meta
dict
text
stringlengths
0
710k
id
stringlengths
20
24
{ "ti_id": "wolf016will08", "titel": "Historie van den heer Willem Leevend. Deel 8", "vols": "", "jaar": "1785", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 1, "_jaar": 1785, "pers_id": "wolf016", "voornaam": "Betje", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wolff", "jaar_geboren": "1738", "jaar_overlijden": "1804", "geb_datum": "24 juli", "overl_datum": "5 november", "geb_plaats": "Vlissingen", "overl_plaats": "Den Haag", "geb_plaats_code": "vliss002", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "denha004", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wolf016will08_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wolf016will08", "maand": "2004_02 ", "genre": "proza", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2003-12-23T00:00:00", "edition": null, "language": null, "chapter": 33, "section": 1 }
Aan de Gravin Henriette van B. Mevrouw! Eindelyk keer ik tot my zelf. In uw dierbaar byzyn zie ik de rust, schemeragtig van verre, doch echter zeer zeker, tot my naderen. Wat voegt my nu beter dan te beproeven, of ik ook in staat ben, eeniger maate te voldoen aan dien herhaalden wensch, my met zo veel ernst te kennen gegeeven. Myn hart is zo zeer geneegen, om u te gehoorzaamen, dat gy het onvolkomene der uitvoering wel zult gelieven te verschoonen. Zoude ik evenwel, bezield door eene vriendschap, zo zuiver, zo verheeven, als de myne voor u, in 't geheel niet voldoen aan het geen gy van my verwagt? Hoe weinig romanesq myne gevallen zyn, hoe jong ik nog ben, ik durf zeggen, dat ik méér ondervinding, méér opgemerkt, méér geleeden, heb, dan de alledaagsche Mensch bevatten kan. Gy, edele, grootmoedige Vrouw, gy, die reeds zo lange langs de duistere paden der niet geklaagde droefheid wandelde, verstaat my, als ik zeg, dat myn hart tot stervens toe geleeden beeft. Ik heb in den loop onzer gesprekken, met opzicht tot myne Familie, myne Opvoeding, het oogmerk, dat men omtrent my had, genoeg medegedeeld: 't zal onnoodig zyn, iets van dit alles te herhaalen. Ik zal dan my by het volgende bepaalen. Geen Jongeling trad ooit der waereld in met sterker afkeer van allerlei ongebondenheden; myne ziel kon zich nooit zonder versmaading daar omtrent beezig houden. Myn geest was helder, bedaard, vrolyk. Myne beginzels waren eenvoudig, weinig, maar gegrond in het gezonde Menschen verstand. Ik vond smaak in alle fraaije en nutte Kunsten en Weetenschappen. Eene keuze moetende doen in myne Letteröefeningen, verkoos ik de Godgeleerdheid. Ik was niet onkundig, dat er niets schooner zyn kan, dan het zedelyke gedeelte van een' Godsdienst, die ik meer wenschte dat van Goddelyken oorsprong ware. dan dat ik daar wel van verzeekerd was. Aan de hand van een uitmuntend Professor Maatig, sloeg ik den weg des onderzoeks, leergierig, in. Myn byzondre Academie-Vriend was een kundig geschikt Jongeling; myne wooning eene der weinig bekende wooningen der Deugd; myne tedere Vriendin een Engel onder de Menschen; myne beminde eene Dogter van die waardige Dame, die gy met zo veele reden reeds zo hoog schat; eene deugdzaame verstandige jonge Dame, - eene Juffrouw Helder. Evenwel! Ik verviel in de diepste twyfelary, ik wierd onmaatig, een speelder, ik duëlleerde, deed een nêerlaag, vluchtte, storte in eene ysselyke armoede, stond aan den steilen