meta
dict
text
stringlengths
0
710k
id
stringlengths
20
24
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 9, "section": 6 }
Aan Dirck Zoutman. Op de Vraag: Waar word de wijste Man, &c. NAm tuos, u koomt d'opper prijs; Wijl uw gezoute reeden, Den weg ons koomt ontleeden, Waar in, waar door, op welck een wijs, De wijste Man van allen, Te blind begon te mallen, En van het pad der zaligheid, Al speelende, zich vond verleid.
zoet001parn01_01_8_5
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 9, "section": 7 }
Aan K. Ver Loove. Op de zelve Vraag. VEr Loove, ghy streelt ons gehoor, En wijst hoe Salomon, hier door Zich zelven liet vervoeren. De tweede prijs hebt ghy verdient. En Visscher, aller Visschers vriend, Ghy kunt uw luit zo roeren, Dat elck, door uw gezangen, zag Hoe veel 't bedrieg'lik oog vermag, En dat dat word bevonde Een venster daar de zonde Door in het harte sluipt eer dat men 't waant of weet. Dus word de darde prijs, met recht, aan u besteedt. Jan Zoet Amsterdammer.
zoet001parn01_01_8_6
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 10, "section": 1 }
Antwoord. Stemme: Ach! Schoonste Nimph, aanziet een, &c. WAt my, van 't best en 't ontelbaarst' op Aarde, Kan komen in 't gedacht, En dat het minst gehouden wordt van waarde By 't Menschelik geslacht, Is, hou ik vast, des Heeren milden zegen, Die door de gansche werelt wordt Zeer overvloedig neêrgestort, Gelijk een Regen. De zegen Godts doet alle planten bloejen; Bouwt Steden, Kerk en Hof. He zegen Godts doet alle spruiten groejen; Deft Princen uit het stof, En komtze weêr in haren zetel veste. Godts zegen 't all' in al bevat; Daarom wordt zy, van my, geschat Het allerbeste. De zegen Godts is met geen tal te noemen; Sy is in alle ding; In Menschen, Vee, in Kruiden, Gras, en Bloemen; Aanzienlik of gering: Sy is in 't grootst', in 't kleinst', in 't lichtst', in 't zwaarste; In d'Aarde, Lucht, en in de Zee: Herhalven houden wy haar meê Det ontelbaarste. Dat nu dit best' en 't ontelbaarst der dingen Het minste wordt geacht, Kan u heel licht en klaar mijn Muza zingen: Schoon iemant hier met kracht, Wou tegen woên, vol yvrend' onverstanden; Wat reedlik Mensch is niet bewust, Hoe yder een gestadig kust Sijn eigen handen. Den Stee-man roemt zijn loopen en zijn draven, En zijn voorzichtigheit; Den Landt-man prijst zijn zweeten en zijn slaven; Den Krijgs-man zijn beleidt; Den Koning zal op zijne machten bouwen: Maar niemant zal op deze Rots; Het best' en 't meest'; de zegen Godts, Te recht betrouwen. A. Leeuw.
zoet001parn01_01_9_0
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 10, "section": 2 }
Antwoord. Toon: Edel aartisten koen, &c. HEt beste op deze aard, En 't ontelbaarst van allen, Dat by de mensche onwaard Geacht word, door haar mallen, Dat is Gods grooten zeegen, Sijn genaad wijt verspreidt, Daar toe dien gulden zeegen Van zijn Barmhertigheid. Hoe zal mijn ziel dan zijn In vrolikheid verheeven, Als ik mijn schuld, met pijn Moet, schuldig, aan u geeven. Doch uw groote genade, En uw Barmhartigheid, Kan my met vreugd verzade, Tot rust en zaligheid. ô Gode! geeft my dan, Dat ik mag vrolik weezen; Want uwe Naam en Van, Word over al gepreezen, Door Rijkken, Land en Steeden Gelijk uw woord verbreid, Ziet men genadigheeden, Daar toe Barmhartigheid. Koomt harte queelt een lied, En wilt uw God lof zingen; Op dat de weereld niet Uw kan in onmagt bringen. Uw God is vroeg en spaade By u tot zaligheid. Te doen aan u genaade, En zijn Barmhartigheid. Tewis Dircxsz. Blok.
zoet001parn01_01_9_1
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 10, "section": 3 }
Antwoord. Stemme: Geen smert en duurd des Menschen ronde tijd. 1. HEt alderbest, ontelbaarst', minst geagt Het zy zigtbaar, of onzigtbaare dingen Zijn d'Eed'le zielen, van 't Mensch'lik geslagt. Welk Muza zal dit na behooren zingen? 2. Wie was, of is, of zal ons zijn de Man, Die dit getal in 't duyzendste zal tellen? Wat staale pen is 't die beschrijven kan, 't Ontelbaar deel; onmoog'lik is 't te stellen. 3. Der zielen Vorst, onz' heyligen HeylandtMatth. 2.17. Zey: 't is vergeefs, of iemand konde winnen 't Geheel Aardrijk, tot schaê der zielen; want: 't Is alderbest; maar weynig die 't beminnen. 4. Het schoon-schijnend, dog water veruwig beeld1 Joa. 2.17. Des werrelds, zal in 't uytterste der daagen, Vergaan, met al haar wellust, vreugd', en weeld'; Als 't beste deel, zal opwaarts zijn gedragen. 5. Vermogent God, dit Edomijts geregt,Gen, 25.31.32. Laat dat mijn ziel, dog nimmermeer bekooren;Heb. 12.16. Schoon my 't onagtzaam, hoofd'looz beest bevegt; Want minst geagt, is aldermeest verlooren. Elk speelt zijn Rol. Karel Ver Loove.
zoet001parn01_01_9_2
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 10, "section": 4 }
Antwoord. De tijd is 't alderbeste, en 't ontelbaarste op aarde, Die, by de menschen, word geacht het minst van waarde.
zoet001parn01_01_9_3
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 10, "section": 5 }
Toon: Het vinnigh stralen van de Zon, &c. 1. WIe dat, in tijdts, den tijd niet acht; Maar wil al willens blindt zijn; En, na de tijd, noch tijd verwacht, Zal, laas! te laat het kindt zijn. 2. Neemt waar den kostelijkken tijdt, Dewijl de daagen boos zijn, En dat, by na de deugd ten spijt, De menschen goddeloos zijn. 3. De Swaluw en den Oyevaar, De Tortelduif en Kraanen: Die neemen haare tijden waar, Van koomen en van gaan: en 4. Den afgerechten Akker-man, Die 't Land niet laat verwoesten, Slaat in de Sai-tijd, wakker an, En past weer op het oesten. 5. Den Schipper die zijn ty vergist, Van ebben en van vloeien, Zal hem, wanneer hy 't vind vermist Vervloeken en verfoeien. 6. Dat ons de tijd dan, eer men 't weet, Niet onverhoedts verrasse: Maar dat wy 't vuil bezoedelt kleed, Der zonden zuiver wassen. 7. Om, naa 't verloop van deeze tijd, In 't endelooze bly zijn Te raaken, daar het al verblijdt, Van tijd en pijn zal vry zijn. D. Zoutman. Nam Tuos.
zoet001parn01_01_9_4
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 10, "section": 6 }
Antwoord. Toon: ô Karsnacht! Schoonder, &c. HIer vraagt de wijsheid, met eerwaarde, Wat 't beste, en 't meeste is op aarde, En, by de menschen minst geacht? Ik zeg, tot antwoord, op deez reeden: Niet beeter dan den dag van heeden, 't Welck is ons tijd, ons dag, ons nacht. De tijd, van God, aan ons gegeeven, Om eerlik, vroom en wel te leeven, Tot lof en eere van zijn naam, Word vaak, by ons, onnut versleeten, Dat wy die quijt zijn, eer wy 't weeten: Waar door wy worden onbequaam. Om God, nu en altijd, te prijzen, Na les en leere van de wijsen, Wiens woord en leer is: doet doch vlijt, Ghy mensch, en neemt hier wel in waarde, Terwijl ghy leeft op deeze aarde, Uw ontelbaare en waarde tijd. Dus laat ons dan den tijd voorstellen, Boven 't geen wy op d'aarde tellen, Eer wy die haastig worden quijt. Laat ons den tijd hier wel besteeden. Mint God, en eert zijn waardigheeden. Hier is niet meerder dan den tijd. L. Visscher. Leeft Vrolik.
zoet001parn01_01_9_5
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 10, "section": 7 }
Antwoord. Toon: Schoonste Nimphje van het woudt, &c. HEt ontelbaarste op de aard, 't Meest van waard, En het minst geacht by menschen; Na ik oordeel, is de tijd, Als die quijt Is, zal meening die weer wenschen. J. Zoutman. Junior.
zoet001parn01_01_9_6
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 10, "section": 8 }
Aan A. Leeuw. Op d'Antwoord van de III. Vraag. LEeuw, ghy hebt het hoogste lot Door uw aartig Rijm gewonnen. Volg den draat, door konst begonnen, Tot ghy 't loon geniet by God.
zoet001parn01_01_9_7
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 10, "section": 9 }
Aan K. Ver Loove. Op de zelve Vraag. WIe zijne ziel, met u, voor 't beste schat, Die blijft aan God verlooft, op 't zalig pad, En zal, als hy koomt, in die stant, te sterven, In 't Heemelrijk, gewis een prijs verwerwen.
zoet001parn01_01_9_8
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 10, "section": 10 }
Aan T.D. Blok. Op de zelve Vraag. EEn ander Blokt om Vorsten gonst, Om geld, en goed, en andre zaaken, Maar ghy, ô Blok! blokt, om door konst, U, by 't gemeen, beroemt te maken. Tragt dan naar 't beste, benje wijs, En 't ontelbaarst, gestaag, om prijs. Jan Zoet Amsterdammer.
zoet001parn01_01_9_9
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 1 }
Antwoord. IN Voorspoed raakt de weeld' (eer dat men 't weet) aan 't hollen, Op 't wreevelige Paard, genaamt de dartelheyd, Zoo dat de menschen, als broodt-droncken; suyze bollen En opgeblaasen zijn, daar d'Armoed' ons bereyd', Ja, maakt de ziel, en 't Lijf beqwaam om 't kruys te draagen; Want, Armoed', Ootmoed baard, en ootmoed' waare vreez'. Dit is den eersten trap om wijs'lijck naa te jaagen De heyl'ge Vreede-vaan, die Jezus zaalig Preez;Matth. 5.9. Zoo wort, in Arremoed', geboudt des Heeren tempel In 't binnenst' vande ziel, daar God sijn zeetel vest. Manasse is hier van een leevendig Exempel.Gebet Manass. 1. In Armoed' kent men God', en eygen nietheyd' best. Ons Hooft, en Middelaar is ons niet voor getreeden In voorspoed', en in weeld', ô! neen? in Arremoed', En daarom wordt vermaant aan zijn beminde leeden, Hem zoo te volgen; want nadien de tegenspoed De meester heeft getreft, wie zal de knegt verschoonen?Joh. 13.16. Wel zaalig is hy dan, die 't kruys, in Armoed', draagt. God zal, naa deeze Proef, hem met sijn zeegen kroonen. Hoe nut is 't werck dat God hier, en hier naa behaagt? Ook is 't een wisse Peyl zoo u de geessel-straamen Van tegenspoed', en kruys, niet drukken als de RestDe Rest namentlijck die de kastijdinge deelagtig zijn, Hebr. 12. vers. 8., Ghy zijt een bastaard-vrugt, en niet van d'erfgenaamen; Jn Armoed' kentmen God, en eygen nietheyd' best.
zoet001parn01_01_10_0
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 2 }
Drie-vers zig-liedt, op 't zelve voorwerp. Stemme: Laura zat laast by de Beeck. 1. KOn het domme Heydendom Deze Gulden-spreuck beminnen: Kent u zelven; wel! waarom Zou een Christen-ziel, van binnen, Niet verheugt zijn, met de zinnen, Over 't middel dat ons leert God, en eygen nietheyd kennen; Laat armoed' haar waagen mennen, 't Nutste nut, door 't kruys, vermeert. 2. Hebr. 12.6. God kastijd die hy bemind Met armoede, kruys, en lijden; Yder zoon die dit bezind, Denckt: naa lijden komt verblijden; Daar moet hier, in deeze tijden,Neemt hier tijden voor Jaren, ziet Dan. 4. Of hier namaals zijn geweent, Beter dan in 't sterflijck leeven; Wat kan weeld' in voorspoed' geven, Minder nut dan meenig meent. 3. Waar Rijckdom, in voorspoed, groeyd', ('t Zy door winst of zweetig slaaven) Matth. 6.21. Leyt de ziel (als vast geboeyd) In die aardtschen schat begraaven. 't Kruys baard namaals nutter gaaven; Dogh, wat nut is 't kruys voor die 't Draagen aan een gouden keeten, 't Is (schoon of zy 't niet en weeten) Water-veruw, en anders niet. Elk speelt zijn Rol. Karel Ver Loove.
zoet001parn01_01_10_1
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 3 }
Antwoord. ICk doop mijn Pen in d'Inck, en geve mijn advijs Op d' op-gestelde vraech, op hoop dat ick een prijs Sal krijgen; doch so ick hier meê geen prijs kan trecken, 'k Versoeck 't geselschap niet met mijn advijs wil gecken. In voorspoet weelderich te wesen, dat is mis, Die sulx doet te veer van 't spoor verbystert is, Hy steunt met Ikarus op smeltbre wasse vlercken, Hy doet met Belthsasar mijns oordeels sotte wercken. Die man wanneer dat hy in groote wellust sat, En soo men 't voorspoet noemt, oock groote voorspoet hadt, Wiert door de starcke handt van Gode neer geslagen; De weelt in voorspoet kan den Hemel niet verdragen. Laet ons het voorbeelt van dien Ziel-voocht volgen naer, Die in sijn grootste kruys en uyterste gevaer, Of soo men 't doodts-noot noemt, geduldig heeft geleden De grootste spot en smaed, die hem de Jooden deeden; Doe hy geslagen wiert, hy sloech niet wederom, Hy macktent kromme recht, en 't rechte nimmer krom; Doe hy bespoogen wiert, heeft hy niet weer gespoogen, Maer duldelijck gedult. Hy sit, in 's Hemels boogen, Gekroont ter rechter handt sijns vaders, met die kroon, Die dien Man is bereyt, en wech geleyt tot loon, Die tot den eynde blijft volstandigh; en ick oordeel, Die 't kruys, in armoed, draeght, die doet sijn ziel groot voordeel.
zoet001parn01_01_10_2
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 4 }
Sang, Wyse: Schoonste Nimphje in het Woud. JOb die droech oock met gedult, Sonder schult, 't Kruys, hem opgeleydt van Goode, Doen hem, van den Duyvel, werdt, Groote smert Aengedaen gelijck de snoode. Doen hy wert berooft van goet, Huys, en bloed, En van Vee, seer menigvuldig, Droech hy, als een Kristen moet, In rampspoet, En in armoed 't Kruys geduldig. Daer nae gaff hem Godt de Heer, Oock veel meer Goed, als in sijn eerste dagen; 'k Segh noch eenmael, voor het lest, Het is best In sijn armoed, kruys te dragen. J. Zoutman Junior.
zoet001parn01_01_10_3
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 5 }
Antwoord. NAdien de Wijsheit vraagt, wat voor den armen mensch Het nutst is, 't lastig Kruis, in arremoed' te dragen, Of overvolle weeld' in voorspoedt, na zyn wensch, Om namaals, eeuwiglik, den Schepper te behagen. So zeidt mijn Muza dit: 't is nutter al de slagen Van 't ongenadig Kruis, vol noemelooze pijn, Vol ongemak en spot, vol tegenspoet en plagen, Te lijden, dan vol weeld' in voorspoedt hier te zijn. Daar weeld' in voorspoedt is, is dartelheit, en wijn, En pracht, en overdaadt, ja hoerery daar nevens. Wat weeld' in voorspoedt schenkt, is niet als hels fenijn. Die 't Kruis, in armoê draagt, ontfangt de Kroon des levens. Is 't zo niet, inderdaadt, dat alle Kind'ren Godts, Geduirig, eeuw op eeuw, Kruis, hebben moeten lijden? Zeidt niet Godts Geest, daar haar de Werelt als ten trots Geweest is, en wy met de Werelt moeten strijden; Dit heeft ons zonne-klaar, in dees heilzame tijden, De mondt der waarheit zelf, met macht, geopenbaart. Als die sijn Heyl'gen Naam niet trachten te belijden, Uit vreeze voor het kruis, die zijn hem gansch niet waardt. Wie dan, om Christus, kruis, in armoê, wedervaart, Die leer geduldig zijn, in alle rampen tevens, Schoon hem het lastig kruis verdrukten onder d'aardt. Die 't kruis, in armoê, draagt, ontfangt de Kroon des Levens.
zoet001parn01_01_10_4
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 6 }
Liedt, op 't zelve Voorwerp. Stemme: O Schoonste Personaadje. AL wie, met hart en zinnen, Wil trachten, om Godt namaals te behagen, En 's Levens Kroon wil winnen, Moet leeren 't kruis, in arremoê, te dragen. Het lastig pak, Van ongemak, Kan ons alleenig veil'gen Den weg des vreden, Het spoor des zaligheden; 't Padt der Heil'gen. Want als men hier wil leven, In stage weeld' en prachtig' overdaden, Zo zalmen zich begeven, Te wandelen op Goddeloose paden. Niet een van al, Op 't Jammerdal, Kon zo gelukkig wezen, Dat volle weelde, Hem nimmermeer verveelde, Godt te vrezen. Die zo gelukkig werden, Dat zy het kruis, in armoê, kunnen lijden, En staâg daar in volherden, Ja! tot hun alleruiterst moedig strijden, Besitten dan, 't Recht kanaân, Hier namaals, tot een loone, Daar sy ontfangen, Haar lang gewenst verlangen, 's Levens Kroone. A. Leeuw.
zoet001parn01_01_10_5
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 7 }
Antwoord. RYckdom in overvloed, noch Armoed, swaer en groot, En wilt mijn dogh (ô! Heer) op deser aerd' niet geven, Versaken mogt ick u, door last des hongers noodt, En seggen, waer is God, mijn Heere nu gebleven? Rijckdom in overvloed, te hebben op dees aerd', Baert twist, en haet en nijdt, in dit vergancklijck leeven. Voorspoed baert lust tot sond, en weckt ons tot hovaerd'; De weelde in voorspoed, doet menig namaals sneeven. Dus Heere die wel kendt, hoe broos mijn sinnen zijn, Gunt mijn met lijdsaemheydt, geduldigh 't kruys te dragen, Geeft ons nooddruftig heydt, al baert ons d'armoed' pijn, Noch nutter Armoed is, als weeld', tot Godts behagen. Want ghy zijt Heer een troost, der armen, inde noodt, Die vast op u genaed, en hulp, altijdt vertrouwen; U Spreuck leyd Lazarus, gerust in Abrams schoot, En straft den Rijcken Vrek, in wanhoop en mis-trouwen. Job veel gequel en strijdt in armoed over quam, Heeft nochtans met geduld, en lijdsaemheyd geleden; Sijn woorden waren al: God gaff, God weder nam, Doch leeft nu als uw knecht, by u, mijn God, in vreeden. Dus bid ick u mijn God, leert mijn geduldig zijn, Te nemen op mijn kruys, in pijn, armoed', en plagen; In noodt sendt mijn u hulp, u troost verstercke mijn, Veel nutter armoed is, als weeld', tot Godts behagen.
zoet001parn01_01_10_6
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 8 }
Gesang, op 't voorgaende. Stemme: O Heer, aensiet doch, &c. O Heer! Wijst ons dog meer en meer Ons kruys te dragen, Na u behagen, In armoed', druck en pijn, Leert ons geduldig zijn, In onse dagen. O God! Geeft dat wy u Gebodt En Wetten houwen, Op u Woort bouwen, In armoed', angst, en noodt En alle tegen-stoot, Op u vertrouwen. O Heer! Verhoort doch ons begeer, Reynigt ons klaerlijck, Van sonden swaerlijck; Verdrijft der zielen last, Geeft dat ons niet verrast De doodt vervaerlijck. O Godt! Die wil dat wy ons tot U weder keeren, En ons verneêren, Geeft dat wy onse kruys, Dat yder heeft in huys, Wel dragen leeren. O Heer! Geeft dat wy, na u leer, De weelde mijden, In onse tijden, Op dat weeld' in voorspoed', Niet wende ons gemoed', Of breng in lijden. O Godt! Ick bid u tot een slot, Leert mijn wel dragen Mijn kruys en plagen, Op dat ick namaals mach, In mijnen jongsten dach, U wel behagen. Leeft Vrolik.
zoet001parn01_01_10_7
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 9 }
Aan K. Ver Loove. Op de IV. Vraag. WYl 't Ver Looven van de weelde, 't Zalig kruys, dat zeegen teelt, Zo wel in uw rijmen speelde, Dat mijn ziel geen ramp verveelt, Om eens d'Opper-prijs te winnen. Door geduld, in lijdzaamheid, Des heeft uw mijn Zang-goddinne, d'Opper-prijs ook toe geleidt. Weelde in voorspoed zit verschoove, 'k Wil my dan aan 't kruis verloove. J. Zoet Amsterd.
zoet001parn01_01_10_8
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 10 }
Aan J. Zoutman junior, Op de zelve Vraag. Zoutman, uw gesoute woorden, Stellen 't kruis zo schoon ten toon, Dat ik my, om sulk een kroon, Lijdzaam liever liet vermoorden, Dan, in weelde, 't waardste pant, Aan den Duivel op te dragen. Ghy hebt, in het kruis behagen. Koom, ontfang dan, van mijn hand, Voor uw reedelik bewijs, Waarde Vriend, den tweede Prijs.
zoet001parn01_01_10_9
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 11 }
Aan A. Leeuw, Op de zelve Vraag. Leeuw, ghy koomt, gelijk een Leeuw, Al het dartel Hof-geschreeuw, Van de weelde zo bestrijden, Dat wy 't kruis veel liever lijden, Om hier namaals, tot een loon, Na de ramp, des leevens kroon, Op ons hoofd, van Godt t'ontfangen, Dan, door weelde, met gezangen, Na het eeuwig vuur te gaan: Wilt met my dan 't kruis voortaan, Op het allerhoogst, beminnen; Wijl daar heyl by is te winnen, Daar, mijn Vriend is 't klaar bewijs: Want u hoort de darde Prijs. Jan Zoet Amsterdammer.
