premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A blond woman with two children is checking out at a Walmart register.
Een blonde vrouw met twee kinderen gaat naar een Walmart kassa.
Food makes people hungry
Voedsel maakt mensen hongerig
2
Either the woman is being checked out at a Walmart register or food makes people hungry.
Ofwel wordt de vrouw uitgecheckt in een Walmart register of eten maakt mensen hongerig.
0.5957
0.1091
0.9072
0.1279
0.1615
0.0946
A blond woman with two children is checking out at a Walmart register.
Een blonde vrouw met twee kinderen gaat naar een Walmart kassa.
A mother is with her two children at walmart
Een moeder is met haar twee kinderen op Walmart
0
A blond women is a mother and checking out a walmart register means she is at walmart
Een blonde vrouw is een moeder en het controleren van een walmart register betekent dat ze op Walmart
0.5953
0.1092
0.7921
0.1312
0.0
0.0769
A woman sitting in a laundromat looking at the camera.
Een vrouw die in een wasserette naar de camera kijkt.
A monkey is eating a banana.
Een aap eet een banaan.
2
A woman is human a monkey is an animal.
Een vrouw is menselijk een aap is een dier.
0.0
0.1149
0.692
0.136
0.4999
0.13
A woman sitting in a laundromat looking at the camera.
Een vrouw die in een wasserette naar de camera kijkt.
A woman is modeling appliances for the camera.
Een vrouw maakt modellen voor de camera.
1
Modeling appliances cannot be inferred just from knowing a woman is in a laundromat and looking at a camera.
Modelleerapparaten kunnen niet worden afgeleid uit het feit dat een vrouw in een wasserette zit en naar een camera kijkt
0.0
0.1149
0.5294
0.1117
0.0
0.0948
A woman sitting in a laundromat looking at the camera.
Een vrouw die in een wasserette naar de camera kijkt.
There is a woman in a room.
Er is een vrouw in een kamer.
0
A woman sitting in a laundromat is same as sitting in a room
Een vrouw in een wasserette is hetzelfde als zitten in een kamer
0.0
0.1149
0.9165
0.133
0.0
0.1178
A young boy paddles across the water in a makeshift boat.
Een jongen peddelt over het water in een geïmproviseerde boot.
A boy is boating in a pond.
Een jongen vaart in een vijver.
1
Paddling across the water in a makeshift boat does not imply one is boating in a pond.
Peddelen over het water in een geïmproviseerde boot betekent niet dat men varen in een vijver.
0.7579
0.1272
0.7835
0.1477
0.1266
0.1103
A young boy paddles across the water in a makeshift boat.
Een jongen peddelt over het water in een geïmproviseerde boot.
A boy is in a boat.
Een jongen zit in een boot.
0
To paddle across the water, one must be in a boat.
Om over het water te peddelen, moet je in een boot zitten.
0.7579
0.1272
0.9797
0.1374
0.6571
0.1241
A young boy paddles across the water in a makeshift boat.
Een jongen peddelt over het water in een geïmproviseerde boot.
A boy is swimming.
Een jongen zwemt.
2
the boy can not be swimming while paddling a makeshift boat.
De jongen kan niet zwemmen terwijl hij een geïmproviseerde boot peddelt.
0.7587
0.1272
0.8595
0.1393
0.4851
0.1206
A baseball player is about to throw a baseball.
Een honkballer staat op het punt om een honkbal te gooien.
A baseball playing is throwing a ball
Een honkbalspel is een bal gooien
1
About to throw does not necessarily imply throwing a ball.
Op het punt om te gooien betekent niet noodzakelijkerwijs gooien van een bal.
0.4465
0.1161
0.0396
0.121
0.0003
0.0932
A baseball player is about to throw a baseball.
Een honkballer staat op het punt om een honkbal te gooien.
A baseball player is swinging to hit the ball.
Een honkballer zwaait om de bal te raken.
0
"baseball player is swinging to hit the ball" that "baseball player is about to throw"
"Honkbalspeler zwaait om de bal te raken" die "honkbalspeler staat op het punt te gooien"
0.4488
0.1161
0.0361
0.1001
0.0
0.0678
A baseball player is about to throw a baseball.
Een honkballer staat op het punt om een honkbal te gooien.
A baseball is broken
Een honkbal is gebroken
2
You can not throw a broken baseball.
Je kunt geen gebroken honkbal gooien.
0.4475
0.1161
0.4556
0.0992
0.4497
0.1015
A dog zips along the beach.
Een hond ritst langs het strand.
A dog is chasing a ball on the beach.
Een hond zit achter een bal aan op het strand.
1
You cannot infer that a dog is chasing a ball just from "a dog zips".
Je kunt niet afleiden dat een hond een bal najaagt uit "een hondenrits."
0.4035
0.1136
0.0001
0.1084
0.059
0.0779
A dog zips along the beach.
Een hond ritst langs het strand.
A dog is sleeping in the living room.
Een hond slaapt in de woonkamer.
2
A sleeping dog does not zips.
Een slapende hond ritst niet.
0.4022
0.1136
0.7634
0.1347
0.0005
0.0994
A dog zips along the beach.
Een hond ritst langs het strand.
A dog is outside.
Er staat een hond buiten.
0
A dog zips along the beach simply means it is outside
Een hond ritst langs het strand, betekent gewoon dat het buiten is.
0.4022
0.1136
0.7414
0.1358
0.1061
0.0966
A white dog runs along a rocky shoreline.
Een witte hond loopt langs een rotsachtige kustlijn.
A dog is running up the stairs at home.
Een hond rent thuis de trap op.
2
the dog can not be running up stairs at home and along a rocky shoreline.
de hond kan niet naar boven lopen trap thuis en langs een rotsachtige kustlijn.
0.787
0.1273
0.4605
0.1285
0.0
0.0853
A white dog runs along a rocky shoreline.
Een witte hond loopt langs een rotsachtige kustlijn.
A dog is running with his owner outside.
Een hond rent met zijn eigenaar buiten.
1
A dog running along a shoreline does not necessarily mean he is running with his owner.
Een hond die langs een kustlijn loopt betekent niet noodzakelijk dat hij met zijn eigenaar meeloopt.
0.7855
0.1274
0.4703
0.1186
0.4839
0.1356
A white dog runs along a rocky shoreline.
Een witte hond loopt langs een rotsachtige kustlijn.
A dog is running outside.
Er loopt een hond naar buiten.
0
Shoreline is outside.
Shoreline is buiten.
0.7853
0.1273
0.4707
0.1292
0.6241
0.1133
A fuzzy white lap dog runs along a rocky beach.
Een wazige witte schoothond loopt langs een rotsstrand.
A dog runs across the beach.
Een hond loopt over het strand.
0
A fuzzy white lap dog runs along a rocky beach is same as dog running in a beach
Een wazige witte schoot hond loopt langs een rotsstrand is hetzelfde als hond rennen in een strand
0.2596
0.1029
0.5813
0.1259
0.0
0.072
A fuzzy white lap dog runs along a rocky beach.
Een wazige witte schoothond loopt langs een rotsstrand.
A dog chases birds on the beach.
Een hond jaagt op vogels op het strand.
1
A dog could be running along the beach for many reasons besides chasing birds.
Een hond kan om vele redenen langs het strand rennen naast het achtervolgen van vogels.
0.2598
0.1029
0.7263
0.1333
0.695
0.1201
A fuzzy white lap dog runs along a rocky beach.
Een wazige witte schoothond loopt langs een rotsstrand.
A dog snuggle down under blankets on the couch.
Een hond knuffelt onder dekens op de bank.
2
One dog is doing an action of snuggle while the other runs these are opposite.
Een hond doet een actie van knuffelen terwijl de andere loopt deze zijn tegenovergesteld.
0.2598
0.1029
0.3709
0.1033
0.0
0.0724
A small white dog running on a pebble covered beach.
Een kleine witte hond die op een kiezelstrand loopt.
A dog on the beach.
Een hond op het strand.
0
A small white dog running on a pebble covered beach. is just as dog running in the beach
Een kleine witte hond die op een kiezelstrand loopt. is net zo hond die op het strand loopt.
0.4053
0.1127
0.9449
0.1254
0.1096
0.0758
A small white dog running on a pebble covered beach.
Een kleine witte hond die op een kiezelstrand loopt.
A seagull on the dock.
Een meeuw op het dok.
2
A dog and a seagull are different animals.
Een hond en een meeuw zijn verschillende dieren.
0.4049
0.1127
0.7357
0.1133
0.9898
0.1423
A small white dog running on a pebble covered beach.
Een kleine witte hond die op een kiezelstrand loopt.
A dog runs after his boy and the frisbee.
Een hond rent achter zijn jongen en de frisbee aan.
1
A dog could be running on a beach for many reasons. Running after a boy and frisbee add a lot more context and can't be inferred just from knowing that the dog is running. "Running after" is more specific than "running".
Een hond kan worden rennen op een strand om vele redenen. Running na een jongen en frisbee voegen veel meer context en kan niet worden afgeleid uit de wetenschap dat de hond loopt. "Running na" is meer specifiek dan "running".
0.4061
0.1127
0.2673
0.1024
0.0
0.0269
A baseball player is putting all his might in to throwing a ball.
Een honkballer zet alles in het werk om een bal te gooien.
Player is giving the ball away
De speler geeft de bal weg
1
"Giving the ball away" suggest that the player is throwing it to another player, which can't be inferred from just knowing that the player is throwing the ball.
"Het weggeven van de bal" suggereren dat de speler gooit het naar een andere speler, die niet kan worden afgeleid uit gewoon weten dat de speler is gooien van de bal.
0.2852
0.1081
0.0004
0.1334
0.0
0.0471
A baseball player is putting all his might in to throwing a ball.
Een honkballer zet alles in het werk om een bal te gooien.
Pitcher is winding up a throw
Pitcher maakt een worp
0
If someone is going to throw they are throwing
Als iemand gaat gooien, gooien ze.
0.2852
0.1081
0.0
0.0722
0.0
0.0995
A baseball player is putting all his might in to throwing a ball.
Een honkballer zet alles in het werk om een bal te gooien.
The player tossed the football
De speler gooide de voetbal
2
Baseball and football are different games.
Honkbal en voetbal zijn verschillende spellen.
0.2853
0.1081
0.0
0.1131
0.9874
0.1467
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
The cheerleaders are wearing blue.
De cheerleaders dragen blauw.
1
cheering doesn't always mean wearing blue
juichen betekent niet altijd blauw dragen
0.4509
0.1123
0.6114
0.1303
0.0015
0.1134
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
An empty field.
Een leeg veld.
2
There cannot be an empty field while there are cheerleaders on it.
Er kan geen leeg veld zijn als er cheerleaders op staan.
0.4523
0.1123
0.9869
0.1321
0.3979
0.141
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
Some people are cheering on a field.
Sommige mensen juichen op een veld.
0
Cheerleaders are people.
Cheerleaders zijn mensen.
0.4523
0.1123
0.7322
0.1278
0.7701
0.1294
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
Cheerleaders are waiting for the game to begin.
Cheerleaders wachten tot het spel begint.
1
Cheerleaders can cheer on a field at any point in a game, not only while they are waiting for the game to begin.
Cheerleaders kunnen juichen op een veld op elk moment in een spel, niet alleen terwijl ze wachten tot het spel begint.
0.4523
0.1123
0.4777
0.1281
0.5798
0.1223
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
The football player killed the cheerleader with his bullet pass.
De footballspeler doodde de cheerleader met zijn kogelpas.
2
the cheerleader can not be being killed while cheering on the field.
De cheerleader kan niet gedood worden tijdens het juichen op het veld.
0.4504
0.1123
0.2594
0.0931
0.4886
0.1213
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
The Dallas Cowboys' cheerleaders are trying to pump-up the crowd.
De Dallas Cowboys' cheerleaders proberen de menigte op te pompen.
1
It is impossible to infer that the cheerleaders are specifically Dallas Cowboys' cheerleaders without this extra information added, since there are many different sports teams that have cheerleaders. Cheerleaders could be cheering at a practice, not specifically at a game, so "pump-up the crowd" gives more context, such as there being a large crowd and the setting being a game, that is not otherwise included.
Het is onmogelijk om aan te tonen dat de cheerleaders zijn specifiek Dallas Cowboys' cheerleaders zonder deze extra informatie toegevoegd, omdat er veel verschillende sportteams die cheerleaders hebben. Cheerleaders kunnen worden juichen op een praktijk, niet specifiek bij een spel, dus "pomp-up de menigte" geeft meer context, zoals er een grote menigte en de setting is een spel, dat is anders niet inbegrepen.
0.4504
0.1123
0.369
0.0985
0.0
0.0095
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
There are people outdoors.
Er zijn mensen buiten.
0
Cheerleaders are people, fields are outdoors.
Cheerleaders zijn mensen, velden zijn buiten.
0.4504
0.1123
0.5914
0.1371
0.1341
0.1092
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
Cheerleaders cheer on a field for an activity.
Cheerleaders juichen op een veld voor activiteit.
0
Cheerleaders are on the field cheering it is the same as cheer on a field for an activity.
Cheerleaders zijn op het veld juichen het is hetzelfde als juichen op een veld voor een activiteit.
0.4504
0.1123
0.2924
0.1024
0.0346
0.1036
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
People cheering.
Mensen juichen.
0
Here people are Cheerleaders cheering in the field
Hier zijn de cheerleaders die juichen in het veld
0.4515
0.1123
0.0001
0.1159
0.3627
0.1214
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
People sit on the snow-covered bench.
Mensen zitten op de bank met sneeuw bedekt.
2
Cheering is active sit is not.
Cheering is actief zitten is dat niet.
0.4515
0.1123
0.2264
0.1282
0.0
0.0767
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
Cheerleaders cheering.
Cheerleaders juichen.
0
Cheerleaders are on the field cheering is same as Cheerleaders cheering.
Cheerleaders zijn op het veld juichen is hetzelfde als cheerleaders juichen.
