premise_en
stringlengths
7
402
premise_nl
stringlengths
8
417
hypothesis_en
stringlengths
0
295
hypothesis_nl
stringlengths
1
308
label
int32
0
2
explanation_1_en
stringlengths
0
917
explanation_1_nl
stringlengths
3
766
explanation_2_en
stringclasses
1 value
explanation_2_nl
stringclasses
1 value
explanation_3_en
stringclasses
1 value
explanation_3_nl
stringclasses
1 value
da_premise
stringlengths
3
6
mqm_premise
stringlengths
3
7
da_hypothesis
stringlengths
3
6
mqm_hypothesis
stringlengths
3
6
da_explanation_1
stringlengths
3
6
mqm_explanation_1
stringlengths
3
7
da_explanation_2
stringclasses
1 value
mqm_explanation_2
stringclasses
1 value
da_explanation_3
stringclasses
1 value
mqm_explanation_3
stringclasses
1 value
A guy performing a bicycle jump trick for an audience.
Een man die een fietssprong truc voor een publiek uitvoert.
a guy is performing a bike trick
een man doet een fiets truc
0
Bike trick is a restatement of bicycle jump trick.
Bike truc is een restatement van fiets sprong truc.
0.1097
0.0875
0.0472
0.0744
0.0
0.0528
A gray-haired woman in a blue dress coat with snowflakes on it balances something on her head.
Een grijsharige vrouw in een blauwe jas met sneeuwvlokken erop balanceert iets op haar hoofd.
The woman is wearing a coat.
De vrouw draagt een jas.
0
A blue dress coat is a more specific type of coat.
Een blauwe jas is een meer specifiek type jas.
0.467
0.1029
0.7752
0.1275
0.6134
0.1165
A gray-haired woman in a blue dress coat with snowflakes on it balances something on her head.
Een grijsharige vrouw in een blauwe jas met sneeuwvlokken erop balanceert iets op haar hoofd.
The woman loves her blonde hair.
De vrouw houdt van haar blonde haar.
2
Gray hair and blonde hair are different hair colors.
Grijs haar en blond haar zijn verschillende haarkleuren.
0.4676
0.1029
0.9847
0.1269
0.9569
0.1308
A gray-haired woman in a blue dress coat with snowflakes on it balances something on her head.
Een grijsharige vrouw in een blauwe jas met sneeuwvlokken erop balanceert iets op haar hoofd.
The woman is guarding herself from the snow.
De vrouw bewaakt zichzelf voor de sneeuw.
1
Balancing something on the head may be for many reasons, not only for guarding herself from the snow.
Het balanceren van iets op het hoofd kan om vele redenen zijn, niet alleen om zichzelf te beschermen tegen de sneeuw.
0.467
0.1029
0.0001
0.1186
0.2804
0.1204
Two children play outside in a field.
Twee kinderen spelen buiten in een veld.
A brother and sister chase each other in a field.
Een broer en zus achtervolgen elkaar in een veld.
1
Sentence 1: Two children play outside in a field. Sentence 2: A brother and sister chase each other in a field.
Zin 1: Twee kinderen spelen buiten in een veld. Zin 2: Een broer en zus achtervolgen elkaar in een veld.
0.9219
0.1493
0.2584
0.1151
0.3716
0.1171
Two children play outside in a field.
Twee kinderen spelen buiten in een veld.
Kids are playing outdoors.
De kinderen spelen buiten.
0
Children are kids. A field is outdoors.
Kinderen zijn kinderen, een veld is buiten.
0.9219
0.1493
0.8983
0.1492
0.2578
0.116
Two children play outside in a field.
Twee kinderen spelen buiten in een veld.
Two children are reading at their desks.
Twee kinderen lezen aan hun bureau.
2
The children cannot be playing outside and reading at their desks simultaneously.
De kinderen kunnen niet buiten spelen en tegelijkertijd aan hun bureau lezen.
0.9219
0.1493
0.5243
0.128
0.4497
0.131
One man sits inside and plays the banjo, there are trees behind him outside.
Eén man zit binnen en speelt de banjo, er staan bomen achter hem.
A man runs outside.
Een man rent naar buiten.
2
The man can't be sitting inside and playing outside at the same time.
De man kan niet binnen zitten en buiten tegelijk spelen.
0.6758
0.1168
0.5749
0.1361
0.3468
0.1275
One man sits inside and plays the banjo, there are trees behind him outside.
Eén man zit binnen en speelt de banjo, er staan bomen achter hem.
A male sitting indoors.
Een mannetje zit binnen.
0
A man is a male. Sitting indoors is a restatement of sits inside.
Een man is een man, binnen zitten is een restatement van zitten binnen.
0.6761
0.1168
0.299
0.1086
0.0
0.083
One man sits inside and plays the banjo, there are trees behind him outside.
Eén man zit binnen en speelt de banjo, er staan bomen achter hem.
A male plays a banjo while sitting on a sofa.
Een mannetje speelt banjo terwijl hij op een bank zit.
1
Sentence 1: One man sits inside and plays the banjo, there are trees behind him outside. Sentence 2: A male plays a banjo while sitting on a sofa.
Zin 1: Een man zit binnen en speelt de banjo, er zijn bomen achter hem buiten. Zin 2: Een mannetje speelt een banjo terwijl hij op een bank zit
0.6761
0.1168
0.7432
0.1257
0.4198
0.1067
Two children, in colorful outfits, playing in a field with a big rock in the middle.
Twee kinderen, in kleurrijke outfits, spelen in een veld met een grote rots in het midden.
Don't play with rocks
Speel niet met stenen
2
It is not possible to play in the filed and not play simultaneously.