oever der zwarte Wanhoop!.... Welk een Raadzel! Ik kwam op eenen weg, dien ik niet zogt, - dien ik schuwde. Wie is te beschuldigen? De Voorzienigheid? Ysselyk denkbeeld! .... Myn hart? Indien ik aan myne oprechtheid zal vasthouden, - ook my zelf dus recht doe, 't welk ik anderen doe, dan zeg ik, neen! Hoe gaarn zoude ik myne jonge, nog onbedorven Landsgenooten toeroepen: let op de beginzels! Bedenkt, hoe veel er afhangt van de eerste richting. En zoude ik er niet mogen byvoegen: Kortziend, onbermhartig, trotsch Mensch! gy die andren veröordeelt, denk, dat gy eens zelf zult beoordeeld worden door Hem, die geen aanneemer des persoons is; door Hem, die tot op den bodem van uw hart ziet. En gy, ô zalige, reeds verheerlykte, nu, nu begin ik met eene, ja pynelyke, maar niet verscheurende smarte aan u te denken! Is het, zo als gy, op voor u toereikende gronden, geloofde - is het waar, dat er een onäfgebrooken verband blyft tusschen ons, die nog leeme Hutten bewoonen, wier grondslagen in het stof zyn; en de geesten onzer afgescheidene, door den dood ons ontnoomene Vrienden; indien gy ooit een zeegenend, deelneemend oog nederslaat op uwen Vriend; bestier dan myne pen, lei myne gedagten, verhoog myne poogingen om nuttig te zyn! Ik schryf over den Godsdienst, uwen Godsdienst; hy, die u, in het uur des doods, niet begaf, maar wiens vertroostingen u genoeg waren.   Wanneer ik my zelf aandagtig beschouw, de eerste, de fynste, de diepstverborgene dryfveeren myner daaden in het binnenst van myn hart gaadesla, dan moet ik dit vernederend besluit maaken: ‘In de alles met zich rukkende drift, om iets byzonders, iets grootsch te zyn, ligt de voornaamste bron van alle die rampen, die my zo geteisterd hebben, de eerste schakel van myne Lotgevallen.’ Pynelyke, vernederende overdenkingen! Dwaas daar ik was! Ik meende my zelfreeds te kennen, en ik wist slegts iets van het oppervlakkigste gedeelte myns karakters. Ik zag alleen myne goede zyde, goede overhellingen, gelukkige vatbaarheden, aanluikende gaaven. Wel overtuigd, dat ik de deugd eerbiedigde, God als mynen Schepper en Regeerder aanbad, het laage verfoeide, het booze verächtte; dat myne driften nooit zo vol vuur en veerkragt waren, dan wanneer ik ongelukkigen wel deed: hoe konde ik myne driften verdenken, - mistrouwen? Myne liefde was welgeplaatst, hoewel niet aangevuurd door wederliefde, en nog niet eens onder het oog der vleijende hoop opwassende! ..... Myn gedrag was goed; ook myne uitspanningen waren zo wel nuttig als aangenaam. Zy bevorderden myne gezondheid, maakten my zagter, gezelliger, bewaarden my voor alle zulke naare bedenkingen, waar door noch der deugd hulde gedaan, noch onze zedelykheid verbeterd wordt. Konde ik van zulke uitspanningen vermoeden, dat zy my te sterk zouden worden. Het behaagen, dat ik in my zelf had, ontfing daaglyks voedzel uit de wyze, waaröp men my zo wel in huis, als in den kring myner Vrienden ontmoette. Ook hy, die my niet beminde, achtte my. Ja de uitspoorigste Lichtmis hing, zo dikwyls hy my bespotte, het zegel der goedkeuring aan myn zelfsbehaagen. Dus verre kende ik my; zo was ik waarlyk. - Maar het kwam my nooit in de gedagten, om aan my zelf te vraagen: heb ik ook eene zwakke, eene gebrekkige zyde? ...... In den boezem der vriendschap zal ik boete doen voor deeze naauwlyks te veräntwoordene achteloosheid! Ik zal