zoet001parn01_01_10_10
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 1 }
Antwoord. 1 Cor. 11.3, 7. 1 Petr. 3.6. Prov. 2.17. DE Man, is (in de echt) tot hoofd, en Heer, en Leyds-man Des Wijfs, van God gesteld. Dit opend hem sijn plicht, Haar lief te hebben: als ons Middelaar, en Scheyds-man; Sijn Tortel-duyf bemind; besorgd, beschermd, en sticht. Het hoofd, en queekt, en voedt, en dekt sijn ledematen. Ephes. 5.29. Een Heer, Regeerd sijn volk, tot 's volks behoudenis. Een Lijds-man, sal sijn heyr voorgaan: en noyt verlaten; Mits hem de opper-wacht, en sorg, bevolen is. Hier heeft hy stof, sijn Recht, en achtbaarheyt te houden: Wanneer hy sijn beroep, niet self te buyten gaat, Malach. 2.14. Daar hy sich aan verbond, ter tijd, doen hy haar trouden, Het Recht, en d'achtbaarheyt des Mans, boud huys, en staat. Maar, so een deugdsaam Man, is door de trou gebonden An een boos-aardig Wijf: dat rust, en vreede stoord: Waar mee sijn achtbaarheyt word (by gevolg) geschonden Gehinderd, 't heus Gesach te oef'nen; so 't behoord. Wat staat hem hier te doen? sal hy haar bose driften Inwil'gen? en hem self, en haar, en 't huys-gesin, Deut. 13.6. Verkorten? Neen geensins, de goddelijke schriften 1 Reg. 21.7, 9, 19. Verschoonen Achab niet, om Isabels gewin. Hy word een Moordenaar, door haar vervloekte handen: Om dat hy self, sijn Recht, en achtbaarheyt verlaat. 1 Reg. 11.4. Gelijk de wijste Man, sich mede so ontmanden. Het Recht, en d'achtbaarheyt des Mans, boud huys en staat, Wat dan (in dit geval) te doen, en an te wenden, Om hem, en haar, en 't huys, te houden in sijn stand? Ephes. 5.29. Een hoofd, sal self het lijf, niet quetsen, slaan, noch schenden: Maar sachte middelen (fluks, met een teed're hand) Gebruyken op de wond. Doch, so dit niet kan baten, Een scherper tegen-gift: of wel een Korosijf Op 't spannende geswel: of ook den ader-laten: Om 't ongesonde bloedt te trekken, uyt het lijf. Ja, 't set ook deelen af, met sagen, of met snijden,Deut. 13.6, 7, 8, 9. Om tijdig, tegenstand te doen, 't gevaarlijk quaad. So moet dan 't hoofd, de pijn (tot 's lijfs behouding) lijden. Het Recht, en d'achbaarheydt des Mans, boud huys, en staat.
zoet001parn01_01_11_0
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 2 }
Sang-vaarsen: op de selfde sin. Stem: Van Juffrouw Spillebouwt. 1. d'Achtbaarheydt der Mannen, Leyd niet, in een heerschappy: Vinnig, uyt gespannen, Door den wind, van hoovaardy. Maar Liefde, en Trouw (met sachtmoedigheydt) Heeft wel een veylige wech bereyd, Om een Ega, in dit leven, An te kleeven: En te geeven, 't Geen haar is toe-geseyd. 2. Maar, so boose Vrouwen, Door een uyt-gelaten Tong, 's Mans gemoed benouwen: Met een om-bepaalde sprong: Die driftig, van zeeden, ja reeden wijkt: Dat de godloosheyt, door boosheyt, blijkt: Dan betaamd hem, 't quaadt te weeren: Haar te keeren: En te leeren, Dat sy, het mars-zeyl strijkt. 3. Laat gy haar den Teugel In de boosheyt, ruym, en los: En sy, uyt den beugel, Komt te springen: in een bosch Van sondige-daden: door wrevelheydt: Denkt, dat gy haar, dan ter hellen leyd: Want, de wacht is u bevoolen.Prov. 2.17. Malac. 2.15. Let haar 't doolen: Blust die koelen: Eer sich, dat vuur verspreyd. 4. Gen. 3.16. Geen Gesach is Ouder, Als dit Huysselijk gebied: Daar men Godts Stee-houder, Vaderlijk, Regeeren siet: Die d'opperste-wetten (na plicht) bewaard: En sijn beroeping (met vlijt) an-vaard: Als voor-ganger, in de zeeden, In de Reeden, In Gebeeden, Wijl hy geen Tucht-roê spaard. 5. Maar, gy moet voorsichtig Zijn, in 't geen gy doet, en laat: Want, gy zijt dit plichtig, In den Huwelijken-staat. Houdt vriendelijkheyt, met ontsach verseld: Als gy, u selve in order steld. Om haar, ook geen Reên te laten, U te haten: Schoon haar praten, En haar bedrijf, u queld. 6. Kunt gy dit betrachten, (Of gy nooyt haar boosheyt breekt) Yder sal u Achten, Mits de stomme-reden spreekt: Wijl gy haar, met deftigheydt tegen-gaat: Job. 2.10. 2 Sam. 6.21. En de verachting (met Job) versmaadt. Wat hield Michal, 't smadig spreeken: Bitsheyts teeken, 't Is gebleeken, Dat het haar heeft geschaadt. Genes. 3.16. Hy sal over u Heerschappye hebben. 1 Tim. 2.12. Ik en late de Vrouwe niet toe dat se leere, noch over den Man heersche, maar wil dat se in stilheydt zy. Jacob Steendam. Noch vaster.
zoet001parn01_01_11_1
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 3 }
Antwoord. GOD heeft den man ('t is waar) een Voor-reght toe-geschreven,Gen. 3.16. 1 Cor. 14.34. Ephes. 5.22. 1 Tim. 2.11, 12, 13. Tit. 2.5. Dit 's blijkkelijck in 't Oud' en Nieuwe Testament. Dogh! 't word inzonderheyd de Vrouwe ingeprent, Op datze willig buygh, Ja! zonder tegen-streeven. Maar als een Godd'looz Wijf, het Vrouw'lijk Jok, verbreekt, Zoo dat de gramschap 't bloed in d'aaderen doedt kooken, En dat zy onbesuyst het tooren-vuur doedt rooken. Ja! grouw'lijck tierd, en raast, en laster-woorden spreekt. Wat staat een Man te doen? mijn Muza zeyd u ditte: Sy zondigt voor haar Man, dogh meest voor't Eenigst' Een; Die 't eenmaal straffen zal, niet door de Man, ô neen!Rom. 12.19. Een Man die mag zijn Reght niet met geweld Bezitte. Indien men met geweld, met slaan, of and're plaagen, Sijn Vrouw' nogh dwingen kan tot onderdaanigheyd, Zoo waar de zaak nogh iet; maar neen! ons' Spreek-woord zeyd: 't Bejaarde Vrouwe-vleys dat wil niet zijn geslaagen. Indien u yver-drift zoo heftigh reed te Paard, En datje van dat kruyd een proefje qwaamt te smaaken, Sy vloog u inden baard, en krabde beyd' uw kaaken. Ziet daar! u aghtbaarheyd wierd niet een oortje waard: Want dan zoo zietmen eerst het onderst' boven spitten. Dan braakt den af-grond uyt, een Poel van Raazerny. Wel-aan dan Christ'lijk-man, kom overleght dit vry: Een Man die magh sijn Reght niet met geweld Bezitten. Wat raad dan dat het Reght geen Schip-breuk komt te lijden, Wanneer zulk een Orkaan van Storrem-winden waeyt? Ick oordeel dit voor best: als 't u dus teegen-draayd, Zoo bind een Reefje in, en gaat dan wat ter zijden. Niet als' een Laf-hart doet; maar! als een wijs'lijk Man; Laat zoo haar hittig-bloed een weynig needer-zinken, En spreekt haar dan eens aan. dog! wil zy 't grondt-zop drinken Van 't naa-gebleeven qwaad; wel aan! zoo dreygt haar dan, Schoon ofje 't geenzins meend; toond zoo de geest van 't willen,Luc. 9.55. En onbevlekte Lam, wiens beeld'nis dat ghy draagt, Dat 's Liefd', en vriend'lijckheyd; dus (schoon 't u niet behaagt,) Een Man die magh sijn Reght niet met geweld Bezitten.
zoet001parn01_01_11_2
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 4 }
Drie-verszich-Liedt, op 't voorgaande. Stemme: Agh! Droom hoe qwelt ghy mijn gedagten. I. EEn Man moet, met verstand en reeden, Sijn Manlijck Reght en Aghtbaarheydt bekleeden, Schoon sijn Vrouw, Hem niet wouw Onderdaanigh weezen: 't Is hem eer, Dat hy meer, d'Opper-heer In gehoorsaamheyd hier zoekt te vreezen, Dan dat hy om 't nietigh Reght,Om dieswille dat het tijdlijck en vergancklijck is. Met geweld, haar slaat. ey seght: Waar hebt ghy deeze vryheyd ooyt geleezen. 2. De Wet gaf aan de Oude Vaad'ren Geen Geessel-sweep; veel min de nieuwe blaaderen. Daar om zal Men, voor al, Buyten 't spoor niet springen. Yders plight, Moet in 't light, Zijn gestight: Maer gansch niet, op datmen deeze dingen, Met geweld, en felligheen Van elkaêr zal dwingen, neen: Men zal een booze Vrouw' tot deugt nooyt dwingen. 3. Bestuur, bestuur, Heer ons gedaghten, Op dat elck Man sijn plighten magh betraghten, Dat is in Waare min, 1 Petr. 2.7. By sijn Vrouw' te woonen; Daar om gaat, Met beraadt, In der daadt, Als een Christ'lijk Man u selfs betoonen, Zoo hebt ghy u Reght bevrijdt, Schoon haar gramschap bitszig bijt, Godt zal u Aghtbaarheyd met zeegen kroonen.
zoet001parn01_01_11_3
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 5 }
Aan de Vrouwen in't algemeen. EEn Vroom, en deugtzaam wijf, die geeft vry willig eere,Rom. 13.7. Die eere toe-behoord; en Godt schenckt haar sijn Rijk:Jude 1.6. Maar, Vrouwen die haar Mans hier zoekken t' overheeren, Die zijn in hoovaardy de Duyvelen gelijck: Want deeze soghten meê Gods achtbaarheyd te schende; De hoogmoeds trotsze waan, neemt zelden een goed ENDE. Elk Speelt Zijn Rol. Karel Ver Loove.
zoet001parn01_01_11_4
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 6 }
Antwoord. ZO iemants lot zo leit, dat hy, door Echte Trouw, Verknocht is aan een booz' onhebbelicke Vrouw; Die Man, wil hy sijn Recht en Achtbaarheidt bewaren, Terwijl zy tegen hem in gramschap uit durft varen, Zal niet doen als Assueer' aan Vasti heeft gedaan;Ester. 1.21. Noch met geen Scheidt-brief haar, naar Mozes Wet, doen gaan:Deut. 24.1. Die Wet des ouden tijdts is hier te landt verbroken. De Mondt der Waarheit heeft daar anders van gesproken.Manh. 5.32. Hoe dan, zal hy haar slaan? geensins. Weerschelden? neen. Stil zwijgen dan? ook niet. Hy zal na recht en reên, Zien dat hy haar met pit van redenen ter neêr,, stelt. Die Man bewaart sijn Recht, die 't scheldende Wijf niet weêr,, schelt. Toen Job in al sijn ramp noch dankte sijnen Godt,Job. 2.9, 10. En van sijn Huisvrouw wierdt gelastert, en bespot, Hy voer niet weder uit, met opgetooge zinnen; Maar zeide slechs: gy spreekt als eene der zottinnen. Toen David, voor Godts Ark, gedanst hadt langs de straat,2 Sam. 6.20, 21, 22. En dat hem Michal scholdt en lasterd' om die daadt, Daar staat niet, dat hy met twist-woorden heeft gestreeden, Maar dat hy tot haar sprak met wel-gegronde reden. Derhalven, als een Man werd van sijn Vrouw gewraakt, Die let, dat hy met haar niet meê aan't schelden raakt, Maar met bescheidenheidt zich self haar tot een Heer,, stelt. Die Man bewaart sijn Recht, die 't scheldendt Wijf niet weêr,, schelt. Want leit hy toe, met haar te twisten of te slaan, Zo is het met zyn recht en achtbaarheit gedaan: Men zal hem langs den weg beschimpen en begekken. Hy zal, waar dat hy gaat, zyn schand niet kunnen dekken. Gen. 3.16. 't Recht dat hy op haar heeft, naar wil van Godes wet, Heeft hy met handt en mondt verbroken en verplet. Genes. 2. 18. Sijn Mann'lik achtbaarheit hem door de trouw gegeven, Werdt hem van yder een als tot een spot beschreven. Daarom, als iemants Vrouw tot kijven is gesint, En dat die Man sijn recht en achtbaarheidt bemint, Genes. 3.16. 1 Cor. 14, 34. Ephes. 5.22. Hy zie dat hy haar 't Woordt des Heeren, tot een leer,, stelt. Die Man bewaart sijn Recht, die 't scheldendt Wijf niet weêr, schelt.
zoet001parn01_01_11_5
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 7 }
Liedt, Stemme: Karileen. BY aldien Zodanig iemants lot,, leit, Dat hy met een booze Vrouw Gequelt is alle daag, En dat hy graag Sijn recht, en sijn achtbaarheidt bewaren zou, Die moet zien, Dat hy nooit sulcken zotheidt Aan sijn scheldent Wijf begaat, Dat hy door kyvery, So zot als zy, In gramschap vervoert, de handen aan haar slaat: 't Hoge bevelen Dat hem toebehoort, In alle delen, Naar des Heeren Woordt, Sal dan Dien Man Niet volgen meer; Ook leit d' Acht baarheit Van zyn aanzien gansch om veer. Schoon hy Hooft En Heer van sijne Vrouw, is, Door de binding van den Echt, Die Godt in 't Paradijs, Tot lof en Prijs Der Mannelick' achtbaarheidt, heeft opgerecht, Hy verdooft De glans die in de Trouw,, is, By aldien dat hy met kracht, Sijn eigen eenig' Een, Sijn Vleesch en Been, Te schoppen, te stooten, ja te smalen tracht; Zelf al de zoetheit Van den Echten-staat, Onder de voet,, leit, Daarmen twist en slaat; Dat Huis Heeft kruis, Meer als het zou, Wanneer, Hy recht Heer Was gebleeven van sijn Vrouw. Of het schoon Veel beter is te woonen In een woest en eenzaam Landt, Als by een twistend Wijf, Wiens vuil gekijf Den Man tot een wee is, en een schaamt' en schandt, Wil hy 't hoon, Dat zy hem aandoet, loonen Met een wederwaardigheidt: VVat onderrechting dan, Geeft sulken Man Aan haar, die van Gode hem is opgeleit? Kan hy sijn plichten, Daar hy zijne Gâ Mede moet stichten, Wel recht volgen na? Ik meen Wel neen, Mits hy sijn recht, Te voor, Al verloor, Met zijn twisten en gevecht. Dies hierom, Een Man, indien hy wijs,, is, En zijn recht en eer bemint, Zal met bescheidentheân, En wijze reên, Sijn Wijf ondergaan, die kijvend is gezint d' Eigendom, Die hem tot lof en prijs,, is, Opgedragen door de Trouw, Moet hy als Hooft en Heer, Tot sijner eer, Zo sturen tot breidel van sijn booze Vrouw, Dat het regeeren, Van sijn wijze plicht, Vreeze des Heeren In haar harte sticht: Sijn lot Met Godt Kan zo beslaan, Dat dan, Zulken Man, Haar noch an de handt leert gaan. A. Leeuw.
zoet001parn01_01_11_6
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 8 }
Antwoord. DE Man tot Heer gestelt, van al wat leeft, en sterft, Ontfong die maght, en 't regt der Heerschappy, van Gode. Dit voor-reght word van elck, die mann'lick trouwt, geerft. Dat elck Godts gaef bewaer. Geen vryheydt dient ontvloden. De Huys-vooghdy is 't regt, daer 't mann'lijck hooft op boogt. Een Vrouw die ondervoegt, waer liever opper-voogt. Bestaet in 't vooghtschap dan 's Mans aghtbaerheyt, en reght? En moet hy onder 't wijf, soo mist hy oock dees, beyde. Een Vrou die 't reght des Mans, verwint door vuyst-geveght, Bedwinght hem tot haer lust, daer sy hem eerst om vleyde. Sijn wil heest dan geen kraght, haer moet alleen geschien. 't Is d' eer, en 't regt des Mans geen quaede Vrouw t' ontzien. De Heerschsught in een Vrouw, baert huys-twist om de broeck: En twistende, is 't gemoet voor haet en gramschap open: Een toornigh wijf ontsiet self Godt, nogh Bijbel-boeck, En is een strijt, niet light te winnen, nogh t' ontloopen. De reeden grijpt geen stant, op een onreed'lijck hart, Men hout geen dolle koe, met woorden, by de start. Dus raesende is een Vrouw, die zigh niet toomen kan, Tot heerschen onbequaem: nogh wil zy 't al regeeren; Eerst dreygtze, en krijgtze ontzag, haer gramschap slaet den Man. Wat raet? hoe hout dien Vooght, sijn vooghtschap nogh in eeren? Hem voeght niet dat hy vleyt, die op zijn wenck most vlien. 't Is d' eer, en 't reght des Mans, geen quade Vrouw t' ontzien. Hy acht haer gramschap niet, hy doe sijn wil, in 't goet, Met swijgen, niet om dat, hy, door haer dwang, moet swijgen, Maer wijl 't niet voeght, dat hy verlooren arbeyt doet. Door 't swijgen, is de roem der wijsheyt, nogh te krijgen, Hy lijt door 't swijgen niet, 't geen zy wel wil bestaen, Een Man doet vaeck sijn wil, al staetze 't Wijf niet aen. De dwang is goet voor 't quaet; de magt beschermt de Wet. Een rechter moet sijn eer, in 't recht oock staende houwen, En sien dat hy het recht, in sich niet buyten zet; Het zuer, en 't soet, de straf, en streelingh, toomt de Vrouwen. Verliest de Man sijn recht, 't wijf mach met recht gebien; 't Is d' eer, en 't regt des Mans, geen quade Vrouw t' ontzien.
zoet001parn01_01_11_7
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 9 }
Toon: Engelsche Fortuyn. Voor-Zang. WAt is het quaet, dat ons op d'aerdt meest plaeght, Dat lijf en ziel, verderft, en 't harte knaegt; Dat Godt ons gaf, en ons van Godt af-houd, Veel vreugd belooft, een hel op aerde bouwd? Toe-Zang. Dat is een Vrouw, die dol uyt heersch-sugt woet, 's Mans reght verdelght, het huys vol twee-draght voet, De schaemt verwerpt, d' oneerbaerheydt omhelst, Elck vriend'lijck is, haer man het alderfelst. Slot-Zang. Hoe groot een schat, krijgt ymant dan in een, Die, met de pligt, haer op-geleyt, te vreen, Gewilligh doet, al wat hy wenscht te zien, Haer eer is doen, sijn, reed'lijck te gebien. Rixtel.
zoet001parn01_01_11_8
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 10 }
Antwoord. HY stoppe, als met was, de ooren voor 't gekijff. 't Is oneer voor de Man stijf-koppig weer te rasen. Saftsinnigheit die stilt de gramschap van het Wijf, Hier leit het onderscheit van wijsen en van dwasen. 't Weerstribblen vordert niet, 't is oly in het vier. Best laatm' een quade buy, al sagjes overwayen. Die Man behout sijn eer door reden, geen getier: Verliestse, met alom haar feilen uyt te kraeyen. 't Kort swijgen is een deugt, die yder kroont met loff. Geluckig, dien dees kunst van jongs is aangebooren, Zijn roem hy nimmer siet in 't voetsant, nog in 't stoff. Dus doende heeft noit Man gesagh nog regt verlooren. Een Vrouw is als de zee, 't oploopende gemoed, Een zeebaar, die de wint komt hooger op te jagen, Selff datse boven 't steil van hare kimmen woed. Niets kan een gramme Vrouw haar heev' gemoet versagen; Zy laat' er, als verset, niet teuglen door gewelt; Het sal haar raserny slegs hooger op doen stijgen. Grof doolt hy, die zich self met fors daar tegen stelt. De zulke mag men regt met onverstant betijgen. Men moet een toornigh hert met reden ondergaan: Het rasen, schoon men 't hoort, t'hans veinsen niet te hooren; Natuer die leert' er self dees wegen in te slaan, Dus doende heeft noit Man gesagh nog regt verlooren. 't Is lofflijk, sig hier in te dragen als het hoort: Soo zeilt hy, vry en vrank, de bitse nijd te boven, Daar anders die soo vaak sijn eer-naam ringeloort. De ondeugt, trots haar self, soo edle deugt moet loven. 't Is swakheit, vaart een Vrou al somtijts heftig uit: Maar dwaasheit, komt hy mee te euvel uit te spatten. Door saftheit wort een dier in 't woeden self gestuit. Daar ymant 't beter kan, daar 't slimmer aan te vatten? Wie stemt niet dat dit spruit uit louter onverstant. Best, die de wijsheit hier tot leits-vrouw heeft verkoren. De reden en 't gedult die strekken tot geen schand. Dus doende heeft noit Man gesag nog regt verlooren.
zoet001parn01_01_11_9
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 11 }
Toe-Zang. 1. 't GAat qualijk, daar dees twee Niet eens zijn met elkander, Daar liefde, trou, en vree, Noit planten haren stander. 2. Gelukkig sien sy saam Haar huwlijx toors ontsteeken, Wanneer sich yder schaam, De liefdes knoop te breken. 3. Dan slijten sy haar jeugd, Den bloesem van 'er jaren, In blijdschap, en in vreugd, En roemen 't wettigh paren. Lieft standtvastigh.
zoet001parn01_01_11_10
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 12 }
Antwoord. HOe sal een Man sijn recht en agtbaerheydt bewaeren, Wanneer sijn Vrouw hem scheld? ick heb het overdacht, En vind in deese saeck een duyster diep beswaeren: Want slaet de Man sijn Vrouw, soo sal hy zijn veracht, Gescholden voor een Beul, hy sal sijn eer verliesen; Oock vleyd hy 't razend Wijf, waer blijft sijn agtbaerheydt? Maer nochtans van twee qua'en, men moet het beste kiesen; Derhalven dunckt my dit het noodigste geseyt: Dat, soo wanneer de Vrouw haer Man begint te schelden, Dat hy, in plaets van quae, haer goede woorden geeft; Niet wreeck, Godt hoort de wraeck, hy wil het quaed vergelden; Wee die de goede wil van Goode weder-streeft. Met soetheydt moet de Man tot vreede onderwijsen, Op dat haer toornig vier mag werden uytgedooft; Want die de vreede maeckt, die wil Godt salig prijsen; Wie dat sijn vyand streelt gaert koolen op sijn hooft; En haer wanneer sy scheldt uyt Pauli Brieven leesen: Hoe dat de Vrouw haer man geduyrig eeren moet, Hoe dat sy teegens hem niet stuyrs, maer goedt, moet weesen, Getrouw soo wel in vreugd als oock in tegenspoet; Haer vragen of sy niet, wanneer sy t'samen trouden, Hem voor haer Voogt, haer Heer, haer Man genoomen heeft? Wie yets belooft, seyt Godt, moet sijn beloften houden. Wee die de goede wil van Goode teegen-streeft. Wat raet indien de Vrouw met goedtheydt niet wil hooren? Wat raet? ick weet al raet, bestraft haer eerst alleen, En legt, gelijck als voor haer, haere plicht te vooren; Doch hoort sy uw dan niet, bestraft haer met uw tween, Indien sy in het quaet noch effter blijft volharden, Beklaegt haer aende Kerck, of aen de Kercken-Raed, Laet die haer geeslen met woorden, niet met garden; Hoort sy die niet, de saeck, dan God bevoolen laet; 'k Vind nergens in de schrift, dat Godt die Heer der Heeren, In 't minst, om zo een Vrouw te slaen, gebooden heeft: Maer wel dat men haer sal als 't swackste vaetjen eeren. Wee die de goede wil van Goode teegen-streeft.
zoet001parn01_01_11_11
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 13 }
Stemme: Prins Robberts Mars. WAnneer een boos onsteke Wijf, Met gramschap schelt haer Man, Sal hy hem daer met vuyl gekijf Gaen stellen teegens an? Of sal hy haer; door tang of schop, Doen voelen nae haer oor? Doet hy 't, hy hist haer gramschap op, Hy wast vergeefs de Moor. Maer wil hy vreede in sijn Huys? Dit is het middel dan: Dat hy verduldig draegt sijn kruys, Gelijck een duldig Man Uw woorden uyt met vriend'lickheyd: Want sullicks liefde baert; Maer weer-gekijf baert bitse nijd, Nijd is met druck gepaert. Een Man en raeckt sijn agtbaerheyt (Als hy sijn Vrouw verdraegt) Mijns oordeels in het minst niet quijt, Verdraegsaemheyd behaegt Den Heemel, nae dat Paulus leert; Daerom gy Mannen toont Gedult, op dat uw loff vermeert, Wanneer uw Vrouw uw hoont. In Sorge Matig. J. Zoutman Junior.
