premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A street vendor in Asia tries to bring in more customers.
Een straatverkoper in Azië probeert meer klanten te krijgen.
A salesman selling items to patrons.
Een verkoper die dingen verkoopt aan klanten.
1
A vendor can try to bring in customers, but can be unsuccessful before they can start selling to patrons
Een verkoper kan proberen klanten binnen te brengen, maar kan niet succesvol zijn voordat ze kunnen beginnen met verkopen aan klanten
0.7458
0.1357
0.4249
0.1168
0.4941
0.1272
A street vendor in Asia tries to bring in more customers.
Een straatverkoper in Azië probeert meer klanten te krijgen.
A man closing his shop for the day.
Een man sluit zijn winkel voor vandaag.
2
One can not be closing for the day if one is trying to bring in more customers.
Men kan niet sluiten voor de dag als men probeert te brengen meer klanten.
0.7459
0.1357
0.3447
0.1262
0.0
0.0813
Young woman in a cafe checking her cellphone.
Jonge vrouw in een café die haar mobieltje controleert.
The woman is knitting.
De vrouw breit.
2
Checking her cellphone is different than knitting.
Haar mobiel controleren is anders dan breien.
0.1418
0.1024
0.0
0.0944
0.0
0.0833
Young woman in a cafe checking her cellphone.
Jonge vrouw in een café die haar mobieltje controleert.
The girl is texting.
Het meisje sms't.
1
she uses her phone for texting.
Ze gebruikt haar telefoon voor sms'en.
0.1418
0.1024
0.7683
0.1246
0.9415
0.1338
Young woman in a cafe checking her cellphone.
Jonge vrouw in een café die haar mobieltje controleert.
A woman is inside.
Er is een vrouw binnen.
0
Being in a café implies that she is inside.
In een café zijn betekent dat ze binnen is.
0.1403
0.1025
0.643
0.1207
0.1539
0.1181
A woman and a girl are playing in a field of leaves
Een vrouw en een meisje spelen in een veld van bladeren
A mother and daughter are playing in a field.
Een moeder en dochter spelen in een veld.
1
They are mother and daughter.
Ze zijn moeder en dochter.
0.6984
0.1323
0.6989
0.1341
0.9919
0.1309
A woman and a girl are playing in a field of leaves
Een vrouw en een meisje spelen in een veld van bladeren
Two people are outside.
Twee mensen zijn buiten.
0
A field of leaves means that they are outside.
Een bladveld betekent dat ze buiten zijn.
0.6985
0.1323
0.8876
0.1161
0.0045
0.1226
A woman and a girl are playing in a field of leaves
Een vrouw en een meisje spelen in een veld van bladeren
A man is playing in a field.
Een man speelt in een veld.
2
Woman and man are two different things.
Vrouw en man zijn twee verschillende dingen.
0.6985
0.1323
0.6596
0.136
0.9689
0.1401
two small girls walk along the leaves.
Twee kleine meisjes lopen langs de bladeren.
The two girls are outside.
De twee meisjes staan buiten.
0
If they walk along the leaves, they are outside.
Als ze langs de bladeren lopen, zijn ze buiten.
0.3059
0.1266
0.8955
0.1372
0.256
0.1031
two small girls walk along the leaves.
Twee kleine meisjes lopen langs de bladeren.
The girls are walking to the park.
De meisjes lopen naar het park.
1
There is nothing to indicate that the girls are walking to the park.
Niets wijst erop dat de meisjes naar het park lopen.
0.3051
0.1266
0.867
0.1423
0.8368
0.1367
two small girls walk along the leaves.
Twee kleine meisjes lopen langs de bladeren.
The two girls are riding their bikes.
De twee meisjes rijden op hun fiets.
2
Riding and walk are two different things.
Rijden en lopen zijn twee verschillende dingen.
0.3064
0.1266
0.9435
0.142
0.9882
0.1434
A girl wearing a blue shirt, shorts, and sneakers is seated on a stool at a round table, looking at her phone.
Een meisje draagt een blauw shirt, shorts, en sneakers zit op een kruk aan een ronde tafel, kijkend naar haar telefoon.
The girl is sitting.
Het meisje zit.
0
If someone is seated on a stool, that means that they are sitting.
Als iemand op een kruk zit, betekent dat dat ze zitten.
0.4773
0.1191
0.3682
0.1176
0.4174
0.0975
A girl wearing a blue shirt, shorts, and sneakers is seated on a stool at a round table, looking at her phone.
Een meisje draagt een blauw shirt, shorts, en sneakers zit op een kruk aan een ronde tafel, kijkend naar haar telefoon.
The girl is reading a text message.
Het meisje leest een sms.
1
You can look at your phone and not be reading something.
Je kunt naar je telefoon kijken en niet iets lezen.