bloozen; maar ook uwe afkeuring, ô myne edele Vriendin, zal my geen een voetstap van de waarheid verwyderen. Zy, en dit getal was niet groot - zy, die het waagden my te zeggen: gy hebt gebreken, hield ik sterk verdagt van afgunst, immers van bedilzucht; voor lieden door vooröordeelen misleid, die my niet kenden; konden zy my des nuttig zyn? Myne gebreken lagen ook, of zeer diep, of waren zeer fyn, of hadden zo veele Familietrekken der goede hoedanigheden, met zeer wel inteschikkene zwakheden; stonden in zulk een naauw verband met myne goede oogmerken: behoefde ik die des zo angstvallig te overtoetzen? Hier by kwam nog het volgende: kan het my niet een weinig verdeedigen? Nooit sloeg ik myne oogen op dat beminde Lotje, (wier gedagtenis u zo dierbaar geworden is!) dan als op eenen Engel, met het stoflyk kleed der sterflykheid luchtig omsluijerd. Haar geest was verheeven, fyn, geoefend, alle haare deugden geheel in haare Sex gegrond, haar zuiver, onërvaaren hart niets dan gevoel. De zoete zagtheid van haaren inborst was geleenigd door eene eenig-zins tot mymering overneigende Godvrucht. - Die Godvrucht, waar voor Vrouwen, haarer Sex getrouw, mooglyk wat véél bereekend zyn! Eene Lotje te zien, te leeren kennen, en niet met tederheid te beminnen, was onmooglyk; - indien men een vry hart had. Maar myn hart was niet vry: ik beminde, ik beminde zo als men maar eenmaal, en dat is, indien men wel gekoozen heeft, de eerstemaal - bemint. Ook dan, als myne ziel geheel in reine vriendschap voor dit aandoenlyk Meisje wegvloeide, bleef ik de bekoorlyke Helder alleen beminnen. Ik wist des, dat ik niets dan vriendschap gevoelde, - kon gevoelen, voor dat allerdierbaarste Lotje. Zoude ik zo eene vriendschap perken gesteld hebhen? Verhoogde zy myn geheel weezen dan niet? Teekende zy myne pligten niet met de sterkste trekken voor? Deed ik die niet; deed ik die niet met vuur, met yver - wilde ik myne Lotje niet vergenoegen? Een snoode Lichtmis gaf een vuig voorkomen aan deeze Huisselyke verkeering. Lotje wierd gehoond; dat Lotje, zo dierbaar aan myn hart, - myne zedelyke Heilige wierd gehoond!..... En ik! Ik verhief my over, ja, om myne toomelooze gramschap. Lotje te verdeedigen, was dit iets anders, dan de deugd verdeedigen. Dit uitmuntend Meisje zag my niet met de oogen der vriendschap; - zy beminde my, ook voor zy zulks vermoedde! En ach, toen zy zich zelf onderzogt, was het niet meer in haar vermogen, om eene drift te overwinnen, die aan den wortel van haar teder leven knaagde! Ik gedroeg my zó, dat ik ook de achting haarer Moederlyke Vriendin verdiende. Ook toen de lieve Lyderes bezweek, beschuldigde die Vriendin my geen oogenblik. Met eene beevende hand leg ik een kleed over het u bekende treurig geval, en deszelfs naare uitkomst. U eene beschryving te geeven van den staat, waarïn ik verviel, is onmooglyk. Ik leed alles, wat er te lyden is, buiten het verwyt van een knaagend geweeten! Maar myn verstand was niet altoos in staat, om my daar geheel boven te verheffen. Ik woedde meermaalen op my zelf. Myn trillend hart scheurde van een; myne rust viel weg; myne gezondheid verdween. Hoe! zeide ik, in weinig minder dan zinnelooze razerny, - hoe! is Lotje niet dood? .... Toen ik haare schoone, levenlooze gedaante in het doodskleed zag liggen; toen ..... ysselyke stuiptrekkingen, bedwelmde uitroepingen, bloedige traanen .... en altoos, altoos gloeide myn hart voor haar, die ik, zo lang ik adem haal, zal beminnen. Weinig bewust van het geen om my zweefde, ongeschikt, onbekwaam tot alles, altoos bedagt om my zelf te ontvlugten, nadert die noodlottige dag. Als door een donderslag koom ik tot my zelf. Men lastert de overleedene; ik vlieg op, en, in een, oogenblik, legt de deugeniet met eene ysselyke wonde voor myne voeten levenloos uitgestrekt. Ik vlugt, zwerf ... maar dit alles is u bekend. Nog hield ik mynen post in. Nog verwonderde ik my over my zelf. Ik was nooit zo groot in myne oogen dan nu, nu ik myn leven niet te dierbaar schatte, maar ten prys gave. Niets kon my nu doen bukken; ook, al wierd ik verbryzeld. Nu zag ik meer dan ooit, dat ik tot iets grootsch geschikt was: myne bedaardheid zelf was glorie.   Gun my, myne edele Vriendin, dat ik hier moge te rug treeden tot dat Tydperk, waarïn ik my op de Academie eerst begon bekend te maaken; en laat ik de vryheid mogen gebruiken, om de volgende aanmerkingen vooraf te laaten gaan. Men stelt thans, over het algemeen, weinig prys op Godgeleerdheid. Zy is niets minder dan de studie van de Mode; die ook, in myn Vaderland, haaren Scepter verder dan over het schitterend ryk der beuzelingen uitstrekt. Lieden, die evenwel uit dien hoofde haar niet met kleinachting beschouwen, geeven daar onder anderen ook deeze reden van. Zy wenden voor: ‘dat de Godge-leerdheid geheel afgestudeerd is; dat er geene ontdekkingen meer in te maaken zyn; of wel, dat zy weinig opmerking verdient by hun, voor wie de onuitoogbaare, en nog maar weinig bebouwde vlaktens der zedelyke en natuurlyke Wysbegeerte open liggen.’ Hoe gegrond, of hoe ongegrond dit zy, beöordeel ik thans niet; dit is zeker, dat dit myne verwaandheid begunstigde. Ik bid u, laat ik u, hoewel in weinig woorden, mogen zeggen, hoe ik dagt. Ik beschouwde my zelf nu als een origineel verstand; ik zou de Man zyn, die de Heilige Schriften op eene geheel nieuwe wys uitleide. Ik zou een Leerstel vormen, en verdeedigen, zo als er nog nooit een in de Christen Kerk geleerd was. Een Leerstel, dat zo nieuw als zonderling zyn zoude. Vol, bezield met dat oogmerk, bragt ik ter myner eigen verlustiging een groot gedeelte der Euangelien en Brieven over in den Westerschen styl; op dat alles aanneemlyker, minder vreemd, hard, en verstaanbaarder zyn zoude. - Onder myne papieren bewaarde ik deeze Proeven; niemand zag die ook: ik schreef er deezen Tytel voor: waar is nu het duistere? Opgetoogen in de overdenkingen, welk een gerucht dit eens zoude maaken! hoe de denkende waereld zich over my zoude verwonderen! hoe men my als een genie zoude behandelen; gevolglyk, hoonen - vervolgen; myn Boek verbie-den - (mooglyk verbranden:) kort gezegd, terwyl ik als een hooggestemd, onervaaren, altoos werkzaam Jongeling, dus revelde, my in myne eigen oogen grootmaakte, raak ik in kennis, en wel dra in vriendschap met een myner mede-Studenten. Hy stemde in veelen opzichte, en vooral als Beoefenaar der Geleerdheid, als een denker, te veel met my in, om hem niet tot eenen vertrouwd Vriend aanteneemen. Toen ik hem nu eens op zekeren dag, in diepen geheime, over dit myn geliefkoosd Ontwerp sprak, glimlachtte hy. Ik stond verwonderd, bedremmeld, en was niet te vreden. Dit gaf hem geleegenheid, om my meer te zeggen. Naar zyn Boekenkas gaande, kreeg hy er een Boek uit, er byvoegende: Gy komt wat te laat. Lees dit Boek. Het was Steinbarts leere der gelukzaligheid. Myn Vriend had gelyk. Ik kwam toch te laat. Ik las met aandagt en hoogst welgevallen: maar het verdriette my, dat ik hier zo veel van myne eigen oorsprongelyke gedagten in vond. 