zoet001parn01_01_11_12
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 14 }
Antwoord. O Musa! leent u gunst, ick heb u hulp van nooden, Tot antwoort op dees Vraeg, om dat dit word gebooden, Door eene die de gunst van elck wel waerdigh zy, Om dat hy door haer gunst gaat and'ren verd voorby. Indien een Vrouw haer Man yets reed'loos stelt te vooren, So dient dan om sijn regt, en waarde na behooren Te houden, dit gedaen: een Man behoort hem nooyt Te steuren aen een Vrouw door sotheydt op-geroeyt; De boosheydt selfs hoe boos, wordt door de deugt verdreeven, En schempt nooit op haar daan, so sal sy staan al eeven, Gelijck de Rouw: beschaamt, want elck met reen bevind, Dat de goetaerdigheydt de boosheyt ligtst verwint. Een Vrouw word, door de reên, of slagen noyt verwonnen, Haer boosheyt wil de strijt: want die 't ooit heeft begonnen, Die wenste wel met reen dat sulx nooit was begost, Haer gramschap neemt al aen, hoe word hy dan verlost? Het dreygen gelt gans niet; gelijck een Man verweeten Wierdt daeg'lijcks van sijn Vrouw, als dat sijn hooft vol neeten En luysen was: van haer hy hierom wierd genoemt Staagh Luyze-bos: daerom heeft hy haer vaack gedoemt, Gedompelt in een Put, de doodt-verf op haar lippen, Noch stack's haer ving'ren op, en hielt haer als te knippen; 't Gedult hy nam tot hulp, en elck daer door bevindt: Dat de goedtaerdigheydt de boosheydt ligtst verwindt. De aghtbaerheydt eens mans is waerd geaght van waarden, Hoe sal een Man sijn reght en aghtbaarheydt aenvaarden? Het best: wanneer die geen sijn willen wederstreeft, Het Vrouwelijcke beelt hier door haar boosheydt leeft; En so hy als 't behoort haer gramschap soeckt te dooven, So stuurt hy 't weer om laagh, daar door 't is op-gestooven, En volgt sijn eygen sin, die houdt sijn aghtbaarheydt; Als Socrates, die ligt stelt, wat haar boosheydt seydt; Hy houdt sijn reght, die staag haar boosheydt soekt te schaaven, En krijgt tot loon hier voor, dees over-waarde gaaven, Van overwinnaar t'huys: want elck met reen bevint: Dat de goedtaerdigheydt de boosheydt ligtst verwindt.
zoet001parn01_01_11_13
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 15 }
Op de zelve. HOe wordt de boosheydt best In 't Vrouwlijck beelt verwonnen, Als sy van van gramschap raest? Geen weergalm haer verbaest; Want hoe g'haer boosheydt gest; Niet beeter dan begonnen, Als aght haer woorden niet: Maer smoortze in uw ooren, Dat haer quader zijn, Als d'aldergrootste pijn, Die door een klap geschiet. 't Vuer, door 't mort'len t'ontsmooren, Teelt ligt een hooge vlam, Mijt dan, maar, daar't van quam, So siet gy geen verdriet. Fred. Vanden Heuvel.
zoet001parn01_01_11_14
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 16 }
Antwoord. EEn Vrouw, wanneer sy trouwt, die neemt een Heere aen, Om onder sijn gebiedt te wesen onderdaen; Staet af van al haer recht het geen haer toe mocht komen: Want sy heeft werck genoeg 's Mans gramschap in te toomen; Wanneer sy volgen sal haer Man sijn wil en wet, Na welck hem Godt het eerst heeft over haer geset; Wanneer hy vloeckt en raest met bulderen en tieren, Soo is het Vrouwen werck de Man gestaag te vieren; Wanneer door sijn beroep de sinnen zijn aen 't dwalen, Dan swijgt de Vrouw vry stil, en wil het seyl in halen. De Vrouw moet onder tucht van hare Man steets staen, Terwijl hy is haer Heer en sy sijn onderdaen. Doch soo een boose Vrouw te buyten ging dees wet, Waer over dat de Man als rechter is geset; Wat staet hem dan te doen, het quade Wijf te stijven? En seggen: kint het recht hoort aen geen Mans, maer Wijven; Dat sou een Laf-hart zijn, een breecker van Godts recht, Een schender van sijn plicht, een breecker van sijn Echt; Wat middel isser dan? hy stelt haer voor de plagen, Die al, wie dat de wet breeckt, duldelijck moet dragen; En luystert sy dan niet goetwillig na de wet, Soo bruyckt hy vry Godts macht die hem is by geset. De Vrouw moet onder tucht van hare Man steets staen, Terwijl hy is haer Heer, en sy sijn onderdaen. Hy onderrecht haer eerst, na Goddelijcke plichten; Doch zijn die niet soo straf, dat sy daer voor wil swichten, Gebruyckt het Werelts recht eens Vaders aen sijn Kindt, Tot dat haer boosheydt ent, en sy u weer bemindt; Kastijt haer na u recht, met woorden, en met daden, Soo lang tot dat sy God, en u, bid om genade: Want wie hier van sijn Vrouw, eenmaal word overheert, Die maakt dat God, daar door, ook schandig word onteert. Hy weer dit onheil dan, en leer haar tijdig duiken Voor 't Manlik recht, dat zy, noch hy niet mag misbruyken. De Vrouw moet ondertucht van hare Man steets staen, Terwijl hy is haer Heer, en sy sijn onderdaen.
zoet001parn01_01_11_15
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 17 }
Sang, gepast op 't voorgaande. Voys: Mijn Engel is vol vreugde. WAt komt my hier te vooren, 'k Seg het sijn vreemdigheen, Welck ik nu moet hooren, Hoe set ick dit met reen? Hier word gevraegt, Schoon 't my niet haegt, Hoe een Man sijn regt sal waren, Als een boose Vrou hem plaegt. Hoe kan ik oordeel geven, t' Wijl ick schier sta versuft; Heb ick van al mijn leven, Ick stae gelijck verbluft; Wat seg ick nu? 'k Weet, maer ick gru: Want de grawen van Margrietje, Maecke my te byster schu. Doch ik wil my verstouten, En raden aen den Heer, Dat hyse op de bouten Raekt dat het haer doet seer, Soo sy niet wil, Vreedich en stil, Achtervolgen dees blaren, 'k Wed sy doet het dan niet weer. Ick leer eerst.
zoet001parn01_01_11_16
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 18 }
Aan Jakob Steendam, Op de V. Vraag. ZAngrijke Worstelaar, wijl ghy het Manlik Recht Zo heerlik hebt bescharmt met uw doorluchte Veeder, Dat elck u prijzen moet, en eer-by eer-krans vlecht, Zo buigt mijn Muza zich ook voor uw voeten needer, En offert danckbaarlik deez' slechte Letter-kroon, Aan uw doorlettert brein, verstaalt voor smaad en laster: Ontfang 'er waarde Vriend, als uw verdiende loon, En maak de Dicht-konst, aan het Scheep-rijk Y, noch vaster. Jan Zoet Amsterdammer.
zoet001parn01_01_11_17
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 1 }
Antwoord. Genes. 2.18. DE Vrouw is eerst, den Man hier, tot een hulp gegeven; Een lust der oogen: een Vriendinne in sijn Jeugd: Prov. 12.4. Een zoet geselschap: een vermaak: een kroon: een vreugd Gen. 2.8, 9, 10. In Edens weelde: in den Lust-hof van haer leven. Gen. 3.4, 5, 6. Maar, zijnde door den raad des Duyvels, an-gedreven, Heeft sy de man verleyd: doen wijken van de deugd, Genes. 3.23. En van 't geluck: dat haar ten vollen heeft verheugd. Gen. 3.16, 17, 18.Soo blijft, en Vrouw, en Man de straffe voor geschreven: So word de hulp des mans, hem, dickwijls tot een last: Wanneer hy op sijn plicht, en waardigheydt, niet past, Judi. 14.17. So is de Sterkste Held in Israël, gevallen: Judi. 16, 17. Gerukt van 't spoor der reên: door al t' onmatig mallen, So is de Wijste, in sijn wijsheydt, self verrast. 1 Reg. 11.4. An dese lekkerny, heeft meenig sich verbrast. Maar, of ook 't quaadste wijf, met vuur, en vlam te braken: Met bitterheydt, en hoon, bespotting, en geweld: Met listigheydts-bedroch (door Tranen toe-gesteld) De macht heeft (vraagd men) om een goed man, boos te maken? De Deugd kan noyt sich selfs verbergen, noch versaken:Job. 2.10. Hoe seer die van haer word bevochten, en gequeld. Hy staat in 't perck, en blijft standvastig, als een held: En sal (al schijnt het niet) daar van de vruchten smaken;Job. 42.10. Om dat sijn goedheydt, in geen yd'le-waan bestaat, Die op de Toets verdwijnd maar uyt een God'lijk zaadt, Dat onvergank'lijk groeyd, en hem 't gemoed kan sterken.1. Peter. 1.23, 25. Hy die onfeylbaar is, mist nimmer in sijn werken. Wie struykeld, is daarom niet zin'loos, boos, of quaadt,Jac. 3.2. Psal. 111.10. Prov. 14.27. Mits hy de bron der deugd, en vroomheyt, niet verlaat.
zoet001parn01_01_12_0
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 2 }
Liedt, op de selfde stoffe. Stem: Mijne Harp bekleedt met rouw. 1. DIe vernuwd is, en herboren.2. Cor. 5.17. Door des Heeren geest:Joan. 3.3, 5, 6 Struykeld wel, als van te voren:Jac. 3.2, 3. Maar hy rijst: en vreest.Prov. 24.16. Daarom, mach men hem wel noemenPsal. 37.24. Op-recht, goedt, en vroom.Hebr. 11.6. En d' oprechtigheydt verdoemen,Rom. 13.23. Buyten dese Toom.Tit. 1, 15, 16. Laat een boose Vrouw dan woeden;2 Reg. 11.1. Schoon se veel kan doen.1 Reg. 21.7, 8 Laat men wanen, en vermoeden,Apoc. 2.20. Dat sy 't quaadt kan voên.Prov. 12.4. Sy, sal Noyt soo 'n man verwinnen:Job. 2.10. Om ook Boos te zijn:2 Sam. 6.21. Noch beroven van sijn sinnen: In de daadt, noch schijn. Swijgd van Socrates. sijn goedheytVal. Maxim. lib. 3. cap. 4. Was maar water-verff. Sijn stantvastigheydt, en vroedheydt, Had noch glans, noch nerff. 't VVas in waan, en niet waarachtig: Mits hy Christus derft.Joan. 14.6. Diens Geloof (door Liefde krachtig)Jac. 2.14, 26. Daar men 't heyl meê erft.Joan. 6.35. Job. 2.10. Maar wild gy een voorbeeld weeten? Job. 42.7. Neemt den vromen Job, Die (ver-oordeeld) heeft geseten Als ten galg, en strop. Die en goed, en bloed, en eere (Schielijk) heeft gemist. Die den vyand, met veel sweeren, Gruw'lijk, heeft vernist. Job. 2.20. In die bitterste versoecking, Wierp sijn eygen Wyf, Job. 19.17. Haar Versmading (meer, als vloeking) Godloos, hem op 't lijf. Job. 4.7. Plaagden hem sijn naaste Vrienden: Job. 13.4. Met een schijn van troost: Job. 19.15, 16, 18, 19. Quelden sy hem, die hem Dienden. d'Een, heeft d'aar verpoost. Job. 1.8. Hy was Op-Recht, vroom van leven, Job. 2.3. Dit getuygd God self. Job. 42.7. 't Lof is hem alleen gegeven, Onder 't blau gewelf. Nochtans wierd hy so bevochten. Nochtans bleef hy staan, Spijt de Duyvelsche gedrochten. Niemand kan hem schaên. Psal. 111.10, De vreese des Heeren is het boginsel der wijsheydt: alle diese doen, hebben goed verstand. Joan. 10:27, 28. Mijne Schapen hooren mijne stemme, ende ik kovre de selve, en sy volgen my, ende ik geeve haar het eeuwige leeven: en sy en sullen niet verlooren gaan, in der eeuwigheydt. Prov. 14:27. De vreese des Heeren is een spring-ader des levens: om af te wijken van de strikken des doods. Jacob Steen-dam. Noch vaster.
zoet001parn01_01_12_1
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 3 }
Antwoord. Eerste Klink-Digt. 't IS al geen zuiver goud, 't zijn al geen Eed'le steenen,Merkteeken der opregte, en genaemde goede Mannen. 't Geen ons bedrieglik oog, in schijn van waarheid, vleid, Zoo ook: 't zijn al geen Mans vol van opregtigheid, En goedheid? schoon dat wy 't by wijlen ernstig meenen: Maar dit 's de regte proef, een zeeker merk, (den geenen Zoo wel die inder daad mag werden goed gezeid, Als die slegs met den naam in ons geweeten leid) Dat is: zoo hem iet qwaads komt springen voor de scheenen Van een onhebb'lik Wijf, die dog zijn minder is, Indien hy is opregt in goedheid? 't is gewis, Hy word niet eens ontroerd, schoon 't booze wijf hem lasterd; Dogh! is 't maar waater-veruw, bestreeken met vernis, Zoo zal hem deeze wind doen buigen als een lis. Een Man die toornig word, diens ziel is nog verbasterdVerstaat een ongetoomde en zinnelooze toornigheid.. Tweede Klink-Digt. Een goed, en opregt Man, die is dat uitverkooren,Eigenschap, en standvastigheid der goede, en opregte Mannen. En kostelik gesteent, hy is het dierbaar goud! Dat in dit laster-vuur, zijn eerste weezen houd, Zijn Diamantse kragt, komt ons in 't duister vooren, Een goed man is een huis, een slot, een sterken tooren Gegrondvest op den steen, en niet op 't zand gebouwd,Matth. 7.24. Geen storm, geen regen-plas maakt hem in 't minst benouwd, Geen boosheid treft den Man, die uyt God is gebooren.1 Joh. 5.18. Sijn wandeling is dogh, in d'Opper-heil'ge-stadt, En, of 't al schoon geviel (om zoo te spreeken) dat Hem duizend booze wijfs, de grootste smaad, en trotz,, deên, Nog bleef hy die hy was; vermidts sijn goeden schat, Niet qwaads te voorschijn brengt, 't geen hem de ziel bekladt.Math. 12.35 Een goed, en opregt Man, staat vast gelijk een Rotz-steen.
zoet001parn01_01_12_2
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 4 }
Sang, op het voorgaande. Stemme: Agh Schoone Nimph, &c. GElijk een Rotz in 't midden van de golven, Blijft onbeweeg'lijk staan, (Schoon dat de Zee hem zoekt te overtolven, Door 't fel en heevig slaan) Zoo is een Man die opregt goed van aard,, is Wanneer sijn scheldend. Wijf begind; Vermidts hy voor dien Laster-wind, Niet eens vervaard,, is. Ja: al was dogh, een qwaad wijf, nogh zoo in-booz, Al spoogze schier haar gal, Zoo is 't dat zy een op-regt man niet zinn'looz Kan maaken: want hy zal Haar Raazerny niet agten diez' in 't werk,, leyd Een opregt man, en wijs, en goed, Prov. 16.32. Is zelfs een Heer van sijn gemoed, O! groote sterkheyd. Laat d'aardsche Goôn vry met haar Scepters swaayen, En dwingen groote steên, Dien dapp'ren haan, kan 't all' te booven kraayen In kragt: hy kan vertreên, En Leew, en Slang, en Bazelisk, en Draaken; Derhalven is dit middel dan, Niet magtig om alzulk een man, Zinn'looz te maaken. Maar zoo een Man door waan is ingezoogen, Dat hy zigh dus verheft, 't Mom-aanzigt word hem daad'lijk af-getoogen, Zoo draa de proef hem treft: Jer. 13.23. Want kan een Moor veranderen sijn weezen, Een Luypaard sijn gevlekten huyd, Matth. 7.16. Zoo ook? wie is die van onkruyd, Goe vrugt kan leezen? Dat dan (ô! God) geen dikke duysternissen, Van yd'le zotte waan, Ons hert bedwelmd, waar door wy zouden missen De waarheyds regte baan: Maar, leyd, en stuurd, en wijst ons dat wy leeren Bedwingen d'oud', en qwaa natuur, Zoo zal ons dan dat laster-vuur, Niet kunnen deeren. Elk speel zijn Rol. Karel Ver Loove.
zoet001parn01_01_12_3
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 5 }
Antwoord. HEt alderquaetste Wijf, (ick schrick dat ick haer noem) Is magtig al de Hel, in rep, en roer, te setten, Is magtig, lust en liefde en vreugde, te verpletten, Een vredig man, te doen verwelcken, als een bloem, O Godtheydt, keer dees pest, beneem haer helsche roem, 's Mans regt, en agtbaerheyt te dwingen, nae haer wetten, Op sijn geduldigheydt, haer lust, in top te setten, Dees Duyvel, leeft, tot smaet, der vroome, en eygen doem. Schoon3 Boeck Esdre 4 capir. van 't 13 tot het 33 vers. Zerubabel kon sijn stuck wel eer beweeren, Dat 't Wijf, de eedele wijn, en Koning, kon verheeren; Soo maeckt s'een wijs Man dol, nogh sinneloos van breyn: Haer snercken, is hem, als een braet-pan, aen de ooren, Een Hennen-kakelen, gewoon door 't stadig hooren, Die opregt wijs is, agt het VVijven raesen kleyn. Een wijs en opregt Man, staet als een Rodts in Zee; Geen Vrouwen raeserny, kan hem in 't monst verbaesen, Schoon, hoe sy vloeckt, en scheldt, en smadig komt te rasen: Hy blijft sigh selfs gelijck, sy broudt haer eygen wee. MinarvasWijsheydt. Spiegel-schildt, beschut hem voor d'onvree Van dees Gorgoon, 't gedult, bespot de list der wasen. Dus, 't Slangen-hooft verplet, agt hy vergeefs, het blaesen En schuyfelen, en vreest geen onweer op de Ree: VVant sijn oprechtigheydt kan hem gerustheydt geven, En doen de VVerelt sien, sijn vroom, en vreedig leven, Dus steeckt hy 't hooft, met eer, voor yder, rustig op; Daer 't VVijf (indien 'er schaemt by 't monster is te vinden) Sigh billick schaem, en schuyl, voor vreemde en voor vrinden, VVie Wijs is, en Opreght, verduert haer helsche krop.
zoet001parn01_01_12_4
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 6 }
Stemme: Prins Robberts Mars. DE forse windt; en heete Son, Die hadden t'saem gewedt, VVie van haer tween, den Reyser, kon (Door weder-zijdts belet) Berooven, van het opper-kleedt: Eerst tijdt de windt te werck: En toont flucks suer, en wrang, en wreedt, Sijn kraght, soo dol, als sterck. Hy slaet de Mantel om de leen, En troost sigh 't dolle weer. Nu komt de Son flucks oock te been, En sendt haer stralen neer; Hy hijgt, en sweet, en gloeyt, van het. Dus wraeckt hy 't lastigh pack: En wenst het liever op sijn bet, Dan hier tot ongemack. De WijstSalomon,, en d' AlderstercksteSimson. Man, Wierdt door een Vrouw verleydt: Het kleedt, der deugt, dat raeckte van, Sijn leeden, t' wijl sy vleydt: Maer siet hoe Sokrates, en Jop, Verdueren t' harde weer. Het booste Wijf, hoe dol van kop, Benam nooit vroom Mans eer. P. Verhoek.
zoet001parn01_01_12_5
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 7 }
Antwoord. OP een geteerde huyd kan nat noch water hechten, Het reegent daer wel op, doch loopter tapp'lings af; De Peeckel is wel sout, maer by het Sout selfs laf. Een Mier kan op een Raef, niet winnen noch verrechten. Indien 't onnoosel Schaep wil met den Luypaert vechten, Soo wordt des Luy paerts balg hem daetlijck tot een graf, Sijn tant verscheurt hem strax, sijn maeg koockt hem tot draf. Daer Heeren zijn vergaert, daer geldt geen woordt der Knechten. Een tandeloose Beer, die aen een keeten lijdt, Die heeft geen macht, dat hy de gangers quest of bijdt. De Muys kan wel op 't Hout, maer niet op 't yser knab'len. De Hondt bijt op de steen sijn eygen tanden quijt. De Moor te wassen is niet dan versleeten tijdt. Geen Mensch en kan de Zee doen houden op van kablen. Soo ook een oprecht Man, sal, door 't geduyrig kijven, Van 't eer-vergeeten VVijf, niet werden sinneloos: (Een goet en opregt Man werdt door geen schelden boos) Maer volgen Kristus nae, in altijdt goedt te blijven. God sal hem met sijn kracht verstercken en verstijven, Hy sal hem proncken doen; gelijck een Purpre Roos, Die altijdt houdt sijn kleur, en nooit verliest sijn bloos; Godts minste kracht is meer als al de kracht der Wijven; God is d' opregte Man, een burgt, kasteel, en slot, Een bijl die 's Vyandts macht tót aen de wortel knot; Hier uyt kan ick alsdan my dunckt 't voorgaende toonen, Indien ick anders sey; ick dreef met Godt de spot: Want wat gelijckenis heeft Belial by Godt. Het goedt kan niet by 't quaet, noch 't quaet by 't goede woonen.
zoet001parn01_01_12_6
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 8 }
Stemme: Nerea schoonste van uw geburen, &c. EEn Man wiens huys op vaste gronden Gebout is, sal door geen tempeest, Noch harde winden zijn verslonden, Soo oock, die Man, die Goode vreest. Sal, door het schelden of door 't braecken, Van 't eer-vergeetend scheldent Wijf, Niet boos, noch oock niet sinloos raecken: Want hy draegt voor een schilt aen 't lijf. Verdraegsaemheydt, dat eedel teecken, Waer op de pijlen van de nijd Vermorsele en stucke breecken, Dies slijt het Wijff vergeefs haer tijd. Dat sy door haer onmenslijck schelden, Haer goet Man meent te maecken boos, Haer lasteren dat sal niet gelden: Een goet Man wordt nooit sinneloos. In Sorge Matig. J. Zoutman Junior.
zoet001parn01_01_12_7
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 9 }
Antwoord. AL komt het koppig Swijn, met dulle boose kaacken, Al komt de vier'ge tong van 't alderbooste Wijf Te storten op den Man het Duyvelsche gekijf, En 't alderslmste quaat, ja 't Satans vier te braacken, Soo sal zy echter niet den Man sijn kroon ontschaacken, Die blinckt van suyvre deucht, al brult zy noch soo stijf, Sijn vroome ziel, die sal hier door niet van 't verblijf, Noch sijn oprechtig hart van vromigheydt geraacken; Haar bitze lip, die sal niet stuiten sijnen trant, Vermits sijn goedigheydt, blinckt als een Diamant; Al komt haar volle krop van vyer en vlam te breeeken, Soo sal sijn vroom gemoet, en oock d'oprechtigheydt, Die als een Goude kroon is in sijn ziel geleydt, Tot een verboode wraeck noch tooren niet ontsteecken. En off haer Satans vloeck yets in sijn hart mocht baaren, Soo datter uyt sijn mondt quam een hart-schijnigh woort: Dit evenwel komt niet uyt dulle boosheydt voort: Maar't is, om hare ziel met sijn te mogen paaren, Op dat zy mochten saam des Hemels schat bewaaren. Al roept zy vier en vlam, als of zy wierdt vermoort; Doch echter wort zijn hert niet grimmighlijck verstoort. Hy sal uyt bitt're Gal het Honingh-sap vergaaren. Gelijckerwijs het Gout den modder overtreft, Soo is de schoone deucht, by nijdigheydt verheft; Wie isser die de deucht en nijdt wil samen planten? Gelijck des Heeren beelt, des Satans beeldt verplet; En d'Oly in een Schaal het water neder zet, Soo wijckt de nijdt voor deugt, als slijck voor diamanten.
