to collect nail polish posters.
Gewoon omdat een man is het verhogen of verlagen van een garage deur naast een nagellak poster betekent niet noodzakelijkerwijs dat hij graag nagellak posters te verzamelen.
0.0633
0.0859
0.3605
0.1116
0.0
0.0542
A man raising or lowering a blue and red garage door next to a nail polish poster.
Een man die een blauwe en rode garagedeur naast een nagellakposter laat staan.
The garage door is broken
De garagedeur is kapot
2
The man cannot be raising or lowering the garage door if it is broken.
De man kan de garagedeur niet optillen of verlagen als hij kapot is.
0.0637
0.0858
0.8497
0.1396
0.4815
0.0987
The children in blue are singing for a group of people.
De kinderen in blauw zingen voor een groep mensen.
Adults are singing while a group of children dressed in red listen.
Volwassenen zingen terwijl een groep kinderen in het rood luistert.
2
They are either adults or children. They are either dressed in red or blue.
Het zijn volwassenen of kinderen. Ze zijn in rood of blauw gekleed.
0.6382
0.1158
0.2993
0.1087
0.9209
0.1401
The children in blue are singing for a group of people.
De kinderen in blauw zingen voor een groep mensen.
A group of children sings Christmas Carols at a hospice center.
Een groep kinderen zingt kerstliedjes in een ziekenhuiscentrum.
1
Just because children are singing for a group of people does not necessarily mean that they are singing Christmas Carols, nor does it necessarily mean that they are at a hospice center.
Alleen omdat kinderen zingen voor een groep mensen betekent niet noodzakelijk dat ze zingen Kerstliederen, noch betekent het noodzakelijkerwijs dat ze in een hospice centrum.
0.6388
0.1158
0.7007
0.124
0.0002
0.0953
The children in blue are singing for a group of people.
De kinderen in blauw zingen voor een groep mensen.
There are people singing.
Er zingen mensen.
0
Group of people are the people.
Groep mensen zijn het volk.
0.6385
0.1157
0.0
0.0892
0.3193
0.1293
Several adults are tending their children outside on a sunny day.
Verschillende volwassenen verzorgen hun kinderen buiten op een zonnige dag.
The adults do not have children.
De volwassenen hebben geen kinderen.
2
The adults cannot be tending to their children if they do not have any children.
De volwassenen kunnen hun kinderen niet verzorgen als ze geen kinderen hebben.
0.7677
0.1365
0.971
0.137
0.7364
0.1424
Several adults are tending their children outside on a sunny day.
Verschillende volwassenen verzorgen hun kinderen buiten op een zonnige dag.
The adults have children.
De volwassenen hebben kinderen.
0
If they are tending their children, then they have children.
Als ze hun kinderen verzorgen, dan krijgen ze kinderen.
0.7677
0.1365
0.9513
0.1256
0.4001
0.1145
Several adults are tending their children outside on a sunny day.
Verschillende volwassenen verzorgen hun kinderen buiten op een zonnige dag.
The people are having a picnic.
De mensen picknicken.
1
Just because adults are tending their children outside on a sunny day does not necessarily mean that they are having a picnic.
Alleen omdat volwassenen hun kinderen buiten verzorgen op een zonnige dag betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze een picknick hebben.
0.7677
0.1365
0.0324
0.1359
0.3698
0.1249
A group of children, boys and girls, dressed in blue choir robes are standing in front of an audience.
Een groep kinderen, jongens en meisjes, gekleed in blauwe koorgewaden staan voor een publiek.
two boys preach to a group of sheep
twee jongens prediken aan een groep schapen
2
two boys cannot preach to a group of sheep and standing in front of an audience simultaneously.
Twee jongens kunnen niet prediken aan een groep schapen en tegelijkertijd voor een publiek staan.
0.3286
0.1056
0.544
0.1186
0.4058
0.1179
A group of children, boys and girls, dressed in blue choir robes are standing in front of an audience.
Een groep kinderen, jongens en meisjes, gekleed in blauwe koorgewaden staan voor een publiek.
a church choir prformance happens
een kerk koor prformance gebeurt
1
It cannot be inferred that the choir is part of a church.
Het kan niet worden afgeleid dat het koor deel uitmaakt van een kerk.
0.3289
0.1056
0.1479
0.1124
0.3383
0.1323
A group of children, boys and girls, dressed in blue choir robes are standing in front of an audience.
Een groep kinderen, jongens en meisjes, gekleed in blauwe koorgewaden staan voor een publiek.
some kids in choir robes stand near other people
sommige kinderen in koor gewaden staan naast andere mensen
0
Some kids are boys and girls, and in front of an audience means near other people.
Sommige kinderen zijn jongens en meisjes, en voor een publiek betekent dat naast andere mensen.
0.3293
0.1056
0.0001
0.0773
0.1111
0.0933
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
The children are sleeping.
De kinderen slapen.
2
They are either standing or sleeping.
Ze staan of slapen.
0.0175
0.1106
0.7305
0.1321
0.0001
0.1185
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
Children are at church.
Kinderen zijn in de kerk.
1
Just because a group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced does not necessarily mean that they are at church.
Alleen omdat een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen voor een menigte staan met hun handen onderling verbonden betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze in de kerk zijn.
0.0175
0.1106
0.6555
0.1279
0.0511
0.1082
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
A group of adults sing to the crowd.
Een groep volwassenen zingt voor de menigte.
2
in a both sentence children and adults are not same.
in een zin zijn kinderen en volwassenen niet hetzelfde.
0.0181
0.1106
0.6974
0.1241
0.1541
0.1359
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
the children are at home sleeping
de kinderen slapen thuis
2
in a both sentence wearing and sleeping are different.
in een zin die zowel draagt als slaapt zijn anders.
0.0175
0.1106
0.5574
0.1296
0.0
0.0724
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
some chilldren standing
sommige chilldren staand
0
A group of young children are standing in front of a crowd implies some chilldren standing
Een groep jonge kinderen staat voor een menigte.
0.0175
0.1106
0.0
0.0458
0.0002
0.0942
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
Choir of young children are about to perform for the crowd.
Koor van jonge kinderen staan op het punt op te treden voor de menigte.
1
Just because a group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced does not necessarily mean that they are a choir, nor that they are about to perform.
Alleen omdat een groep jonge kinderen met blauwe gewaden voor een menigte staan met onderling verbonden handen betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze een koor zijn, noch dat ze op het punt staan op te treden.
0.0173
0.1105
0.3084
0.1209
0.1926
0.1048
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
The children are singing.
De kinderen zingen.
1
Just because a group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced does not necessarily mean that they are singing.
Alleen maar omdat een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen voor een menigte staan met hun handen onderling verbonden betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze zingen.
0.0173
0.1105
0.7815
0.1363
0.0174
0.1122
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
A group of children play tag outside.
Een groep kinderen speelt tag buiten.
2
in a both sentence wearing and play are not same.
in een zin dragen en spelen zijn niet hetzelfde.
0.0177
0.1106
0.0001
0.1092
0.0
0.0999
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
A choir performs
Een koor treedt op
1
Just because a group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced does not necessarily mean that they are a choir, nor that they are performing.
Alleen omdat een groep jonge kinderen met blauwe gewaden voor een menigte staan met onderling verbonden handen betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze een koor zijn, noch dat ze optreden.
0.0182
0.1106
0.5414
0.1441
0.2691
0.1141
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
The crowd can see the children.
Het publiek kan de kinderen zien.
0
A group of young children are standing in front of a crowd implies the crowd can see the children.
Een groep jonge kinderen staat voor een menigte, wat betekent dat de menigte de kinderen kan zien.
0.0177
0.1106
0.5926
0.1102
0.2746
0.1083
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
A group of children stand in front of a group of people.
Een groep kinderen staat voor een groep mensen.
0
A group of young children are standing in front of a crowd with their hands interlaced implies a group of children stand in front of a group of people.
Een groep jonge kinderen staat voor een menigte met hun handen onderling verbonden impliceert een groep kinderen staan voor een groep mensen.