't Is waar, dat myn Plan wel geheel anders liep; doch wie zou geloofd hebben, dat Steinbart my niet op den weg geholpen had? Dit gaf zulk een grooten schok aan mynen hoogmoed, dat Jambres, (zo heette myn Vriend,) maar weinig moeite had, om my van dit Plan geheel en al te verwyderen. De groote dryfvêer, waar door ik werkte, was nu verlamd; ik kon niet meer de eerste zyn! Daaglyks zag ik mynen Vriend, daaglyks verwonderde ik my over zyn verstand, over zyne kundigheden. Hy won myne hoogachting door die meerderheid, en stootte die niet om door zyne levenswys. Toen ik hem Steinbart te rug gaf, vroeg ik: ‘Wat oordeelt gy over dat Boek, Jambres?’ Hy. Zo als ik alle zulke Boeken beoordeel. Ik. Ik versta u niet; spreek duidelyk. [Zich een weinig bedagt, en my aandagtig beschouwd hebbende, gaf hy my dit antwoord.] Jambres. Het oogmerk van Steinbart is - ‘de Natuurlyke en de Christelyke Godsdienst te vereenigen. Om dit nu te bereiken, ontkleed hy den laatslen, en bedekt met deszelfs gewaad den eersten. Dit doet my vermoeden, dat Steinbart een Deïst zy. Maar Steinbart is veel te loos, om de goede Christenen, op éénmaal, al hun speelgoed af te neemen.’ De Leer der Gelukzaligheid van Socrates wykt zo verre niet af van die van Christus, dan de Leer van Steinbart van het Euangelisch Systema. Ik. Hoe! behelst zyne Leer dan geene waarheden? Jambres. Zeer zeker, maar geene, die het Christen geloof karakteriseeren. Ik. Gy kettert zo vry was, dunkt my. Jambres. En gy sukkelt zo vry wat aan de Ortodoxie: kom, laaten wy dat maar quitte reekenen. My dagt, dat hy dit met een gelaat zeide, 't welk nog veel meer beteekende, dan zyne woorden. Onze verkeering nam toe; onze gesprekken wierden veelvuldiger; onze bedenkingen overvloediger, en wel dra trok dit onderwerp al onze aandagt. Eerst randde hy de vastgestelde artikelen der Publique Kerk aan. Ik hoorde zyne bezwaaren, en vond die niet vreemd van de myne. Hy ging verder; hy trok te velde tegen den Godsdienst zelf: hy vond my beter dan hy dagt versterkt, en op myne hoede. Hy was my te slim, - hy misbruikte myne overhelling tot denken; door my van zwarigheid tot zwarigheid af te leiden; door my te verwarren, te overärgueeren; ik wankelde, ik twyfelde, en dit was voor hem veel gewonnen. De Leer der byzondere Voorzienigheid, die van een leven na dit sterfelyke leven, stelde hy zo onzeker, zo onbetoogbaar voor, dat ik niet wist, wat er van te moeten denken. Zyne uitdrukkingen waren altoos: ‘men zegt, men denkt, men vraagt, de Ongeloovigen beweeren.’ Hoe ook verstrikt, en in de war geholpen, nooit konde ik my den eersten, vryen, eeuwigen Maaker van alles voorstellen, als den ledigen en onverschilligen aan-schouwer zyner werken. Dit zeide ik hem: zie hier zyn antwoord. Jambres. Wy zyn zo gewoon aan de woorden, wys en goed, wanneer wy aan de oorzaak van alles denken; maar wat is ons toch van zo een weezen veel bekend? - wat van dat vormen aller dingen? Ik. Gy gelooft immers, dat er zo een Weezen is? Jambres. [koeltjes.] Iets, waar van ik niets begrypen kan is daar omtrent iets te gelooven? Ik. Van waar al