zoet001parn01_01_12_8
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 10 }
Sang-versen, op 't voorgaende. Stemme: Prins Robbert. AL brult het Wijff gelijck een Leeuw, En tiert gelijck een Beer, Soo sal dogh niet haar dul geschreeuw, Noch haar vergifte Spheer, Een vroom oprecht Godsaligh Man Bewegen tot de wraack: Maar hy ontfangt hier echter van Een Geestelijck vermaack. Hoe wel het vloecken veel vermagh Op een Godsaligh hert, Het maackt hem wel een Rouwe klagh, En lijden loose smert: Maar evenwel sal sijn gemoet De boose tong versmaan, En sal met een verliefde groet, Doen't boose Wijff vermaan. Haar schelden slaat hy inden wind, Haar knorren acht hy niet Sijn vromigheydt die hy bemindt, Maeckt dat hy 't quade vliedt, Dus dan een vroom Godsaal'ge ziel Wordt niet door vier en vlam Verdreven tot des Satans kiel, Noch van des waerheydts stam. Fidem Spiro.
zoet001parn01_01_12_9
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 11 }
Antwoord. DE dulle raserny en gramschap die de zielen Der quade Vrouwen heerst, waar door haar ingewant, Met haat en nijt vervult, van toorn gestadigh brandt, En 't hart en boesem vol van lastering doet krielen, Is snooder dan het snoodst gedrocht, het welck de hielen, Off spooren van sijn voet oyt druckten in het sant Van d'aarde: want geen Leeuw, geen Beer, noch Tygerstant, Ontstelt een vroom gemoet soo, als de donder-wielen, En blixem-raders van een uytgelaten Vrouw, Wanneer s' haar gal uytbraackt op hem; wiens ziel getrouw, En suyver is van boose en snoode laster stucken. 't Welck steets sijn geest bedroeft, en hem veel rouw en smart Verschaft, doch echter sal dien storm een vroom Mans hart Noch ziele nimmermeer tot zin-loos quaat verrucken. Of schoon een oprecht man sijn toornich Wijff, in 't schelden Komt vaack het hooft te biên, en, met een stuur gelaat, Een hevig woordt uytgalmt, en dreycht, ja verder gaat, 't Is niet uyt bitse toorn, die nooit sijn ziele quelde, Maar 't spruyt uyt ware liefd' (die steets de deuchd verselde) En voorsorgh voor haar ziel, om die in beter staat Te brengen, soo door tucht als door sijn wijse Raad. Wie speurde oyt dat de deuchd naar toorn of gramschap helde? Geen oprecht vroom gemoet naar sulke gruw'len haackt, d'Oprechtheydt voedt de liefde, en haat dat toornich blaakt. Men siet de duysternis, en 't licht, nooyt t' saam regeeren, Noch d'ondeucht, met de deuchd; maar d'een of d'ander swicht. Wel! is de ware deuchd in yemants ziel gesticht, So sal geen rasent Wijf hem doen tot boos heydt keeren.
zoet001parn01_01_12_10
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 12 }
Toe-sang, op 't voorgaande, Stem: O Saligh heyligh Bethlehem. DE Vrouw wiens hart na vreede haackt, Besproeyt Godt met sijn milden zegen, En hy oock voor die ziele waackt, Die gramschap vlied, en quade wegen. Geluckigh is een oprecht Man, Die tot sijn deel een vreedsaam Vrouwe Verkregen heeft; en nooit daar van Geen smaat ontfangt, gewenste trouwe. Of schoon geen Nijt de deugd vergramt, Des Vrouwen toorn en donder-vlagen, Een vroom Mans ziel, doch echter schramt, Sijn geest bedroeft, en 't hart doet klagen. In Verbo Spero.
zoet001parn01_01_12_11
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 13 }
Antwoord. 1. EEn Man, hoe goet hy is, kan toornen boven maten, Wanneer hy sonder rust, wordt heftig aangerant, Gehekelt, en geplaagt, van 't buld'rend onverstant, Doen dingen, die sijn pligt hem niet komt toe te laten; En die hy, bet bedaart, sou met afgrijsen haten. 's Wijfs stadige getier krijgt som de overhandt, En maakt dat sijn gemoet in heete gramschap brandt, Ja dat hy somtijds schijnt heel sinloos, uitgelaten. 't Gedult krijgt dik een krak in een opregte ziel. Het zy ook, hoe het zy, 't geen duur heeft moet verwinnen. Dus helpt een stage ramp op hol de wijste sinnen. 't Was 't eerst niet, dat een Man, in sulken mis-slag viel, Een Man, die buyten was, juist als hy scheen van binnen. Een goede kan te met, yet sinloos wel beginnen. 2. Vaak waggelt eene eyk, die worstelt met de winden. Een rots, die met sijn spits, ver boven 't water helt, Een poos de golven klooft, die telkens, met gewelt, Vast schieten op 'er aan, voelt sig allenx verswinden, En minderen van stof: de roest kan 't staal verslinden. Bey werkt het door de tijdt; niet dat het soo veel gelt, Dat goetheidt door getier bleef eeuwig neer-gevelt, Of dat die in het hert niet langer was te vinden. O neen, sy is het niet, al schijntse uyt-geblust. Soo mist de Son haar glans, met wolken overtoogen, Sy mistse, dog ik spreek, ten opsigt van ons oogen; Want datse die behout, is niemant onbewust; De gramschap hout het hert een tijdt-lang in vermogen. Maar wie voor altoos meent, vint altoos sig bedroogen.
zoet001parn01_01_12_12
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 14 }
Toe-Zang. 1. WAt voelt een hert, Al wee en smert, Een Wijf, dus quaat, te trouwen. 't Sit staag in ly, En nimmer bly, Soo treurt het in benouwen. 2. Sijn vreugd verslenst, Soo dra hy grenst, Op d'oever van soo'n huw'lijk. Raakt hy daar van, Soo blijft den Man, Het tweede trouwen schuw'lijk. 3. Best daar 't niet hoeft, Bedrukt, bedroeft Te leven, met haar deelen, Daar vreê regeert, En nooit verteert, Door 't vier der twist krakeelen. Ludentio Studie.
zoet001parn01_01_12_13
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 15 }
Antwoord. EEn altoos twist-siek Wijf vergt ymants goetheit veel, Was magtig, hem by kans van 't pligt-spoor te doen dwalen, Soo hy door reden niet zijn imborst kon bepalen, En schuwen, als de pest, het onderling krakeel. De deugt laat hem niet toe, te twisten met zijn deel. Geen boosheit, watse doet, kan soo veel roems behalen, Van op soo'n deugtber hert eens trots te zegepralen. Opregtheit is de ziel een al te braav juweel, Om die soo los, en ligt aan d' on deugt op te veilen. De dulheidt die behaalt geen zeege op een goed, Gewortelt, wikkeloos in 't diepste van 't gemoed. 't Is met een ranke kiel een klip aan twee te seilen. Een Vrou, hoe heet op twist, al scheense self verwoet, Nooit goet nog opregt Man van aart verwiss'len doet. Stijf staat hy als een rots, voor 't buld'ren van de zee. Der Vrouwen raserny geen voordeel uit kan regten, Schoon sy staag bits en bars koomt het gedult bevegten: Min is hem 't leven waerd, dan innerlijke vreê; 't Eerst koos hy, moet hy wis een missen van die twee: Kan ick, uws oordeels, dit niet aan de waarheit hegten; Wiert Socrates gelooft; hy mogt de twist beslegten, My was hy, soo zijn tong niet met zijn voorbeelt stree, Dien Heer stiet nimmer sigh aan bitse laster-woorden. Dus wort noit ware deugt tot ondeugt op-geruit. Geen drai-boom, op den weg, een moedig ren-paart stuit. Eer zietmen, dat de Son in 't kou en kille Noorden, Dan in het zoele West, sijn loop en dag-reis sluit; Als dat een opregt Man barst tot yet zinloos uit.
zoet001parn01_01_12_14
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 16 }
Gesang. 1. GElukkig is 't gemoet, Waar in de deugden wonen; Ik schat het meerder goet, Dan Vorstelijke kronen. 2. Wat troost het ymands ziel, Die 't sterven ziet voor handen, En voelt sijn levens ziel, Aan Laethaas oever stranden. 3. Dan hoopt hy op den loon, De deugt, voor lang beschooren, Op 's Hemels vreugde-kroon, Als Godes uytverkooren. Lieft standt vastigh.
zoet001parn01_01_12_15
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 17 }
Aan J. Steendam, Op de VI. Vraag. UW Muza zong voor my, op zulk een zoete wijs, Dat zy, daar voor, tot loon, nu pronkt met d'Opper-prijs.
zoet001parn01_01_12_16
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 18 }
Aan K. Verloove. Op de zelve Vraag. Karel, wilt u vry Verloove Aan Apollo, voor altijd, Want uw Rijm, hem toe-gewijt, Gaat veel ander Rijm te boove; Des hebt ghy, mijn waarde Vriend, Nu de tweede Prijs verdiend.
zoet001parn01_01_12_17
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 19 }
Aan P. Verhoek, Op de zelve Vraag. MYn Vriend Verhoek, naadien uw eedle Zang-heldin, Op mijn gestelde vraag, voor elck, den rechten zin Ontdekt heeft, en beschreeven, Zo heeft Apollo, tot een loon, Daar voor, met recht, aan uw perzoon, De darde Prijs gegeeven. Jan Zoet Amsterdammer.
zoet001parn01_01_12_18
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 14, "section": 1 }
Antwoord. GOds Wet, verbind den mensch, sijn Ouderen te eeren:Exod. 20.12. Deut. 5.16. Dit kan hem 't Heydendom: ja self 't Gedierte leeren. Om dat hy 't leven, en het voedsel, uyt haar heeft Ontfangen: 't geen den aart sijn teed're jonkheydt geeft. Hoe Roem-rijk was de daadt der oude Rechabiten.Jer. 35.18, 19. Judic. 11.36. En Jephtas Dochter, voor het oogh der Isr'elliten. Hoe vuyl, en hatelijk was Absaloms bedrijf? Droegh Cham, en Esau niet een Brand-merk an het lijf? Den vloek, en doodt is haar (en haars gelijk) verkondigd. De straffe volgd hem na, die soo voor d'Ouders sondigd. Mits hem, de moeyt', de sorg, en kosten (an sijn jeugd Besteed) tot dankbaarheyd verplicht: als d'eelste deugd. Door't Huw'lyk, is de Man so an sijn Vrouw gebonden:Genes. 2.24. Matt. 19.5. Marc. 10.7. Ephes. 5.31. Dat sy geen quetsing lijd, of hy word self geschonden. Om dat hy, met haar, is onscheydelijk, Ver-eend. Als vleesch van sijnen vleesch, en been van sijn gebeent. 't Geen hy noyt van sich kan af-werpen: noch verlaten. Veel minder dooden: slaan, ver-achten, smaân, of haten. Om dat hy, is het hoofd, waar van sy, 't lichaam blijft. Een beeld van Christi-Trou: die hem sijn plicht beschrijft. Geen nauwer-band: geen Knoop was oyt ter wereld vaster: Die door geen Tegen-spoed: vervolging, hoon, of laster Ontbonden word. ten zy, ge-opend door de dood Of ook door overspel gebroken: in de schoot. De Liefde (tot de vrucht des lichaams) trotst de wetten. Sy laat sich door geen ramp, geen noodt, geen doodt versetten. Siet David, in die drift: schoon 't voor-werp heylloos was. Siet Rachel: en wie haar van dese breuk genas. Of laat de Vrou (hier van) voor Sal'mons Rijk-staf, spreeken. Sy toond u, dat de Liefd, noyt uyt-vlucht sal ontbreeken. Val. Maxim. lib. 5. cap. 7. appi. 4. burg. oorlog. Siet Balbus (die de doodt door 't vlieden was ontgaan) Gewillig (om sijn Soon) voor sijn vervolgers staan. So krachtig is de Liefd van d'Ouders, tot de Kind'ren. Wie kan haar werking, door geweld van Wapens hind'ren? Mits sy in 't hoofd, in 't hart, 't gemoedt, en ziele woond. Esa. 49.13. Psal. 103.13. Waar in de Liefde Gods, tot ons, sich sichtbaar toond. Hier vraagd men, wie van drien gv 't leven most verwerven? U Moeder, Vrouw, of Kind? (in diense souden sterven) En gy de macht had, een te redden, in 't gevaar? 't Geval is vreemd: de vraagh diep-sinnig: d'antwoord swaar. Exod. 20.12. De Hoogste-wet, drijft u, volkomen tot de Ouders. Ephes. 5.29. De Nauste-band, leyd u haar last, op beyd' u schouders. Esa. 49.15. De Heetste-liefde, dwingd, en trekt u, tot u Kind. So dat gy, nau een wech, in desen dool-hof vind. Mijn antwoord, sal nochtans de Vrouwe zijn tot Voordeel. In-dien geen Overspel, veroorsaakt heeft dat oordeel. Genes. 2.24. Matth. 19.5. Ephes. 5.23. Psal. 127.3. Mits gy u Moeder moet verlaten, om het Wyf: Dat self u lichaam is. U Kind, een vrucht van 't lijf.
zoet001parn01_01_13_0
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 14, "section": 2 }
Sang, op de selfde stoffe. Stem: Als 't begint. 1. WIe sijn Plicht, an de Ouders doet, Sal God zeeg'nen met overvloed: In al sijn bedrijf: Na de ziel, en na het lijf: An goed, an Kind, en Wijf: Hier op der aarden. Want so toond hy sijn dankbaarheyd. Die hem, voort tot een hooger leyd: Dat is tot sijn God. Na het eenigste-gebod: Als aller deugden-slot: Om an te vaarden. Val. Max. lib. 5. cap. 4. Prob. in 'tleven Just. 2. O Pero, stof geeft gy tot lof. O Cimon, wat is uwen schat? U, broeders eer, is noch veel meer, Van waarden. Herod. 1. Gel. 5. c. 5. O Cress Soon, wel waard de kroon, En gulde staf uws Vaders. gaf U niet natuur, een brandent vuur, Voor swaarden? Noch veel heftiger, is de Gloedt In het Moederlijk teêr-gemoed.Jesa. 49.15. Psal. 103.13. En in 's Vaders hart: Dat de alder-wreedste smart, Ja dwingelanden tart: Om te behoeden s' Lichaams vrucht: d'eygen zuygeling: Als 't de noodt, of't gevaar om-ving. Geen kracht, noch geweld, Daar het sich, niet tegen steld, In Kerkers, en op 't Veld. Het doet haar woeden Op al de geen, die dat vertreên. O Rachel, gy vertoond ons, vryJer. 31.15. Matth. 2.15. U liefdens kracht (schoon in on-macht) Ten bloede. U bang gesucht door-dringd de lucht. U stemme hoord men, voort en voort: Tot schand, en smaadt, voor die, haar zaad Niet voeden. Boven al, klimt de Huw'lyks-plicht. Want haar fakkel, verdoofd het licht, De heldere glans Van Apollos gulde krans. Sy leyd sijn Rey, ten dans: Met wijde schreden. d'Echte-Liefd, en haar kuysse-min Heeft een heel on-versetbaar-sin, Die staat: en noyt wijkt. Die zeylende, nimmer strijkt. Bemind, bewald, bedijkt Met vaste Reden: Gevest, gegrond op het verbond In d'opper-wet, haar voor geset. En met den Eedt van trou, bekleedt: Tot heden. Dit stuurd de kiel, dit bind de ziel: Dit mengt het bloed: dit strengt 't gemoet Van Vrou, en Man, dat niemand kan Ontleden. So een Man, Moeder, Vrou, en Kind, Tot de doodt, dan veroordeeld vind: En 't vermogen heeft, Een (die hy de vry-spraak geeft) Te redden: dat se leefd? Hy sal beschermen d'Eygen-Vrou: sijn verkooren deel. Buyten wien, 't onvolmaakt geheel Niet wel kan bestaan. Waar mee, dat hy heeft gelâan Een last: in 's werelds-baan. En sich ontfermen Sijn vleesch, en been. 't is haar gemeen En hart; en bloed: en eer, en goed: En schijn, en deugd, verdriet, en vreugd In d'armen. Door Liefd geneygd: door Wet gedreygd: Door d'Eedt gestijft. die eeuwig blijft: Self in't gevaar. een Vuur dat haar Kan wermen. Want hy moet na Gods woord, en last, (Om 't Wijf) d'Ouders af-gaan. en vast An-hangen, sijn helft: Daar hy sich, mee heeft ontselft. Sijn vryheydt over-welft: In doodt, en leven. Niemand heeft oyt sijn vleesch gehaat. 't Geen hy ook nimmermeer verlaat; Dit gaat dan voor al: In het droevigste Geval. De boom van Echt staat pal, Om vrucht te geven. Api. lib. 2: Burg. Oorl. Vellius Plut. Val. lib. 4. cap. 6 O Julia! wie volgd u na? O Cesars kroost, Pompeus troost: Geweldig, word u ziel gestort. Gedreven Alleen door d'Echt: die steên bevecht, En over-wind. gy kend noch Kind, Noch Ouders. Trou zijt gy, ô! Vrou Gebleeven. Genes. 2.24. Daarom sal de Man sijnen Vader, en sijne Moeder verlaten, ende sijnen Wijve aankleeven. Jacob Steen-dam. Noch vaster.
zoet001parn01_01_13_1
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 14, "section": 3 }
Antwoord. DE Reeden-rijke Maagd, die 't Y, en d'Amstel-stroomen Verkooz, daar mast, en kiel, en zeyl (in plaats van boomen) Haar troon, en zeetel çierd, die selfs door yver-lust Van alle dingen keurd: niet zoeter, dan de Rust: Die (zeg ik) is alleen de oorzaak van mijn schrijven, En wijl mijn Zang-heldin een weynig my qwam stijven, Zoo raakten voordt mijn Pen op 't zuyver wit papier, Schoon 't niet getroffen is met zulken een zoeten zwier, Als wel dit werk ver-eyst, wild dat ten besten vouwe; Wel aan dan tot de zaak van Moeder, Kindt, en Vrouwe, Als zijnd' in doods gevaar, in 't kort, ik spreek, en schrijf, Geen vaster staale Wet, als tusschen Man en Wijf. U Moeder heeft, 't is waar, u eertijds onder 't harteTob. 4.3, 4 Gedraagen, jaa! als ook in nood, en pijn, en smarte Gebaard; en naader-hand zorgvuldig op-gevoed, Geqweekt, gespijsd, gelaaft met eygen vleys, en bloed, En heeft, van tijd tot tijd, voor u gansch zorg gedraagen, Voor waater, en voor vuur, en duyzend and're plaagen, (Zoo veel als moog'lijk was) behoed, en trouw bewaard, En zoo z' een moeder is naa regte moeders aardt, Ghy zult ten ende toe haar vast in 't harte leggen, Nogtans het Spreeck-woord zeyd, en doet ons daag'lijks zeggen: De Rok is niet zoo naa (als 't hemd wel is) aan 't lijf. Geen vaster staale Wet, dan tusschen Man, en Wijf. Jaa! met een staale wet blijft hier den Man verbonden,Matth. 19.6. Aan 't Wijf, zoo lang door haar de trouw niet werd geschonden, Midts dat zy is 't geschenk dat door den grooten Godt Den mensch geschonken wierd in Eeden; tot een lot; Jaa! tot een heer 'lijk lot! en 't Eedelst dat met oogenGen. 2.22. Op aarden werd beschouwd: te regt wierd dan bewoogen Den Leydsman, Izraels! wanneer sijn heyl'ge pen Aldus geschreeven heeft: men zal van Vader, enGen. 2.24. Ephes. 5.31. Matth. 19.5. Van Moeder af-stand doen! en 't wijf alleen aan-hangen. Die zelfde spreuk gebruykt ons Heyland tot het Slangen Gebroedzel. en daar-om is in al ons bedrijf Geen vaster staale Wet, dan tusschen Man, en Wijf. Soo moet dan 't alder-swaarst' by ons het meeste weegen, Wijl dat wy zien een wet van hooger-hand verkreegen. Ook! zoo een Man be-oogd te houden Gods geboôn, Hy zal met Abraham sijn kind, en lieven zoon,Genes. 22. Hebr. 11.17. Jaa! moeder, wijf, en kindt, en selfs sijn eygen leeven Op-off'ren voor den Heer, en willig over-geeven. 1 Sam. 15.22. Want merkt: gehoorzaamheid den Heemel meest behaagd. Wanneer dan zulk een proef, gelijk hier word gevraagd, (God hoede zulks) u trof; zoo laat die straffing lijden, U moeder, en u kind; al zou 't uw ziel doorsnijden. Verlost u weeder-helft, op datz' in 't leeven blijf. Geen vaster staale Wet, dan tusschen Man, en Wijf.
zoet001parn01_01_13_2
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 14, "section": 4 }
Sang, op het voorgaande. Stemme: Heyl-gierig mensch, &c. WAt Godt goed keurd moet zijn gepreesen, In-dien men sal gehoozaam weezen, In Godes heyl'ge Wet, VVil, en gezet, VVe is 't die ons an- VVijst of toonen kan, Dat een Christ'lijk Man,, zijn Vrouwe, Naast God niet waardigst diend te houwe? Esr. 10. Dat Izr'els volk haar egte VVijven, Eertijds eens qwaamen te verdrijven, En door des Priesters Raad d' Eên deeze daad; Word by veel gezift, Dat de yver-drift, (Van Esdra) de schrift, los heen,, las En daar-om teegen recht, en reên,, was. Wy weeten dit, dat deeze schaaren Der Vrouwen voord-gesprooten waaren Van 't Heydens booz geslagt, Gansch ongeagt, 't Zy dan hoe het zy, 't Is gekoomen by, Op dat Izr'el vry,, van zonden, Gehoorzaam zoude zijn bevonden. Een vaster wet verbind een Christen, Matth. 19.8. Geen Scheyd-brief scheyd, (hoe fel zy twisten) Haar sterke houw'lijks band, Die Godes hand Zelfs gebonden heeft, En den zeegen geeft; Dus zoo lang hy leeft,, in 't houw'lijk Hy zy voor-al zijn Vrouw getrouw'lijk. Getrouwe God! sterk van vermoogen, Bewaard, en hoed my dat mijn oogen Dit groot, en grouw'lijk qwaadt, Nog zulk een staat, Nimmer moogen zien! Jaa! aan geen van driên. Heer! dit moet geschiên,, te zamen Aan ons, door Jezum Christum, Amen. Elk speel zijn Rol. Karel Ver Loove.
zoet001parn01_01_13_3
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 14, "section": 5 }
Antwoord. WAnneer de Nood ons perst tot sulcken droevigh stuck, En met een felle drift ons dapper aen komt randen, Soo datmen een van drie mocht trecken in 't geluck. De Vraagh is, wie men sou verlossen uyt haer banden? De Moeder, die met smart ons inde werelt braght, En oock een langen tijdt in 't lighaem heeft gedragen, Die, segh ick, heeft verdient; wat doch? dat dagh en nacht, Voor die ons 't leven gaf, wy oock het leven wagen; Maer als ons tot ons deel geschoncken word een Vrouw Van God de Heyl-fonteyn der ware liefde-bronnen, Haer staet ons, na de wet, te volgen met de trouw. Schoon dat zy als Heleen na Troyâ wierd geronnen. Door 't huwen van een Vrouw verlaet hy 's Vaders huys, En waght met danckbaerheydt den Goddelijcken zegen. Hy red sijn Ega, voor sijn Moeder, uyt het kruys, Beschermt haer met de liefde, een Konincklijcken degen. Want trouw maekt twee tot een, te vooren twee, niet een En breekt dan op een sprong de vaste knoop der Ouders; Dan strekt, natuur een spoor, om eygen vleesch en been Te trecken uyt den Ramp met opgeheve schouders. VVat Koning wil sijn Kroon besien met bloed bespat, En in des Vyandts handt sijn Scepter achterlaten; Dus oock in 's werelts rond, noyt Man sijn trouw vergat. VVie sal in sulcken saeck sijn eygen selven haten. Men twijffelt aen 't gekies niet in soo 'n droeven stand, Ten sy sijn ted're ziel door weedom wierd verslonden; De God des Heyligdoms heeft in sijn woordt geplant, Dat twee, tot een, door trouw, onscheyd'lijck zijn verbonden. Hoewel de liefde tot sijn kleen-gebooren Spruyt Is diep in 't hert gedruckt, nochtans soo moet hy keuren Sijn eygen Vrouw, wanneer het Echt-verbondt niet stuyt, En 't voordeel van het Land geen schade kan gebeuren; VVant als een jonge Vorst, die erver is van 't Rijck Sijns Vaders, tot profijt van Landen is gebooren, Men sou 't gemeene best dan kiesen; want gelijck Het best is, dat een sterft, dan veele gaen verlooren; Doch anders treck hy vry sijn Vrouwe uyt de kracht Der Rechters; en hy pas in 't minste niet te dwalen, VVanneer Hem na sijn wil geschoncken word de maght Om een van alle drie in vryigheydt te halen: Dan zietmen, dat sijn hert, sijn waerste pand toe-lacht, VVanneer Hy in haer schoot sijn trouwigheydt laet dalen. Fidem Spiro.
zoet001parn01_01_13_4
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 14, "section": 6 }
Aan Jakob Steendam, Op de VII. Vraag. VRiend Steendam, ghy behoort voor al de Prijs t'ontfangen, Die, Tako Kasius, belooft was op te hangen. Jan Zoet Amsterdamme.
zoet001parn01_01_13_5
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 1 }
Antwoord. WAar't Hooft, de wijsheyd mist, daar missen al de Leeden, En waar de Schipper vloekt, daar vloekt elk Boots-gezel; VVaar 't voorste Paard maar hold, daar hollen d'ander meede; VVaar d'Overheyd is wreed, daar is 't gemeen zoo fel, Dat Stadt, en Staat, en Land, door oproer komt te schudden; VVant: waar den Harder doold, daar doold de gantsche kudde. De huys-zorg is den man, op 't alderhoogst bevoolen; Vermidts hy Hooft, en Heer is van sijn huys-gezin, Dus zoo een Christ'lijk man, komt in die Pligt te doolen, Is erger dan een vat des ongeloofs: want in1. Tim. 5.8. Zijn stand, zoekt hy geen vrugt tot Godes Eer te winnen, Dogh: die sijn Ziel niet mind, hoe zal hy God beminnen? Dat dan een Christ'lijk man zich zoo kom aan te schikken, Ontrent sijn huys-gezin, dat hy een Ligt verstrek, Op dat dat dierbaar schip, mag op die vuurbaak mikken, En dat noch zand, noch klip, haar kiel ten gronde trek: Gelukkig daar de Man, de gronden zoo komt peylen; Want waar men wijslijk stuurd, zal't schip niet ligt verzeylen. De Man, vervoeg zich dan met hart, en ziel, en kragten,1. Pet. 2.7. En wijs heyd, en verstand omtrent sijn lieve Vrouw', Om zoo sijn Pligt, voor God, ten vollen te betragten, Hy draag haar zwakheyd, en verzagt alzoo de Rouw, De nood, de smart, de pijn, van 't pijnlijk kinder-baaren. Geen zoeter balzem-geur dan troost in noods bezwaren. Maar doch hy zie ook toe, dat hy ze geenzins vleye, Wanneer haar bitze tong sijn Agtbaarheyd bestrijd, Nog koopt alzoo de vree, die hem van God doet scheye, En 't Agtbaar mann'lijk-Regt, dat hem is toegewijd.Eph. 5.29. Zoo moet dan van de man, die Rijks-staf zijn gedraagen, Tot welstand van de Vrouw', met wijsheyd, niet met slaagen. De Man staat aldermeest, en aldernauwst te letten, Omtrent het huys-beroep, dat hy dat eêl gebeent, Zijn eygen dierb're Rib, weer in haar plaats komt zetten, En minnen die gelijk als Christus sijn gemeent':Eph. 5.25. Zoo word de huyszorg ligt, al was't by na ondraag'lijk. De Liefd', en vreêd' is God, en 't huys-gezin behaag'lijk. Indien de goede God, de Man belieft te zeeg'nen, En dat sijn Eedel zaad, gelijk een wijngaard-loot, Rondom sijn taafel groend, zoo dat hem komt bejeeg'nen Alzulk een Lot, dat hem tot meerder huys-zorg noodt, Hy zoek met woord, en werk, de jeugd dan op te bouwen; Want: wie een ander leyd, moet zelf de dool-weg schouwen. Hy laat sijn held're deugd', haar dan in d'oogen schitt'ren. Hy leer, vermaan, en straf, al naa geleegentheyd; Maar niet om 't week gemoed, door hardheyd, te verbitt'ren;Eph. 6.4. Want al te veel is quaad, zoo 't oude spreek-woord zeyd. Men moet dan niet te hard, nog al te zagt ook weezen. De middel-maat, die word van God, en mensch gepreezen. Zoo d'Oppermagt dan keurd, en kend, en acht hem waardig Coll 4.1. Te oeff'nen heerschappy, aan Dienst-boôn; dat hy dan De zelve wel regeer; maar niet als een on-aardig En opgeblaazen mensch, ô neen! een Christ'lijk Man Diend (waar hy gaat of staat) dit in sijn ziel te hegten: Dat God een Regter is, van Heeren en van Knegten. Wanneer een Christ'lijk Man, beneffens deeze vrugten Zijn arbeyd vlijtig doet tot voor, en onderstand Van 't huys, en huys-gezin, schoon hem dien last deed zuchten, Gelijk als Israël, door Faroôs wreede hand, Indien hy (seg ik) komt dat doel-wit regt te treffen, Hier zal hem sijn gezin, en namaals, God verheffen. Dogh: zoo een Man beoogd, gemakkelijker zaaken, Tot nut, en baat, en heyl, en welstand van sijn huys Dit staat hem vry: maar dogh, hy diend het zoo te maaken, Dat in hem Gods gebouw niet nederstort tot gruys, En in den afgrond zink, door 't slim bedrieg'lijk hand'len. Wie Christ'lijk heeten wil, die moet ook Christ'lijk wand'len. Een oprecht Christ'lijk Man zal 't huys-gezin bezorgen Zoo veel sijn magt vermag: en als hy 't zelfde heeft Tren. 3.23. Gedaan, hy is gerust: vermidts dat alle morgen Gods zeegen weer vernieuwd: hy zeyd: mijn Schepper leeft, Die my, en mijn gezin, bezorgen zal ten besten. Een Christ'lijk man, die moet sijn hoop in Christo vesten. Zoo zal hy wijf, en kind, en dienst-bood overtuygen, Al had d'uytzinnigheyd, haar hart, en harssen-vat Schier tot een Zeetel-plaats, de schaamt zal haar doen buygen, Zijn Lof door 't eel gesternt tot in Gods heyl'ge Stadt. Zoo veel vermag de deugd des Mans, die voor komt streeven. Men leerd het huys-gezin, best door een heylig Leeven. Maar dogh, dit diend gezeyd: hy moet uyt d'akker weere 't Onkruyd van eygen eer, tot sijn behoudenis; Want alles wat men doet moet zijn tot Godes eere, Of't is maar wind, en rook, en damp die nietig is, Hy laat door eer-zugt dan, zich zelfs, in slaap niet wiegen. Men kan de menschen wel, maar nimmer God bedriegen. Wel zalig is hy dan, die dees ontfange gaven Als tot een schuld'ge pligt, op 't Altaar needer-stort; Vermidts zijn dienst, en zorg, en vlijt, en zweetig slaaven, Alleen geschied op dat daar door verheerlijkt wort Den naam sijns grooten Gods; wie zoo bestaat te ploegen, Kan God, en sijn gezin ten vollen vergenoegen. Ten ende als de dood, op d'oever van de lippen Komt zeylen, en de draad sijns Leevens, stukken breekt, Zal hem de waarde ziel, niet uyt de boezem glippen Voor dat sijn Middelaar hem vry in 't harte spreekt; Iaa! eer hy van sijn leed, de leste drop zal drinken, Zal hem deez' Heemel-zang in hart, en ooren klinken.
zoet001parn01_01_14_0
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 2 }
Heemel-zang of engel-rey. Toon: O! Kars-nagt. I. VErblijd, verblijd u Heemel-schaaren, Breng vreugde-zang, en heyl'ge snaaren: Zingt nu een aangename wijs: Wild vry uw geest, en kragt inspannen, Een Man, een voorbeei aller Mannen, Zal erven 't Hemels Paradijs. Verheft, verheft u eeuw'ge deuren: Ghy Hemel-wolken, wild nu scheuren, Bereyd alsoo een open baan, Op dat alzulk een Man, met vreeden, Mag in 't getal der Heyl'gen treeden, En tot sijn God en Schepper gaan. Hy was in al zijn doen, en laaten: (Ia zelf, in hoog, en laage staaten) Nog droevig, nog ook al te bly; Vermidts hy 't aardsch geluk bemerkte, En, zoo de gramschap in hem werkte, Gods vrees bleef hem geduurig by. Hy was in het beminnen vierig, In 't kinder-straffen goedertierig, En in 't gebieden reedelijk, Quam hy met reên 't gezin te stigten, Hy liet sijn ligt, eerst zelfs voorligten, Dus bouden hy sijn Ligt, en Rijk. Hy was in 't goede nooyd naa-laatig. Hy leefden ook in zorgen maatig. Zijn oog sag altijd Heemel-waard. In tegenspoed was hy geduldig. In voorspoed dankbaar, en eenvuldig; Regt naar de Christelijken Aard. Apoc. 14.19. Hoe zalig is hy, die mag sterven, In Christo, midts hy komt te erven, (Naa het getuyg'nis van de Geest) De eeuwge soete Rust der zielen, Sijn werk dat volgt hem op de hielen; Waar door hy dood nog oordeel vreest. Mat. 55.21. 33. Ey kom! ey! kom dan gy getrouwe, En goede knegt, ghy hebt behouwe Het Christelijk Geloof, in deugd: In 't weynig zijt ghy trouw' bevonden, In veelheyd sult gy zijn verbonden, Gaat in, Gaat in uw's Heeren vreugd. Elk speelt Zijn Rol. Karel Ver Loove.
zoet001parn01_01_14_1
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 3 }
Antwoord. MYn Musa onbeschaeft met ruw' en schorre sinnen; Doch yv'rig in de konst van d' eed'le Poëzy, Buygt haar eerbiedig neer voor all' de Zangh-goddinnen Die op Parnasus gaan ten Rey met drymaal dry: En antwoort op de vraegh: hoe sal een Man hem voegen Indien dat hy sijn Godt beneffens sijn gesin, Wanneer hy Christelijck is, ten vollen wil vernoegen? Wie 't ent bereycken wil, seyt 't spreeckwoort, maeck begin. Ick maeck begin, en segh: een Man die moet betoonen Dat hy sijn Vrouwe lieft, en dat hy haer alleen Wil voor sijn Eegemael en betgenoot bekroonen, Dit doende, stelt hy sich, sijn Godt, sijn Vrouw te vreên. Hy moet, wanneer dat haer de haest ontstelde schroeven Der sinnen zijn ontschroeft, soo dat sy op hem schelt, Aen haer in maetigheyt sijn goedigheyt doen proeven, Schoon hy dit doet noch houwt sijn agtbaerheyt het veldt. Hy moet haer, by sijn selfs, en in sijn hart groot achten; In 't hollend' onverstant een vuyr'ge licht-baek zijn, Hy moet haer tederheyt, gelijk met Atlas krachten, Gewilligh schouderen, soo wel in vreugd als pijn. Tot tweedracht moet hy haar noyt reên noch oorsaeck geven; Want daer de tweedragt woont daer stroyt de twist haer saed. Daer twist de troon bekleet wort d' eendragt weg-gedreven. Wee 't huys daar d'eendragt dan aldus verlooren gaet. Hy moet, wanneer de doot, die yeder aen het leven Doet derven, en haer soeckt, met sijn gevlijmde schicht, Te breecken af den draet door Godt haer aengeheven, Haer stercken in den noot naer eysing van sijn plicht. Hy moet, wanneer haer 't wee des baerens komt bespringen, Haer helpen na den eysch, en troosten in den druck, Hy moet voorsichtigh zijn in alle sijne dingen, Men seyt voorsichtigheyt is Moeder van 't geluck. Hy moet sijn kinderen in Godes vreese leyden, Hoe wel sijn Vrouwe mee, en al sijn dienstb're boôn, Ook haer soo veel hy kan van 's weerelts boosheyt scheyden, Want een die 't quaet doen mint, die krijgt oock quaet tot loon. Hy moet tot allen tijt aen haer die Leere leeren, Die vast getimmert zijn op 't rechte Fondament, Dat Donders kracht in 't minst niet schaeden kan noch deeren, Maer staen onwanckelbaer tot aen des werelts ent. Hy moet wanneer dat sy van 't spoor der deugden treeden, Haer straffen na den eysch, en helpen weêr op 't padt Van waer en rechte deugt, dat ons hier van beneeden Leyt in de soete rust, in 's Hemels groote Stadt. Hy moet wanneer dat Godt, met dees' of geene plagen, Haer swakheyt proeven komt soo veel hy kan en mach, Haer helpen in haer ramp en in haer droeve dagen Doch sonder krenkinge van 't Vaderlijck gesach. Hy moet sijn Dienst-boôns dienst na reed'lijkheyt vergelden, Dit doende sal de Faem die niemants loff verswijgt, Met uytgedrongen aem, sijn lof aen elck vermelden, Waer door hy Godts gena, en 's menschen gonst verkrijgt. Hy moet haer niet te nauw noch ook te strikt verbinden, Een boog die al te stijf gespannen is die breekt, Een los gebroocken paert is quaet weêr vast te binden, Hoe wel ten past ook niet dat hy haar streelt off smeekt. Hier door souw sijn gesag en agtbaerheyt verdrencken, Dat hy nochtans op 't hoogst wel naw bewaeren moet, Een Man die sijn gesach al willens komt te krencken, Moet weeten dat hy selfs sijn selfs verderven voet. In 't kort hy moet sijn huys in alle deugden voor,, gaen, Waer toe hy haer vermaent, want daer den Stuyrman slaept, Sal 't Schip als roereloos niet recht langs 't rechte spoor,, gaen, Onluckig is die geen, die soo sijn tijt vergaept.
zoet001parn01_01_14_2
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 4 }
Wyse: Ach schoone Cariclea. WAt is 't een eedele saeck, Daer 't huys-gesin soo met elkander leeft, Dat Godt daar in vermaeck, Ia waere vreugt en rechte blijtschap heeft; Het is een saeck soo wel op aerdt, Als in den Hemel prijsens waerdt. Godt sal dat huys-gesin Seer mildelijk, door sijnen milde hant, Sijn segen storten in, Geen onlust sal haer muyr, noch dak, noch want Bespringen, want dat hollent paert Is voor de eedele vre' vervaert. Gelukkig is die Man, Die soo sijn huys in vree, te vooren gaet, De bitse nijdt, die kan Op hem niet hechten, want nadien hy staat Op sijnen Schepper vast gegront, Beswijkt hy niet tot geener stondt. In Sorge Matig. J. Zoutman Junior.
zoet001parn01_01_14_3
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 5 }
Antwoord. I. WIen 't huwen geeft den last van sorgens ongemak, Moet hier van het bestier soo wijselijk betragten, Dat hem tot heyl gedy dit toe beschoren pak, Wie braaf sijn pligt voldoet staat niet dan zeeg' te wagten. Voor al hy in 't gesin een ware Godsvrugt plant, Dien aller Opperheer eerbiedig leer te vreesen: Dees deugd blinkt in de ziel, meer als het diamant, Dat in een kronkel klis van hayren is te leesen. Dit is de gront geleit, waar op de huyssorg rust, En van het heele werk, den Hoeksteen uytgevonden. Sijn Liefde tot die geen, word nimmer uytgeblust, Hem eeuwig door de trouw onscheydelijk verbonden. Maar wortel in sijn hert, en staat gants wikkeloos, Schoon vaak de norse nijt haar dapper aan durst randen; Staag groey, en bloeyze, als een vers ontlóke roos; De min draagt 't huw'lijks heyl in 't knopsel van haar banden. Hy leev' selflakeloos, gelijk 't een Christen past, En blijv' sigh aan het quaat door wellust niet vergapen, Den yver tot het goet wiert dus ontharrenast, Waar dat den Herder doolt, daar doolen meest de schapen. Een yeder, hooft voor hooft, sigh tot de deugt begeeft, Hy lijd' niet dat het quaed ooit nestelt in sijn daken, Nogh vuyle dartelheit te ruymen teugel geeft, d' Opsiender strekt sijn volk tot Godsvrugt self een baken. Hy hou sigh buiten trots in slegte deftigheit, En çier sigh met de glans van statelik betamen, En eertijds wel te regt-gepleegde needrigheit. Het needrigh' is een deugt die niemant hoeft te schamen. Hy quijt sigh in sijn ampt tot weering van de noot; Bezorgh sijn kinderen, na 't woort en wil des Heeren, Die hem en haar verschaft hun dagelixse broot; Noyt laat hy door verzuym die 't noodige ontbeeren. Vermeerdert langs hoe meer sijn haave, en sijn goet, En komt God in sijn schoot de zeegen uit te storten, Soo houw hy nauw in dwang den breidel van 't gemoet; En weet die voor de drift van hoogmoet in te korten. Wie 't ydel, ydel schat, leeft boven 's menschen peyl. Onlukkigh, diens geluk op 't nietigh komt te rusten, En daar in stelt alleen sijn aller opperst heyl: 't Is heerlik Vorst te zijn en Koning van sijn lusten, Mijns dunkens al genoegh van 's Mannen pligt verhaalt, Wie dus in alle dingh omsigtigh sigh kan voegen, En nimmer al te diep in 's werelts droombed maalt, Weet God en sijn gesin ten vollen te vernoegen. De Vrouw in Godsdienst verschillende. Dit's wel, wanneer de Vrouw een Godsdienst heeft met hem, Maar komtse door verschil, die Vremden op te dragen, En datse, stijf van hooft, niet luystert na sijn stem; Wat dunkt hem dan het best om beyde te behagen. Het voorstaan van Gods eer is hem van groot belangh. Hy poogh door saftigheit haar van dit pat te lokken; De Reden gelt hier 't meest. 't Geloof dat lijt geen dwang, Maar wortse nergens door uit 't misverstant getrokken, Soo veeld' hy efter niets, tot nadeel van Gods eer. Pleegt zy Afgodery. Hy stel sigh fors daar tegen. Toon Liefde tot u Vrouw, maar tot u Schepper meer, Veel is u aan haar gunst dog meer aan sijn gelegen.
zoet001parn01_01_14_4
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 6 }
Zang-dicht. I. WIe dus, in alle dingh, Sijn pligten kan betragten, Heeft in dees eenigingh Niet dan veel heyls te wagten. Hy voedt sigh, staagh met 't nat, De dropp'len van Gods zeegen, Bedauwt, besproeyt, bespat, Ten top van vreugt gesteegen. Wie zigh tot goet begeeft, En na de deugt kan voegen, En altoos heylig leeft, Kan God en mens vernoegen. Lieft standtvastigh.
zoet001parn01_01_14_5
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 7 }
Antwoord. GY vraagd met dese vraag, verscheyden diepe vragen, En wijst ons d'antwoord an: ô soete Meulenhof. Gy noemd een Christ'lijk Man. wie kan oyt God behagen Als hy, die Christ'lijk is? dus toond gy ons de stof. Joan. 10.27 1. Pet. 2.21. Die ware Christ'nen zijn, doen waarheyts werken blijken: Wanneer sy hem in Leer, en Wandeling gelijken. Gen. 3.16.17 De huys-zorg, is den Man des huys-gesins bevolen: Een plicht, die sijn gesacht en heerschappy verseld. Wie Christus volgd, die sal niet in sijn wegen dolen: Mits God, hem tot een licht, en leydsman, heeft gesteld. Die niet versorgd, en voed, sijn eygen huys-genoten, Is erger, als een, die 't geloove heeft verstoten. Een op-recht Christ'lijk Man (te vooren on-gewesen) Mat. 6.33. Deut. 11.19. Prov. 12.24. Die 't Koningrijke Gods, voor alle dingen soekt: Sijn huysgesin voor-gaat: haar leerd den Schepper vresen: En sich in sijn beroep beneerstigd: en verkloekt Hem, yeder (na sijn Macht) 't bescheyden deel te geven: Mach wel vernoegd met God, en by de menschen leven. 1. Pet. 4.11. Sijn Gods-dienst, na Gods woord (niet na een eygen waning) Moet zijn (in yver en op-recht) het eerste werk; Deut. 4.9.10. Deut. 6.7. Om 't heele huysgesin, door leering, en vermaning Steeds in te scherpen. en (gelijk een Son) het swerk Van 's werelds ydelheyt, met raad, en daad verdrijven. Ook als een ander valt (vast staande) trou te blijven. Sijn Plicht, an 't huysgesin is, 't selfde te versorgen. 't Beroep moet eerlijk zijn, dat hem de winning geeft.Prov 1 [..] 4. Prov. 11 [...] Prov. 13 4 1. Pet. [...] Col. [...] 1 Cor [...]. Eph 5 [...] Sijn vlytigheyt, in 't werk, kan 't huys, van daag, en morgen, Verrijken, schoon hy hier niet meer als heden leefd. Sijn Huys vrouw, moet in Eer, en aansien by hem woonen: Haar by-zijn, sal sijn lust, met Min, door liefde kroonen. Sijn kind'ren, moet hy doen (als vette Olijf-planten) Op Sion, op den berg: in 't huys des Heeren staan.Gen. 15.19. Deut. [...] Psal. 144. [...]. Col 4 1. En blinken, voor Gods volk, als held're-diamanten: Wanneer sy, anderen (in Tucht) te boven gaan. Sijn dienst-boôn, moeten voor den dienst, haar Recht genieten, Haar Swakheyt, sal hem noyt (in 't onderwijs) verdrieten. Soo kan hy (door 't geloof in Christo) God behagen.Heb. 11 Soo mach hy 't huysgesin vernoegen: en geen Reên, Of Oorsaak, geven tot misnoeging, noch tot klagen: Hy heeft het Recht vernoegd: al is men niet te vreên. Want niemand, kan het Job; en David billijk wijten: Schoon sy 't misnoegd gesin, met dulding, mosten slijten. Wie sal dan Achab, om sijns Wijfs vernoeging prijsen?1. Sam. 1.[...].29. Iud. 14.1[...] Iud. 1[...].1[...] Deut. [...]. Ier. 6. 1[...]. Mat. 11.[...] 1. Ioan. 1.3.4 Droech Simson niet den hoon? en Eli niet de smaadt? Mits, dat sy Gode, self geen volle-eer bewijsen: Wanneer sy 't huysgesin vernoegen: in het quaadt. Dies, moet een Christ'lijk Man, na-jagen Christi wetten: Om God, en sijn gesin vernoegd, en neêr te setten. Maar, kan het schepsel, wel den Schepper vergenoegen?Esa. 11.4.1.8.10. 1. Pet. [...]. 2. Cor. [...]19. 1. Ioan. 4.1. Ioan. 1.1[...]. Col. 2.9.[...]. Rom. [...].14.15.16.18. 'k Segg' Ia: soo men de Reên (met reden) vatten wil. Die Christus tot een steun, en borge heeft, in 't voegen, En in 't Voldoen van Schuld: en eynding van 't geschil, Vernoegd God. en versoend hem selven door sijn voorspraak. Die 't Al in allen is: en vreed', en volheyts oorsaak. Doch soo men hier den mensch, als sondig (en gevallen In Adam) wil ansien? 'k segg' Neen. wie dat het vraagd. Hy heeft niet anders, als een waan: om mee te brallen.Psa. 71.1[...] Een vyandschap met God: die hem gansch niet behaagd.Rom. [...]. 't Is Vleesch wat uyt het vleesch, natuurlijk is gebooren.Ioan. 3.[...]. En door de sonde doodt, verdurven, en verlooren.Eph. 2 1.[...]. Wie dan, uyt lout're-gonst des Scheppers, is herschapen:Ioan. [...]. Gal. 6.1[...]. Rom. [...] Eph. 6.11. Rom. [...].11. Rom. 5.[...]11. Heb. 11.[...]. Rom. [...]. 2. Cor. 5.18.19 Col. 1.20. 1. Ioan. 4.10. En met een waar Geloof (gewrocht door 't woord, en geest) Geharnast word: als met een beukelaar, een wapen: Dat hy geen vyand, maar sijn God (als Vader) vreest: Vernoegd Hem: door het werk des Mid'laars, wiens voldoening An 't kruys verworven heeft, een eeuwige-versoening.
zoet001parn01_01_14_6
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 8 }
Sang, op den selfden sin. Stemme: Gelukkig is den mensch, die sich, &c. I. EEn Man, die 't acht gewin, Sich, na Gods-wil te voegen, Sal God, en sijn gesin, (In Christi naam) vernoegen: Als hy God-vruchtig leefd: God, en den Keyser, geeft Dat elk te eyschen heeft. De vreese Gods voor al Te hebben: en te leeren. Voorsichtig, in dit dal Der tranen, te verkeeren. Sijn Huysvrouw (als een Kroon) Sijn zaadt, des huw'lijks loon, Te leyden: tot Gods Troon. Gelukkig is het huys, Bestuurd, door dien Huys-vader: In voor-spoed, en in 't kruys, 't Rust op hem, alle-gader. Hy sorgt voor ziel, en lijf, Van Dienst-boôn, Kind, en Wijf. En dempt haar vuyl gekijf. Deut 16.20. Gerechtigheyt, Gerechtigheyt, sult gyna-jagen, op dat gy leefd. 1. Ioan. 5.4. Want al wat uyt God gebooren is, overwind de wereld, ende dit is de overwinninge die de wereld overwind, (namelijk) onse Geloove. Jacob Steen-dam. Noch vaster.
zoet001parn01_01_14_7
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 9 }
Antwoord. DIt heeft een Christ'lijk Man, met yver te betrachten, Op dat hy zijnen God, en huisgezin vernoeg': Hy moet, om Gods genade, en zegen te verwachten, Voor al Godvruchtig zijn: sijn huysgezin ook vroeg En laat aanmanen tot Godzalige oeffeningen, En onderwijzenze in de Christ'lijke Leer'; Op dat de vreese Gods hen in het hart mag dringen, Door ware Godsdienst krijgt men zegen van den Heer'. Hy moet, om dat hy is het Hooft der Onderleden. Voorzichtig wesen in 't bestieren sijns Gezin; Op dat de Wanschik daar geen voogd zy, maar de Reden. Waar dat de Wijsheyt praalt vloeit alle welvaart in. Wie dat voorsichtig is; sal 't al tot heyl gedijen. Hy moet sijn huysgezin van kleeding, drank en spijs, Door sijn beroep, om voor armoede te bevrijen, Verzorgen; zijnde altijd oprecht, vroom, goed en wijs. Hy moet sijn handeling met nucht're zinnen plegen. Van dolle dronkenschap, die kanker in het huis, Moet hy zich hoeden: want zy jaagt Gods rijken zegen Ten huize uit, en verschaft armoede, ramp en kruis. Hy moet, als Zon van 't huis, in alle deugden brallen: Voorneemlijk zy hy aan sijn huis door liefd' verknocht. De Liefd' behoedt het huis voor wankelen en vallen: Want daar de Liefde is, vlied het schadelik gedrocht Der barze Tweespalt; Nijt, Bedrog, Gekijv', Ontrouwe. Zoo deze Liefd' hem leidt, zal hy zich, buiten spoor Van 't heilig Huwelik, met eene vreemde Vrouwe Niet verontreinigen; maar staan de Kuisheit voor. Door Liefde moet hy ook sijn wettig Kroost opkweken, Op dat het bloeye, als weel'ge Olijven, aan sijn disch. Hy moet nooit, hoe het ga, in felle toorn ontsteken: Want gramschap is een vuur dat naauw te blusschen is. Hy moet in al sijn doen, voor God en voor de menschen, Zich quijten dat hy houde een rein en vroom gemoed: Zoo zal den Hemel hem meer heil als hy kan wenschen Toezenden: want, een rein gemoed maakt alles goed.
zoet001parn01_01_14_8
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 10 }
Gesang. Toon: Hoesingt en springt de domme jeugd, &c. O Drymaal zalig is dien Man, Die zich zoo Christ'lik dragen kan, Zoo, in de huyszorg, weet te voegen, Dat hy God en sijn huysgezin, Daar meê ten vollen kan vernoegen! Die deugt oogst heyl en zegen in. God zal hem zeeg'nen van om hoog, Zijn doen, met een genadig oog', Aanschouwen, en hem gunst betonen; Hem vrede schenken; hy sal hem, Hier namaals, doen, voor eeuwig, wonen In 't zalige Jerusalem. Sijn huisgezin zal hem daar voor Beminnen, volgen op sijn spoor; En hem een goed ontzach en vreeze, Die na de reên gematigt is, Toedragen. Zalig sal hy wesen! Gods huys sal zijn sijne erffeniss'! Jan Staatz.
zoet001parn01_01_14_9
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 11 }
Antwoord. HY yver boven al in Godes woort en wet, En dien getrouw van hart, den Schepper die hem 't leven En al wat hy besitt', tot d'alderminste slet. Uyt lout're en gulle gunst, vrywillig, heeft gegeven. Hy loove en danke Godt voor welstant van sijn huys, En offer d'Opperheer hartgrondige gebeden, Dat hy sijn dak bescherm voor ongelucx gedruys, En door sijn hulp haar red uyt al'er swarigheden. Hy leve in vreedsaamheyt voor 't oogh van yeder een, En sticht sijn huys-gesin door woorden en met werken, En scherpt haar deugden in, door schrandre en wijse Reên. Geley' haar langs sijn spoor, met yver, na Godts Kerken. Hy volgh des Heeren wil, in liefde tot sijn Vrouw, En pleegh sijn plicht aan haar, beschouw haar levens-lichten Met kuysche minne-gloet, en schende noyt sijn trouw Door vreemde gaylicheên, die 't echt-verbondt ontstichten. Schoon d'ander helft sijns selfs, van andre Gods-dienst was Dan hy: soo sal hy doch sijn liefde niet besnoeyen, Maar't Roer ook even dan na 't ware min-kompas Recht stuuren; en met vlijt de huw'lijckx-stroom op-roeyen. Hy houw haar wel te voor, 't verlaten van'er Kerk, En prijs de sijn' haar aan, doch moet sijn plicht niet krencken, Maar bidden d'Opper-vorst ('t bekeeren is Godts werk,) Dat hy haar ziel verlicht, en haar sijn Geest wil schencken. Hy ploege vroeg en laat tot leeftocht voor sijn volk, En smeek de bron des heyls dat hy sijn handel segen, Op dat hy nooddruft heeft hier in dees aartsche-kolk, Maar nimmer zy sijn ziel tot gierigheyt genegen. Hy zy sijn kinderen een Vader; geen Tyran, Hy straf haar, straffens tijt, doch straffe haar met maten, De kinder-tucht vereyscht geen wreetheyt: even dan Strekt straffen meer om quaat te doen, als 't quaat te laten. Hy zy den hureling geen lastig Overheer, En val haar niet te strengh, noch acht haar min dan menschen; Maar denck door goede reen, en woorden krijgtmen meer Dan door geknor, gekijf, gevloek, of quade wenschen. Maar wat wil ick mijn selfs bemoeyen om de Plicht, Van Jan en alle Man (hoe sy haar sullen dragen In huys aan 't huys-gesin) t'omschrijven door mijn dicht, Daar ick wel selver diend een ander sulks te vragen. Die Vrouw en kinderen heeft, is wijser dan die geen, Die noch in vryheyt leeft, als ick: doch eerb're Maunen. En belght u daarom niet mijn korte Regel-reen, Men tracht, my metter tijt, al meê aan 't Juck te spannen.
zoet001parn01_01_14_10
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 12 }
Sang, op het voorgaande. Stem: O Saligh heyligh Bethlehem. 1. DE Man die vroom en vreedsaam leeft, Sijn plicht in alles recht betrachtet, Sal God verzorgen, want hy geeft Sijn zegen, aan die 't quaat verachtet. En hy verkrijgt van sijn gesin Veel roem en lof voor 't wel regeeren, Een yeder sal met liefd' en min Sijn schrander hooft gedurig eeren. Gesegent huys, daar deugt en eer Gegriffit zijn in 't hart der hoeder, De tweedracht breekt daar lans en speer, En keert weer vruchteloos na haar Moeder. Door vreed' en eendracht bloeyt een rijk, Maar twist en scheuring briselt kroonen En brenght veel steen tot puyn en slijk. Waar vreed' is wil den Schepper woonen. In Verbo Spero.
zoet001parn01_01_14_11
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 13 }
Antwoord. BLyschap bevang sijn hert, het sal van vreugd opspringen, Den Heere sal hy lof, met Psallemen gaan singen, Door dien hem is tot heyl, een Ega toegevoecht, Waar in hy boven al ten vollen is vernoecht. Wanneer een brave Stadt, in deucht, en roem sal bloeyen, Daar moet voor alle dingh een eedle Wet ingroeyen, Een Wet, die yeder een, verbint tot dienst, en trouw. Door wijsheyt wort een huys een Koninklijck Gebouw. Met kloekheyt sal den Man den Scepter wel regeeren, Maar dwaas heyt sal sijn lof, tot nietigheyt verteeren. Door vrede sal sijn huys opwassen als een bloem, Door twist verdwijnt sijn eer, en kostelijke roem. Hy als een Yveraar, door eer, en deucht floreeren, Waar naar het huysgesin sich heeft te reguleeren. Hy strecke als een Spoor, tot heyl en saligheyt, Om dat hy tot een Hooft des huyses is geleyt. Sijn Vrouw die hem van God, tot bystant is gegeven, Amorosius. Die sal hy als een Vrouw, niet als een Meyt beleven. Hy sal haar, als hem self, beminnen na de kunst, Dus krijgt hy uyt haar hert een lieffelijke gunst. Hy stoote met sijn voet om ver de hinderpalen, Soo sal hy lof en eer in eeuwigheyt behalen. Hy neem haar by der handt, en ley haar tot de deucht, En zy haar soet vermaak, en troostelijke vreucht. Wanneer hy wil den draat van trouwigheyt verlengen, Soo sal hy (om sijn trouw) met Niemant hem vermengen, Godts eere wort gekrenkt, ja 't huwelikx verbont Door bloetschant heel en al verbroocken in den gront. Hy woone met verstant in 't midden sijner deuren, Op datmen daar Gods heyl, en waarheyt magh bespeuren. Hy zy sijn Vrouw, een stut, een rots, een vastigheyt, Hy zy als een Pylaar, waar op haar swakheyt leyt. De liefde tot sijn Vrouw, en sal hy nimmer sparen, Wanneer hy braaf wil sien de deucht en Godsvrucht paren. De tweedracht als de pest, en boos heyt, moet hy vlien En val haar niet te hart met kijven en gebien. Hy sal het swakste vat in 't minste niet verachten, Haar fouten sal hy met sachtmoedigheyt verzachten, Natuur zy hem een wet, tot dekken van haar quaat, Wat Man ('k noem geen Tyran) heeft oyt sijn vleesch gehaat? Hy neem voor 't slaan van 't Wijf't exempel der Barbaren, Die sullen hem dees kust heel anders leeren varen, Door dit soo steegh het quaat tot boven in den top, Soo dat hy voor sijn Recht ontsing een galge-strop. Hy stel sich tegen twist, gelijk een Gods-gesant, en Sal ook sijn jonge Jeucht Godtsaligheyt inplanten, Op dat sy 's Vaders stap, en seden volgen naar, Omhelzen eer en deugt, geschaakelt aan elckaar. Het heerschen van de Jeugt vereyst een stadig weezen, Haar tweede straffe; moet sijn aangezicht, doen vreezen, Maar al te fel en straf, en moeter niet geschien: Want dat doet menig kint van deugt tot ondeugt vlien. Sijn boden moet hy oock sachtsinniglijk regeeren, Op dat sijn waardigheyt en eernaam mach vermeeren, Hy ley haar op het padt, der ware saligheyt, En wijze haar den Wegh, die na den Hemel leyt. Hy weere dat sijn hert sijn tongh niet komt verrassen, 't Is oneer voor een Heer op knechts te hassebassen; Ja matigh op sijn tijt, dat past een deugtsaam Man, Maar 't knorren alle daagh, is d'aart van een Tyran. Indien hy in 't Gebodt des Heeren niet wil doolen, Soo zy hem zorg, voor Vrouw, en Kindren aanbevoolen. Want waar dees plicht niet is, daar is de liefde doot, Dus 't past een Christ'lijk Man, te kampen voor de noot. Hy laat hem, noch door list, noch schijn van soete woorden, Vervoeren, door een Vrouw, na 't westen, en na 't noorden, VVant Achab (door een woort geschoren van de kam)Achab door de vleyende Jezabel omgepraat heeft Naboth het leven benomen. Verrukt soo dat hy trots den Helt het leven nam. De rechte Bron, waar uyt dees waterstroomen vloeyen, Is dat het waar Geloof, moet in haar herten gloeyen. Gelijkheyt in 't Geloof, is 't punt daar 't al op draayt, Oneenigheyt hier in, maakt al den hoop bekaayt. Dogh heeft hy in dit stuk, een Vrouw, hem heel verscheyden, Hy breecke daarom niet de banden van haar beyden, Maar doe gelijk als voor; beweeg haar tot afstant, En tot de rechte born van 't eeuwigh Vaderlant. Doch slaat sy 't in den wint, en grouwelt voor sijn oogen, Hy spreek haar harder aan maar wil sy 't niet gedoogen? Ist oly in het vyer? hy kies voorzichtigheyt, En bid de goede God, te stieren het beleyt. Men sal sijn eedel hooft, dan kroonen met Laurieren, En sijn gekronkelt hayr, met Loveren vercieren, Sijn Naam sal zijn een Lof, tot in der eeuwigheyt, God schenk hem dan hier na sijn rijcke heerlijkheyt.
zoet001parn01_01_14_12
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 14 }
Ge-sang, op 't voorgaande, Stemme: O Heylig Salig Bethlehem. INdiender oproer is int landt. 't Is by gebrek van goede wetten. De Vyandt met een loosen trandt, Soekt dan sijn stoel in 't perk te zetten. Maar order in een Koninkrijk, Maakt vrede en welstant in de Landen, Waar'n Koningh heerst met goe practijk, Daar heeft den Luymer stompe tanden. Voorzichtigheyt met list vermenkt, Daar meê regeerde Keyzer Karel, Dus is het,, die het glory schenkt, De wijsheyt? d'allerschoonste Parel. Niet als een oorsaak van 't bestant. Een middel,, ons van God gegeven. En liefde by soo'n gaaf geplant? Doet stadt,, en huys in vreuchde leven. Fidem Spiro.
zoet001parn01_01_14_13
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 15 }
Aan K. Ver Loove. Op de VIII. Vraag. HOe dat een Christ'lijk Man de huys-zorg hier sal dragen, Om God, en sijn gesin ten vollen te behagen, Dat heeft Ver Loove, aan ons, baarblijkkelijk getoont; Des word sijn geestrijk brein, met d'Opper-prijs, gekroont.
zoet001parn01_01_14_14
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 16 }
Aan J. Zoutman Junior, Op de zelve Vraag. ZOutman, uwe jonge jaren, Tarten duizend grijze haren, In de konst en weetenschap. Dit getuygen uw gedichten, Die vermaken, en die stichten, Dat een Man, daar door, de trap Van de deugde weet te vinde, Tot een vreugd van sijn Beminde, En genoegen van sijn God. Koom ontfang dan 't tweede lot.
zoet001parn01_01_14_15
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 17 }
Aan Laurens Schuilerus. Of: liefd stantvastig. Op de zelve Vraag. IN Schuilerus schuilt de reeden, Die, heel zeedig, kan ontleeden Hoe een Man, voor Vrouw; en Kind, In het huys moet sorge dragen, Om sijn Schepper te behagen, Des hy 't darde lot ook wind. Jan Zoet Amsterdammer.
zoet001parn01_01_14_16
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 16, "section": 1 }
Antwoord. GOds onbegreepen magt, die nog beginsel heeft, Nog nimmer enden sal; hy is 't die 't schepsel geeft Een onuytspreek'lijk tal van gaaven in de leeden, En wat den Heemel schenkt, werkt door sijn selfs niet qwaats, Maar yeder gaaf vereyscht sijn regte tijd, en plaats, Derhalven moet den mensch, sijn gaaven wel besteeden. De Tooren is een gaaf, zoo wel als Liefde is, Dog, d'een is waardiger dan d'ander. dit 's gewis, En zeekkerlijk; nochtans elk moet sijn ampt bestuuren, Men lijd in Toorn gevaar, jaa duyzend tegen een, Ook mag de Liefd niet zijn in allen, als gemeen. Dog: Liefde mag, en moet, in 't goede eeuwig duuren. Indien ons oog-merk strekt' ontrent de heete zugt Der Liefden, tot een Vrouw, wy zien wat nut, en vrugt,Gen. 6. Het eertijds heeft gebaard, aan Sets naa-komelingen,Gen. 34. Wy zien hoe Hemors Zoon, sijn Liefd' niet toomen kon,2. Sam. 11. Als mee de David, en den wijzen Solomon,1. Reg. 11. Wie dus ontijdig Lieft, zal namaals 't Treur-lied zingen. Wy stellen dan ter zy de Liefde, die door 't bloed Ons rijd, en rild, en schiet; waar door ons swak gemoed Verrukt werd, en vervoerd, door yd'le lust der oogen: Maar: Liefde; die uyt gonst, en baat, en slof heyd rijst, Is gruw'lijk voor den Heer, zoo 't huys van Eli wijst.1. Sam. 2. en 4 Men word door blinde drift der Liefden, ligt bedroogen. Dien Man; wierd toe betrouwd, het heylig wierook-vat, Ia hy, die jaar, op jaar; in 't alderheyligst tradt, En bad d'Almachtigheyd, voor d'algemeene zonden, Heeft soo verkeerd gelieft, ('t welk Godes eer benam) Dat hy sijn zelfs bederf, op hem te laaden dwam. Wee hem! die Liefde draagd, tot ooraak van sijn wonden. Sijn Vaderlijke zugt (dogh: zonder vreeze Godts) Was oorzaak, dat sijn Zoons, hoogmoedig, fel en trots, De grootste gruw'len deên: ja roofden 't geen dat Goode Ten offer was gewijd, als had hy 't noyt gemerkt, 't Is zeeker dan, dat Liefd, altijd geen Deugden werkt, Waar d'oorzaak zelver spreekt, is geen bewijs van noode. Wie 't schepsel liever heeft, dan hem, die 't selfde schiep, Verzinkt (eer dat hy 't weet) in 't gtondelooze diep Des Afgronds; midts sijn kiel als roerloos komt te drijven, Hy is gelijk als een die ty, en tijd vergaapt, Jaa als een on-wijs Man, die zorg'loos heenen slaapt, Maar wel den geenen, die voorzichtig weet te blijven. Dat dan een Christen-ziel, voorzichtig onderscheyd Maak tusschen tijd, en tijd, zoo wel in toornigheyd, Als in het oeffenen van Liefde, want 't kan weezen, Dat Tooren Zonde baard, vol gruüw'len voor den Heer, Ook kan 't een yver zijn, tot voorstand van Gods eer, En deeze trouwigheyd, word zelfs by God gepreezen. Num. 25. Was 't niet een werk des deugds, den toorn die Pineas Aan Simri heeft getoond, en Kasbi? want het was Om dat sijn vroom gemoed, nog mogt nog kon verdraagen Die zonde voor den Heer, sijn toorn heeft op die tijd, Het gantsche Israël voor het bederf bevrijd; Zoo kan dan toornigheyd, ook zijn naa Gods behaagen. Exod. 32. Doen 't Heemel-hoog gebergt van Sinaï rond-om Met wolken was bedekt, en God voor 't Joodendom, Aan Moses 't Wet-boek gaf, door eygen hand geteekend, Zoo was 't dat Israël het toorn-vuur zoo ontstak, Dat deezen Yveraar, de taaff'len stukken brak, En waar is deeze daad, hem, ooyd tot zond gereekend. Gall. 1.1. Het uytverkooren vat, den Geest-verlichten Man, Heeft mee in toornigheyt geyverd, als hy an 't Galaat is volk dus schreef: ghy harssen-looze menschen, Ghy dwaaz' en zinn'looz' volk, wie heeft u dus vervoerd? Ziet hoe een heylig Man, door yver Gods, ontroerd, Wie aldus toornig word, doed naa Gods wil, en wenschen. Io. 2.2.14.15 Wanneer Gods tempel, tot een koop-huys was gemaakt, Zijn op die zelve tijd, daar binnen in geraakt, De Wisselaars, die Oss', en Schaap', en Duyv' verkogten, En Jezus (in sijn Toorn) verdreef'ze altezaam, Ja wierp de taff'len om, met all' hun gansche kraam, Ziet daar een Toorn, die rijsd uyt Liefd, en niet uyt togten. Verleen ons dan (ô God) zoo Toorn ons overvald, Dat hart, en ziel, en zin, bemuurd, en sterk bewald, Mag blijven door u vreez'; op dat geen zinneloosheyd 't Gemoed van u vervreemd, maar geef dat yeder ziet, Eph. 4.26. En staag gedenk aan 't woord: vertoornd, en zondigd niet, Psal. 4.4. Wie zonder Zonde toornd, doedt voor den Heer geen boosheyd.
zoet001parn01_01_15_0
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 16, "section": 2 }
Toe-Sang aan de geduld-tergers, op 't voorgaande toegepast. Stemme: O! schoonste Perzonagie. LAat af, laat af ghy Qwel-geest, Die 't vroom geduld eens Christens, zoekt te tergen, Ghy die (zoo 't schijnd) nog Hel,, vreest, Nogh Heemel-magt, wijl ghy, door 't bitsig vergen, Nooyt zijt verzaad,, Voor ghy uw qwaad Fenijn hebt uytgespoogen, Dat zelfs 't her-booren,, Gemoed, tot grammen Tooren Word bewoogen. Een qwelsiek mensch (dit 's zeeker) Is 't werk-tuyg, van de helsche Rasernyen. Den ouden Laster-spreeker, En Loogen-geest, van d'alder-eerste tyen, Zig zelfs vertoond,, en heerscht, en woond In 't binnenst' van sijn kind'ren, Die altyd tragten,, Een anders goe gedagten, Te verhind'ren. Dogh 't helsch, en schrikk'lik vlammen Der Lasteringh, zal nooyd d'opregte goedheyd Zoo heevig doen vergrammen, Dat zinneloosheyd, of raazende vewoedheyd, In het verstand,, De overhand, Verkryg', nochtans den geenen, Die deeze plaagen,, Sijn Eeven-mensch doet draagen, Sal 't beweenen. Keer in, keer in uw zelven, Beziet de stand, van uw ellendigheeden. Wild die geenzins bedelven, Maar, legtze naakt voor God, in den gebeeden, Soo hebt ghy stof, tot gramschap; of! Om 't Toorn-vuur te doen brande, Over u zonden. 't Sal zijn een goedt-gevonden Offerhande. Elk speelt zijn Rol. Karel Ver Loove
zoet001parn01_01_15_1
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 16, "section": 3 }
Antwoord. ALs my den Dollephijn, van d' Amstelsrijke-stroomen Gevoert hadd', over 't Y, en vlakke zuyder-zee; Voor-by de Lauwers, en gelukkig was gekoomen (Langs Vries, en Ameland) op d' Eems, en Embdens ree. Doen seegh de konst in slaap: mijn Sangheldin an 't droomen: Doen wierd mijn Geest, de Geest en aartigheyt benoomen. Schoon my, het Vorsten-hof, en 't Yler-bosch vermaakte: (Wijl ik 't gedierte, daar, als in Niuuw-nêerland, sach:) Ik vond geen geur, geen reuk, die doe mijn Dichtkonst smaakte: 't Scheen, of sy, in d'onlust geheel bedooven lach. Geen wakk're-wakkerheyt, my in de boesem waakte: Geen heymelijke-drift (als eertyds) 't harte raakte. Of ik, wel, 't vloeyend breyn, de leevendige woorden Van d'eedele Penon (vol sin, en waarheyts kracht) Gelijk een Gods-spraak, self met lust, en graagte hoorden, Als hy de Liefde ons beschreef, in haar geslacht: 't Was, of d'Oost-friesche-twist, 't gevolg, van 't voorstel stoorden: En in de modder-poel van wangonst, die versmoorden. Maar, doen ik van de Eems, en Dullert, was gescheyden: Voor by de woeste Ja, de Wezzer, en de Elf: En op de Eyder dreef: diens klaver-rijke weyden Verquikten my 't gemoed: en bracht dat tot sich self, Hier was het, of de konst my op 't Parnassus leyden: En tot haar silv're-bron, een Ruyme-wech bereyden. Ik sach het lommer, van de schaduw-rijke boomen, Ik sach de vruchtbaarheyt, van 't weelig Eyderstee: Haar veld met 't geyle-gras begroeyd: de vochte Soomen, Met Ried besett': het Graan, het Ooft, en 't dart'le Vee: Ik sach de vette-melk, met dubbel-woeker Roomen: Doen wierd ik, in den Geest, geheel als op-genoomen. En roemde by my felf, d'oorspronkelijke goedheyt; Die, an den armen mensch, sijn liefde steeds betoond: Sijn vaderlijke gonst, met innerlijke soetheyt Doet smaken an de ziel, die d'aardsche-hut bewoond. Dies, trad ik tot de Vraag, van Liefdens deugd, of vroedheyt: Van Tooren: en hoe sy den mensche in 't gemoed, leyd. Doch geensins om de Prys. Mijn voorwerp, en beoogen Was Waarheyt, in de Konst: die eeuwig sal bestaan. De Liefd' tot Waarheyt, heeft een goddelijk vermogen Om, wat daar tegen-strijd, te stutten, en te schaân. Die waarheyt liefd, wort noyt door waan geheel bedroogen; Hy heeft altijd de prijs, by haters van de loogen. De eyndeloose Geest, die eeuwig is te roemen. Die van sich self Bestaat: genoegsaam, na sijn wensch. Die wy in duydsche spraak God, (om sijn goetheyd noemen: Schiep, wat geschapen is, uyt Liefde tot den mensch. Hy is de Liefde self: dit kan men niet verbloemen:1. Ioan. 4.5.16. Hy sal, wat Liefdeloos bevonden wort, verdoemen. 't Self weesend weesen, heeft d'ondeelb're eygenschappen; d'Almacht, d'al-weetenheyt, de onveranderdheyt d'Al-omheyt (die haar kracht toond, in verscheyde trappen) En ook d'on-eyndigheyt) geen schepsel toe-geseyd. Maar, d'eygenschappen (die hy ons leerd na te stappen) En in de daad bestaan: niet in een cieflijk klappen: Als goedheyt, wijs heyt, en gerechtigheyt, en waarheyt, Barmhertigheyt, en Liefd: zijn deelbaar (na haar maat) En t'saam geschakeld, als een keeten, die haar swaarheyt, Uyt al de leeden heeft: en anders niet bestaat. Schijnd goed, en wijs, en recht; en derft het licht, de klaarheyt1. Ioan. 2.9.10. Van waare Liefd; gy dwaald noch in een duyst're naarheyt. Men geeft die naam an min; an wellust, an onkuysheyt, An gierigheyt, begeertt', en lust tot 's weerelds goed, An driften, die den waan van 't reedenloos gespuys,, vleyd, An buyk-zorg, die sich self alleen, en dartel voed, An eygen troeteling, die sich van Christi kruys scheyd, In 't kort: an al het geen den mensch de sonde t'huys leyd. Maar, dits de Liefde niet. 't Is eygendlijk, 't begeeren Van eygen nut: door waan, of weeten uytgekeurd. Dat steeds sich selve-soekt: en moet sich self verteeren. Dat d'ongerechtigheit om-helsd: en ook betreurd, Dat ongestadig is: en haastig kan verkeeren. Als 't sondig voor-werp feyld, en sy dat moet ontbeeren. De Liefde word ons met een beeter Pen, beschreeven.Beschrijvinge van Liefde. 1. Cor. 13.4. Prov. 1c. 12. Gal. 5.22. 1. Pet. 4.8. 1. Ioan. 4.15. Sy heeft haar oorsprong, uit een goddelijke-bron. Sy staat en blijft, in dit, en in het ander Leeven. Sy is 't Geloof, en Hoop, een Ziel, een Oogh, een Son. Sy word door eygen baat, of nut, niet angedreeven. Sy is gewillig (niet t'ontfangen) maar te geeven. 1. Ioan. 4.17. Sy is langmoedig, trou, goed-gonstig, goedertieren, Verdraagsaam, wel geschikt, op-recht, en sonder haat. 1. Cor. 8.1. Sy over-wind de Dood, en helsche monster-dieren: Om datse eeuwig gloeyd, en nimmermeer vergaat. Sy is het recht-snoer, van de zeeden en mannieren Ioan. 13.35. Der Christ'nen, en het hoofd, van alle haar bannieren. 1. Ioan. 3.11. Sy is de Wortel, en het Zaad van alle deugden. Sy is 't beginsel, en het eynde van de Wet. Sy is, en 't pit, en 't merg, en 't sap van alle vreugden: Sy is de Saus, en 't Sout: sy houd die onbesmet. Sy is een Nectar, die 't gemoed alleen verheugden: De geesten van de ziel (als Adelaars) verjeugden. Sy is gansch onverdeeld, en deeld haar milde giften, An die behoeftig is: ook die geen onheil heeft. Sy is, een Moeder van barmhertigheyt haar driften Zijn werkelik, en vast: in 't geense doet, en geeft. Sy is een Grondslach, van de goddelijke-schriften. Sy weet de valscheyt, van de waarheyt af te schiften. Ioan. 5.1. Sy is het wesen van de Gods-dienst en haar werking Mikt op dat oog-wit, schoon dat sy sich elders wend. Sy heeft (in watse doet) een heemelsche bemerking: Waar doorse (klaarlijk) word van schijn-liefd onder-kend. Sy is (als Amber) voor den flauwen een versterking. Sy is den Duivel, een bepaling, en beperking. Sy stut hem in sijn loop: sy temd, en toomd, en teugeld Sijn werk-tuyg. en sy maakt hem schaam-rood, ja beschaamd. Sy houd de tochten, als gekneld, geboeyd, gebeugeld. Sy lijd verdrukking: en sy doet wat haar betaamd. Sy is altyd een Deugd. Sy is altijd gevleugeld Met hoope, en geloof, verr' boven 't vlugg' geveugeld. Wy spreeken van de Liefd, met waarheyt so geheeten. Die in het hart, en ziel van ware-Christ'nen woond. Niet van een yd'le-roem slechts op de tong geseeten, Daar onder des, den haat, een bitt're-boesem toond: Op God, en op Gods volk, en Gods-dienst, bits gebeeten. Op eygen krachten, trots, laat-dunkend, en vermeeten. Neen: dat 's maar schijn, en waan: een wind, een droom bevonde, Wanneer het op de toets gesteld word, en gedoemd. Geen huys der Liefde (dat uit Liefde tot de Sonde, Die vryheit geeft, en op een vreemd vergoden roemd) Kend Liefdens werking. Maar een wellust, ongebonden En toomeloos: waar door Gods eere word geschonden. Gelijk de Liefde, is een innerlijk beweegen Des menschen, die het hart, en ziele, en 't verstand, Tot God, en om Gods wil, maakt tot den mensch geneegen: Daar sy, tot voor-werp heeft de Deugd, haar in geplant: Soo is de Tooren, een ontsteldheyt: die hier teegen, 't Gemoed beroerd. door 't leed, of ongelijk verkreegen. 't Zy dat men reeden heeft: of enkel schijn van reeden. De Tooren, gaat sijn gang: en yverd, tot de wraak. En poogd (schoon buyten recht) in 't Rechters ampt te treeden: In-dien geen sachte tong, verhinderd dese saak. Dies, is sy veeltijds sond; en broed veel sondigheden, Ja boose daden uyt. als vyand van de zeeden. Soo was de Toornigheyd van Kaim, op sijn Broeder,Gen. 4.5. Een boosheyt: die de nijd eerst plante in sijn borst. Soo wierd ook Potipher, een reeden-loose woederExod. 39.19. Op Joseph: die nochtans onschuldig was. soo dorst Sich Biliam, op een beest vergrammen: om niet goederNum. 22.25 Te schijnen, als die geen die slagen geeft voor voeder. Soo klom de grimmigheyt van Eliab, (door 't belgen)1. Sam. 17.28. In 't nijdig hart, en hoofd: om Davids moedigheyt. Soo scheen des Harders roem, te groot, om in te swelgen1. Sam. 18.8. Voor Saul: 't geen hem heeft van 't spoor der reên geleyd, Om self sijn eygen Soon, en Schoon-soon te verdelgen. Wat in de wortel schuyld, schiet licht'lijk in de telgen. Soo is, self David, van de billikheyt geweeken,1. Sam. 25.13. Wanneer hy, voor-nam, sich aan 't heele huys-gesin Van Nabal, (onbedocht) als Dwingeland, te Wreeken. Soo had gramschap van Herodis sijn begin: Om al die Kinderen te moorden; en te breekenMat. 2.16. Gods Beeld, in haar: dat noch on-mondig was te spreeken. Soo wierd te Nazaret, de t'samening verbolgen, Op Christus, om sijn woord. so socht de Burgery t'Ephesen, Paulus, om de waarheyt, te vervolgen. Soo word de Toornigheyt veeltijds, een Raserny. Soo word de reeden, door een overvloed van golven, Gelijk als overstulpt, de billijkheyt bedolven. Hier vraagd men, op dit stuk, is Tooren altijd sondig? Ik antwoord Neen, en stel 't bewijs volkomen vast.Eph. 4.26. Als ik, in mijn beroep, Gods wet, op-recht verkondig':Psal. 4.5. En yver, voor sijn eer: 'k voldoe mijn plicht, en last. Soo maakt d'onfeylb're-schrift, de gramschap Mosis bondig.Exod. 32.19. Num. 25.11. Psal. 106.31. En roemd, in Phineas, de Toornigheyt; volmondig. Soo word een Dienaar-Gods, in heftigheyt, ontsteeken, Als hy, diens duurb're naam, van yemand last'ren hoord: En toond, in sijn gelaat, een klaar, en kundig Teeken, Dat hy sich (om de smaad God aan gedaan) Verstoord. Dis is in Christus, en d'Apostelen gebleeken: Wanneer haar wandeling, word by de Leer geleeken. Haar gramschap, vloeyde uyt een onbevlekte yver, En drift, tot 's menschen heyl: en d'Alderhoogstens eer. Haar liefde, was daar van, een onversetbaar drijver: Die ging de schenders, van Gods heyl'ge naam, te keer. Die week geen teegen-stand: maar ging geduurig stijver, Psal. 106.32. En felder voort. dit bleek in Mosis d'oudste Schrijver. Ioan. 13.35. 1. Ioan. 3.11 Gal. 5.22. Om dan mijn antwoord in een Sangmaat te besluyten, De ware Liefde, is altijd een ware Deugd. Een vrucht des Geestes: die haar dadigheyt sal uyten: Mits sy in 't weldoen, heeft een lust, vermaak, en vreugd. De Tooren, loop veeltijds, de reeden self te buyten: Exod. 4.26. Num. 25.1c.11. Psal. 106.31. Doch, s'is altijd geen sond: maar doet de sondé stuyten. O ongeschapen Liefd, die alles hebt geschapen: Ontsteekt in mijn gemoet, de Liefde, en haar vlam. Laat doch, haar oogeleen, noyt sluymeren, noch slapen. Ontrekt my, noyt de kool, daar sy haar gloed uyt nam. Dat ik my, aan geen min des weerelds, kom vergapen. Geeft (in d'anvechting) my 't Geloofd en Liefd' tot wapen.
zoet001parn01_01_15_2
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 16, "section": 4 }
Sang-vaarsen, op de selfde stof. Stemme: Te May als de Vogels singen. &c. 1. O Liefde, die van boven daald: die 's menschen ommegang bepaald: En steld sijn doen, een reegel: En yeder daadt, een seek're maat: Een vaste-peyl, en peegel. Besit mijn hart, mijn ingewand, Regeerd mijn ziele, en verstand. Bestuurd mijn gang, na booven. Weest gy, in mijn een daadt, en schijn: Om God, door u te looven. Want, sonder u, bestaat geen Deugd. En buyten u, is rust, noch vreugd, Noch vroolijkheyt, op aarden. Maar, wie u heeft: en 't alles geeft: Sal 't alles weêr an-vaarden. Om, dat gy 't hoogste goed be-oogd. En na de waare-wellust poogd: En tracht, en weet te vinden: In d'eygen eer, van d'Opper-heer: Om wien, gy, 't al beminden. Gy zijt een Goddelijke-kracht: Die 's menschen wil, gemoed, en macht, Weet werkelijk te maken: In 't geen hy doet: om 't ware goed, (Als 't eenig-Wit) te raken. Gy word noyt (waar gy zijt) gedoofd. Wie u besit, hoopt, en geloofd, Vertrouwd, verwacht, Gods goedheyt. Wie na u haakt; een proefd, en smaakt Uw' eyndeloose Soetheyt. Gal. 5.22. De vrucht des Geestes is Liefde. Psal. 4.5. Eph. 4, 26. Word toornig, ende en sondigd niet. Jacob Steen-dam. Noch vaster.
zoet001parn01_01_15_3
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 16, "section": 5 }
Antwoord. LIefd is altijd een deugd; en Toorn altijd een Zonde; Ten zy dan 't eene werd', dan 't ander goedt gevonde. De Liefd' tot Godt is goedt; Liefd' tot de menschen ook, Hoewel de weder-min zomtijds verdwijnt in rook. Liefd' tot het gelt is quaedt. Liefd' tot de dartelheden, Tot oorlogh, tot den drank, die 't volk voert buyten reden. Al die zich zoo vergreep, en in die zonden viel, Betoonde, dat hy haat gezontheyt, lijf en ziel. De Toorn is altijd quaadt, als, na de Wet des Heeren, Men voor Zons ondergang, die niet van 't hert wil keeren. De Toorn is altijdt goedt op 't quaadt. Als men de maat Van de gerechtigheyt gants niet, te buyten gaat. De Liefd' is altijd goedt. Maar dit moet zijn geleezen, Dat die tot on-recht niet een-zijdig en moet weezen: Die Liefd' is goedt, wanneer men blijft in 't middel-padt, De Liefd' is quaadt, wanneer men oyt daar buyten tradt; De Toorn is quaadt en goedt, door cavelen der tijden, Die zond' te haastig straft, moet zelfs zondts straffe lijden. Geen was'er, die de Less' Athenodoors vol-dee Voor het er-kaauwen van sijn Moeders A. B. C. Pythagoras zey wel; ik had u nu geslagen, O Slaat! en voeld' ik niet mijn hert de gramschap dragen? Kunst-broeders, Minnaars van d'eedele Poëzy, En Over-vliegers aan den Amstel, en het Y, Wilt gy mijn antwoordt op Jan Zoeten vraage weten? Zoo zegh ik dan int kort, de minste der Poëten. Zoo zegh ik weder-zijds hier op dan Ja en Neen. 't Is beyde goedt en quaadt; maar altijdt geen van tween.
zoet001parn01_01_15_4
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 16, "section": 6 }
Sang, op den selfden sin. Stem: Prins Robberts Mars. 1. DE Liefd' is Deugd tot allen tijd; De Toorn altijd een zond, Ten zy, aan d'een of d'ander zijd', Men 't goed' voor 't quade vond. De Liefde Gods is altijdt goedt; Liefd' tot de menschen ook; Schoon weer-min dikwils aer-zel voed, En wel verdwijnt in rook. De Toorn is t'allen tijden quaadt, Volght men geen less' van d'Heer, En 't licht daar voor niet onder-gaat, En zy van 't harte keer'. De toorn is t'allen tijden goedt, Op 't quaad', als men de maat, Van der gerechtigheden voet Niet heel te buyten gaat. Quaat is de Liefde tot het gelt, En tot de dertelheên; Tot drank, en tot het krijgs-geweldt, 't Welk, 't volk voerdt buyten reên. Al die in deeze zonden viel, Toondt, dat hy vyandt is Van sijn gezondheyt, lijf, en ziel, Van als behoudenis. Hoe Liefd' en Toorn vermengt moet gaen; En even geschaveeld, Dat wijst mijn booven-dicht u aan, 't VVelk u is mee-gedeelt. Een moet des prijzen VVinnaar zijn, 'k Segh, zooze my toe val, Dat ik die minnen zal, als wijn, En niemandt haaten zal. Indien het my ontschiet, Ik blijf dan anders niet, Dan vriendt van grooten Geest, 't Geen ik steedts ben geweest. Henrik Bruno.
zoet001parn01_01_15_5
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 16, "section": 7 }
Aan K. Ver Loove. Op de IX. Vraag. VEr Loove, waarde Vriend, uw Geest zoo vroom als wijs, Won boven Bruno, 't puyk der Hoorensze Poëten, En, in den Haag, vermaard, door vloeyend rijm, den prijs, Hoewel de zorg te schaars u d'uuren toe komt meeten; Nochtans uw yver dringt door al die damppen heen, Des zult ghy den Parnas, met uw gevlerkte voeten, In spijt van haat en nijd, al zingende betreên, En God Apollo, met uw goude verzen, groeten. Jan Zoet Amsterdammer.
zoet001parn01_01_15_6
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 17, "section": 1 }
Antwoord. DEn grooten Sixtus Soon, een Leyd-star der Poëten, Bemind de Zoete Rust, en nogtans 't zunrste zuur, (Dat 's on-rust, haat, en nijd) bestormt sijn wal, en muur. De nijd, die heeft, van ouds, de waare deugd verbeeten. Ghy hebt dan dubb'le reên, ô Zoet! om dit te vraagen, Dewijl dat ramp, en 't kruys drijft aan u Meulen-hos: Hier krijgt het vroom geduld, een ongemeene stof, Om 't alder-hoogste Lot, met wijsheyd, naa te jaagen. Ghy steld met deeze Vraag, twee Vraagen ons voor oogen, Die nochtans eene zin in zich behelzen; Want, Wie 't hoogste Lot verkrijgt, staat in dien goeden standt, Dat hy in vrientschap leeft, van 't goddelijk vermoogèn. Tot deeze zaal'ge standt, geraakt hy die zich selven. In God gelaaten steld, zoo dat hy ernstig zeyd U wil geschiede Heer, in alle eeuwigheyd. Gods vriendschap zal dien Man met zeegen over-welven. Die zich gelaaten steld, verzaakt sijn aardsche zinne, En wie zich zelfs verzaakt; weêr-streeft noyt Gods geboôn, Dit is dan 't volk, waar van sijn wel-beminde Zoon Mat. 12.50. Zey: deeze zijn alleen mijn vrienden, die 'k beminne. 't Gelaaten hart, dat schept een wonder goed genoegen, In voorspoed niet alleen; maar zelfs in druk, en pijn, In reegen, wind, en vorst, in Zonn'-en-Maane-schijn. Een waar gelaaten mensch, kan 't all' ten besten voegen. Heeft niet de waare Vorst des Leevens, dus sijn weegen (Ons tot een voor-beeld, met een gansch gelaaten hert) Betreên, tot dat hy van sijn God ver-heerlijkt werdt. Dus word de vriendschap Gods, en 't hoogste Lot verkreegen.
zoet001parn01_01_16_0
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 17, "section": 2 }
Toe-sang, op 't voorgaande. Stemme: Nero, ô! schoonste van u Na-buuren. 1. ZOo yemand dan naa 't hoogste Lot,, streeft, Die stel hem gansch gelaaten; want, Den geenen, die naa dit gebodt,, leeft Zich zelfs noyt teegens Gode kant. Gods Vrienden, zijn zy, die in waare Gehoorzaamheyd leeven, met vreez', Gewis! van Izr' els Reuk-altaare, Nooyd aangenaamer offer reez'. On-moog'lijk is 't dan, dat Gods goedheyd Niet loonen zou die hem dus diend, Jaa! 't hoogste Lot, de zoetste zoetheyd, Zal zijn dien Gods-beminde Vriend. Elk speelt zijn Rol. Karel Ver Loove.
zoet001parn01_01_16_1
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 17, "section": 3 }
Antwoord. HEt Lot word in de schoot geworpen, en het valt, Soo als de Heere wil, (dit zijn des wijsheyts reeden)Prov. 16.33. Soo valt ook 't hoogste-lot, daar God het wil besteeden: Gods Wil, geeft aan het Lot een weesen, en gestalt. Het hoogste Lot, is Hier de Rust in ons gewisse. Wie God in waarheyt liefd, die sal dat nimmer misse. Al wat door konst, of werk gewrocht word is geen Lot: Hoe-wel het God regeerd, als alle and're saken. Wie 't Lot, 't zy hoog, of laag, hier komt te sien of smaken, En dese naam bekend: belijd het ook van God. Want waar de naam van Lot eens voor het oogh sal blinken, Daar moet den roem van werk, by den Ontfanger stinken. Het alderhoogste-lot is 't alderhoogste-goed: Met God Versoend te zijn, door Christus, onsen Heyland: In wiens voldoening, men als in een vruchtbaar weyland, De ziele mesten kan: die God ten leeven voed. Wie door Gods gunst, God self, in Christo, kan beminnen: Sal 't alderhoogste-lot het eeuwig leeven winnen. Niet, dat dit groot gewin een loon is, na verdienst.Rom. 11. Maar een genade-gist: een Vry geschenk des Heeren. Gelijk 't Geloove selfs, waar meê wy dit begeeren. Want God, volvoerd dit werk in ons, op 't onvoorsienst. Hy maakt ons Vrienden, als hy 't harte neygd na booven: Hy doet ons werkelijk, en in der daad gelooven. 't Geloof is 't middel: dat ons maakt tot vrienden Gods, Want, sonder het Geloof kan niemand God behagen.Heb. 11.6. De boom des ongeloofs, moet sondens vruchten dragen,Rom. 14.23. 't Geloof, in Christus, is een onversetbaar Rots. Wenscht yemand dit Geloof van my te zijn beschreeven? Ik sal, gelijk 't my is, an and're, weeder geeven. Het is een gave Gods, an d'uytverkooren-schaarEph. 2.8. Geschonken. en bestaat in kennis, en vertrouwenTit. 1.1. Op Christus (God en mensch) het waare zaad der Vrouwen:Act. 13.43. Dat Gods gcrechtigheyt voldoet: als Middelaar. Sijn bloed dat reynigd haar, geheel, van alle sonde: Sijn dood geneest, en heeld de alder-diepste wonde. Wie sijn voldoening (door sijn lijden) tegenspreekt, En Gods rechtvaardigheyt, komt (by gevolg) te krenken: En loochend, dat hem God, 't Geloof en Liefd moet schenken, Als hand, en mond, die dit aanvaarden: siet: die breekt De streng van 't Christendom: die wil haar glans verdooven: Die poogd, haar 't hooghste Lot, en Christi Roem te rooven. Soo men dan 't hoogste-let wil winnen op de aard: En zijn een vriend van God: 't Geloof, door Liefde krachtig Is 't eenig middel: want dat is alleenlijk machtig Dit Lot te winnen: wijl het Godes Liefd an-vaard. Hier door, heeft Abraham het hoogste-lot verkreegen. Rom. 4.3. Gen. 12.2. Hy wierd een vriend van God, alleen, door deesen zeegen. Eph. 2.8. Uyt Genade zijt gy salig geworden: door het Geloove: ende dat niet uyt u: het is Gods Gave: niet uyt de Werken: op dat niemand en roeme. 1. Joan. 4.10. Hier in is de Liefde, Niet dat wy God lief gehad hebben, maar dat hy ons lief heeft gehad: ende sijnen Soone gesonden heeft, tot een Versoening voor onse sonden.
zoet001parn01_01_16_2
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 17, "section": 4 }
Gebed: op de selfde stof. Stem: Schoonste Nimphje van het Wout. 1. GEef my, ô getrouwe God, 't Hoogste-let: Dat ik mach in u gelooven: Houdt mijn harte onbesmet, Na uw Wet: Laat my noyt daar van berooven. Neem het steenen-hart van my, Dat ik (vry Van de dienstbaerheyt der sonden) In uw Vriendschap mach bestaan: Niet door waan, Maar door waarheyt, Vriend bevonden Gun my deel an Christi bloed: Mijn gemoed An sijn suyvere-voldoening. Schenk my 't onverdiende erf: Eer ik sterf, Sijn gezeegende-versoening. Heer! die my geschapen hebt: 'k Bid' herschept My: en geef mijn ziel bequaamheyt, U te dienen, nacht en dach: Dat dit mach Zijn mijn lust, en aangenaamheyt. Geef dat ik mijn Leevens tijd, Steeds verslijt, In 't betrachten van uw waarheyt. Tem mijn vleesch, door uwen Geest. Heere weest My, een licht, een volle klaarheyt. Grijp, en ruk my uyt het vuur, De Natuur,Eph. 1.3.4. En de Weereld, en den Vyand. Reyk my (in mijn hoogste nood, In de dood) Doch u Vaderlijke by-stand. Jacob Steen-dam. Noch vaster.
zoet001parn01_01_16_3
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 17, "section": 5 }
Antwoord. TErwijl ik in de schuyt, las Cebes Tafereel, Quam een aansienlijk Man, mijn bladeren bekijcken: En vondt, hoe den Thebaan het konstigste penseel, Met sijn geleerde pen, in 't minst niet had te wijcken. d'Eerwaarde Reysgesel heeft my in huys onthaalt. Hier sagh mijn oogh een stuk (door konst verrukt van sinnen) Als eer Apelles, die Jalysus, sagh gemaaldt: Door Protegeen, volbracht na seven Jaars beginnen. Reysbroeder, sprak hy soo mijn oordeel niet en mist: Mindt ghy de Schilderkonst en 't byzijn der Poëten. O ja! seer hoogh seyd' ick, ghy hebt u niet vergist. Ik wenschste wel 't verstandt dees schildery te weeten; En wat die Preutsche Vrouw in vreemd gewaet bediet, Met Myters, roode Hoed, Cassufelen, en Stoolen; Die men gins in den hoop, van al die beelden siet; En soo het schijnt, by 't ligt, der Wassekaars te doolen: Wijl sy 't vermolst gebeent, der doode lijken saemdt. Dees Vrouw in 't roodt gemaalt, met drie verwaeten kroonen, Is Teyd hy 't by-geloof, gans sot, en onbeschaemdt. Sy quam, uyt 't Heydendom, in 't Christenrijk te woonen. Daar stelt sy nogh, als eer, den Huys-godt in den haerdt; Haar boeken die ghy siet, zijn liegende Legenden; Sy teelde nieuw gewoonte, en schreef de doôn in d'aerde Een eer in plaats van Godt; en wou, waar sy haar wende, Op peen van swaardt, en strop, geacht zijn en ontsien. Haar yver brandt, gelijk de waskaars in haar handen, Sy meent Godsdienstelijck, aan Godt sijn eer te bien. Gelijk Schijnheyligheyt haar Suster, de verstanden, Door haar geveynsde mom ellendelijk verleydt. Dees heeft haar Wollifs huyt bedekt met schaape vellen, Sy toont gelatenheydt, van boete, wijl sy schreydt; Maar let, hoe slecht sy 't kleedt en weesen komt te stellen, Soo heeft Vermetelheydt, by haar de hooger handt, Dees dempt Godts eer, en wil haar eygen doen verheffen: En pronkt met vrye wil, en werk, wijl sy haar kant, Met Godts genade, en kan hardnekkig niet beseffen, Dat Christi bloet voor ons volkoomentlijk voldoet. De schaer seyde ick die int verschiet volght veelerhanden Dees Vrouwen, wien zijn sy, wat is het voor een stoet? Al blinde doolingen en plompe misverstanden. Maar dese, die ghy hier aandachtigh sitten siet In blinkend wit gewaat, omkranst met Louwerbladen; Op desen vasten hoek, en grontsteen: dit bediet 't Geloove, d'oude wet, 't verbont van Godts genaden, Verstrekken beyden haar een rustleun, voor haar handt. 't Geloof kan Duyvel, Vlees, en Weerelt overwinnen. De Hoeksteen, die verbeelt ons Christo, vast van standt. Ghy sult de Slangh verplet, doots pijl verbroocken vinnen: Soo ghy naukeurelijk het alles wel besiet. Maar lees het opschrift self, hier onder aan geschreeven, Dus sprak hy, en ik las: door waar geloof geniet Men Christum, sijn weldaad, en Geest, en eeuwig leeven. Door het geloof verkrijgt den mensch hier 't hoogste lot, En dit is 't middel, 't geen hem maakt een Vriend van God. P. Verhoek.
zoet001parn01_01_16_4
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 17, "section": 6 }
Aan K. Ver Loove. Op de X. Vraag. VEr Loove ik sal staag uw konst en yver looven: Nochtans gaat Steendam, in dees antwoord u te booven. Jan Zoet Amsterdamer.
zoet001parn01_01_16_5
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 18, "section": 1 }
Antwoord. EEn Bloed-vriend, is een Vriend, al was hy dol, of sot. Om, dat de Teeling hem u toevoegd, als een lot. Een Boesem-vriend, word self gekeurd: door 't kundig kiesen, Met voor-bedachten Raad: om nimmer te verliesen. Het voor-werp is de Deugd: en Trou, en Konst, en Aart: In d'even reedenheyt, als gy een Vriend an-vaard. Soo gy een Vriend begeerd, u selve uyt te keuren: En namaals, uwe keur, niet droevig wild betreuren: Gy hebt, en Tijd, en Plaats, Gelegentheyt, en Raad In dit bedrijf van doen: eer gy 't u onderstaat. Maar, als gy u een Vriend, hebt (na uw wensch) verkooren, En hem, uw trouwheyd, en oprechtigheyt geswooren: Dan ist u plicht, hem niet alleen getrouw te zijn, En u te wachten, voor geveynstheyts valsche schijn: Maar, ook hem wederom, niet licht'lijk te verlaten Veel minder (dadelijk) om kleyne feylen haaten. Want, soo een wrok in 't hart bekruypt: op uwen Vriend: Hy word strak, tegen u, met dat geweer gediend. Dan hebt gy niet alleen, een ouden Vriend verlooren: Maar, op die uur, is uw een Vyand, weêr gebooren. Die u bevechten sal, met felder tegenstant, Als oyt de felste, die sich heeft op u gekant. Die uw geheymen kend (te vooren hem gebleeken) Kan sich veel beeter, als een ander, op u wreeken. Om dat hem, u bedrijf bewust is: door den Tijt: En weet (door d'ommegang) waar gy op 't swakste zijt. Behalven, dat den haat, die in des Vriendschaps steede Geplaatst is: bitser bijt, als oyt de snoodste deede. Indien! dan uwen Vriend, die gy hebt uytgesocht, Of, die u door Natuur, als Vriend is toe gebrocht, U met een vreemde schuld, komt haatelijk beswaren: Gy sult u Plicht tot hem, en ook u Recht bewaren. U Plicht tot hem is Trouw, behulpsaam, en beleefd Te zijn, daar u de Tijd dan stof, en reden geeft. U Recht, is Vryheyt: in dit onderling verkeeren: Op dat hy u, als Slaaf, niet kome te verheeren. Als hy (onbillijk) yet van u begeerd of sockt: En op uw weyg'ring, u veracht, of scheld, of vloekt: Waar door des Vriendschaps band komt tusschen u te breeken: De reden sal voor u, ook sonder woorden spreeken. Men seyd, al is een Vriend, seer lief, en aangenaam, Weet, dat hy nochtans blijft tot eeten onbequaam. Dit toond, u Vriend, sijn plicht, en kan hem kundig leeren, Dat hy niet anders, als dat recht is, moet begeeren. Indien hy buyten 't spoor van deesen Regel gaat, 't Is dan u beurt, dat gy hem ernstig tegenstaat. Soo hy de Reeden plaatst, hy sal sich daar na buygen: Maar, komt hy uyt u deugd, een bitt'ren haat te suygen, In stee van gonst (schoon gy hem vriend'lijk onderrecht, Waar door u kans ontbreekt, dat gy de tweedracht slecht) Poogd noyt, de vaste naad van Vriendschap, op te scheuren, Maar torndse liever los: wijl het u mach gebeuren. Hier vloeyd nu d'antwoord uyt: op u gestelde vraagh, O Dichter: soo ik my, niet al te seer behaagh. Indien uw Vriend, u oyt met sonde komt belasten, Daar gy u selve, noyt hebt durven an vertasten: En hy nochtans begeerd, dat gy u schuldig Kend: Schoon gy in u gemoedt, daar an, onschuldig bent: Soo dat gy tusschen tween geprangd zijt: of te liegen, Of Vreed, en Vriendschaps-wind, in damp te laten vliegen. De Vriendschap, en Natuur, de Reden, en Gods Wet, Die hebben u (hier op) een Regel voor geset: De Vriendschap eyscht, dat gy Oprecht sult zijn in allen: Natuur, heeft aan haar self een Liefd, en wel gevallen: De Reden, keurd dien Vriend (die sulks begeerd) voor Vals: Deut. 5.20. Gods Wet, dringt dese spraak, den Spreeker in de hals; Exod. 20.16. Gy sult niet Valschelyk, van anderen getuygen: Veel minder van u Self. Dus valt dat vat an duygen, Om dat de Liefde, van u eygen eerst begind. Om dat gy in u self, daar van, de toet-steen vind. Soo moet gy dan, u ziel niet hatelijk bestrijden: En nimmer sondigen, met sonde te belijden: Schoon gy daar door, den waan van vreed, en Vriendschap derft: t Is beeter, dat de schijn, als dat de waarheyt sterft. Want waare-vriendschap wijkt van 't voorstel, door de Reden: En sal de ergwaan, steeds met naarstigheyt vertreden. Dit bleek in David, met den Soon van Jonathan:2. Sam. 19.29. Die u, voor duysenden, een beeld verstrekken kan. Wild dan u selven, noyt met valscheyt soo beswaren, Dat gy door leugens, soud gewaande gonst bewaren. Exod. 20.16. Deut. 5.20. Gy en sult geen valsche getuygenisse spreeken, tegen uwen Naasten.
zoet001parn01_01_17_0
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 18, "section": 2 }
Sang-vaarsen, op de selfde stof. Stemme: Doen het Orpheus bruyloft was &c. Of: Sylvester in de morgen-stond. 1. DE Vriendschap van een trouwen-Vriend, Is beeter dan de schatten, Daar sich de wulpse mensch mee diend: Om zylings uyt te spatten. Sy toond, in d'alderhoogste nood, Haar meeste-glans, en luyster. Sy leefd, in 't midden van de doodt. Sy geeft haar licht in 't duyster. Sy sal noyt Vriend verlaten, Schoon hem de Hel bevecht: Ja al de haters haten. De Vriendschap blijft oprecht. Als men u Blossius gedenkt,Val. Max. lib. 4. cap. 7. Dit blijkt in al u spreeken; Had Grachchus u maar toe gewenkt, Den Tempel an te steeken, Gy had (uyt vriendschap) dit gedaan: Om, dat gy niet soud schijnen, Sijn Vriendschap, na de doodt, te smaân. Ten koste, van veel pijnen. Wast voorwerp by u deugdig, In dat bedrijf, geweest, U daadt bleef altijd jeugdig: Ten voordeeld, die het leest. O Reginus: ô Volumny: Wie sal u twee nastappen? Die om een Vriend, de Raser-ry, Laat op u herssens trappen. En gy Terentius, gy poogd U selven uyt te geeven Voor Brutus: waar gy in be-oogd, U dood: en Brutus leeven. Cicer. van de Osie. lib. 3. cap. 5. O Damon, hoe waarachtig Blinkt deese deugd in 't hart? O Pythia, hoe krachtig Verwind gy alle smart. Maar, gy ô trouwen Jonathan, Gy sult haar overtreffen. U Vriendschap, sal een dapper man Soo hoog in Top verheffen, 2. Sam. 1.26. Dat sy de Liefde van een Vrou, In soetheyt gaat te booven: Gy blijft hem (om sijn deugd) getrou: Dies zijt gy meer te looven. Gy vreest noch Vaderstooren: Noch Vrienden haat, en smaadt; Gy geeft u stand verlooren: Tot bouwing van sijn staat. Wie soo een Vriend gevonden heeft, Die hou hem vry in waarden: Die denk, dat hem d'Al-geever geeft, Een groot geschenk: op aarden: Dat hy, hier niet mis-hand'len mach, Na lust, en wel-gevallen. De Vriendschap, die op Reedeu sach, Was oyt de best' van allen. Maar soose komt te wijken, Uyt dit geheyligd' spoor: Sy doet haar valscheyt blijken, Dies geeft haar geen gehoor. Jacob Steen-dam. Noch vaster.
zoet001parn01_01_17_1
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 18, "section": 3 }
Antwoord. Ioan. 14.6. GOds uyt-gedrukte beeld, getuygt dat hy de waarheyd, De weg, en 't leeven is. Zoo wie dan in die klaarheyd Sijn Schepper dienen wil; die offer sulk een hert, Waar in d'oprechtigheyd in alle deelen werd Vertoond. Zo dat nogh hoop, nogh vreez', nogh staat, nogh rijken, Nogh vriend, nogh vyandschap, nogh lief, noch leedt doet wijken Hem van de waarheyt af: al waart dat self de Hel, Door op-roer daaverde; zoo dat' et grouwzaam fel Verschrikk'lijk Monster-dier, van haat, en nijd, en tweedragt, En agter-klap, en smaad, zoo groote gruuw'len mee,, bragt, Als ooyd de boosheyd self heeft in het werk gesteld; Want of men vreede koopt door leugenen: dat geld Niet voor 't al-ziende oog, 't geen hart, en ziel, en nieren Door-ziet, en kend, en weet, of zou de goedertieren God, een behagen in geveynsdheytscheppen? neen: Dat krijgt geen plaats in my, hoewel men 't in 't gemeen, Bewimpeld, en bedekt, wanneer men komt te liegen Om beters-wil (zoo 't schijnt,) dus weet men zig te wiegen In slaap, en onder-wijl, zoo loerd de helsche Draak, (Die om ons heenen sweeft) en lagt om deeze zaak. 't Is waar, de leugen van d'Egyptische Vroed-vrouwenExo. 1.19.20 Heeft meenig Heebreusch kind, ja! Moses self behouwen; En Rahabs list heeft meê zoo veel te weeg gebragt,Jos. 2.1. Dat zy Gods volk behield, en zy, en haar geslagt,Heb. 11.31. Wierd om die daad alleen behouden by den leeven. Maar deeze zaak die kan dogh gansch geen voordeel geeven, Om met een vreemde schuld zigh zelven te belaên; Want merkt: dat deeze daad dus by haar wierd gedaan, Had reden, en bescheyd, ten eersten wierd de boosheyd Van Faro weder-streeft, want 't waar een goddeloosheyd Te zijn gehoorzaam in een booswichts booze daadt, Ten tweeden hebben zy eens anders nut, en baat, En heyl, en welstand, en behoudenis veel stijver En ernstiger betragt, dan eygen vreê, dien yver Gelijkt geen-zins by dit (te weeten) dat men zal Bekennen zulk een zaak, daar nogtans niet met al Van waarheyd in berust. 't Is waar als dat de banden Des vreeds ons noodig zijn; want hoort de Reeden van,, den Zang-meester Israëls, die zeyd zoekt na de vreêPsal. 34.15. En jaag de zelve na, als een die na een Ree, Of Hart, of Hinde tragt, ook zeyd een vreê-verkonder, Staat na de waare vreê, en heylig-maaking, zonderHeb. 12.14. Den welken niemand zal de hooge Opper-magt, In sijne heerlijkheyt, beschouwen, daarom tragt (Zoo 't moog'lijk is) na vreê met alle menschen, word'erRom. 12.48. Gezeyd, en hoog belast. Wel aan dan, merkt! nu schort'er Een oop'ning van de zaak, die nogtans wel te regt, Zigh naakt en bloot vertoont, want merkt eens, waar men zegt, Zoekt, jaagd, en staat na vreê, en naa de heylig-maaking, Daar word dan niet gezeyd als dat men, met verzaaking Der waarheyd, van sijn Vriend; de vree, en vriendschap vry Betragten mag, daar staat: indien het moog'lijk zy, Dat is, zoo 't kan geschien, dat vlek, noch smet, noch rimpel, Noch qwetzing aan 't gemoed geschied, die vreede-wimpel, Moet nooyd zijn ingehaald; jaa! nu nogh nimmermeer, 't Is beeter dat wy dan, ten dienst van God de Heer, Rom. 14.24. Ons Regt betragten. Want wat niet uyt den geloove Geschied, is zonde, en wy weeten daar-en-boove, Schoon datmen deeze vree, jaa! vriend en vriendschap derft, Als dat de vriendschap Gods in ons geen-zins versterft. Indien w'onschuldig zijn, zoo laat uw' vriend dan mennen Zijn waan door yver-drift; maar, wacht u te bekennen, Een vreemde schuld die dogh door u noyt wierd bediend; Want 't is veel beeter Gods, dan aller menschen vriend.
zoet001parn01_01_17_2
{ "ti_id": "zoet001parn01", "titel": "Parnassus aan 't IJ", "vols": "", "jaar": "1663", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394963636", "bibliotheek": "amste001meer01", "categorie": 1, "_jaar": 1663, "pers_id": "zoet001", "voornaam": "Jan", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Zoet", "jaar_geboren": "1609", "jaar_overlijden": "1674", "geb_datum": "8 september (gedoopt)", "overl_datum": "11 januari", "geb_plaats": "Amsterdam", "overl_plaats": "Amsterdam", "geb_plaats_code": "amste001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "amste001", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/zoet001parn01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=zoet001parn01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-08-08T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Parnassus aan 't IJ van Jan Zoet uit 1663.", "language": "nl", "chapter": 18, "section": 4 }
De beschuldigde Onschuld. Spreekt of zingt deeze naa-volgende verzen. Stemme: Meer Aard als Goud, &c. 1. AG! Heemel ag! ghy Goddelijk vermoogen, U is de zaak alleen te regt bekend, Hoe ik van dag, tot dag, (met ernstig poogen) Oprechtiglijk mijn vlijt heb aangewend, Gelijk een kind, dat vreed', en vriendschap mind, Maar dogh: de waan, de goddelooze waan, Had in mijn vriend, haar zeetel zoo gevest, Dat vree, en vriendschap geenzins kon bestaan, Waar Waan-zugt heerscht, daar heerscht de Eendragts Pest. Nochtans de hoop, die heeft my opgehouwen, Van jaar tot jaar, zoo dat ik tijd'lijk zie, Hoe door 't verloop, des tijds ik kom t'aanschouwen Een Wreevel-geest der ongerustheyd, die Beswangert gaat, vermidts dat godd'looz' zaadt In 't harte schuyldt, en tak, en wortel schiet. Zoo dat'et qwaad zich niet verbergen kan, Maar als een zee van haat, en nijd uytgiet. Wie boosheyd zaayd, ontfangt'er vruchten van. Zoo wie in 't hart, dan waan-zugt, meer en meer,, voedt, Maakt dat nogh rust, nogh vreed', noch vriendschap blijft; Wijl het sijn smart, (door 't minste stootje) zeer,, doet. Wat Raad mijn God, verleen geduld, en stijst, En sterkt mijn kracht, op (dat door helsche magt Des Lasterings, of bitze Raazerny) Mijn waarde ziel (die dogh onschuldig leeft, In deeze zaak) nogh ramp nogh schip-breuk ly, Maar! wee hem, die de vree dus weeder-streeft. Ghy weet dogh Heer, hoe dat ik heb met traanen Mijn vriend gebeen, genood, gesmeekt, gevleyd, (U zy de eer,) ik zogt hem aan te maanen Tot waare vreed': maar dogh mijn arrebeyd Vloog (zonder vrugt,) als ydel in de Lugt, Nogtans mijn ziel (die dogh geen hooger schat Bemind dan vreed') verdroeg die smart, en pijn, 't Is waar, 't geduld wierd somtijds af-gemat. 't Is Koninklijk, 't gemoed, een Heer te zijn.Prov. 16.32. Niet dat uw Knecht, voor u leeft zonder zonden, Of sonder schuld, ô Neen! mijn Middelaar, Nochtans mijn Regt, zal noyt door my geschonden Zijn, om een vreed, en vriendschap, die dogh maar Als Riet, en Lis, Jaa! tien-maal brosser is. Vergeef ô Heer: mijn vriend sijn blinde drift, Ik min hem, schoon hy deeze dwaas heydt doedt, Dat hy de vreed, en vriendschap, scheyd, en schist. Waar Liefde blijft, blijft vreede in 't gemoedt. Elk speelt zijn Rol. Karel Ver Loove.
zoet001parn01_01_17_3