0.4509
0.1124
0.1396
0.1123
0.0739
0.0822
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
Some football players are practicing a running play.
Sommige voetballers oefenen een hardloopspel.
2
Cheering and running are two different things.
Gejuich en vluchten zijn twee verschillende dingen.
0.4509
0.1124
0.3771
0.1005
0.3339
0.1181
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
The cheerleaders cheer for the start of the big game.
De cheerleaders juichen voor het begin van het grote spel.
1
Cheerleaders could be on the field cheering at any time during the game, it can't be inferred from sentence 1 that it is at the start of the game. Cheerleaders cheer at all games, so there is no way to infer from sentence 1 that they are cheering at the big game.
Cheerleaders kunnen op het veld juichen op elk moment tijdens het spel, het kan niet worden afgeleid uit zin 1 dat het is aan het begin van het spel. Cheerleaders juichen bij alle games, dus er is geen manier om te afleiden uit zin 1 dat ze juichen op het grote spel.
0.4509
0.1124
0.5721
0.1146
0.0055
0.0636
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
Cheerleaders cheer for the football team.
Cheerleaders juichen voor het voetbalteam.
1
Many different sports teams have cheerleaders, so it can't be inferred from sentence 1 that they are cheering for a football team.
Veel verschillende sportteams hebben cheerleaders, dus het kan niet worden afgeleid uit zin 1 dat ze juichen voor een voetbalteam.
0.4537
0.1124
0.6179
0.1226
0.17
0.1121
Cheerleaders are on the field cheering.
Cheerleaders juichen op het veld.
An old man wearing a diaper.
Een oude man in een luier.
2
Cheerleaders and a man are different descriptions of people.
Cheerleaders en een man zijn verschillende beschrijvingen van mensen.
0.4535
0.1123
0.0002
0.1075
0.4655
0.1125
A woman holding a boombox.
Een vrouw met een boombox.
A man holding a boombox.
Een man met een boombox.
2
The person holding a boombox cannot be both a man and a woman.
De persoon met een boombox kan niet zowel een man als een vrouw zijn.
0.0001
0.1
0.0001
0.107
0.1541
0.1062
A woman holding a boombox.
Een vrouw met een boombox.
A sad woman holding a boombox.
Een trieste vrouw met een boombox.
1
Sad is a specific emotion, people are not always sad.
Triest is een specifieke emotie, mensen zijn niet altijd verdrietig.
0.0001
0.1
0.0
0.0936
0.4833
0.1238
A woman holding a boombox.
Een vrouw met een boombox.
A person holding a boombox.
Een persoon met een boombox.
0
Woman is person.
Vrouw is persoon.
0.0001
0.1
0.0
0.105
0.8221
0.1108
A woman in a blue shirt and green hat looks up at the camera.
Een vrouw met een blauw shirt en groene hoed kijkt naar de camera.
A woman wearing a blue shirt and green hat looks at the camera
Een vrouw met een blauw shirt en groene hoed kijkt naar de camera
0
Being in clothing is the same as wearing clothing.
In kleding zijn is hetzelfde als kleding dragen.
0.618
0.1229
0.699
0.1255
0.4115
0.1095
A woman in a blue shirt and green hat looks up at the camera.
Een vrouw met een blauw shirt en groene hoed kijkt naar de camera.
A woman wearing a blue shirt and green hat smiles at the camera
Een vrouw met een blauw shirt en een groene hoed glimlacht naar de camera
1
Just because a woman looks up at a camera doesn't imply that she smiles.
Omdat een vrouw naar een camera kijkt, betekent niet dat ze lacht.
0.6179
0.123
0.7758
0.1298
0.3003
0.1297
A woman in a blue shirt and green hat looks up at the camera.
Een vrouw met een blauw shirt en groene hoed kijkt naar de camera.
A woman wearing a blue shirt and green hat is on her cellphone
Een vrouw met een blauw shirt en groene hoed op haar mobiel.
2
the woman is looking up at the camera. she may not be on her cellphone.
De vrouw kijkt naar de camera.
0.6183
0.123
0.5993
0.0896
0.1921
0.1253
Cheerleaders are doing a cheer at a football field.
Cheerleaders juichen op een voetbalveld.
The cheerleaders are wearing black and red uniforms.
De cheerleaders dragen zwarte en rode uniformen.
1
Not all cheerleaders doing a cheer at a football field wear black and red uniforms.
Niet alle cheerleaders die juichen op een voetbalveld dragen zwarte en rode uniformen.
0.3438
0.1177
0.7711
0.1396
0.5311
0.1271
Cheerleaders are doing a cheer at a football field.
Cheerleaders juichen op een voetbalveld.
The cheerleaders are wearing clothes.
De cheerleaders dragen kleren.
0
Cheerleaders are not naked on a football field.
Cheerleaders zijn niet naakt op een voetbalveld.
0.3417
0.1178
0.6827
0.1152
0.6525
0.1412
Cheerleaders are doing a cheer at a football field.
Cheerleaders juichen op een voetbalveld.
The cheerleaders are at the basketball arena.
De cheerleaders zijn in de basketbal arena.
2
the cheerleaders ca not be on a basketball arena and also a football field.
de cheerleaders niet op een basketbal arena en ook een voetbalveld.
0.3417
0.1178
0.4038
0.121
0.0
0.0813
An excited, smiling woman stands at a red railing as she holds a boombox to one side.
Een opgewonden, glimlachende vrouw staat aan een rode leuning terwijl ze een boombox aan één kant vasthoudt.
A human standing.
Een mens.
0
in a both sentence exctied and standing is different
in een zin die is verwijderd en die staat is anders
0.2997
0.1063
0.0009
0.0996
0.0
0.0725
An excited, smiling woman stands at a red railing as she holds a boombox to one side.
Een opgewonden, glimlachende vrouw staat aan een rode leuning terwijl ze een boombox aan één kant vasthoudt.
A tall human stanindg.
Een lange menselijke strottenhoofd.
1
Not all women are tall.
Niet alle vrouwen zijn lang.
0.2998
0.1062
0.0001
0.0995
0.0001
0.0963
An excited, smiling woman stands at a red railing as she holds a boombox to one side.
Een opgewonden, glimlachende vrouw staat aan een rode leuning terwijl ze een boombox aan één kant vasthoudt.
Nobody is standing.
Er staat niemand.
2
a woman is standing. not nobody
een vrouw staat. niet niemand
0.2997
0.1063
0.0
0.101
0.2332
0.0813
A lady is kneeling wearing a blue shirt.
Een dame knielt in een blauw shirt.
A lady is close to the floor.
Een dame is dicht bij de vloer.
0
In order to be close to the floor, the lady must be kneeling.
Om dicht bij de vloer te zijn, moet de dame knielen.
0.455
0.1201
0.4225
0.1058
0.2172
0.112
A lady is kneeling wearing a blue shirt.
Een dame knielt in een blauw shirt.
A lady is kneeling before the priest at church.
Een dame knielt voor de priester in de kerk.
1
All ladies kneeling are not kneeling before the priest at church.
Alle dames knielen niet voor de priester in de kerk.
0.4542
0.1201
0.7023
0.1266
0.1737
0.1084
A lady is kneeling wearing a blue shirt.
Een dame knielt in een blauw shirt.
The woman is doing jumping jacks outside.
Die vrouw is buiten aan het springen.
2
Jumping jacks are not done while kneeling.
Springen jacks zijn niet klaar tijdens het knielen.
0.4537
0.1201
0.0
0.0859
0.0
0.0491
The silhouette of three people in front of a wall.
Het silhouet van drie mensen voor een muur.
The people are by the wall.
De mensen zijn bij de muur.
0
The silhouette of people is being cast on a wall they are near.
Het silhouet van mensen wordt op een muur geworpen waar ze dichtbij zijn.
0.754
0.1164
0.0
0.1103
0.6363
0.1085
The silhouette of three people in front of a wall.
Het silhouet van drie mensen voor een muur.
The people are running down the country road.
De mensen rennen over de landweg.
2
three people can not be standing in front of a wall and also running down a country road.
Drie mensen kunnen niet voor een muur staan en ook op een landweg lopen.
0.754
0.1164
0.169
0.1247
0.2304
0.1235
The silhouette of three people in front of a wall.
Het silhouet van drie mensen voor een muur.
The wall is painted.
De muur is geschilderd.
1
There is no implication that the wall has any type of decoration or is painted.
Er is geen implicatie dat de muur heeft geen enkele vorm van decoratie of is geschilderd.
0.7544
0.1164
0.9198
0.1228
0.5323
0.1128
Two people wearing blue clothing are making hand gestures next to one another.
Twee mensen in blauwe kleding maken handgebaren naast elkaar.
A man and a woman are standing next to each other and communicating through sign language.
Een man en een vrouw staan naast elkaar en communiceren via gebarentaal.
1
Just because there are two people doesn't imply the people are a man and a woman. All people making hand gestures are not communicating through sign language.
Alle mensen die handgebaren maken, communiceren niet via gebarentaal.
0.3624
0.12
0.5621
0.1445
0.1697
0.1234
Two people wearing blue clothing are making hand gestures next to one another.
Twee mensen in blauwe kleding maken handgebaren naast elkaar.
A man is sitting with his hands in his pockets.
Een man zit met zijn handen in zijn zakken.
2
A person cannot make hand gestures with their hands in their pockets
Een persoon kan geen handgebaren maken met zijn handen in zijn zakken
0.3628
0.1199
0.8737
0.1263
0.2559
0.1298
Two people wearing blue clothing are making hand gestures next to one another.
Twee mensen in blauwe kleding maken handgebaren naast elkaar.
Two people are next to each other.
Twee mensen zijn naast elkaar.
0
making hand gestures shows that people are next to each other.
Handgebaren maken toont aan dat mensen naast elkaar staan.
0.3628
0.1199
0.7785
0.1325
0.0
0.1053
A spotted black and white dog splashes in the water.
Een gevlekte zwarte en witte hond spat in het water.
the dog is in the water
de hond is in het water
0
In order for the dog to splash, it must be in the water.
Om de hond te laten spetteren, moet hij in het water zijn.
0.0001
0.0841
0.8456
0.1343
0.005
0.1134
A spotted black and white dog splashes in the water.
Een gevlekte zwarte en witte hond spat in het water.
the dog is swimming by itself
de hond zwemt vanzelf
1
Just because the dog splashes in the water doesn't mean it is swimming by itself.
Alleen omdat de hond in het water spettert betekent niet dat hij vanzelf zwemt.
0.0001
0.0841
0.6525
0.1368
0.2865
0.1204
A spotted black and white dog splashes in the water.
Een gevlekte zwarte en witte hond spat in het water.
the dog is eating out of his favorite bowl in the kitchen
de hond eet uit zijn favoriete kom in de keuken
2
A dog cannot be eating in the kitchen while he simultaneously splashes in the water
Een hond kan niet eten in de keuken terwijl hij tegelijkertijd spettert in het water
0.0001
0.0841
0.5272
0.1271
0.3774
0.0992
A large group, wearing pink shirts, waves to onlookers.
Een grote groep met roze overhemden, golven naar toekijkers.
A crowd gesticulates.
Een menigte gesticuleert.
0
A large group can be called a crowd. Gesticulates is the same as wave.
Een grote groep kan menigte genoemd worden. Gesticulates is hetzelfde als golf.
0.0
0.0762
0.6002
0.1299
0.0
0.0928
A large group, wearing pink shirts, waves to onlookers.
Een grote groep met roze overhemden, golven naar toekijkers.
They are raising money.
Ze zamelen geld in.
1
A large group doesn't necessarily mean the people in the group are raising money.
Een grote groep betekent niet dat de mensen in de groep geld inzamelen.
0.0
0.0762
0.0
0.1173
0.4941
0.1343
A large group, wearing pink shirts, waves to onlookers.
Een grote groep met roze overhemden, golven naar toekijkers.
No one is watching them.
Niemand houdt ze in de gaten.
2
there are onlookers. not no one.
Er zijn toeschouwers, niemand.
0.0
0.0762
0.0562
0.1281
0.3512
0.1102
A baby is playing with a strand of beads.
Een baby speelt met een streng kralen.
The beads are multi-colored.
De kralen zijn veelkleurig.
1
Not all strands of beads are multi-colored.
Niet alle kralen zijn veelkleurig.
0.0
0.0912
0.1926
0.1133
0.4645
0.1219
A baby is playing with a strand of beads.
Een baby speelt met een streng kralen.
The baby is sleeping.
De baby slaapt.
2
the baby cant be playing with beads while sleeping.
De baby kan niet spelen met kralen tijdens het slapen.
0.0
0.0912
0.8229
0.1386
0.3813
0.1224
A baby is playing with a strand of beads.
Een baby speelt met een streng kralen.
The baby is playing.
De baby speelt.
0
The baby is playing with an item.
De baby speelt met een item.
0.0
0.0912
0.8356
0.1317
0.6654
0.1217
People are on a stage performing.
Mensen zijn op een podium optreden.
people are sleeping
mensen slapen
2
People cannot perform on a stage while sleeping
Mensen kunnen niet optreden op een podium terwijl ze slapen
0.0014
0.1042
0.3176
0.1092
0.6468
0.1446
People are on a stage performing.
Mensen zijn op een podium optreden.
people are singing onstage
mensen zingen op het podium
1
All people performing are not singing.
Alle mensen die optreden zingen niet.
0.0013
0.1042
0.6503
0.1241
0.0
0.1207
People are on a stage performing.
Mensen zijn op een podium optreden.
pwople are on stage
pwopel staan op het podium
0
If people are on a stage, they are most likely performing.
Als mensen op een podium staan, treden ze waarschijnlijk op.
0.0013
0.1043
0.0001
0.084
0.5535
0.1332
A woman is running a marathon in a park.
Een vrouw loopt een marathon in een park.
The woman is running in her backyard.
De vrouw rent in haar achtertuin.
2
A woman cannot run in her backyard and at the park simultaneously
Een vrouw kan niet tegelijk rennen in haar achtertuin en in het park
0.6628
0.1415
0.2011
0.1122
0.5603
0.1219
A woman is running a marathon in a park.
Een vrouw loopt een marathon in een park.
The woman is running fast.
De vrouw rent hard.
1
Just because a woman is running in a marathon doesn't imply she is running fast.
Alleen omdat een vrouw rent in een marathon betekent niet dat ze snel rent.
0.6628
0.1415
0.0714
0.0959
0.3149
0.1241
A woman is running a marathon in a park.
Een vrouw loopt een marathon in een park.
The woman is outdoors.
De vrouw is buiten.
0
To run a marathon, the woman must be outdoors.
Om een marathon te runnen moet de vrouw buiten zijn.
0.6628
0.1415
0.4791
0.1121
0.0696
0.1092
A group of people point forwards while performing some kind of act.
Een groep mensen wijst naar voren terwijl ze iets doen.
A group of people point forwards while doing something.
Een groep mensen wijst naar voren terwijl ze iets doen.
0
The group of people is "performing some kind of act", which means they are doing something.
De groep mensen is "een of andere daad aan het uitvoeren," wat betekent dat ze iets doen.
0.3566
0.1158
0.5646
0.1162
0.4484
0.1271
A group of people point forwards while performing some kind of act.
Een groep mensen wijst naar voren terwijl ze iets doen.
A group of people fight using tigers.
Een groep mensen vecht met tijgers.
2
A group cannot point forward while they fight using tigers
Een groep kan niet naar voren wijzen terwijl ze vechten met tijgers
0.3594
0.1158
0.3726
0.131
0.2809
0.1118
A group of people point forwards while performing some kind of act.
Een groep mensen wijst naar voren terwijl ze iets doen.
A group of people point somewhere while speaking.
Een groep mensen wijst ergens heen terwijl ze praten.
1
Just because a group of point doesn't mean they are speaking.
Alleen omdat een groep punten niet betekent dat ze spreken.
0.3594
0.1158
0.5785
0.1333
0.0
0.0906
Several people are dancing together in sync.
Verschillende mensen dansen samen in sync.
kids are fighting each other.
Kinderen vechten tegen elkaar.
2
People do not dance together while fighting at the same time
Mensen dansen niet samen terwijl ze tegelijk vechten.
0.6667
0.1213
0.7787
0.1308
0.4987
0.1226
Several people are dancing together in sync.
Verschillende mensen dansen samen in sync.
man and woman dancing together.
Man en vrouw dansen samen.
1
Just because people are dancing doesn't imply the people dancing together are man and woman.
Alleen omdat mensen dansen betekent niet dat de mensen die samen dansen man en vrouw zijn.
0.6663
0.1213
0.878
0.1049
0.6687
0.1257
Several people are dancing together in sync.
Verschillende mensen dansen samen in sync.
people are dancing.
Mensen dansen.
0
Both sentences mention people dancing.
Beide zinnen hebben het over mensen die dansen.
0.6668
0.1213
0.0
0.1215
0.0003
0.1102
Group of people dancing
Groep mensen dansen
people dance together
mensen dansen samen
0
If a group of people is dancing, then they are most likely dancing together.
Als een groep mensen danst, dan dansen ze waarschijnlijk samen.
0.3726
0.1196
0.856
0.1103
0.6808
0.1297
Group of people dancing
Groep mensen dansen
people are dancing with one another during a religious ritual
mensen dansen met elkaar tijdens een religieus ritueel
1
Just because people are dancing does not imply they are dancing with one another during a religious ritual.
Alleen omdat mensen dansen betekent niet dat ze met elkaar dansen tijdens een religieus ritueel.
0.3726
0.1196
0.7667
0.1276
0.6366
0.1362
Group of people dancing
Groep mensen dansen
dogs are mating
honden paren
2
It can either be people or dogs, not both
Het kan mensen of honden zijn, niet beide
0.3726
0.1196
0.0001
0.1093
0.6692
0.1238
An adult couple enjoys time in a hot tub.
Een volwassen stel geniet van tijd in een hot tub.
A couple is inside watching TV.
Een stel zit binnen tv te kijken.
2
A couple cannot be watching TV while in a hot tub simultaneously
Een stel kan geen TV kijken terwijl in een hot tub tegelijkertijd
0.7242
0.1274
0.7183
0.1264
0.0
0.1125
An adult couple enjoys time in a hot tub.
Een volwassen stel geniet van tijd in een hot tub.
A couple is in a hot tub.
Een stel zit in een bubbelbad.
0
Both sentences mention a couple in a hot tub.
Beide zinnen noemen een paar in een bubbelbad.
0.7241
0.1274
0.9591
0.1447
0.0
0.091
An adult couple enjoys time in a hot tub.
Een volwassen stel geniet van tijd in een hot tub.
A couple is in a hot tub outside.
Een stel zit buiten in een bubbelbad.
1
All hot tubs are not outside.
Alle hot tubs zijn niet buiten.
0.724
0.1274
0.8327
0.1436
0.7279
0.1281
An average looking man is playing the guitar.
Een doorsnee man speelt gitaar.
The man knows how to play guitar.
Hij weet hoe hij gitaar moet spelen.
0
If someone is playing the guitar, it is implied that they know how to play guitar.
Als iemand gitaar speelt, is het impliciet dat ze weten hoe ze gitaar moeten spelen.
0.5193
0.1093
0.7841
0.1243
0.6949
0.1314
An average looking man is playing the guitar.
Een doorsnee man speelt gitaar.
The man can play the guitar well.
De man kan goed gitaar spelen.
1
You can not infer he can play well.
Je kunt niet afleiden dat hij goed kan spelen.
0.5187
0.1093
0.9603
0.1243
0.504
0.1072
An average looking man is playing the guitar.
Een doorsnee man speelt gitaar.
The man is playing the drums.
De man speelt de drums.
2
Drums and guitar are two different instruments.
Drums en gitaar zijn twee verschillende instrumenten.
0.5187
0.1093
0.8636
0.1288
0.9783
0.1342
Two tan and white dogs and one tan dog racing down the beach near the water.
Twee bruin-witte honden en een bruinbruine hond die naar het strand rent bij het water.
three dogs are chasing a ball
Drie honden jagen op een bal
1
You can not infer they are chasing the ball.
Je kunt niet afleiden dat ze achter de bal aanzitten.
0.1645
0.0854
0.2851
0.1298
0.0005
0.0946
Two tan and white dogs and one tan dog racing down the beach near the water.
Twee bruin-witte honden en een bruinbruine hond die naar het strand rent bij het water.
three dogs are outside
drie honden zijn buiten
0
Dogs racing down the beach must be outside, as the beach is outside.
Honden racen langs het strand moet buiten zijn, omdat het strand buiten is.
0.1634
0.0854
0.842
0.1237
0.0
0.1016
Two tan and white dogs and one tan dog racing down the beach near the water.
Twee bruin-witte honden en een bruinbruine hond die naar het strand rent bij het water.
three dogs are laying in a couch
drie honden liggen in een bank
2
Three and two are different numbers. Laying and racing are two different things.
Drie en twee zijn verschillende getallen. Lagen en racen zijn twee verschillende dingen
0.164
0.0854
0.7045
0.1308
0.0
0.0902
A man and woman are walking down the street holding hands.
Een man en vrouw lopen op straat hand in hand.
A man and woman are walking down opposite sides of the street.
Een man en een vrouw lopen naar de andere kant van de straat.
2
People cannot hold hands while walking down opposite sides of the street
Mensen kunnen elkaars hand niet vasthouden terwijl ze naar de andere kant van de straat lopen
0.6125
0.137
0.3154
0.1271
0.4349
0.1313
A man and woman are walking down the street holding hands.
Een man en vrouw lopen op straat hand in hand.
A couple of people are holding hands while walking.
Een paar mensen houden elkaars hand vast terwijl ze lopen.
0
The "couple of people" mentioned in sentence 2, refers to the man and woman in sentence 1.
Het in zin 2 genoemde "koppel van mensen" verwijst naar de man en vrouw in zin 1.
0.6127
0.137
0.8241
0.1356
0.5575
0.1255
A man and woman are walking down the street holding hands.
Een man en vrouw lopen op straat hand in hand.
A newlywed couple hold hands and skip down the street.
Een pasgetrouwd stel houdt de hand vast en slaat de straat over.
1
Just because a man and woman walk together doesn't mean they are a newlywed couple. Holding hands doesn't imply they skip and hold hands.
Omdat een man en vrouw samen lopen betekent niet dat ze een pasgetrouwd stel zijn. Handen vasthouden betekent niet dat ze elkaar overslaan en elkaars hand vasthouden.
0.6127
0.1371
0.0216
0.0944
0.2754
0.0966
A man is using his computer while seated at a desk.
Een man gebruikt zijn computer terwijl hij aan een bureau zit.
A man searches the internet sitting down.
Een man doorzoekt het internet zittend.
1
Man using his computer does not imply he searches the internet.
De man die zijn computer gebruikt betekent niet dat hij het internet doorzoekt.
0.7681
0.1461
0.2885
0.1248
0.2657
0.1205
A man is using his computer while seated at a desk.
Een man gebruikt zijn computer terwijl hij aan een bureau zit.
A woman drinks a beer at her desk.
Een vrouw drinkt bier aan haar bureau.
2
It is either a man or woman.
Het is een man of een vrouw.
0.7681
0.1462
0.6943
0.133
0.9404
0.1214