het geschapene? Het is er immers. Jambres. Van eenen Schepper: doch wie zegt my, dat dit alles geschapen is? Ik. Hoe komt het er dan? Jambres. Hoe komt er al dat geen, waar van wy de oorsprong niet weeten? Ik ontken, noch stel; ik weet niets, Leevend. Dit laatste zeide hy met zo veel ernst, met zulk eenen zweem van zedigheid, dat ik verbaasd stond. De omstandigheden, waarïn ik toen was, stelden my zo grootlyks buiten staat, om zulke begrippen met behoorlyke juistheid te ontwikkelen en te beproeven. Die omstandigheden zyn u bekend! ... Wat was zyn oogmerk? My verleiden? Dat kon, dat mogt ik niet denken. My onderwyzen? Dwaalingen wegligten? ... Ik zag er niet door. Hy gaf my zyne begrippen nader te kennen; ik schreef die aan mynen Vriend Helder. Zyn antwoord was eene scherpe berisping, geene oplossing. Het bestond uit eenige zwakke bedenkingen en stoute veroordeelingen, die niets afdeeden. De Brief droeg al de kenmerken, dat hy geschreeven was, niet door een gemoedelyken Vriend, maar door een argwaanenden Bediller. Ik onderhield hem daar over; wy raakten in grooter verschil - wy braken: myn hart miste Helder, maar myne reden wilde niet toestaan, dat ik hem ten koste myner oprechtheid wedervond. Nu had ik geen Vriend; want Jambres was zo onbereekend voor myn hart, als door my om zyn verstand en kundigheden met verwondering beschouwd.   Myne eerste twyfeling ontstond omtrent het Leerstuk eener byzondere Voorzienigheid. Myne deugd verloor des haar rustpunt. 't Is waar, het leerzaam sterfbed myner Lotje, haare gesprekken, haare vermaaningen, haare hoop op het toekomende, deeden my wel eens aan my zelf vraagen: ‘zou het Opperweezen zich niet nu en dan met zyne gunstelingen bemoeijen? zou er niet zeer zeker een onafgebroken leven zyn?’ Ik was echter altoos veel meer gesticht en getroffen, dan overtuigd door het geen zy sprak. Dat zy het zeide, roerde my veel sterker, dan 't geen zy zeide. Myne hartstochten waren meer in beweeging, dan myn verstand werkzaam. Myne verwarringen wierden veelvuldiger; ik twyfelde te meer aan dat Leerstuk, naar maate ik zag, hoe ongelukkig ik dit dierbaar Lotje gemaakt had, en dat echter geheel buiten myn toedoen. Zy stierf; en ik, ik viel als weg uit den kring der denkende weezens! Ik bestond alleen werktuiglyk; maar slegts by schokken en rukken, even als een verwrikt uurwerk - hoe zal ik het u anders beschryven? Ik vond niets, om my te troosten; ik hield my nergens aan vast; myn afkeer van ongeregeldheden was zo groot, dat ik zelf toen geen oogenblik toevlugt nam by den bedwelmenden wyn. Ik geloof niet, dat ik eenig systema had; of had ik zo iets, dan bestond het uit eene zwakke, niet saamenhangende byëenflanzing van dweepery en ongeloof. Nu verviel ik eens in de allerernstigste luimen; ik bad tot ontroerens toe. Hoe leed dan myn overrekt zenuwstel! Hoe ysselyk myne gewaarwordingen! Myn gebed was niets dan eene misnoegde klagt. En was ik toen wel genoeg overtuigd, dat ik eenen God had, om hem te kunnen aanbidden? Myne uitroepingen waren slegts wilde, moedelooze aanspraaken aan de schim van myne Lotje. De Vriendin van deeze Engel verliet my wel niet; in tegendeel, zy schreef my ernstig, gemoedelyk, vertroostend; maar ik was toen niet in staat, om daar gebruik van te maaken. Ik kon zelf dat strikt koelzinnig redeneeren niet verdragen. Deeze stille denkster was te koel voor myne overdreevene hartstochten. Iedere vermaaning, iedere bestraffing, krastte door myn gescheurd hart: iedere vertroosting scheen byna eene beleediging voor de heilige nagedagtenis van myne dierbaare Lotje. Al myne glorie zogt ik nu in een Martelaar der Vriendschap te worden; in vast te willen houden het geen hier niet meer bestond. Zo leefde ik voort tot dien dag, waar op ik myne handen met bloed bemorstte. Dit was, mag ik het zo eens noemen, de Crisis voor myn verstand. Alles, wat van dien dag tot op dien, waar op ik het geluk had uw eenig Kind te redden, my ontmoet is, weet gy. Ik zal my des meer bepaalen by het hoofdöogmerk, waarom ik dit geschrift opstelle. In dit stil afgeleegen Verblyf, waar in uwe goedheid my ontfing, vond ik my zelf weder. - In uw onwaardeerbaar byzyn koom ik tot rust: ik voel, dat ik in alle betrekkingen verbeter; myne denkbeelden zyn helder; ik kan geregeld, met aandagt, met bedaardheid doordenken, en ondervond op de treffendste wys, dat: Hoogmoed niet voor den Mensch gemaakt is. Dat groote zielsvermogens ons, op zich zelf, niet gelukkig maaken; maar het wel aanleggen daar van voor ons zelf en onze Medemenschen. Ik ben nu overtuigd: ‘dat de Christelyke Godsdienst ons tot een veel hooger geluk voorbereidt, dan de Natuurlyke.’ Nu zegt myn gevoelig dankbaar hart: De Heere regeert! dat de aarde zich verheuge! Ik was wel nooit het slagtöffer der Ondeugd, maar ik was de slaaf myner dristen.   Ik verzoek u, myne Vriendin, dat gy de Brieven en affchriften, hier op betrekkelyk, wanneer gy dit Geschrist zult leezen, by u gelieft te leggen, en, zo dikwyls dit noodig zy, inziet. De eerste vraag, die ik te doen heb, is deeze: is er een god? Jambres zegt: de stelling daar van is eene exclamatie, geen bewys. Is dit wel zo? Rust de algemeene toestemming deezer waarheid niet op de overtuiging, dat er uit zich zelf niets aanweezig is? Of, zo als men gemeenlyk spreekt, dat de Schepping een Schepper noodzaaklyk maakt? Begaat Jambres hier des niet eene groote valschheid; iets, waar voor lieden van zyn stempel zich niet altoos schroomvallig wagten. Hy plaatst het Besluit voor, en hy moest het agter de beredeneerde waarheid plaatzen. Hy geeft wel toe, dat het dwaas is een gewrocht zonder oorzaak te stellen, maar hy vraagt met veel eigenwysheid: ‘Wat is dan de oorzaak van dat iets, 't welk uit niets is voortgebragt?’ geen vriend van den natuuurlyken godsdienst is zo onzinnig van te zeggen: ‘niets kan de oorzaak van iets worden.’ laat jambres deeze tegenwerping maaken by hun, die het geval de oorzaak der Schepping noemen: De Deïst, (zo hy dien naam waardig zy,) erkent en ook aanbidt eene vrye, magtige, wyze oorzaak van alles. Ik weet wel, en Jambres is daar zeer wel van overtuigd, dat men zich bedient van eene onnaauwkeurige uitdrukking, als men zegt: God heeft de Waereld uit niets gemaakt: maar hy weet ook, wat men daar door eigenlyk bedoelt: en hoe onvolkomen alles is, wat wy staamelen van het werk van den eeuwigen Geest, zo is dat staamelen nog verkieslyk boven het zeggen: ‘Niets heeft uit Niets iets geschapen.’ En is dit de taal der Godverzaakers niet? God heeft al, wat er is, niet geschapen uit Niet, maar Hy stelde het dáár. Moses noemt dit in zyne verheeven taal: God zeide, daar zy licht, en daar was licht! In de Psalmen leezen wy: Hy roept de dingen, die niet zyn, als of zy waren. