premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A sumo wrestler with a brown belt is pushing another wrestler in a bout.
Een sumo worstelaar met een bruine riem duwt een andere worstelaar in een gevecht.
Two sumo wrestlers compete in a match.
Twee sumoworstelaars doen mee aan een wedstrijd.
0
Compete is a word for pushing each other, and a match is a synonym of bout.
Compete is een woord voor elkaar duwen, en een match is een synoniem van bout.
0.0003
0.0863
0.008
0.1066
0.0
0.0808
Two large dogs greet other while their owners watch.
Twee grote honden groeten andere terwijl hun eigenaren kijken.
the dogs see each other
de honden zien elkaar
0
Dogs greet other must see each other.
Honden groeten elkaar moeten elkaar zien.
0.3517
0.1107
0.8604
0.1106
0.0001
0.071
Two large dogs greet other while their owners watch.
Twee grote honden groeten andere terwijl hun eigenaren kijken.
stray dogs are playing
zwerfhonden spelen
2
The dogs cannot be playing while greeting other dogs.
De honden kunnen niet spelen terwijl ze andere honden begroeten.
0.3523
0.1108
0.0
0.0834
0.3212
0.0995
Two large dogs greet other while their owners watch.
Twee grote honden groeten andere terwijl hun eigenaren kijken.
the dogs talk in their own language
de honden praten in hun eigen taal
1
There are many ways for dogs to greet each other without resorting to a talk in their own language.
Er zijn vele manieren voor honden om elkaar te begroeten zonder een gesprek in hun eigen taal.
0.3517
0.1107
0.9692
0.1613
0.4948
0.1363
A man in a red and black jacket, blue shirt, lots of silver necklaces, and his blue jeans falling down, checks out a woman wearing a black leather jacket, yellow bra, pink fingerless gloves, and sunglasses.
Een man in een rood en zwart jasje, blauw shirt, veel zilveren kettingen, en zijn blauwe jeans vallen naar beneden, controleert een vrouw dragend een zwarte leren jas, gele beha, roze vingerloze handschoenen, en zonnebril.
A boy is playing with a toy truck.
Een jongen speelt met een speelgoedtruck.
2
There can either be a man or a boy.
Er kan een man of een jongen zijn.
0.2162
0.0603
0.8921
0.1173
0.9739
0.1182
A man in a red and black jacket, blue shirt, lots of silver necklaces, and his blue jeans falling down, checks out a woman wearing a black leather jacket, yellow bra, pink fingerless gloves, and sunglasses.
Een man in een rood en zwart jasje, blauw shirt, veel zilveren kettingen, en zijn blauwe jeans vallen naar beneden, controleert een vrouw dragend een zwarte leren jas, gele beha, roze vingerloze handschoenen, en zonnebril.
A man is trying to impress a woman at a bar.
Een man probeert indruk te maken op een vrouw in een bar.
1
Just because a man checks out a woman it does not mean he is trying to impress her and they are not necessarily in a bar.
Gewoon omdat een man een vrouw controleert betekent het niet dat hij probeert indruk op haar te maken en ze zijn niet noodzakelijkerwijs in een bar.
0.2162
0.0603
0.7287
0.1256
0.3139
0.1098
A man in a red and black jacket, blue shirt, lots of silver necklaces, and his blue jeans falling down, checks out a woman wearing a black leather jacket, yellow bra, pink fingerless gloves, and sunglasses.
Een man in een rood en zwart jasje, blauw shirt, veel zilveren kettingen, en zijn blauwe jeans vallen naar beneden, controleert een vrouw dragend een zwarte leren jas, gele beha, roze vingerloze handschoenen, en zonnebril.
A man is wearing many silver necklaces.
Een man draagt veel zilveren kettingen.
0
Many is a rephrasing of lots.
Velen is een herhaling van veel.
0.2158
0.0603
0.8758
0.1242
0.0
0.0781
Woman with green sweater and sunglasses smiling
Vrouw met groene trui en zonnebril glimlachend
A woman with blue sweater is crying.
Een vrouw met een blauwe trui huilt.
2
The sweater must be either blue or green, cannot be both at once
De trui moet blauw of groen zijn, kan niet beide tegelijk zijn
0.61
0.1082
0.7739
0.1284
0.2952
0.1161
Woman with green sweater and sunglasses smiling
Vrouw met groene trui en zonnebril glimlachend
A woman with a green sweater has a happy expression.
Een vrouw met een groene trui heeft een blije uitdrukking.
0
smiling is inferred as happy expression
glimlachen wordt afgeleid als blije expressie
0.6089
0.1082
0.6934
0.1275
0.4744
0.139
Woman with green sweater and sunglasses smiling
Vrouw met groene trui en zonnebril glimlachend
A woman is smiling because she just won the lottery.
Een vrouw lacht omdat ze net de loterij heeft gewonnen.
1
You can not infer she won the lottery.
Ze heeft de loterij gewonnen.
0.6095
0.1081
0.9422
0.1226
0.384
0.1231
A woman with dark hair is wearing a green sweater.
Een vrouw met donker haar draagt een groene trui.
A woman is wearing a tank top.
Een vrouw draagt een topje.
2
The woman can't be wearing a sweater and a tank top at the same time.
De vrouw kan niet tegelijkertijd een trui en een tanktop dragen.
0.8077
0.1262
0.6724
0.1287
0.7328
0.1341
A woman with dark hair is wearing a green sweater.
Een vrouw met donker haar draagt een groene trui.
A woman with black hair is wearing a sweater.
Een vrouw met zwart haar draagt een trui.
1
Hair being dark doesn't suggest its black.
Donker haar wijst niet op zwart haar.
0.8076
0.1262
0.7266
0.1231
0.4123
0.1153
A woman with dark hair is wearing a green sweater.
Een vrouw met donker haar draagt een groene trui.
A woman is there.
Er is daar een vrouw.
0
the woman is there in a green sweater
de vrouw is daar in een groene trui
0.8072
0.1261
0.9299
0.1263
0.8172
0.1341
A smiling lady in a green jacket at a public gathering.
Een lachende dame in een groene jas op een openbare bijeenkomst.
A happy woman smiling
Een gelukkige vrouw glimlacht
0
A woman smiling is a rephrasing of a smiling lady.
Een lachende vrouw is een lachende vrouw.
0.5898
0.1291
0.6548
0.1297
0.0
0.1048
A smiling lady in a green jacket at a public gathering.
Een lachende dame in een groene jas op een openbare bijeenkomst.
A woman wearing a bathing suit at the beach with her friends
Een vrouw in een badpak op het strand met haar vrienden
2
There can either be a green jacket or a bathing suit.
Er kan een groene jas of een badpak zijn.
0.5898
0.1291
0.6831
0.1313
0.3685
0.1052
A smiling lady in a green jacket at a public gathering.
Een lachende dame in een groene jas op een openbare bijeenkomst.
A woman enjoying a gathering with her office buddies
Een vrouw die geniet van een bijeenkomst met haar kantoormaatjes
1
A public gathering need not involves office buddies.
Een openbare bijeenkomst hoeft geen kantoormaatjes te omvatten.
0.5891
0.1291
0.724
0.1099
0.3256
0.1104
A woman in a green jacket and black sunglasses outside in a crowd.
Een vrouw in een groene jas en zwarte zonnebril buiten in een menigte.
The woman is not near anyone.
De vrouw is in de buurt van niemand.
2
The women cannot be outside in a crowd if she is not near anyone.
De vrouwen kunnen niet buiten in een menigte zijn als ze niet in de buurt van iemand is.
0.4856
0.1121
0.0001
0.1063
0.2646
0.1235
A woman in a green jacket and black sunglasses outside in a crowd.
Een vrouw in een groene jas en zwarte zonnebril buiten in een menigte.
The woman needs sunglasses because it is bright.
De vrouw heeft een zonnebril nodig omdat het helder is.
1
Just because the woman is in sunglasses it does not mean it is bright.
Omdat de vrouw in een zonnebril zit betekent dat niet dat het helder is.
0.4852
0.1121
0.6317
0.1293
0.3858
0.1303
A woman in a green jacket and black sunglasses outside in a crowd.
Een vrouw in een groene jas en zwarte zonnebril buiten in een menigte.
A woman is outside.
Er is een vrouw buiten.
0
Wearing sunglasses implies being outside.
Zonnebril dragen betekent buiten zijn.
0.4852
0.1121
0.5714
0.1181
0.524
0.1323
A lady with sunglasses on her head and a green sweatshirt is looking off-camera.
Een dame met een zonnebril op haar hoofd en een groen sweatshirt kijkt off-camera.
A woman is taking a break from a photo shoot.
Een vrouw neemt een pauze van een fotosessie.
1
Just because the woman is looking off-camera it does not mean she is taking a break and it need not be a photo shoot.
Gewoon omdat de vrouw kijkt off-camera betekent het niet dat ze een pauze neemt en het hoeft geen fotoshoot.
0.26
0.1205
0.2924
0.1289
0.0001
0.0888
A lady with sunglasses on her head and a green sweatshirt is looking off-camera.
Een dame met een zonnebril op haar hoofd en een groen sweatshirt kijkt off-camera.
A woman is wearing a green sweatshirt.
Een vrouw draagt een groene sweater.
0
A woman and a lady both wear clothes.
Een vrouw en een vrouw dragen allebei kleren.
0.26
0.1205
0.9143
0.1399
0.8555
0.0958
A lady with sunglasses on her head and a green sweatshirt is looking off-camera.
Een dame met een zonnebril op haar hoofd en een groen sweatshirt kijkt off-camera.
A woman is wearing a maroon sweatshirt.
Een vrouw draagt een bruine sweater.
2
There can either be a green sweatshirt or a maroon sweatshirt.
Er kan een groene sweatshirt of een bruine sweatshirt zijn.
0.2601
0.1205
0.9194
0.1361
0.7279
0.1186
A climber is making his way up a snowy mountainside.
Een klimmer komt op een besneeuwde berghelling.
A climber is ascending
Een klimmer stijgt op
0
Ascending means going up.
Opstijgen betekent omhoog gaan.
0.3328
0.1104
0.0677
0.1137
0.6822
0.1228
A climber is making his way up a snowy mountainside.
Een klimmer komt op een besneeuwde berghelling.
A climber is tired
Een klimmer is moe
1
A climber making his way up a snowy mountainside need not be tired.
Een klimmer die op een besneeuwde berghelling komt hoeft niet moe te zijn.
0.3322
0.1105
0.1912
0.0935
0.3055
0.102
A climber is making his way up a snowy mountainside.
Een klimmer komt op een besneeuwde berghelling.
A climber is at base camp
Een klimmer is op het basiskamp
2
The man cannot be at base camp and making his way up a snowy mountainside at the same time.
De man kan niet op het basiskamp zijn en tegelijkertijd naar een besneeuwde berghelling gaan.
0.3332
0.1104
0.155
0.0987
0.1317
0.1053
A man dressed in snow-gear takes a leap into a snow-covered ravine.
Een man gekleed in sneeuw-uitrusting neemt een sprong in een besneeuwde ravijn.
A man is outdoors.
Een man is buiten.
0
Snow-covered ravine implies being outdoors.
Het met sneeuw bedekte ravijn betekent buiten zijn.
0.4771
0.1165
0.5816
0.1171
0.4589
0.0992
A man dressed in snow-gear takes a leap into a snow-covered ravine.
Een man gekleed in sneeuw-uitrusting neemt een sprong in een besneeuwde ravijn.
A man is indoors drinking hot chocolate.
Binnen drinkt een man warme chocolademelk.
2
A man cannot be in a snow-covered ravine and indoors simultaneously.
Een man kan niet tegelijkertijd in een besneeuwd ravijn en binnen zijn.
0.4772
0.1164
0.5545
0.1399
0.0001
0.1199
A man dressed in snow-gear takes a leap into a snow-covered ravine.
Een man gekleed in sneeuw-uitrusting neemt een sprong in een besneeuwde ravijn.
A guy is skiing in the Colorado mountains.
Er is een man aan het skiën in de Colorado bergen.
1
Man dressed in snow-gear takes a leap into a snow-covered ravine need not be skiing in the Colorado mountains.
Man gekleed in sneeuw-gear neemt een sprong in een besneeuwde ravijn hoeft niet te skiën in de Colorado bergen.
0.4776
0.1163
0.4185
0.1358
0.0294
0.0761
a lone person jumping through the air from one snowy mountain to another.
een eenzame persoon springen door de lucht van de ene besneeuwde berg naar de andere.
A person jumps in the air.
Iemand springt in de lucht.
0
Person is singular implying they are a lone person.
Persoon is enkelvoud wat impliceert dat ze een eenzaam persoon zijn.
0.1024
0.0997
0.3733
0.1208
0.1452
0.103
a lone person jumping through the air from one snowy mountain to another.
een eenzame persoon springen door de lucht van de ene besneeuwde berg naar de andere.
A person sits in the snow.
Een persoon zit in de sneeuw.
2
A person cannot be sitting and jumping at the same time.
Iemand kan niet tegelijk zitten en springen.
0.1024
0.0997
0.5454
0.1302
0.5316
0.1281
a lone person jumping through the air from one snowy mountain to another.
een eenzame persoon springen door de lucht van de ene besneeuwde berg naar de andere.
A person jumps in the air to see how high they can jump.
Iemand springt in de lucht om te zien hoe hoog ze kunnen springen.
1
Just because a person is jumping through the air does not imply that the person is trying to see how high they can jump.
Gewoon omdat een persoon door de lucht springt betekent niet dat de persoon probeert te zien hoe hoog ze kunnen springen.
0.1024
0.0997
0.6653
0.1153
0.4559
0.1205
A man in shorts and a white garment stands at the base of stairs framed by black railing.
Een man in korte broek en een wit kledingstuk staat aan de voet van de trap omlijst door zwarte leuning.
A woman is waiting for someone framed by white fencing.
Een vrouw wacht op iemand ingelijst door witte omheining.
2
It's either a man or a woman. It can either be a black railing or a white fencing.
Het kan een zwarte leuning zijn of een wit hek.
0.5234
0.1119
0.3169
0.1113
0.6654
0.1157
A man in shorts and a white garment stands at the base of stairs framed by black railing.
Een man in korte broek en een wit kledingstuk staat aan de voet van de trap omlijst door zwarte leuning.
A man in shorts waits for his wife at the bottom of the stairs.
Een man in korte broek wacht op zijn vrouw onderaan de trap.
1
The man is not necessarily waiting for his wife.
De man wacht niet per se op zijn vrouw.
0.5234
0.1119
0.5524
0.1284
0.3761
0.1287
A man in shorts and a white garment stands at the base of stairs framed by black railing.
Een man in korte broek en een wit kledingstuk staat aan de voet van de trap omlijst door zwarte leuning.
A man stands at the bottom of the stairs.
Een man staat onderaan de trap.
0
A man standing at the bottom of the stairs implies that he stands at the base of the stairs.
Een man onderaan de trap betekent dat hij aan de voet van de trap staat.
0.5234
0.1119
0.344
0.1164
0.1477
0.1072
A man doing tricks in the snow.
Een man doet trucjes in de sneeuw.
There is no snow where the man is
Er is geen sneeuw waar de man is
2
If you're in the snow, it's impossible for there to be no snow.
Als je in de sneeuw bent, kan er geen sneeuw zijn.
0.2887
0.112
0.4394
0.1245
0.27
0.1145
A man doing tricks in the snow.
Een man doet trucjes in de sneeuw.
The man is snowboarding
De man snowboardt.
1
doing tricks in snow implies snowboarding
doen trucs in de sneeuw impliceert snowboarden
0.2887
0.112
0.0
0.1101
0.0
0.0725
A man doing tricks in the snow.
Een man doet trucjes in de sneeuw.
The man is outside.
De man is buiten.
0
In the snow implies outside.
In de sneeuw betekent buiten.
0.2887
0.112
0.8207
0.1172
0.0001
0.0927
Two Asian people sit at a blue table in a food court.
Twee Aziatische mensen zitten aan een blauwe tafel in een eethoek.
Two people are eating together.
Twee mensen eten samen.
1
Just because people are sitting at a table in the food court does not mean they are eating.
Alleen maar omdat mensen zitten aan een tafel in de voedsel rechtbank betekent niet dat ze eten.
0.7934
0.1357
0.9166
0.1264
0.0
0.1181
Two Asian people sit at a blue table in a food court.
Twee Aziatische mensen zitten aan een blauwe tafel in een eethoek.
The people are buying sunglasses.
De mensen kopen zonnebril.
2
One cannot be buying sunglasses while seated at a table in a food court.
Men kan geen zonnebril kopen terwijl men aan een tafel zit in een eethoek.
0.7934
0.1357
0.6976
0.131
0.3524
0.1285
Two Asian people sit at a blue table in a food court.
Twee Aziatische mensen zitten aan een blauwe tafel in een eethoek.
Two people are seated together.
Twee mensen zitten samen.
0
If two people are sitting at a table then they are seated together.
Als twee mensen aan een tafel zitten, zitten ze samen.
0.794
0.1357
0.8584
0.1166
0.6959
0.121
Indian couple holding child near riverbank.
Indisch stel dat een kind vasthoudt bij Riverbank.
A couple is holding a child
Een stel houdt een kind vast.
0
in a both sentence river and holding is various
in een zowel zin rivier als bedrijf is verschillende
0.0
0.0651
0.7613
0.1298
0.0
0.0721
Indian couple holding child near riverbank.
Indisch stel dat een kind vasthoudt bij Riverbank.
A couple is sleeping with their baby at home
Een stel slaapt thuis met hun baby
2
A child holding child near riverbank cannot be sleeping with their baby at home.
Een kind dat een kind vasthoudt in de buurt van de rivieroever kan niet thuis met hun baby slapen.
0.0
0.0651
0.6855
0.1316
0.0772
0.1076
Indian couple holding child near riverbank.
Indisch stel dat een kind vasthoudt bij Riverbank.
A couple is singing a lullaby to a baby
Een stel zingt een slaapliedje voor een baby
1
The couple is not necessarily singing a lullaby and the child is not necessarily a baby.
Het paar zingt niet per se een slaapliedje en het kind is niet per se een baby.
0.0
0.0652
0.5905
0.1427
0.5768
0.1188
A bunch of people playing soccer.
Een hoop mensen die voetballen.
a bunch of people are playing soccer
Een hoop mensen spelen voetbal.
0
People playing soccer is a rephrasing of people are playing soccer.
Mensen voetballen is een herhaling van mensen die voetballen.
0.0024
0.1224
0.7262
0.1475
0.0
0.0991
A bunch of people playing soccer.
Een hoop mensen die voetballen.
people are playing american football
mensen spelen Amerikaans voetbal
2
Soccer is different from american football.
Voetbal is anders dan Amerikaans voetbal.
0.0025
0.1224
0.9406
0.1376
0.9473
0.1368
A bunch of people playing soccer.
Een hoop mensen die voetballen.
people are playing soccer with no goalies
mensen spelen voetbal zonder keepers
1
We don't know that there are no goalies.
We weten niet of er geen keepers zijn.
0.0024
0.1224
0.7405
0.133
0.6487
0.1418
A soccer player jumping in air during a game.
Een voetballer springt in de lucht tijdens een wedstrijd.
A soccer player taking flight across the field during a game.
Een voetballer die tijdens een wedstrijd over het veld vlucht.
2
Jumping and taking flight are two different things.
Springen en vliegen zijn twee verschillende dingen.
0.5221
0.1205
0.2964
0.1123
0.81
0.1265
A soccer player jumping in air during a game.
Een voetballer springt in de lucht tijdens een wedstrijd.
A soccer player jumping into the air during a game to avoid being hit in the face.
Een voetballer springt in de lucht tijdens een spel om te voorkomen dat wordt geraakt in het gezicht.
1
A soccer player jumping in air during a game is not always to avoid being hit in the face.
Een voetballer springen in de lucht tijdens een spel is niet altijd te voorkomen dat in het gezicht.
0.5223
0.1206
0.1068
0.108
0.0
0.0591
A soccer player jumping in air during a game.
Een voetballer springt in de lucht tijdens een wedstrijd.
A soccer player jumping up while a game is in progess.
Een voetballer die opspringt terwijl een spel in progess is
0
Jumping in air during a game is a rephrasing of jumping up while a game is in progress.
Springen in de lucht tijdens een spel is een herhaling van het springen terwijl een spel is in uitvoering.
0.5223
0.1205
0.0
0.1212
0.3044
0.1111
A shot-on-goal action photo of soccer players in red and black uniforms.
Een actiefoto van voetballers in rode en zwarte uniformen.
a decisive moment in a soccer game is frozen in photo.
een beslissend moment in een voetbalwedstrijd is bevroren op foto.
1
you can't infer a decisive moment from the actions
je kunt geen beslissend moment afleiden uit de acties
0.1915
0.1126
0.1286
0.1104
0.0122
0.1206
A shot-on-goal action photo of soccer players in red and black uniforms.
Een actiefoto van voetballers in rode en zwarte uniformen.
a hockey player nails his first hat trick
een hockey speler spijkert zijn eerste hoed truc
2
It's either soccer or hockey players.
Het zijn voetballers of hockeyspelers.
0.1912
0.1125
0.0
0.0621
0.7992
0.1336
A shot-on-goal action photo of soccer players in red and black uniforms.
Een actiefoto van voetballers in rode en zwarte uniformen.
a player has a penalty kick
een speler heeft een strafschop
0
If a player has a penalty kick, it implies that there is a shot-on-goal.
Als een speler een strafschop heeft, betekent dit dat er een shot-on-goal is.
0.1919
0.1126
0.2799
0.1308
0.0862
0.1113
The red team knocked the ball toward the goal and the black team tried to block it.
Het rode team sloeg de bal naar het doel en het zwarte team probeerde het te blokkeren.
The teams are playing soccer.
De teams spelen voetbal.
1
There is no implication that two teams of differing colors knocking a ball around are playing soccer.
Er is geen implicatie dat twee teams van verschillende kleuren kloppen een bal rond spelen voetbal.
0.3541
0.1164
0.6794
0.1467
0.0
0.0856
The red team knocked the ball toward the goal and the black team tried to block it.
Het rode team sloeg de bal naar het doel en het zwarte team probeerde het te blokkeren.
The red and black team are playing a game.
Het rode en zwarte team spelen een spel.
0
If the black team and the red team are playing with a ball, it follows that they are playing a game.
Als het zwarte team en het rode team spelen met een bal, dan volgt dat ze een spel spelen.
0.354
0.1164
0.5335
0.1151
0.1481
0.0951
The red team knocked the ball toward the goal and the black team tried to block it.
Het rode team sloeg de bal naar het doel en het zwarte team probeerde het te blokkeren.
The teams are in blue and orange.
De teams zijn in blauw en oranje.
2
It's either red and black teams or blue and orange.
Het zijn rode en zwarte teams of blauw en oranje.
0.3539
0.1164
0.8214
0.1276
0.6798
0.1144
Six soccer players on field with player in red uniform in the air and ball airborne.
Zes voetballers op het veld met speler in rood uniform in de lucht en bal in de lucht.
People are playing soccer.
Mensen spelen voetbal.
0
Soccer players are people and they are on field, since the ball is airborne, it implies that they are playing soccer.
Voetbal spelers zijn mensen en ze zijn op het veld, omdat de bal is in de lucht, het impliceert dat ze voetballen.
0.0308
0.0868
0.6712
0.1374
0.2839
0.1339
Six soccer players on field with player in red uniform in the air and ball airborne.
Zes voetballers op het veld met speler in rood uniform in de lucht en bal in de lucht.
Six people are playing basketball.
Zes mensen spelen basketbal.
2
If six people are playing basketball, they cannot be playing soccer.
Als zes mensen basketbal spelen, kunnen ze niet voetballen.
0.032
0.0868
0.9664
0.1358
0.7452
0.1259
Six soccer players on field with player in red uniform in the air and ball airborne.
Zes voetballers op het veld met speler in rood uniform in de lucht en bal in de lucht.
One team is in red, the other, blue.
Het ene team is in rood, het andere, blauw.
1
Soccer players can be on a field without being on a team. None of the players are wearing blue.
Voetballers kunnen op een veld zitten zonder in een team te zitten.
0.032
0.0868
0.7836
0.1248
0.3128
0.1351
Two little kids showing their American pride in their star spangled wagon.
Twee kleine kinderen tonen hun Amerikaanse trots in hun ster spangled wagon.
Two adults mix up a batch of margaritas.
Twee volwassenen mengen een partij margarita's.
2
It's either kids or adults. Showing pride is different from mixing margaritas.
Het is of kinderen of volwassenen, trots tonen is anders dan margarita's mengen.
0.0
0.0674
0.0001
0.0973
0.0
0.0657
Two little kids showing their American pride in their star spangled wagon.
Twee kleine kinderen tonen hun Amerikaanse trots in hun ster spangled wagon.
Two kids are in a parade in a wagon wearing red white and blue
Twee kinderen zijn in een parade in een wagen met rood wit en blauw
1
THE KIDS MAY NOT BE IN A PARADE
De kinderen mogen niet in een parade zitten
0.0
0.0674
0.419
0.0985
0.5366
0.1402
Two little kids showing their American pride in their star spangled wagon.
Twee kleine kinderen tonen hun Amerikaanse trots in hun ster spangled wagon.
Two kids are with a wagon.
Twee kinderen zijn met een wagen.
0
If the two kids are in a star-spangled wagon, it follows that they are in a wagon.
Als de twee kinderen in een sterrenwagen zitten, dan volgt dat ze in een wagen zitten.
0.0
0.0674
0.4415
0.0931
0.0
0.0907
A young man in a red quilted vest displays an assortment of silver pendants around his neck as he watches a woman in a yellow bikini top, a black jacket, and bright pink fingerless gloves go by.
Een jonge man in een rood gewatteerde vest toont een assortiment van zilveren hangers om zijn nek als hij kijkt naar een vrouw in een geel bikini topje, een zwart jasje, en helder roze vingerloze handschoenen gaan voorbij.
There is no jewelry.
Er zijn geen sieraden.
2
The man has an assortment of silver pendants around his neck, thus there is jewelry.
De man heeft een assortiment van zilveren hangers om zijn nek, dus is er sieraden.
0.2282
0.0589
0.5005
0.1278
0.3137
0.0855
A young man in a red quilted vest displays an assortment of silver pendants around his neck as he watches a woman in a yellow bikini top, a black jacket, and bright pink fingerless gloves go by.
Een jonge man in een rood gewatteerde vest toont een assortiment van zilveren hangers om zijn nek als hij kijkt naar een vrouw in een geel bikini topje, een zwart jasje, en helder roze vingerloze handschoenen gaan voorbij.
Someone is browsing jewelry.
Iemand bekijkt sieraden.
0
A young man is someone. Browsing means looking at a display of assortments. A silver pendant is a jewelry.
Een jonge man is iemand. Bladeren betekent kijken naar een display van assortimenten. Een zilveren hanger is een sieraad.
0.2282
0.0589
0.0
0.1419
0.1252
0.0947
A young man in a red quilted vest displays an assortment of silver pendants around his neck as he watches a woman in a yellow bikini top, a black jacket, and bright pink fingerless gloves go by.
Een jonge man in een rood gewatteerde vest toont een assortiment van zilveren hangers om zijn nek als hij kijkt naar een vrouw in een geel bikini topje, een zwart jasje, en helder roze vingerloze handschoenen gaan voorbij.
The pendants have long chains.
De hangers hebben lange kettingen.
1
pendants don't have to have long chains.
hangers hoeven geen lange kettingen te hebben.
0.2281
0.059
0.5164
0.0928
0.3117
0.1016
Girl is blowing to a butterfly.
Het meisje blaast op een vlinder.
The girl blows a butterfly.
Het meisje blaast een vlinder.
0
Blows and blowing is the same action.
Blaast en blaast is hetzelfde.
0.0001
0.0891
0.2153
0.0911
0.0
0.0831
Girl is blowing to a butterfly.
Het meisje blaast op een vlinder.
The girl sneezes on a butterfly.
Het meisje niest op een vlinder.
2
One cannot be blowing and sneezing simultaneously.
Men kan niet tegelijkertijd blazen en niezen.
0.0001
0.0891
0.4974
0.1155
0.3047
0.1218
Girl is blowing to a butterfly.
Het meisje blaast op een vlinder.
The girl blows kisses to a butterfly.
Het meisje blaast kussen naar een vlinder.
1
Just because the girl is blowing doesn't mean she is blowing kisses
Dat het meisje blaast betekent niet dat ze zoent.
0.0001
0.0891
0.0
0.0812
0.1247
0.1139
An elderly couple dances next to a table where a boy is sitting with his head down.
Een ouder stel danst naast een tafel waar een jongen zit met zijn hoofd naar beneden.
A young man has his head on the table.
Een jongeman heeft zijn hoofd op tafel.
0
Young man is a rephrasing for boy.
Jongeman is een rephrasing voor jongen.
0.4981
0.1082
0.718
0.1155
0.0
0.0866
An elderly couple dances next to a table where a boy is sitting with his head down.
Een ouder stel danst naast een tafel waar een jongen zit met zijn hoofd naar beneden.
The boy's grandparents approached and asked if he was okay.
De grootouders van de jongen benaderden en vroegen of hij in orde was.
1
Just because they are elderly does not imply they are the boys grandparents. The couple danced near the table not specifically approached the table. The couple never asked the boy anything.
Gewoon omdat ze oud zijn betekent niet dat ze de jongens grootouders zijn. Het echtpaar danste bij de tafel niet specifiek benaderd de tafel. Het echtpaar nooit gevraagd de jongen iets.
0.4977
0.1083
0.2939
0.1075
0.0
0.0597
An elderly couple dances next to a table where a boy is sitting with his head down.
Een ouder stel danst naast een tafel waar een jongen zit met zijn hoofd naar beneden.
A young man is playing the drums.
Een jongeman speelt de drums.
2
There can either be a boy or young man. He cannot simultaneously be playing the drums and sitting with his head down.
Er kan een jongen of een jongeman zijn. Hij kan niet tegelijkertijd drums spelen en zitten met zijn hoofd naar beneden.
0.4979
0.1082
0.9278
0.1259
0.1534
0.0902
A small girl stands among many large watermelons.
Een klein meisje staat tussen vele grote watermeloenen.
There is a girl standing
Er staat een meisje.
0
A small girl is also a girl as she stands or standing among large watermelons.
Een klein meisje is ook een meisje zoals ze staat of staat tussen grote watermeloenen.
0.8306
0.1318
0.8017
0.1192
0.0001
0.0884
A small girl stands among many large watermelons.
Een klein meisje staat tussen vele grote watermeloenen.
There is a girl sitting near the watermelon
Er zit een meisje bij de watermeloen.
2
The girl cannot be sitting if she stands among the watermelon.
Het meisje kan niet zitten als ze tussen de watermeloen staat.
0.8319
0.1316
0.2697
0.1173
0.5851
0.1282
A small girl stands among many large watermelons.
Een klein meisje staat tussen vele grote watermeloenen.
There is a girl standing thinking about purchasing the watermelon
Er staat een meisje te denken over de aankoop van de watermeloen
1
A small girl standing among watermelons does not mean she is thinking about purchasing one.
Een klein meisje dat tussen watermeloenen staat, betekent niet dat ze er een wil kopen.
0.8297
0.1317
0.0042
0.1211
0.2005
0.1135
An elderly couple dance in front of a juke box while a guy in shorts sleeps at a nearby table
Een ouder stel danst voor een juke box terwijl een man in shorts slaapt aan een nabijgelegen tafel
An old couple dance in by a juke box while a dude wearing shorts sleeps near a table
Een oud stel danst in een juke box terwijl een kerel in een short slaapt bij een tafel
0
Elderly means old. Dude wearing shorts is a rephrasing for guy in shorts. Near a table is the same as at a nearby table.
Ouderen betekent oud. Dude draagt shorts is een rephrasing voor man in shorts. Bij een tafel is hetzelfde als bij een nabijgelegen tafel.