0.4773
0.119
0.6093
0.1402
0.4668
0.113
A girl wearing a blue shirt, shorts, and sneakers is seated on a stool at a round table, looking at her phone.
Een meisje draagt een blauw shirt, shorts, en sneakers zit op een kruk aan een ronde tafel, kijkend naar haar telefoon.
The girl is wearing a green shirt.
Het meisje draagt een groen hemd.
2
Either the girl's shirt is green or blue.
Het shirt van het meisje is groen of blauw.
0.4772
0.119
0.2692
0.1437
0.9
0.1287
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A lady is using a cat to take pictures.
Een vrouw gebruikt een kat om foto's te maken.
2
One can not take a picture with a cat. One can also not look at a picture on their cat.
Men kan geen foto nemen met een kat. Men kan ook niet kijken naar een foto op hun kat.
0.6137
0.1023
0.7846
0.1211
0.3214
0.1091
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A young lady is riding her bike down a bike trail.
Een jongedame fietst op een fietspad.
2
Taking pictures while sitting at a table can not be done while riding a bike.
Het nemen van foto's terwijl zitten aan een tafel kan niet worden gedaan tijdens het rijden op een fiets.
0.6139
0.1022
0.651
0.1352
0.5889
0.1145
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A young lady is embarrassed at the pictures she took.
Een jongedame schaamt zich voor de foto's.
1
She is embarrassed by the pictures.
Ze schaamt zich voor de foto's.
0.6135
0.1022
0.5258
0.1118
0.6702
0.1217
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A young lady is looking at a picture.
Een jongedame kijkt naar een foto.
0
WHEN YOU LOOK AT A PICTURE ON A CAMERA YOU ARE LOOKING AT A PICTURE.
Als je naar een foto kijkt op een camera kijk je naar een foto.
0.6139
0.1022
0.7139
0.1299
0.0
0.0987
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A lady looks at a picture on her camera
Een dame kijkt naar een foto op haar camera
0
MOST PEOPLE ARE LOOKING WHEN THEY LOOKS AT A CAMERA.
De meeste mensen kijken naar een camera.
0.6139
0.1022
0.7154
0.1412
0.0002
0.1173
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A young lady is looking at a picture of her dog on camera.
Een jongedame kijkt naar een foto van haar hond op camera.
1
She has a dog.
Ze heeft een hond.
0.6139
0.1022
0.7733
0.1322
0.9873
0.1349
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A lady looks at her phone.
Een dame kijkt naar haar telefoon.
2
A camera is not a phone, and you might note be taking a picture while looking at a phone.
Een camera is geen telefoon en je zou kunnen merken dat je een foto neemt terwijl je naar een telefoon kijkt.
0.6137
0.1022
0.7444
0.1364
0.2976
0.1123
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
Lady sits gazing at a camera.
De dame kijkt naar een camera.
0
YOU MAY BE GAZING AT A PICTURE WHEN LOOKING AT IT.
Misschien staar je naar een foto als je ernaar kijkt.
0.614
0.1022
0.01
0.1316
0.0
0.1042
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
Young lady sits in a private area.
De jongedame zit in een privé-ruimte.
2
A place can not be public and private at the same time.
Een plaats kan niet openbaar en privé tegelijk.
0.6141
0.1022
0.807
0.1369
0.2823
0.1394
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A young lady is looking at her camera.
Een jongedame kijkt naar haar camera.
0
SHE WAS LOOKING AT A CAMERA AND LOOK AT THE PICTURE ON IT.
Ze keek naar een camera en keek naar de foto.
0.6141
0.1022
0.8348
0.1363
0.1003
0.1053
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A lady is taking pictures of the table.
Een vrouw neemt foto's van de tafel.
1
She is taking pictures too.
Ze neemt ook foto's.
0.6141
0.1022
0.7258
0.113
0.5907
0.1193
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A young lady is on her cellphone.
Er is een jongedame op haar mobiel.
2
Looking at pictures on a camera does not infer a cellphone is the camera.
Kijken naar foto's op een camera leidt niet tot een mobiele telefoon is de camera.
0.614
0.1022
0.7166
0.1063
0.0947
0.089
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A lady looks at pictures on her camera to print.
Een dame kijkt naar foto's op haar camera om te drukken.
1
She wants to print the picture.
Ze wil de foto afdrukken.
0.6138
0.1022
0.001
0.097
0.8127
0.1237
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
An ingnue sits with a world-weary expression, staring at old honeymoon photos.
Een ingnoe zit met een wereldvermoeide uitdrukking, staren naar oude huwelijksreis foto's.
1
The pictures are from her honeymoon.
De foto's zijn van haar huwelijksreis.
0.6137
0.1022
0.0
0.0523
0.8053
0.1273
Young lady dressed in black shorts and light blue shirt sitting outside at a public table looking at a picture on her camera with her left hand on her face.