0.018
0.1106
0.0227
0.1176
0.0
0.0843
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
the children are siblings
de kinderen zijn broers en zussen
1
Just because a group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced does not necessarily mean that they are siblings.
Alleen omdat een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen voor een menigte staan met hun handen onderling verbonden betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze broers en zussen zijn.
0.0174
0.1106
0.94
0.1293
0.2881
0.1128
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
Children are holding hands.
Kinderen houden elkaars hand vast.
0
A group of young children are standing in front of a crowd with their hands interlaced implies Children are holding hands.
Een groep jonge kinderen staat voor een menigte met hun handen onderling verbonden impliceert dat kinderen elkaars handen vasthouden.
0.0174
0.1106
0.7597
0.1287
0.2497
0.1048
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
A group of children stand in front of a crowd
Een groep kinderen staat voor een menigte
0
The group of children are standing in front of a crowd is iterated twice.
De groep kinderen staan voor een menigte wordt twee keer geiterd.
0.0174
0.1106
0.2497
0.1356
0.0
0.0727
A group of young children wearing blue robes are standing in front of a crowd with their hands interlaced.
Een groep jonge kinderen die blauwe gewaden dragen staan voor een menigte met hun handen onderling verbonden.
Children are swimming.
Kinderen zwemmen.
2
in a both sentence wearing and swimming both are not same.
in een zin dragen en zwemmen zijn beide niet hetzelfde.
0.0174
0.1106
0.1208
0.1089
0.0001
0.107
Two men standing outside wearing jackets and caps.
Twee mannen die buiten jassen en petten dragen.
Two men are outdoors.
Twee mannen zijn buiten.
0
The two men standing outside are outdoors.
De twee mannen die buiten staan zijn buiten.
0.1289
0.0981
0.7411
0.1138
0.1219
0.0877
Two men standing outside wearing jackets and caps.
Twee mannen die buiten jassen en petten dragen.
Two men are swimming.
Twee mannen zwemmen.
2
in a both sentence standing and swimming are different.
in een zin staan en zwemmen zijn anders.
0.1289
0.0981
0.7012
0.126
0.0001
0.1033
Two men standing outside wearing jackets and caps.
Twee mannen die buiten jassen en petten dragen.
Two men are at a baseball game.
Twee mannen zijn bij een honkbalwedstrijd.
1
the men are not necessarily at a game
de mannen zijn niet per se bij een spel
0.1291
0.0982
0.7479
0.1364
0.2012
0.1185
Two men dressed jackets and hats are standing on a terrace
Twee mannen gekleed jasjes en hoeden staan op een terras
2 well dressed men are outside
2 goed geklede mannen zijn buiten
0
In order to be standing on a terrace the men must be outside.
Om op een terras te kunnen staan moeten de mannen buiten zijn.
0.6921
0.1294
0.7614
0.127
0.4207
0.1237
Two men dressed jackets and hats are standing on a terrace
Twee mannen gekleed jasjes en hoeden staan op een terras
3 women are outside
3 vrouwen zijn buiten
2
Two and 3 represent different number of people. man and women are of different gender.
Twee en drie vertegenwoordigen verschillende aantallen mensen. man en vrouw zijn van verschillend geslacht.
0.6921
0.1294
0.8286
0.1141
0.8426
0.122
Two men dressed jackets and hats are standing on a terrace
Twee mannen gekleed jasjes en hoeden staan op een terras
2 men in suits are outside
2 mannen in pakken zijn buiten
1
It cannot be inferred that the men are outside.
Men kan niet afleiden dat de mannen buiten zijn.
0.6924
0.1293
0.0
0.1019
0.2425
0.1087
Four children are standing to pose for a photo.
Vier kinderen poseren voor een foto.
Four children are posing for a photo.
Vier kinderen poseren voor een foto.
0
The four children are posing by standing.
De vier kinderen poseren door te staan.
0.8359
0.1245
0.9506
0.1297
0.3873
0.1075
Four children are standing to pose for a photo.
Vier kinderen poseren voor een foto.
Four adults are standing to pose for a photo.
Vier volwassenen poseren voor een foto.
2
in a both sentence children and adults are not same.
in een zin zijn kinderen en volwassenen niet hetzelfde.
0.8356
0.1245
0.7683
0.1225
0.1524
0.136
Four children are standing to pose for a photo.
Vier kinderen poseren voor een foto.
Some children are standing to pose for a photo.
Sommige kinderen poseren voor een foto.
1
some is not necessarily four
sommige is niet noodzakelijk vier
0.8354
0.1244
0.7119
0.1196
0.0
0.066
A surfer looks behind him to see the next wave.
Een surfer kijkt achter hem om de volgende golf te zien.
A surfer stays attentive to his surroundings.
Een surfer blijft op zijn omgeving letten.
0
If a surfer stays attentive to his surroundings, he must be aware of the next wave coming behind him.
Als een surfer op zijn omgeving let, moet hij zich bewust zijn van de volgende golf achter hem.
0.2148
0.1032
0.5087
0.1362
0.1546
0.1199
A surfer looks behind him to see the next wave.
Een surfer kijkt achter hem om de volgende golf te zien.
A surfer cuts into his next wave.
Een surfer snijdt in zijn volgende golf.
1
To cuts into a wave you must face the wave.
Om in een golf te snijden moet je de golf onder ogen zien.
0.2135
0.1032
0.0
0.0918
0.0
0.0925
A surfer looks behind him to see the next wave.
Een surfer kijkt achter hem om de volgende golf te zien.
A surfer standing on the beach next to his board.
Een surfer op het strand naast zijn bord.
2
He cannot look behind him to see the wave if he is still standing on the beach.
Hij kan niet achter hem kijken om de golf te zien als hij nog op het strand staat.
0.2149
0.1032
0.3688
0.1063
0.2743
0.1242
A group of people in orange life vests are boarding rafts in the arctic.
Een groep mensen in oranje reddingsvesten zijn aan boord van vlotten in de Noordpool.
The life vests are red.
De reddingsvesten zijn rood.
2
in a both sentence orange and red are not same.
in een zin oranje en rood zijn niet hetzelfde.
0.4449
0.1324
0.5981
0.1129
0.2202
0.1184
A group of people in orange life vests are boarding rafts in the arctic.
Een groep mensen in oranje reddingsvesten zijn aan boord van vlotten in de Noordpool.
The life vests work well.
De reddingsvesten werken goed.
1
it is not necessarily true the vests work well
Het is niet noodzakelijk dat de vesten goed werken.
0.4449
0.1324
0.0002
0.0969
0.2359
0.1209
A group of people in orange life vests are boarding rafts in the arctic.
Een groep mensen in oranje reddingsvesten zijn aan boord van vlotten in de Noordpool.
There are people.
Er zijn mensen.
0
The group is made up of people.
De groep bestaat uit mensen.
0.4454
0.1324
0.9616
0.1273
0.9671
0.1308
A group of four kids stand in front of a statue of a large animal.
Een groep van vier kinderen staat voor een beeld van een groot dier.
the kids are black
De kinderen zijn zwart.
1
the kids are not necessarily black
de kinderen zijn niet per se zwart
0.2177
0.1143
0.3128
0.0996
0.0
0.1123
A group of four kids stand in front of a statue of a large animal.
Een groep van vier kinderen staat voor een beeld van een groot dier.
the kids are seated
De kinderen zitten.
2
in a both sentence kids and animal are different.
Kinderen en dieren zijn anders in een zin.
0.2175
0.1143
0.0784
0.1156
0.0106
0.1199
A group of four kids stand in front of a statue of a large animal.
Een groep van vier kinderen staat voor een beeld van een groot dier.
four kids standing
vier kinderen staand
0
The four kids that stand in front of the statue are standing.
De vier kinderen die voor het standbeeld staan staan.
0.2182
0.1143
0.1508
0.0968
0.2989
0.1053
a kid doing tricks on a skateboard on a bridge
een kind dat trucs doet op een skateboard op een brug
a kid is skateboarding
een kind skateboardt
0
The kid doing tricks on a skateboard must be skateboarding in order to do the tricks.
De jongen die trucs doet op een skateboard moet skateboarden om de trucs te doen.
0.1299
0.1072
0.1545
0.1459
0.1949
0.097
a kid doing tricks on a skateboard on a bridge
een kind dat trucs doet op een skateboard op een brug
a kid is inside
Een kind is binnen.
2
in a both sentence bridge and inside are not same.
in een zowel zin brug als binnen zijn niet hetzelfde.
0.1311
0.1071
0.6194
0.1156
0.0
0.0722
a kid doing tricks on a skateboard on a bridge
een kind dat trucs doet op een skateboard op een brug
a kid is on the golden gate bridge
een kind is op de gouden poort brug
1
the bridge is not necessarily the golden gate bridge
de brug is niet noodzakelijk de gouden poort brug
0.1297
0.1072
0.1778
0.11
0.233
0.0948
A dog with a blue collar plays ball outside.
Een hond met een blauwe halsband speelt bal buiten.
a dog is on the couch
Een hond ligt op de bank.
2
The dog cant be on the couch when it is playing outside.
De hond kan niet op de bank als hij buiten speelt.
0.3212
0.1186
0.884
0.1316
0.5718
0.121
A dog with a blue collar plays ball outside.
Een hond met een blauwe halsband speelt bal buiten.
a dog is outside
er is een hond buiten
0
In order for the dog to play ball he must be outside.
Om de hond te laten spelen moet hij buiten zijn.
0.3212
0.1186
0.7491
0.1302
0.2222
0.1327
A dog with a blue collar plays ball outside.
Een hond met een blauwe halsband speelt bal buiten.
a dog is chasing a ball
een hond zit achter een bal aan
1
It cannot be inferred that the dog is chasing the ball.
Het kan niet worden afgeleid dat de hond achter de bal aanzit
0.3212
0.1186
0.0
0.1112
0.0
0.1129
Four dirty and barefooted children.
Vier vieze en blote voeten kinderen.
four children have dirty feet.
Vier kinderen hebben vuile voeten.
0
The children are dirty and barefooted so they probably also have dirty feet.
De kinderen zijn vies en blootsvoets dus ze hebben waarschijnlijk ook vuile voeten.
0.0436
0.101
0.4173
0.1196
0.1583
0.1122
Four dirty and barefooted children.
Vier vieze en blote voeten kinderen.
four kids won awards for 'cleanest feet'
vier kinderen wonnen prijzen voor'schoonste voeten'
2
in a both sentence dirty and cleanest are not same.
in een beide zin vuil en schoonste zijn niet hetzelfde.
0.0436
0.101
0.3029
0.112
0.0
0.078
Four dirty and barefooted children.
Vier vieze en blote voeten kinderen.
four homeless children had their shoes stolen, so their feet are dirty.
Vier dakloze kinderen hebben hun schoenen gestolen, dus hun voeten zijn vies.
1
the children are not necessarily homeless
de kinderen zijn niet noodzakelijk dakloos
0.046
0.1009
0.3846
0.1052
0.7115
0.1369
A man is surfing in a bodysuit in beautiful blue water.
Een man surft in een lijkpak in prachtig blauw water.
A man in a bodysuit is competing in a surfing competition.
Een man in een bodysuit doet mee aan een surfwedstrijd.
1
the man is not necessarily competing
de man is niet per se competitief
0.5112
0.1175
0.7024
0.1386
0.5658
0.1244
A man is surfing in a bodysuit in beautiful blue water.
Een man surft in een lijkpak in prachtig blauw water.
A man in a business suit is heading to a board meeting.
Een man in een zakenpak gaat naar een bestuursvergadering.
2
That is either a business suit or bodysuit.
Dat is een zakenpak of een bodysuit.
0.5113
0.1174
0.3934
0.1289
0.1277
0.1115
A man is surfing in a bodysuit in beautiful blue water.
Een man surft in een lijkpak in prachtig blauw water.
On the beautiful blue water there is a man in a bodysuit surfing.
Op het mooie blauwe water is er een man in een bodysuit surfen.
0
The man is in a bodysuit and he is surfing on the water.
De man zit in een lijkpak en surft op het water.
0.5114
0.1174
0.3313
0.1302
0.4964
0.1171