0.2732
0.1169
0.0
0.0982
0.0
0.0589
An elderly couple dance in front of a juke box while a guy in shorts sleeps at a nearby table
Een ouder stel danst voor een juke box terwijl een man in shorts slaapt aan een nabijgelegen tafel
An old couple dance next to a guy sleeping
Een oud stel danst naast een slapende man.
1
The couple is dancing in front of the juke box not necessarily next to the sleeping guy.
Het stel danst voor de jukebox, niet noodzakelijk naast de slapende man.
0.2732
0.117
0.505
0.1052
0.3533
0.1047
An elderly couple dance in front of a juke box while a guy in shorts sleeps at a nearby table
Een ouder stel danst voor een juke box terwijl een man in shorts slaapt aan een nabijgelegen tafel
Two cats sing karoake
Twee katten zingen karoke
2
There cat either be cats or humans. Cats cannot sing karoake.
Er zijn katten of mensen, katten kunnen geen karoke zingen.
0.2732
0.117
0.0013
0.1052
0.0008
0.0717
An elderly couple, both wearing white shirts, dancing and a young male sitting at a table.
Een ouder stel, beiden dragen witte shirts, dansen en een jonge man aan tafel.
The couple has been together a long time.
Het echtpaar is al lang samen.
1
A couple that has been together a long time is not necessarily elderly.
Een echtpaar dat al heel lang samen is, is niet per se ouderen.
0.226
0.0829
0.7662
0.1435
0.274
0.0886
An elderly couple, both wearing white shirts, dancing and a young male sitting at a table.
Een ouder stel, beiden dragen witte shirts, dansen en een jonge man aan tafel.
The couple is dancing together.
Het stel danst samen.
0
If the elderly couple is dancing and they are both wearing the same color shirt, then it makes sense that they are dancing together.
Als het oudere echtpaar danst en ze dragen beiden hetzelfde kleur shirt, dan is het logisch dat ze samen dansen.
0.226
0.0829
0.9256
0.13
0.5672
0.1107
An elderly couple, both wearing white shirts, dancing and a young male sitting at a table.
Een ouder stel, beiden dragen witte shirts, dansen en een jonge man aan tafel.
The couple is sitting with the male.
Het paar zit bij het mannetje.
2
The couple cannot simultaneously be dancing and sitting.
Het paar kan niet tegelijkertijd dansen en zitten.
0.226
0.0829
0.0
0.0991
0.6831
0.126
A child stoops to pick up a watermelon from a large pile of them.
Een kind bukt om een watermeloen op te halen van een grote stapel van hen.
A person is near a watermelon.
Een persoon is in de buurt van een watermeloen.
0
A child is a person
Een kind is een persoon
0.0407
0.1064
0.0769
0.1319
0.8526
0.1388
A child stoops to pick up a watermelon from a large pile of them.
Een kind bukt om een watermeloen op te halen van een grote stapel van hen.
A girl is shopping for watermelon with her parents at a farmers' market.
Een meisje koopt watermeloen met haar ouders op een boerenmarkt.
1
There is no reason to think she was specifically shopping for a watermelon. Nothing says she is with her parents. There is nothing that implies she is at a farmers market.
Er is geen reden om te denken dat ze speciaal op zoek was naar een watermeloen. Niets zegt dat ze bij haar ouders is. Er is niets dat impliceert dat ze op een boerenmarkt is.
0.0407
0.1064
0.7264
0.1251
0.1571
0.1058
A child stoops to pick up a watermelon from a large pile of them.
Een kind bukt om een watermeloen op te halen van een grote stapel van hen.
A woman is alone, planting watermelon seeds in a garden in the spring.
Een vrouw is alleen, het planten van watermeloen zaden in een tuin in het voorjaar.
2
There can either be a child or a woman. They can either be planting watermelon seeds or picking one up from a pile.
Er kan een kind of een vrouw zijn. Ze kunnen ofwel watermeloenzaadjes planten of er eentje ophalen van een stapel.
0.0407
0.1064
0.0001
0.1044
0.3955
0.109
A small girl dressed in a yellow dress with flowers on it bends over near a large pile of watermelons.
Een klein meisje gekleed in een gele jurk met bloemen erop buigt voorover bij een grote stapel watermeloenen.
The girl is under the age of 88 years old.
Het meisje is jonger dan 88 jaar.
0
If the girl is small, it can be supposed that she is under the age of 88.
Als het meisje klein is, kan worden verondersteld dat ze jonger is dan 88 jaar.
0.7434
0.1198
0.8861
0.1261
0.5941
0.1164
A small girl dressed in a yellow dress with flowers on it bends over near a large pile of watermelons.
Een klein meisje gekleed in een gele jurk met bloemen erop buigt voorover bij een grote stapel watermeloenen.
The girl is alone and asleep in her bedroom.
Het meisje slaapt alleen in haar slaapkamer.
2
If the girl is asleep in her bedroom, then she can't bend over near watermelons.
Als het meisje slaapt in haar slaapkamer, dan kan ze niet buigen voor watermeloenen.
0.7438
0.1198
0.7466
0.1475
0.0153
0.0918
A small girl dressed in a yellow dress with flowers on it bends over near a large pile of watermelons.
Een klein meisje gekleed in een gele jurk met bloemen erop buigt voorover bij een grote stapel watermeloenen.
The girl is wearing yellow shoes.
Het meisje draagt gele schoenen.
1
Just because the girl is wearing a yellow dress does not mean her shoes are also yellow.
Alleen omdat het meisje een gele jurk draagt betekent niet dat haar schoenen ook geel zijn.
0.7438
0.1198
0.9071
0.1384
0.8354
0.1372
A little girl picking up a watermelon from a pile.
Een klein meisje pikt een watermeloen op van een stapel.
A girl is buying a watermelon.
Een meisje koopt een watermeloen.
1
You can not infer she is buying it.
Je kunt niet afleiden dat ze het koopt.
0.711
0.1357
0.7639
0.1418
0.1758
0.1104
A little girl picking up a watermelon from a pile.
Een klein meisje pikt een watermeloen op van een stapel.
A girl is picking up an orange.
Een meisje pakt een sinaasappel op.
2
Oranges and watermelon wouldn't be piled together.
Sinaasappels en watermeloenen zouden niet samengestapeld worden.
0.711
0.1357
0.3895
0.1544
0.3502
0.1133
A little girl picking up a watermelon from a pile.
Een klein meisje pikt een watermeloen op van een stapel.
A girl is picking an item up.
Een meisje haalt een item op.
0
The girl is little.
Het meisje is klein.
0.711
0.1357
0.0951
0.1349
0.9315
0.1268
a young girl in a flowery dress surrounded by watermelons
een jong meisje in een bloemrijke jurk omgeven door watermeloenen
There is a lot of fruit.
Er is veel fruit.
0
If there are many watermelons, it is likely that there is a lot of fruit.
Als er veel watermeloenen zijn, is het waarschijnlijk dat er veel fruit is.
0.6968
0.1387
0.913
0.1498
0.7786
0.1484
a young girl in a flowery dress surrounded by watermelons
een jong meisje in een bloemrijke jurk omgeven door watermeloenen
There are some citrus fruit.
Er zijn wat citrusvruchten.
1
Watermelons are not citrus fruit.
Watermeloenen zijn geen citrusvruchten.
0.6979
0.1386
0.7752
0.1287
0.9782
0.1403
a young girl in a flowery dress surrounded by watermelons
een jong meisje in een bloemrijke jurk omgeven door watermeloenen
There are only potatoes.
Er zijn alleen aardappelen.
2
Watermelons are differet from potatoes.
Watermeloenen verschillen van aardappelen.
0.6968
0.1387
0.6212
0.1424
0.716
0.1329
A man in a blue jacket screaming.
Een man in een blauw jasje schreeuwend.
A man is making a loud noise.
Een man maakt een luid geluid.
0
Screaming is a loud noise.
Schreeuwen is een luid geluid.
0.5673
0.1178
0.5178
0.1236
0.289
0.13
A man in a blue jacket screaming.
Een man in een blauw jasje schreeuwend.
A man is scared.
Een man is bang.
1
Just because the man is screaming does not mean he is scared.
Dat de man schreeuwt betekent niet dat hij bang is.
0.5673
0.1178
0.8593
0.1159
0.6257
0.1316
A man in a blue jacket screaming.
Een man in een blauw jasje schreeuwend.
A man is whispering.
Een man fluistert.
2
One cannot simultaneously be screaming and whistling.
Men kan niet tegelijkertijd schreeuwen en fluiten.
0.5661
0.1178
0.72
0.1284
0.5117
0.1276
Children playing a game in a field.
Kinderen spelen een spel in een veld.
Children are competing for a reward.
Kinderen strijden voor een beloning.
1
Just because they are playing a game in a field does not mean they are competing for a reward.
Gewoon omdat ze een spel spelen in een veld betekent niet dat ze concurreren voor een beloning.
0.4817
0.1293
0.2092
0.1243
0.2987
0.1387
Children playing a game in a field.
Kinderen spelen een spel in een veld.
Adults playing a game.
Volwassenen die een spel spelen.
2
It's either children or adults who are playing.
Kinderen of volwassenen spelen.
0.4825
0.1293
0.3053
0.1147
0.3978
0.1089
Children playing a game in a field.
Kinderen spelen een spel in een veld.
Children playing a game.
Kinderen spelen een spelletje.
0
Playing a game is a less specific way of saying playing a game in a field.
Het spelen van een spel is een minder specifieke manier van zeggen het spelen van een spel in een veld.
0.4825
0.1293
0.6819
0.1181
0.0
0.0936
A seated woman with short hair and a camera throws a Frisbee to a brown dog.
Een zittende vrouw met kort haar en een camera gooit een Frisbee naar een bruine hond.
The woman throws a Frisbee to the dog.
De vrouw gooit een frisbee voor de hond.
0
A brown dog is a form of dog.
Een bruine hond is een vorm van hond.
0.2722
0.106
0.1636
0.1003
0.8872
0.1049
A seated woman with short hair and a camera throws a Frisbee to a brown dog.
Een zittende vrouw met kort haar en een camera gooit een Frisbee naar een bruine hond.
The woman is chasing the dog that took her camera.
De vrouw achtervolgt de hond die haar camera meenam.
2
One cannot simultaneously be seated and chasing a dog.
Men kan niet tegelijkertijd zitten en achter een hond aanzitten.
0.2722
0.106
0.2726
0.0859
0.2585
0.1088
A seated woman with short hair and a camera throws a Frisbee to a brown dog.
Een zittende vrouw met kort haar en een camera gooit een Frisbee naar een bruine hond.
A woman throws a disc to a dog and gets ready to take a picture.
Een vrouw gooit een schijf naar een hond en maakt zich klaar om een foto te maken.
1
Just because the woman has a camera does not mean she is ready to take a picture.
Alleen omdat de vrouw een camera heeft betekent niet dat ze klaar is om een foto te nemen.
0.2722
0.106
0.286
0.109
0.7495
0.1373