Het is niet mogelijk om te spelen in de gearchiveerde en niet gelijktijdig spelen.
0.7453
0.1354
0.2827
0.1114
0.0
0.0814
Two children, in colorful outfits, playing in a field with a big rock in the middle.
Twee kinderen, in kleurrijke outfits, spelen in een veld met een grote rots in het midden.
Two kids are playing with a big rock in the field
Twee kinderen spelen met een grote rots in het veld.
0
Children are kids. Playing with a big rock in the field is a restatement of playing in a field with a big rock.
Kinderen zijn kinderen. Spelen met een grote rots in het veld is een restatement van spelen in een veld met een grote rots.
0.7452
0.1355
0.6802
0.1228
0.0001
0.0837
Two children, in colorful outfits, playing in a field with a big rock in the middle.
Twee kinderen, in kleurrijke outfits, spelen in een veld met een grote rots in het midden.
Two kids are playing with a big rock in the field with family
Twee kinderen spelen met een grote rots in het veld met familie
1
The first sentence does not say that they are playing with the big rock, simply that they are in a field with a rock. The first sentence does not mention anything about family.
De eerste zin zegt niet dat ze spelen met de grote rock, gewoon dat ze in een veld met een rots. De eerste zin zegt niets over familie.
0.7452
0.1354
0.2671
0.1096
0.0084
0.0768
Two young girls are playing outside in a non-urban environment.
Twee jonge meisjes spelen buiten in een buitenwijk.
Some girls are running through an open field.
Sommige meisjes rennen door een open veld.
1
The first sentence does not say that they are running - simply that they are playing. A non-urban environment does not necessarily imply an open field.
De eerste zin zegt niet dat ze draaien - gewoon dat ze spelen. Een niet-stedelijke omgeving betekent niet noodzakelijkerwijs een open veld.
0.7883
0.1483
0.5055
0.1266
0.1943
0.104
Two young girls are playing outside in a non-urban environment.
Twee jonge meisjes spelen buiten in een buitenwijk.
Two girls are playing outside.
Twee meisjes spelen buiten.
0
Girls are young, and they are in a non-urban environment so they are outside.
Meisjes zijn jong, en ze zijn in een niet-stedelijke omgeving dus ze zijn buiten.
0.7887
0.1482
0.8918
0.1518
0.2983
0.1273
Two young girls are playing outside in a non-urban environment.
Twee jonge meisjes spelen buiten in een buitenwijk.
Some girls are running on the sidewalk, next to some parked cars.
Sommige meisjes rennen op de stoep, naast geparkeerde auto's.
2
The girls cannot be playing in a non-urban environment while running on a sidewalk at the same time.
De meisjes kunnen niet in een niet-stedelijke omgeving spelen terwijl ze tegelijkertijd op een stoep lopen.
0.7887
0.1482
0.2822
0.117
0.4864
0.1344
Two children in hats play in an open, rocky field.
Twee kinderen met hoeden spelen in een open, rotsachtig veld.
The children are at home eating lunch.
De kinderen zitten thuis te lunchen.
2
The children cannot play in a field and be eating lunch at home simultaneously.
De kinderen kunnen niet in een veld spelen en thuis lunchen.
0.4343
0.1306
0.9085
0.1468
0.2591
0.1151
Two children in hats play in an open, rocky field.
Twee kinderen met hoeden spelen in een open, rotsachtig veld.
The children are playing in a rocky field.
De kinderen spelen in een rotsachtig veld.
0
Two children in hats, and they can only play in rocky field in an open area
Twee kinderen met hoeden, en ze kunnen alleen spelen in rotsachtig veld in een open gebied
0.4336
0.1306
0.8046
0.1424
0.3022
0.1177
Two children in hats play in an open, rocky field.
Twee kinderen met hoeden spelen in een open, rotsachtig veld.
The children are playing catch.
De kinderen spelen vangbal.
1
The first sentence does not specify what, exactly, they are playing. It may not be catch.
De eerste zin geeft niet aan wat ze precies spelen. Het kan geen vangst zijn.
0.4336
0.1306
0.351
0.1068
0.2283
0.0995
A woman wearing a green and pink dress is dancing with someone wearing a blue top with white pants.
Een vrouw met een groene en roze jurk danst met iemand met een blauw topje met witte broek.
The dancing woman is on the grass.
De dansende vrouw ligt op het gras.
1
The first sentence does not mention grass, nor anything else about the surface upon which the woman is dancing.
De eerste zin vermeldt geen gras, noch iets anders over het oppervlak waarop de vrouw danst.
0.5507
0.1081
0.5529
0.1307
0.0001
0.1157
A woman wearing a green and pink dress is dancing with someone wearing a blue top with white pants.
Een vrouw met een groene en roze jurk danst met iemand met een blauw topje met witte broek.
The woman in green and pink is dancing.
De vrouw in groen en roze danst.
0
"The woman in green and pink is dancing" shows that " she is is dancing with someone wearing a blue top with white pants"
"De vrouw in groen en roze is dansen" laat zien dat ze danst met iemand die een blauw topje draagt met een witte broek"
0.5507
0.1081
0.7853
0.1204
0.1311
0.0698
A woman wearing a green and pink dress is dancing with someone wearing a blue top with white pants.
Een vrouw met een groene en roze jurk danst met iemand met een blauw topje met witte broek.
The dancing woman is alone in her bedroom.
De dansende vrouw is alleen in haar slaapkamer.
2
one woman is alone, the other is with someone dancing
de ene vrouw is alleen, de andere is met iemand dansen
0.5508
0.1081
0.3409
0.1168
0.0012
0.0989
Man in gold pants looking at the camera.