Jonge dame gekleed in zwarte broek en lichtblauw shirt zitten buiten aan een openbare tafel kijkend naar een foto op haar camera met haar linkerhand op haar gezicht.
A lady at a table takes pictures.
Een vrouw aan tafel maakt foto's.
0
YOU LOOK AT THE PICTURES ON THE CAMERA AFTER YOU TAKE THEM.
Je kijkt naar de foto's op de camera nadat je ze hebt genomen.
0.6136
0.1022
0.3902
0.1059
0.311
0.1229
A woman sitting at a table, taking a picture.
Een vrouw aan een tafel, die een foto neemt.
The woman is taking a picture
De vrouw neemt een foto.
1
This was not completed correctly. In both sentences, the woman is taking a picture.
In beide zinnen neemt de vrouw een foto.
0.2339
0.1079
0.7153
0.1229
0.0
0.0944
A woman sitting at a table, taking a picture.
Een vrouw aan een tafel, die een foto neemt.
THe woman is sitting down
De vrouw gaat zitten.
0
the women is sitting down because of taking picture
De vrouwen zitten omdat ze foto's maken.
0.2339
0.1079
0.3878
0.1128
0.0006
0.1013
A woman sitting at a table, taking a picture.
Een vrouw aan een tafel, die een foto neemt.
The woman is sleeping.
De vrouw slaapt.
2
The woman is either sleeping or taking a picture.
De vrouw slaapt of neemt een foto.
0.234
0.1078
0.6464
0.1281
0.003
0.1045
A woman in a blue shirt is sitting at a table and looking at her cellphone.
Een vrouw in een blauw shirt zit aan een tafel en kijkt naar haar mobieltje.
a woman looking at her cellphone
een vrouw die naar haar mobieltje kijkt
0
The woman at the table is looking at her cellphone.
De vrouw aan tafel kijkt naar haar mobieltje.
0.6587
0.1396
0.2886
0.1271
0.4405
0.1306
A woman in a blue shirt is sitting at a table and looking at her cellphone.
Een vrouw in een blauw shirt zit aan een tafel en kijkt naar haar mobieltje.
a woman looking at her cellphone call log
een vrouw die naar haar mobiele telefoonlogboek kijkt
1
She is looking for a call log.
Ze is op zoek naar een telefoonboek.
0.6587
0.1396
0.2839
0.1171
0.1327
0.1095
A woman in a blue shirt is sitting at a table and looking at her cellphone.
Een vrouw in een blauw shirt zit aan een tafel en kijkt naar haar mobieltje.
a man looking out the window
een man die uit het raam kijkt
2
A human can not be a woman and a man at the same time. A cellphone is not a window.
Een mens kan geen vrouw en een man tegelijk zijn.
0.659
0.1396
0.3094
0.125
0.5185
0.1325
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
A gentleman in sleeveless blue shirt swings his hands at his sides
Een heer in mouwloze blauwe shirt zwaait zijn handen aan zijn zijden
1
The shirt is sleeveless.
Het shirt is mouwloos.
0.5313
0.1006
0.5859
0.0964
0.7875
0.1272
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
The shirt is new.
Het shirt is nieuw.
1
it's a new shirt.
Het is een nieuw hemd.
0.5313
0.1006
0.96
0.1236
0.2809
0.1159
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
He is exercising
Hij traint.
1
The boy holding his arms a certain way does not imply he is exercising.
De jongen met zijn armen op een bepaalde manier betekent niet dat hij aan het trainen is.
0.5316
0.1006
0.0
0.1174
0.2351
0.1125
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
The boy is trying to pass a sobriety test.
De jongen probeert een nuchterheidstest te doorstaan.
2
A boy is not of legal age to be drinking.
Een jongen is niet van wettelijke leeftijd om te drinken.
0.5316
0.1006
0.7714
0.1225
0.4728
0.1337
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
A boy in a tri-colored shirt has his arms out to the side.
Een jongen in een driekleurig shirt heeft zijn armen aan de zijkant.
0
HAVING YOUR ARMS OUT TO YOUR SIDE AND OUT FROM YOU SIDE ARE THE SAME.
Jouw armen aan jouw kant en uit jouw zij zijn hetzelfde.
0.5316
0.1006
0.5174
0.1069
0.0
0.0752
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
The boy is wearing a shirt.
De jongen draagt een shirt.
0
NO MATTER THE COLOR HE IS WEARING A SHIRT.
Het maakt niet uit hoe hij een shirt draagt.
0.5316
0.1006
0.7383
0.1198
0.3171
0.1165
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
He is wearing a multicolored shirt
Hij draagt een veelkleurig hemd.
0
BLUE, YELLOW, AND BLUE ARE MULTICOLORED ON ONE SHIRT.
Blauw, geel en blauw zijn op één shirt veelkleurig.
0.5316
0.1006
0.7352
0.1319
0.2945
0.0937
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
The boy does not have his arms out
De jongen heeft zijn armen er niet uit.
2
You can not have your arms out from your sides and at your sides at the same time.
Je kunt je armen niet tegelijk van je zijde en aan je zijde hebben.
0.5316
0.1006
0.1328
0.1137
0.1297
0.0942
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
The boy is young.
De jongen is jong.
0
Both sentences has a boy
Beide zinnen hebben een jongen
0.5316
0.1006
0.9496
0.1309
0.0
0.086
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
A boy is folding clean laundry.
Een jongen vouwt schone was op.
2
You can not hold your arms out, while also using them to fold laundry.
Je kunt niet je armen uit te houden, terwijl ook met behulp van hen vouwen wasgoed.
0.5316
0.1006
0.0
0.1181
0.0
0.07
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
The shirt is blue.
Het shirt is blauw.
2
A shirt can not be a solid color (blue) while also being of multiple colors (blue, yellow, and orange).
Een shirt kan geen effen kleur zijn (blauw) terwijl het ook van meerdere kleuren is (blauw, geel en oranje).
0.5318
0.1006
0.973
0.117
0.705
0.1253
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
A boy in multi-colored shirt hold his arms out from his sides
Een jongen in meerkleurig shirt houdt zijn armen uit zijn zij
0
Since the boy is wearing a blue, yellow, and orange shirt, the shirt is multi-colored.
Omdat de jongen een blauw, geel en oranje shirt draagt, is het shirt veelkleurig.
0.5318
0.1006
0.5642
0.0928
0.8721
0.1279
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
A little boy has his arms held out to his sides and he is sticking out his tongue.
Een klein jongetje heeft zijn armen aan zijn zijde en steekt zijn tong uit.
1
He has his tongue out.
Hij heeft zijn tong eruit.
0.5318
0.1006
0.2847
0.1107
0.1772
0.1123
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
The boy is pretending to be an airplane.
Hij doet alsof hij een vliegtuig is.
1
he is playing airplane.
Hij speelt vliegtuig.
0.5312
0.1006
0.4918
0.1253
0.0009
0.0971
A boy in a blue, yellow, and orange shirt holding his arms out from his sides.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt die zijn armen uit zijn zij houdt.
A girl dressed in bikinis walk graciously past a group of gentlemen at the beach
Een meisje gekleed in bikini's lopen genadig langs een groep heren op het strand
2
One cannot be both a boy and a girl.
Je kunt niet zowel een jongen als een meisje zijn.
0.5312
0.1006
0.3764
0.1284
0.7453
0.1339
The boy in the blue and yellow top is standing with arms outstretched.
De jongen in het blauwe en gele topje staat met uitgestrekte armen.
A boy is wearing a shirt
Een jongen draagt een shirt
0
The boy wearing the blue, yellow, and orange top implies the boy is wearing a shirt.
De jongen draagt het blauwe, gele en oranje topje, wat betekent dat de jongen een shirt draagt.
0.8085
0.1276
0.7721
0.1216
0.5215
0.1042
The boy in the blue and yellow top is standing with arms outstretched.
De jongen in het blauwe en gele topje staat met uitgestrekte armen.
The boy in the blue and yellow top is standing with arms outstretched 40 feet wide.
De jongen in het blauwe en gele topje staat met armen uitgerekt 40 voet breed.
2
One cannot have their hands outstretched 40 feet wide.
Men kan niet hebben hun handen uitgestrekt 40 voet breed.
0.8085
0.1276
0.4045
0.1036
0.0776
0.1059
The boy in the blue and yellow top is standing with arms outstretched.
De jongen in het blauwe en gele topje staat met uitgestrekte armen.
The boy in the blue and yellow top is standing with arms outstretched waiting for his grandmother to hug him.
De jongen in het blauwe en gele topje staat met armen uitgerekt te wachten tot zijn grootmoeder hem omhelst.
1
just because boy in the blue and yellow top is standing with arms outstretched doesn't mean he's waiting for his grandmother to hug
Alleen omdat jongen in het blauwe en gele topje staat met armen uitgerekt betekent niet dat hij wacht op zijn grootmoeder om te knuffelen
0.8085
0.1276
0.742
0.1168
0.2981
0.0949
A boy in a blue, yellow, and orange shirt plays outside.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt speelt buiten.
A boy is having fun on vacation.
Een jongen heeft plezier op vakantie.
1
A boy is having fun that doesn't mean he's on vacation
Een jongen heeft plezier dat betekent niet dat hij op vakantie is.
0.7986
0.1372
0.9354
0.1322
0.474
0.1216
A boy in a blue, yellow, and orange shirt plays outside.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt speelt buiten.
A boy in a shirt plays outside.
Een jongen in een shirt speelt buiten.
0
Since the boy is wearing a blue, yellow, and orange shirt plays outside, it is implied that a boy in a shirt plays outside.
Omdat de jongen een blauw, geel en oranje shirt buiten speelt, wordt er gesuggereerd dat een jongen in een hemd buiten speelt.
0.7976
0.1372
0.6424
0.1238
0.248
0.1066
A boy in a blue, yellow, and orange shirt plays outside.
Een jongen in een blauw, geel en oranje shirt speelt buiten.
A boy in a dress plays indoors.
Een jongen in een jurk speelt binnen.
2
A boy cannot be playing both indoors and outdoors.
Een jongen kan niet zowel binnen als buiten spelen.
0.7982
0.1372
0.3859
0.113
0.4531
0.1376
A child with a brightly colored shirt plays outside.
Een kind met een felgekleurd shirt speelt buiten.
The child is inside his apartment.
Het kind is in zijn appartement.
2
The child can't be outside and inside at the same time.
Het kind kan niet tegelijk buiten en binnen zijn.
0.6632
0.1331
0.6334
0.1336
0.5224
0.1374
A child with a brightly colored shirt plays outside.
Een kind met een felgekleurd shirt speelt buiten.
The child is playing on the jungle gym.
Het kind speelt op de jungle sportschool.
1
A child playing outside, doens't have to be on the jungle gym.
Een kind dat buiten speelt, hoeft niet in de jungle sportschool te zijn.
0.664
0.1329
0.6852
0.1088
0.1842
0.1049
A child with a brightly colored shirt plays outside.
Een kind met een felgekleurd shirt speelt buiten.
The child is outdoors in his bright colored shirt.
Het kind is buiten in zijn fel gekleurde shirt.
0
The child is outdoors if it is playing outside.
Het kind is buiten als het buiten speelt.
0.6647
0.1329
0.567
0.1254
0.2575
0.1098
A boy looks down and spreads his arms wide
Een jongen kijkt naar beneden en spreidt zijn armen wijd
A boy is holding his arms out.
Een jongen houdt zijn armen uit.
0
Because a boy spreads his arms, he would be holding his arms out.
Omdat een jongen zijn armen spreidt, zou hij zijn armen uitsteken.
0.5929
0.1415
0.8372
0.127
0.3812
0.1119
A boy looks down and spreads his arms wide
Een jongen kijkt naar beneden en spreidt zijn armen wijd
A boy is holding his arms out to hug his mother.
Een jongen houdt zijn armen uit om zijn moeder te knuffelen.
1
A boy doesn't necessarily hold his arms out to hug his mother
Een jongen houdt niet noodzakelijk zijn armen uit om zijn moeder te knuffelen.
0.5927
0.1415
0.6464
0.1298
0.5352
0.1294
A boy looks down and spreads his arms wide
Een jongen kijkt naar beneden en spreidt zijn armen wijd
A boy has his arms crossed over his chest.
Een jongen heeft zijn armen over zijn borst gekruist.
2
A boy cannot have his arms crossed and have his arms wide.
Een jongen kan zijn armen niet laten kruisen en zijn armen wijd houden.
0.5927
0.1416
0.9112
0.1269
0.5988
0.1094
A man wearing a gray sweater walking through a pile of leaves.
Een man met een grijze trui die door een stapel bladeren loopt.
The man is taking his driving test.
De man doet zijn rijexamen.
2
A man cannot be walking and taking a driving test.
Een man kan niet lopen en rijden.
0.2133
0.1072
0.7664
0.1325
0.7318
0.137
A man wearing a gray sweater walking through a pile of leaves.
Een man met een grijze trui die door een stapel bladeren loopt.
The man is outside in the Fall.
De man is buiten in de herfst.
1
The man could be outside in any season it doesn't have to be fall
De man kan in elk seizoen buiten zijn het hoeft niet te vallen
0.2133
0.1072
0.0491
0.1054
0.0
0.0972
A man wearing a gray sweater walking through a pile of leaves.
Een man met een grijze trui die door een stapel bladeren loopt.
The man is outside.
De man is buiten.
0
If a man is walking through a pile of leaves, it is implied that the man is outside.
Als een man door een stapel bladeren loopt, betekent dat dat de man buiten is.
0.2133
0.1072
0.8198
0.1172
0.0
0.113
A lady wearing a blue print shirt and green head cover smiles for the camera.
Een dame draagt een blauw print shirt en groene hoofddeksel glimlacht voor de camera.
A lady wearing a dress.
Een dame met een jurk aan.
2
The lady can't be wearing a blue print shirt and a dress at the same time.
De dame kan geen blauw overhemd en een jurk tegelijk dragen.
0.2076
0.1052
0.2087
0.1288
0.708
0.1267
A lady wearing a blue print shirt and green head cover smiles for the camera.
Een dame draagt een blauw print shirt en groene hoofddeksel glimlacht voor de camera.
A lady wearing a blue shirt.
Een dame met een blauw shirt aan.
0
The shirt is blue because of the print.
Het hemd is blauw door de afdruk.
0.2076
0.1052
0.3927
0.1246
0.4882
0.114
A lady wearing a blue print shirt and green head cover smiles for the camera.
Een dame draagt een blauw print shirt en groene hoofddeksel glimlacht voor de camera.
A lady wearing a cover.
Een dame die een cover draagt.
1
A lady with a green head covering smiles for the camera, doesn't really mean shes putting on cover.
Een dame met een groene kop die glimlacht voor de camera, betekent niet echt dat ze een cover draagt.
0.2076
0.1052
0.0001
0.1263
0.0
0.1071
The man wearing lots of medals is watching the girl in the yellow bikini top.
De man met veel medailles kijkt naar het meisje in het gele bikini topje.
A military officer watches girls at the base pool.
Een militair houdt meisjes in de gaten bij het basisbad.
1
just because someone watching at girls they doesn't need to be A military officer
Omdat iemand naar meisjes kijkt... hoeven ze geen militair te zijn.
0.344
0.1088
0.193
0.1193
0.1277
0.1123
The man wearing lots of medals is watching the girl in the yellow bikini top.
De man met veel medailles kijkt naar het meisje in het gele bikini topje.
A man dances with a woman in a gown.
Een man danst met een vrouw in een jurk.
2
A man cannot be dancing and watching a a girl .
Een man kan niet dansen en naar een meisje kijken.
0.3432
0.1089
0.731
0.115
0.3151
0.1182
The man wearing lots of medals is watching the girl in the yellow bikini top.
De man met veel medailles kijkt naar het meisje in het gele bikini topje.
A decorated man sees a scantily clad female.
Een gedecoreerde man ziet een schaars geklede vrouw.
0
Because the man is wearing lots of medals, he is a decorated man.
Omdat de man veel medailles draagt, is hij een onderscheiden man.
0.343
0.1088
0.1671
0.0889
0.4731
0.1268
A young man in his mid twenties is kicking his left foot about two feet off the leaf covered ground, with paved asphalt and green plants and trees in the background.
Een jongeman in zijn midden twintiger jaren schopt zijn linkervoet ongeveer twee meter van het blad bedekte grond, met geplaveide asfalt en groene planten en bomen op de achtergrond.
two women play soccer
twee vrouwen voetballen
2
One cannot be a man and a woman.
Men kan geen man en vrouw zijn.
0.2796
0.0737
0.8439
0.1206
0.9089
0.1205
A young man in his mid twenties is kicking his left foot about two feet off the leaf covered ground, with paved asphalt and green plants and trees in the background.
Een jongeman in zijn midden twintiger jaren schopt zijn linkervoet ongeveer twee meter van het blad bedekte grond, met geplaveide asfalt en groene planten en bomen op de achtergrond.
a punk kicks leaves
een punk schopt bladeren
1
there's no such reason to kick leaves
er is geen reden om bladeren te schoppen
0.2796
0.0737
0.0
0.0724
0.0566
0.0996
A young man in his mid twenties is kicking his left foot about two feet off the leaf covered ground, with paved asphalt and green plants and trees in the background.
Een jongeman in zijn midden twintiger jaren schopt zijn linkervoet ongeveer twee meter van het blad bedekte grond, met geplaveide asfalt en groene planten en bomen op de achtergrond.
someone in his twenties kicks at the ground
iemand in zijn twintiger jaren schopt op de grond
0
The man is in his mid twenties implies the man is in his twenties.
De man is midden twintig, dus de man is in de twintig.
0.2798
0.0736
0.0
0.0781
0.0015
0.0764
A woman wearing a green headscarf laughs while a woman in the background paddles a boat.
Een vrouw met een groene hoofddoek lacht terwijl een vrouw op de achtergrond een boot peddelt.
A man is angered by an insult.
Een man is boos door een belediging.
2
One cannot be a woman and a man.
Men kan geen vrouw en man zijn.
0.3704
0.1096
0.5981
0.1246
0.9116
0.1206
A woman wearing a green headscarf laughs while a woman in the background paddles a boat.
Een vrouw met een groene hoofddoek lacht terwijl een vrouw op de achtergrond een boot peddelt.
A woman laughs while another paddles a boat.
Een vrouw lacht terwijl een ander een boot peddelt.
0
Because a woman in the background paddles a boat, another woman paddles a boat.
Omdat een vrouw op de achtergrond een boot peddelt, peddelt een andere vrouw een boot.
0.3695
0.1097
0.5763
0.1067
0.3142
0.1048
A woman wearing a green headscarf laughs while a woman in the background paddles a boat.
Een vrouw met een groene hoofddoek lacht terwijl een vrouw op de achtergrond een boot peddelt.
A woman laughs at a joke.
Een vrouw lacht om een grap.
1
A Woman doesn't require joke to laugh at
Een vrouw heeft geen grap nodig om om te lachen
0.3695
0.1097
0.7062
0.1056
0.2375
0.1156
Young people playing with a long jump rope in the street.
Jonge mensen spelen met een lange sprong touw op straat.
People crying after losing a game.
Mensen huilen na het verliezen van een spel.
2
A person cannot be playing jump rope and be losing a game.
Een persoon kan niet springen touw spelen en een spel verliezen.
0.0
0.079
0.4709
0.1212
0.0
0.0866
Young people playing with a long jump rope in the street.
Jonge mensen spelen met een lange sprong touw op straat.
People chanting as they play jump rope.
Mensen zingen terwijl ze touwtjespringen.
1
chanting doesn't necessary while play jump rope
chanten is niet nodig tijdens het spelen springen touw
0.0
0.0789
0.0702
0.0945
0.0
0.0694
Young people playing with a long jump rope in the street.
Jonge mensen spelen met een lange sprong touw op straat.
People playing jump rope.
Mensen die touwtjespringen.
0
Since people are playing with a long jump rope in the street, people are playing jump rope.
Omdat mensen spelen met een lange sprong touw in de straat, mensen spelen sprong touw.
0.0
0.079
0.0
0.0698
0.0
0.0764
A group of children play jump rope in the streets while others watch in the background.
Een groep kinderen speelt springtouw in de straten terwijl anderen op de achtergrond kijken.
Several children in green uniforms are jumping rope in the middle of a road while other kids watch
Verschillende kinderen in groene uniformen springen touw in het midden van een weg terwijl andere kinderen kijken
1
Several children doesn't need green uniforms to jumping rope in the middle of a road while other kids watch
Verschillende kinderen hebben geen groene uniformen nodig om touw te springen in het midden van een weg terwijl andere kinderen kijken
0.3695
0.1108
0.206
0.113
0.0951
0.105
A group of children play jump rope in the streets while others watch in the background.
Een groep kinderen speelt springtouw in de straten terwijl anderen op de achtergrond kijken.
Several children are jumping rope in the middle of a road while other kids watch
Verschillende kinderen springen touw in het midden van een weg terwijl andere kinderen kijken
0
Because there is a group of children, there are several children.
Omdat er een groep kinderen is, zijn er verschillende kinderen.
0.3695
0.1108
0.0
0.1128
0.6925
0.136
A group of children play jump rope in the streets while others watch in the background.
Een groep kinderen speelt springtouw in de straten terwijl anderen op de achtergrond kijken.
A brilliant red sun sets over a deserted beach
Een schitterende rode zon gaat onder over een verlaten strand
2
One is about a group of children and the other the red sun. They do not go together.
Het ene gaat over een groep kinderen en het andere over de rode zon.
0.3694
0.1108
0.5634
0.1512
0.2984
0.1221
Hispanic woman wearing a red plaid shirt works on sewing an article of clothing.
Spaanse vrouw draagt een rood geruit shirt werkt op het naaien van een kledingstuk.
Woman wearing nothing sewing her thumb.
Een vrouw met niets om haar duim.
2
One cannot be wearing nothing while wearing a red plaid shirt.
Men kan niet niets dragen terwijl men een rood geruit shirt draagt.
0.0
0.0731
0.0628
0.0968
0.1764
0.1036
Hispanic woman wearing a red plaid shirt works on sewing an article of clothing.
Spaanse vrouw draagt een rood geruit shirt werkt op het naaien van een kledingstuk.
Woman wearing a shirt sewing some jeans.
Een vrouw in een shirt die jeans naait.
1
Woman could be wearing anything other than shirt
Vrouw kan iets anders dragen dan shirt.
0.0
0.0731
0.0689
0.0791
0.3909
0.116
Hispanic woman wearing a red plaid shirt works on sewing an article of clothing.
Spaanse vrouw draagt een rood geruit shirt werkt op het naaien van een kledingstuk.
Woman wearing a shirt sewing.
Een vrouw met een shirt aan.
0
A woman can be Hispanic and sewing.
Een vrouw kan Spaans zijn en naaien.
0.0
0.0731
0.0001
0.1037
0.2705
0.1082
A group of young girls playing jump rope in the street.
Een groep jonge meisjes die springtouw spelen op straat.
Nobody is playing jump rope
Niemand speelt sprongtouw
2
There can either be a group of young girls or nobody jumping rope.
Er kan een groep jonge meisjes zijn of niemand die touw springt.
0.2129
0.1163
0.0
0.0785
0.0
0.0993
A group of young girls playing jump rope in the street.
Een groep jonge meisjes die springtouw spelen op straat.
Humans playing jump rope
Mensen spelen spring touw
0
Girls are humans and are playing.
Meisjes zijn mensen en spelen.
0.2135
0.1163
0.0
0.0921
0.266
0.1302
A group of young girls playing jump rope in the street.
Een groep jonge meisjes die springtouw spelen op straat.
Tall humans playing jump rope
Lange mensen spelen sprong touw
1
All young girls are not necessarily tall.
Alle jonge meisjes zijn niet per se lang.
0.2134
0.1163
0.0
0.0723
0.0
0.0892
A man in a tan suit is using a pay phone to make a call.
Een man in een bruin pak gebruikt een telefooncel om te bellen.
Everyone is using a cell phone.
Iedereen gebruikt een mobieltje.
2
There can either be everyone using a cell phone or a man using a pay phone.
Er kan iedereen zijn met een mobiele telefoon of een man met een telefooncel.
0.3923
0.1284
0.9929
0.1674
0.2604
0.1091
A man in a tan suit is using a pay phone to make a call.
Een man in een bruin pak gebruikt een telefooncel om te bellen.
Someone is on a phone.
Iemand is aan de telefoon.
0
Someone refers to a person, a man is a person and uses a phone.
Iemand verwijst naar een persoon, een man is een persoon en gebruikt een telefoon.
0.3923
0.1284
0.7621
0.1485
0.5025
0.1086
A man in a tan suit is using a pay phone to make a call.
Een man in een bruin pak gebruikt een telefooncel om te bellen.
The phone receiver is black.
De telefoonontvanger is zwart.
1
All phone receivers are not black.
Alle telefoonontvangers zijn niet zwart.
0.3934
0.1282
0.8034
0.1276
0.5734
0.1151
Some children are playing jump rope.
Sommige kinderen spelen touw.
Some children are trying out for the jump rope competition.
Sommige kinderen proberen voor de sprong touw competitie.
1
Children playing with the jungle rope, doesn't have to be for competition.
Kinderen die met het jungle touw spelen, hoeven niet voor competitie te zijn.
0.0
0.0974
0.0
0.0641
0.2436
0.0945
Some children are playing jump rope.
Sommige kinderen spelen touw.
Some children are reading books.
Sommige kinderen lezen boeken.
2
The children can't be playing jump rope and reading books at the same time.
De kinderen kunnen niet tegelijk springen en boeken lezen.
0.0
0.0974
0.969
0.1358
0.2132
0.116
Some children are playing jump rope.
Sommige kinderen spelen touw.
Children are jumping rope.
Kinderen springen touw.
0
Playing jump rope is a rephrasing of jumping rope.
Springtouw spelen is een herhaling van springtouw.
0.0
0.0976
0.0
0.0951
0.0
0.0785
A large golden dog sniffing the butt of a white dog
Een grote gouden hond die aan de kont van een witte hond ruikt
Two dogs drinking from a water fountain.
Twee honden die uit een fontein drinken.
2
One dog can't be sniffing the butt of another dog if both dogs are drinking from a water fountain.
Een hond kan niet aan de kont van een andere hond ruiken als beide honden uit een waterfontein drinken.
0.0
0.0921
0.5369
0.1381
0.3437
0.1225
A large golden dog sniffing the butt of a white dog
Een grote gouden hond die aan de kont van een witte hond ruikt
A pair of mutts exchange a greeting in a park.
Een paar muts wisselen een groet uit in een park.
1
A golden dog and a white dog don;t have to be a pair of mutts.
Een gouden hond en een witte hond hoeven geen paar muts te zijn.
0.0
0.0921
0.2175
0.1028
0.0036
0.0989
A large golden dog sniffing the butt of a white dog
Een grote gouden hond die aan de kont van een witte hond ruikt
Two animals getting to know each other.
Twee dieren die elkaar leren kennen.
0
Dogs get to know each other by sniffing butt.
Honden leren elkaar kennen door aan kont te ruiken.
0.0
0.0922
0.6758
0.1276
0.7271
0.1053
A sumo wrestler with a brown belt is pushing another wrestler in a bout.
Een sumo worstelaar met een bruine riem duwt een andere worstelaar in een gevecht.
Two kickboxers excersise in the gym.
Twee kickboxers excerseren in de sportschool.
2
Sumo wrestlers are not the same as kickboxers.
Sumo worstelaars zijn niet hetzelfde als kickboxers.
0.0003
0.0863
0.1509
0.1282
0.7038
0.1272
A sumo wrestler with a brown belt is pushing another wrestler in a bout.
Een sumo worstelaar met een bruine riem duwt een andere worstelaar in een gevecht.
One sumo wrestler doesnt like the other.
De ene sumo worstelaar houdt niet van de andere.
1
A wrestler pushing the opponent doesn't suggest he doesnt like the opponent.
Een worstelaar die de tegenstander duwt suggereert niet dat hij de tegenstander niet leuk vindt.
0.0003
0.0862
0.6129
0.1135
0.1316
0.0827