Een man in een gouden broek die naar de camera kijkt.
Man looking at the camera.
De man die naar de camera kijkt.
0
The man is looking at the camera.
De man kijkt naar de camera.
0.3273
0.109
0.1666
0.1197
0.7517
0.1399
Man in gold pants looking at the camera.
Een man in een gouden broek die naar de camera kijkt.
Man looking at something.
Een man die ergens naar kijkt.
1
Because the man is looking at the camera does not mean he is looking at something.
Omdat de man naar de camera kijkt betekent niet dat hij ergens naar kijkt.
0.3267
0.1091
0.0001
0.1232
0.2208
0.1146
Man in gold pants looking at the camera.
Een man in een gouden broek die naar de camera kijkt.
Man is walking away to the hall.
De man loopt weg naar de gang.
2
The man cannot simultaneously be walking away and looking at the camera
De man kan niet tegelijkertijd weglopen en naar de camera kijken
0.3272
0.1091
0.3044
0.12
0.3645
0.1166
A man in a gold skirt sits in front of the computer.
Een man met een gouden rok zit voor de computer.
A man in a gold skirt sitting at his computer watching the computer screen.
Een man in een gouden rok die op zijn computer zit te kijken naar het computerscherm
0
A man sits in front of the computer implies that he is watching the computer screen.
Een man zit voor de computer te kijken naar het computerscherm.
0.5445
0.122
0.3718
0.1053
0.5303
0.1304
A man in a gold skirt sits in front of the computer.
Een man met een gouden rok zit voor de computer.
A man in a golf skirt sitting at his computer typing to his friends online.
Een man in een golfrok die achter zijn computer zit te typen naar zijn vrienden online.
1
A gold skirt is not necessarily a golf skirt. The first sentence does not specify what the man is doing on the computer. He may not be typing to his friends online.
Een gouden rok is niet per se een golfrokje. De eerste zin geeft niet aan wat de man doet op de computer. Hij kan niet typt naar zijn vrienden online.
0.5442
0.122
0.2425
0.098
0.0
0.0758
A man in a gold skirt sits in front of the computer.
Een man met een gouden rok zit voor de computer.
A man in blue pants sitting and watching the television.
Een man in een blauwe broek zittend en tv kijkend.
2
blue and gold are not the same colors
blauw en goud zijn niet dezelfde kleuren
0.5442
0.122
0.5514
0.1143
0.9746
0.1411
Man wearing black t-shirt sitting at a computer desk.
Een man met een zwart t-shirt aan een computerbureau.
the man is working on the computer
de man werkt aan de computer
0
the man is working on the computer implies that he is sitting at a computer desk.
De man werkt aan de computer betekent dat hij aan een computer bureau zit.
0.0
0.1017
0.9087
0.1364
0.2963
0.1084
Man wearing black t-shirt sitting at a computer desk.
Een man met een zwart t-shirt aan een computerbureau.
the man called off work and was at the zoo all day
de man stopte met werken en was de hele dag in de dierentuin
2
one man is at the zoo, the other is at a desk
De ene man zit in de dierentuin, de andere aan een bureau.
0.0
0.1017
0.4424
0.1304
0.8442
0.1335
Man wearing black t-shirt sitting at a computer desk.
Een man met een zwart t-shirt aan een computerbureau.
the man is doing a project for work
de man doet een project voor werk
1
We do not know what the man is doing at the computer desk - it may not be a project for work.
We weten niet wat de man doet aan de computerbalie - het is misschien geen project voor werk.
0.0
0.1017
0.2521
0.1048
0.4382
0.1024
A bearded man in a black t-shirt sits in front of a desk holding a computer.
Een bebaarde man in een zwart t-shirt zit voor een bureau met een computer.
A man is standing in the rain.
Een man staat in de regen.
2
The man can't be in the rain if he's sitting in front of a desk.
De man kan niet in de regen zitten als hij voor een bureau zit.
0.3283
0.124
0.6017
0.1386
0.2971
0.1357
A bearded man in a black t-shirt sits in front of a desk holding a computer.
Een bebaarde man in een zwart t-shirt zit voor een bureau met een computer.
A man waiting with his computer.
Een man die wacht met zijn computer.
0
a man with beard sits and waiting with a computer
een man met een baard zit en wacht met een computer
0.3283
0.124
0.0006
0.1115
0.2729
0.1066
A bearded man in a black t-shirt sits in front of a desk holding a computer.
Een bebaarde man in een zwart t-shirt zit voor een bureau met een computer.
A man buying a new laptop.
Een man die een nieuwe laptop koopt.
1
Sitting in front of a desk holding a computer doesn't imply that he is buying it. A computer may not be a laptop.
Zitten voor een bureau met een computer betekent niet dat hij het koopt. Een computer is misschien geen laptop.
0.3283
0.124
0.4604
0.1294
0.2452
0.1114
A man in a gold foils skirt, sitting at a computer desk, looks at the camera with his hands raised to his face.
Een man met een gouden folie rok, zittend aan een computer bureau, kijkt naar de camera met zijn handen omhoog naar zijn gezicht.
a man is looking at his webcam
een man kijkt naar zijn webcam
0
"A man looks at the camera" is a synonym of " a man is looking at his webcam"
"Een man kijkt naar de camera" is een synoniem van "een man kijkt naar zijn webcam"
0.3169
0.0958
0.7704
0.1563
0.6264
0.1143
A man in a gold foils skirt, sitting at a computer desk, looks at the camera with his hands raised to his face.
Een man met een gouden folie rok, zittend aan een computer bureau, kijkt naar de camera met zijn handen omhoog naar zijn gezicht.
he is covering up his face
Hij verbergt zijn gezicht.
1
His hands are merely raised to his face - we do not know that he he is covering up his face.
Zijn handen worden alleen in zijn gezicht opgestoken - we weten niet dat hij zijn gezicht bedekt.
0.3169
0.0958
0.7742
0.1412
0.3219
0.1038
A man in a gold foils skirt, sitting at a computer desk, looks at the camera with his hands raised to his face.
Een man met een gouden folie rok, zittend aan een computer bureau, kijkt naar de camera met zijn handen omhoog naar zijn gezicht.
a man is sticking his tongue out
een man steekt zijn tong uit
2
one man is making faces, the other is taking a picture of himself it seems with a camera
de ene man trekt gezichten, de andere neemt een foto van zichzelf het lijkt met een camera
0.3169
0.0958
0.7149
0.1277
0.1361
0.0837
A young girl sitting at a table with a bowl on her head
Een jong meisje aan een tafel met een kom op haar hoofd
A young girl has a bowl on her head
Een jong meisje heeft een kom op haar hoofd
0
"A young girl sitting at a table with a bowl on her head" is a form of "A young girl has a bowl on her head"
"Een jong meisje zit aan een tafel met een kom op haar hoofd" is een vorm van "Een jong meisje heeft een kom op haar hoofd"
0.3247
0.1206
0.5604
0.1452
0.5118
0.1007
A young girl sitting at a table with a bowl on her head
Een jong meisje aan een tafel met een kom op haar hoofd
A toddler dumped her bowl of spaghetti on her head
Een peuter dumpte haar kom spaghetti op haar hoofd.
1
A "young girl" may not be a toddler. We only know from the first sentence that she has a bowl on her head, not that the bowl contained spaghetti, or that its contents were dumped.
Een jong meisje is misschien geen peuter. We weten alleen vanaf de eerste zin dat ze een kom op haar hoofd heeft, niet dat de kom spaghetti bevatte, of dat de inhoud ervan werd gedumpt
0.3253
0.1207
0.2825
0.116
0.1454
0.0858
A young girl sitting at a table with a bowl on her head
Een jong meisje aan een tafel met een kom op haar hoofd
A man is eating cereal in his car
Een man eet ontbijtgranen in zijn auto
2
a man is not a young girl
een man is geen jong meisje
0.3227
0.1207
0.9207
0.1322
0.628
0.1078
A man dances with a fire baton at night.
Een man danst's nachts met een vuurstok.
the crowd cheers as he peforms
de menigte juicht als hij zich beweegt
1
Dances with a fire baton does not imply that a crowd cheers.
Dansen met een vuurstok betekent niet dat een menigte juicht.
0.1601
0.0973
0.1735
0.1082
0.2848
0.1061
A man dances with a fire baton at night.
Een man danst's nachts met een vuurstok.
the woman does a hula dance
de vrouw doet een hoela dans
2
Man and woman are of different gender.
Man en vrouw zijn van verschillend geslacht.
0.1577
0.0974
0.1864
0.0886
0.993
0.1462
A man dances with a fire baton at night.
Een man danst's nachts met een vuurstok.
the man is dancing
De man danst.
0
If the man dances with a fire baton it is the same as dancing.
Als de man danst met een vuurstok is het hetzelfde als dansen.
0.1603
0.0973
0.0002
0.096
0.658
0.099
A doctor checks the stomach of a toddler.
Een dokter controleert de maag van een kleuter.
The toddler is getting a checkup.
De peuter wordt gecontroleerd.
0
The doctor checks a stomach which implies that the toddler is getting a checkup.
De dokter controleert een maag die impliceert dat de peuter een controle krijgt
0.9527
0.1388
0.2546
0.1237
0.0001
0.0997
A doctor checks the stomach of a toddler.
Een dokter controleert de maag van een kleuter.
The doctor is looking inside the toddler's mouth.
De dokter kijkt in de peuter zijn mond.
2
a toddler's mouth is not the same as their stomach
de mond van een peuter is niet hetzelfde als hun maag
0.9527
0.1388
0.2975
0.111
0.5421
0.1463
A doctor checks the stomach of a toddler.
Een dokter controleert de maag van een kleuter.
The toddle might be sick.
De peuter kan ziek zijn.
1
Toddler is misspelled as toddle. This may be a routine check-up, and we do not know that the toddler may be sick.
Dit kan een routine controle zijn, en we weten niet of de peuter ziek is.
0.9528
0.1388
0.9026
0.1192
0.3369
0.1168
Young blond woman putting her foot into a water fountain
jonge blonde vrouw zet haar voet in een waterfontein
A young woman wearing an evening gown, and holding her shoes in her hands, is dipping one foot into Buckingham Fountain in Chicago.
Een jonge vrouw die een avondjurk draagt en haar schoenen in haar handen houdt, dompelt een voet in Buckingham Fountain in Chicago.
1
The first sentence does not mention that she is wearing a gown, that she is holding shoes in her hands, or that this is the Buckingham Fountain.
De eerste zin zegt niet dat ze een jurk draagt, dat ze schoenen in haar handen houdt, of dat dit de Buckingham Fountain is.
0.7901
0.1252
0.3438
0.1089
0.3181
0.1102
Young blond woman putting her foot into a water fountain
jonge blonde vrouw zet haar voet in een waterfontein
A young blond woman is sitting down on a beach chair.
Een jonge blonde vrouw zit op een strandstoel.
2
one woman is at the beach chair, the other is at a water fountain
een vrouw is aan het strand stoel, de andere is bij een water fontein
0.7897
0.1252
0.773
0.1418
0.0213
0.1018
Young blond woman putting her foot into a water fountain
jonge blonde vrouw zet haar voet in een waterfontein
A person is dipping her foot into water.
Een persoon dompelt haar voet in water.
0
" woman putting her foot into a water fountain" is a rephrasing of " A person is dipping her foot into water"
"Vrouw die haar voet in een waterfontein stopt" is een herhaling van "Een persoon is haar voet aan het dompelen in water"
0.7901
0.1252
0.8837
0.1415
0.133
0.106
A young woman tries to stick her foot in a fountain.
Een jonge vrouw probeert haar voet in een fontein te steken.
The woman is riding a train.
De vrouw rijdt in een trein.
2
you can't put your foot in a fountain while riding a train
je kunt je voet niet in een fontein zetten terwijl je met de trein rijdt
0.9025
0.1407
0.8287
0.1312
0.6469
0.1407
A young woman tries to stick her foot in a fountain.
Een jonge vrouw probeert haar voet in een fontein te steken.
A woman is near a fountain.
Een vrouw is bij een fontein.
0
A young woman is still a woman.
Een jonge vrouw is nog steeds een vrouw.
0.903
0.1406
0.2885
0.1386
0.9874
0.1375
A young woman tries to stick her foot in a fountain.
Een jonge vrouw probeert haar voet in een fontein te steken.
The woman has one foot in the air.
De vrouw heeft een voet in de lucht.
0
If the woman is trying to stick her foot in the fountain then it's in the air.
Als de vrouw probeert haar voet in de fontein te steken dan is het in de lucht.
0.903
0.1406
0.507
0.1183
0.4083
0.1044
A woman in capri jeans crouches on the edge of a fountain with her left foot kicked out to touch the falling water.
Een vrouw in Capri jeans kraakt aan de rand van een fontein met haar linkervoet eruit geschopt om het vallende water aan te raken.
A woman is walking in park
Een vrouw wandelt in het park
2
you can't crouch at the edge of a fountain while walking
je kunt niet hurken aan de rand van een fontein tijdens het lopen
0.1487
0.0785
0.8054
0.1472
0.3011
0.116
A woman in capri jeans crouches on the edge of a fountain with her left foot kicked out to touch the falling water.
Een vrouw in Capri jeans kraakt aan de rand van een fontein met haar linkervoet eruit geschopt om het vallende water aan te raken.
A woman is very eager to touch the water
Een vrouw wil graag het water aanraken.
1
the woman is not necessarily eager
de vrouw is niet noodzakelijk gretig
0.1496
0.0785
0.8141
0.1328
0.0001
0.0924
A woman in capri jeans crouches on the edge of a fountain with her left foot kicked out to touch the falling water.
Een vrouw in Capri jeans kraakt aan de rand van een fontein met haar linkervoet eruit geschopt om het vallende water aan te raken.
A woman is like to touch the water in fountain
Een vrouw is als het water in de fontein aanraken
0
A woman is kicking her foot to touch the water.
Een vrouw trapt haar voet om het water aan te raken.
0.149
0.0784
0.0
0.0933
0.2186
0.0916
Woman balancing on edge of fountain while sticking her toe in the water.
Vrouw balanceert op de rand van fontein terwijl ze haar teen in het water steekt.
A woman stand on a fountain and dips her toes in.
Een vrouw staat op een fontein en dompelt haar tenen erin.
0
The woman is on a foundation so she is putting her toes in water.
De vrouw is op een fundament dus ze zet haar tenen in het water.
0.696
0.1159
0.9151
0.143
0.1975
0.1043
Woman balancing on edge of fountain while sticking her toe in the water.
Vrouw balanceert op de rand van fontein terwijl ze haar teen in het water steekt.
A woman sits on the grassy ground.
Een vrouw zit op het grasveld.
2
the grassy ground is not the same as the edge of a fountain
de grasgrond is niet hetzelfde als de rand van een fontein
0.6958
0.1159
0.7238
0.1424
0.5994
0.1223
Woman balancing on edge of fountain while sticking her toe in the water.
Vrouw balanceert op de rand van fontein terwijl ze haar teen in het water steekt.
An old woman stands on a fountain and sticks her toes in.
Een oude vrouw staat op een fontein en steekt haar tenen erin.
1
the woman is not necessarily old
de vrouw is niet noodzakelijk oud
0.6958
0.1159
0.753
0.1251
0.2068
0.0878
A couple strolls arm and arm and hand in hand down a city sidewalk.
Een paar wandelingen arm en arm en hand in hand langs een stadsstrand.
The couple is outdoors.
Het echtpaar is buiten.
0
In order to be on a city sidewalk the couple must be outdoors.
Om op een stadsstrand te zijn moet het echtpaar buiten zijn.
0.0001
0.085
0.2804
0.1105
0.1766
0.1202
A couple strolls arm and arm and hand in hand down a city sidewalk.
Een paar wandelingen arm en arm en hand in hand langs een stadsstrand.
The couple is married.
Het stel is getrouwd.
1
Not all couples are married.
Niet alle stellen zijn getrouwd.
0.0001
0.085
0.9825
0.1385
0.8085
0.1406
A couple strolls arm and arm and hand in hand down a city sidewalk.
Een paar wandelingen arm en arm en hand in hand langs een stadsstrand.
The couple is having dinner at a restaurant.
Het echtpaar dineert in een restaurant.
2
If the couple strolls, they must not be having dinner at a restaurant.
Als het echtpaar wandelt, mogen ze niet eten in een restaurant.
0.0001
0.085
0.9406
0.1377
0.2235
0.0942
A man stare at a passing couple while walking down the block.
Een man staart naar een passerend stel terwijl hij door het blok loopt.
A man stares at a passing couple.
Een man staart naar een passerend stel.
0
The man watching the couple must stare to observe the couple.
De man die naar het stel kijkt moet staren om het stel te observeren.
0.0
0.0846
0.195
0.1162
0.0072
0.1071
A man stare at a passing couple while walking down the block.
Een man staart naar een passerend stel terwijl hij door het blok loopt.
The man is jealous of the couple.
Hij is jaloers op het stel.
1
Staring does not imply being jealous.
Staren betekent niet jaloers zijn.
0.0
0.0846
0.8837
0.1243
0.5397
0.1094
A man stare at a passing couple while walking down the block.
Een man staart naar een passerend stel terwijl hij door het blok loopt.
The woman stares at a couple as they argue down the block.
De vrouw staart naar een stel terwijl ze ruzie maken.
2
It must be either a man or a woman doing the staring.
Het moet een man of een vrouw zijn die het staren doet.
0.0
0.0846
0.1608
0.1078
0.0
0.0957
a couple are holding hands behind their backs while walking down a street, and the man has his arm around her shoulder.
Een paar houden elkaars handen op hun rug vast terwijl ze door een straat lopen, en de man heeft zijn arm om haar schouder.
couple walking home
paar lopen naar huis
1
just because they are walking does not mean that they are walking home
alleen omdat ze lopen betekent niet dat ze naar huis lopen
0.531
0.1089
0.0
0.1041
0.4146
0.1365
a couple are holding hands behind their backs while walking down a street, and the man has his arm around her shoulder.
Een paar houden elkaars handen op hun rug vast terwijl ze door een straat lopen, en de man heeft zijn arm om haar schouder.
couple walking
paar lopen
0
The couple is walking
Het paar loopt.
0.531
0.1089
0.0002
0.0967
0.0004
0.1102
a couple are holding hands behind their backs while walking down a street, and the man has his arm around her shoulder.
Een paar houden elkaars handen op hun rug vast terwijl ze door een straat lopen, en de man heeft zijn arm om haar schouder.
bear in zoo
beer in de dierentuin
2
If their hands are behind their backs, then the man's arm cannot be around her shoulder.
Als hun handen achter hun rug zitten, dan kan de man zijn arm niet rond haar schouder zitten.
0.531
0.1089
0.5273
0.0898
0.3766
0.1139
A man and a woman are holding hands as they walk along a city sidewalk.
Een man en een vrouw houden elkaars hand vast als ze langs een stadsstraat lopen.
A married couple are fighting on the sidewalk.
Een getrouwd stel vecht op de stoep.
2
A couple who are fighting would not be holding hands as they walk down the street while they are fighting.
Een stel dat vecht zou geen hand vasthouden als ze op straat lopen terwijl ze vechten.
0.6898
0.137
0.2101
0.1191
0.0514
0.1024
A man and a woman are holding hands as they walk along a city sidewalk.
Een man en een vrouw houden elkaars hand vast als ze langs een stadsstraat lopen.
A married couple are holding hands as they walk along the city sidewalk.
Een getrouwd stel houdt elkaars hand vast als ze langs de stoep lopen.
1
the people are not necessarily a couple
de mensen zijn niet per se een koppel
0.6898
0.137
0.6705
0.1337
0.6678
0.1219
A man and a woman are holding hands as they walk along a city sidewalk.
Een man en een vrouw houden elkaars hand vast als ze langs een stadsstraat lopen.
A man and a woman are holding hands.
Een man en een vrouw houden elkaars hand vast.
0
A man and woman are holding hands as they walk.
Een man en vrouw houden elkaars hand vast terwijl ze lopen.
0.6899
0.137
0.9057
0.133
0.846
0.1308
a man in red stands with his child at the beach.
een man in het rood staat met zijn kind op het strand
A man wearing blue sleeping with his child in his lap inside his home.
Een man die blauw draagt en met zijn kind slaapt op schoot in zijn huis.
2
The man would not be standing if he is sleeping.
Hij zou niet staan als hij sliep.
0.4713
0.132
0.2276
0.0987
0.3239
0.114
a man in red stands with his child at the beach.
een man in het rood staat met zijn kind op het strand
A man wearing red standing with his child at a beach overlooking the ocean.
Een man die rood draagt met zijn kind op een strand met uitzicht op de oceaan
1
at the beach does not necessarily imply overlooking the ocean
op het strand betekent niet per se dat je de oceaan over het hoofd ziet
0.4735
0.132
0.1333
0.1174
0.0002
0.1032
a man in red stands with his child at the beach.
een man in het rood staat met zijn kind op het strand
A man wearing red standing with his child as they watch others build sand castles at the beach.
Een man die rood staat met zijn kind terwijl ze anderen zandkastelen zien bouwen op het strand.
1
standing at the beach does not imply that they watch other build sand castles
staan op het strand betekent niet dat ze kijken naar andere bouwen zand kastelen
0.4716
0.132
0.0584
0.0741
0.0
0.0898
New sport is being played to show appreciation to the kids who can not walk.
Nieuwe sport wordt gespeeld om waardering te tonen aan de kinderen die niet kunnen lopen.
People are playing a sport in honor of crippled people.
Mensen spelen een sport ter ere van kreupele mensen.
0
Kids who can not walk are crippled people.
Kinderen die niet kunnen lopen zijn kreupele mensen.
0.5297
0.1232
0.1014
0.0855
0.5073
0.1113
New sport is being played to show appreciation to the kids who can not walk.
Nieuwe sport wordt gespeeld om waardering te tonen aan de kinderen die niet kunnen lopen.
People are playing football without gear.
Mensen spelen voetbal zonder spullen.
2
The people are playing football without gear, which is a known sport, so it is inconsistent with the sentence saying that it is a "new sport."
De mensen spelen voetbal zonder uitrusting, dat is een bekende sport, dus het is in strijd met de zin dat het een "nieuwe sport."
0.5297
0.1232
0.8651
0.1316
0.4878
0.1092
New sport is being played to show appreciation to the kids who can not walk.
Nieuwe sport wordt gespeeld om waardering te tonen aan de kinderen die niet kunnen lopen.
People a playing a sport to help fund a crippled people fund.
Mensen spelen een sport om te helpen een kreupele mensen fonds te financieren.
1
show appreciation for kids who cannot walk does not imply that they were there to fund a crippled people fund
tonen waardering voor kinderen die niet kunnen lopen betekent niet dat ze er waren om een kreupele mensen fonds te financieren
0.5297
0.1232
0.1812
0.0784
0.0084
0.0687
Two men in wheelchairs are reaching in the air for a basketball.
Twee mannen in rolstoelen grijpen in de lucht voor een basketbal.
Two sad men in wheelchairs are reaching in the air for a basketball.
Twee trieste mannen in rolstoelen grijpen in de lucht voor een basketbal.
1
Two men in wheelchairs does not imply that the men are sad
Twee mannen in rolstoel betekent niet dat de mannen verdrietig zijn
0.1827
0.081
0.0985
0.0777
0.4748
0.1177
Two men in wheelchairs are reaching in the air for a basketball.
Twee mannen in rolstoelen grijpen in de lucht voor een basketbal.
Two people in wheelchairs are reaching in the air for a basketball.
Twee mensen in rolstoelen reiken in de lucht voor een basketbal.
0
Men are people.
Mannen zijn mensen.
0.1842
0.081
0.1694
0.0801
0.9801
0.1245
Two men in wheelchairs are reaching in the air for a basketball.
Twee mannen in rolstoelen grijpen in de lucht voor een basketbal.
Two women in wheelchairs are reaching in the air for a basketball.
Twee vrouwen in rolstoelen grijpen in de lucht voor een basketbal.
2
One sentence says two men are reaching for a basketball, but the second sentence says that two women are reaching for a basketball.
Een zin zegt dat twee mannen een basketbal willen, maar de tweede zin zegt dat twee vrouwen een basketbal willen.
0.1843
0.0809
0.1794
0.081
0.2405
0.1025
Three wheelchair basketball players wearing team uniforms are attempting to reach the descending basketball with other players in the background.
Drie rolstoel basketballers dragen teamuniformen proberen om de dalende basketbal met andere spelers op de achtergrond te bereiken.
Some wheelchair basketball players playing the basketball match.
Een paar rolstoelbasketballers die de basketbalwedstrijd spelen.
1
wearing uniform and trying to reach the descending ball does not necessarily imply that they are playing a match
dragen van uniform en proberen om de dalende bal te bereiken betekent niet noodzakelijkerwijs dat ze spelen een wedstrijd
0.0851
0.0647
0.3574
0.1092
0.1208
0.0994
Three wheelchair basketball players wearing team uniforms are attempting to reach the descending basketball with other players in the background.
Drie rolstoel basketballers dragen teamuniformen proberen om de dalende basketbal met andere spelers op de achtergrond te bereiken.
Three wheelchair basketball players playing basketball in field.
Drie rolstoelbasketballers spelen basketbal in het veld.
0
If there are players in the background then they are in a field.
Als er spelers op de achtergrond dan zijn ze in een veld.
0.0851
0.0647
0.6261
0.1208
0.2746
0.1023
Three wheelchair basketball players wearing team uniforms are attempting to reach the descending basketball with other players in the background.
Drie rolstoel basketballers dragen teamuniformen proberen om de dalende basketbal met andere spelers op de achtergrond te bereiken.
A peoples are taking coffee together at coffeshop.
Een volk neemt samen koffie bij de koffieshop.
2
The locations are inconsistent. In one, the people are reaching for a falling ball, while in the other, they are in a coffeeshop.
De locaties zijn inconsistent. In de ene, de mensen grijpen naar een vallende bal, terwijl in de andere, ze in een coffeeshop.
0.0853
0.0647
0.273
0.1099
0.0007
0.0904
Four guys in wheelchairs on a basketball court two are trying to grab a basketball in midair.
Vier mannen in rolstoelen op een basketbalveld twee proberen een basketbal te pakken in de lucht.
Four guys are playing cards.
Vier jongens zijn aan het kaarten.
2
In one sentence, the players are trying to grab a basketball, and in the other sentence, they are playing cards.
In de ene zin proberen de spelers een basketbal te pakken, en in de andere zin spelen ze kaarten.
0.0
0.0817
0.0001
0.1094
0.373
0.1173
Four guys in wheelchairs on a basketball court two are trying to grab a basketball in midair.
Vier mannen in rolstoelen op een basketbalveld twee proberen een basketbal te pakken in de lucht.
Four guys are playing basketball.
Vier jongens spelen basketbal.
0
If the guys are trying to grab a basketball then they are playing.
Als de jongens proberen om een basketbal te pakken dan spelen ze.
0.0
0.0817
0.9867
0.1497
0.2046
0.0997
Four guys in wheelchairs on a basketball court two are trying to grab a basketball in midair.
Vier mannen in rolstoelen op een basketbalveld twee proberen een basketbal te pakken in de lucht.
The four players are handicapped.
De vier spelers zijn gehandicapt.
1
in a wheelchair does not mean handicapped
in een rolstoel betekent niet gehandicapten
0.0
0.0817
0.8627
0.1245
0.149
0.0905
Three dogs in different shades of brown and white biting and licking each other.
Drie honden in verschillende tinten bruin en wit bijten en elkaar likken.
the dogs are fighting
de honden vechten
2
Dogs that are fighting do not lick.
Honden die vechten likken niet.
0.5258
0.1062
0.6641
0.119
0.0362
0.1038
Three dogs in different shades of brown and white biting and licking each other.
Drie honden in verschillende tinten bruin en wit bijten en elkaar likken.
there are three dogs
Er zijn drie honden
0
There are three dogs biting and licking each other.
Er zijn drie honden die elkaar bijten en likken.
0.5252
0.1062
0.9742
0.1363
0.6993
0.1175
Three dogs in different shades of brown and white biting and licking each other.
Drie honden in verschillende tinten bruin en wit bijten en elkaar likken.
the dog playing
de hond speelt
1
the dog may not necessarily be brown and white
de hond mag niet noodzakelijk bruin en wit zijn
0.5253
0.1061
0.0018
0.0983
0.7504
0.1208
Two dogs playfully bite a third dog, which has its tongue sticking out.
Twee honden bijten speels een derde hond, die zijn tong uitsteekt.
Two puppies bite their mother, while she pants.
Twee puppy's bijten hun moeder, terwijl ze broekt.
1
The two dogs that playfully bite a third dog may not be puppies, and the third dog may not be their mother..
De twee honden die speels bijten een derde hond mag niet zijn puppy's, en de derde hond mag niet hun moeder..
0.2424
0.0984
0.0
0.0979
0.0001
0.0888
Two dogs playfully bite a third dog, which has its tongue sticking out.
Twee honden bijten speels een derde hond, die zijn tong uitsteekt.
Two dogs are sleeping while a third eats its food.
Twee honden slapen terwijl een derde zijn eten eet.
2
The third dog cannot eat food while he just has his tongue sticking out.
De derde hond kan geen voedsel eten terwijl zijn tong eruit steekt.
0.2424
0.0984
0.8555
0.1202
0.5856
0.12
Two dogs playfully bite a third dog, which has its tongue sticking out.
Twee honden bijten speels een derde hond, die zijn tong uitsteekt.
A pair of dogs tease a third with nibbles.
Een paar honden plagen een derde met knabbels.
0
Two dogs is the same as a pair of dogs and them playfully biting is a form of teasing with nibbles.
Twee honden is hetzelfde als een paar honden en ze speels bijten is een vorm van plagen met knabbels.
0.2427
0.0984
0.1308
0.084
0.0005
0.0743
Three small puppies bite and play together in the grass.
Drie kleine pups bijten en spelen samen in het gras.
The puppies are sleeping in a basket.
De pups slapen in een mandje.
2
Puppies can not play while sleeping.
Puppies kunnen niet spelen tijdens het slapen.
0.57
0.1214
0.7697
0.1426
0.782
0.138
Three small puppies bite and play together in the grass.
Drie kleine pups bijten en spelen samen in het gras.
They are playing at the dog park.
Ze spelen in het hondenpark.
1
dog park is not the only place for puppies to play
hondenpark is niet de enige plek voor pups om te spelen
0.5693
0.1216
0.6599
0.1395
0.8816
0.146
Three small puppies bite and play together in the grass.
Drie kleine pups bijten en spelen samen in het gras.
Three puppies are playing outside.
Drie puppies spelen buiten.
0
Grass is outside.
Gras staat buiten.
0.5693
0.1216
0.894
0.1559
0.7115
0.1314
Two dogs biting another dog in a field.
Twee honden bijten een andere hond in een veld.
dogs bitting
honden bijten
1
You can not infer what they are bitting.
Je kunt niet afleiden wat ze bijten.
0.5815
0.1113
0.633
0.1025
0.289
0.1088
Two dogs biting another dog in a field.
Twee honden bijten een andere hond in een veld.
dogs attacking another dog
honden aanvallen een andere hond
0
A dog is being attacked by two other dogs.
Een hond wordt aangevallen door twee andere honden.
0.5815
0.1113
0.5269
0.1208
0.7737
0.1373
Two dogs biting another dog in a field.
Twee honden bijten een andere hond in een veld.
dog sitting in filed
hond zitten in ingediend
2
There are two dogs not one dog.
Er zijn twee honden niet één hond.
0.582
0.1114
0.0
0.065
0.6083
0.1081
Tourists waiting at a train stop.
Toeristen wachten bij een treinhalte.
Tourist walking around an art museum.
Toeristen lopen rond een kunstmuseum.
2
If they are waiting at a train stop, they cannot be walking around an art museum.
Als ze bij een treinhalte wachten, kunnen ze niet door een kunstmuseum lopen.
0.8287
0.1382
0.7119
0.122
0.6174
0.119
Tourists waiting at a train stop.
Toeristen wachten bij een treinhalte.
A group of tourist waiting for a train outside.
Een groep toeristen wacht buiten op een trein.
1
Not all train stops are outside.
Niet alle treinhaltes zijn buiten.
0.8287
0.1382
0.6493
0.1289
0.4194
0.1182
Tourists waiting at a train stop.
Toeristen wachten bij een treinhalte.
A group of tourist waiting for a train at a train station.
Een groep toeristen wacht op een trein op een treinstation.
0
A group of tourists waiting for a train must also be a at train station to depart.
Een groep toeristen die op een trein wacht, moet ook een treinstation zijn om te vertrekken.
0.8287
0.1382
0.7109
0.1356
0.1228
0.0976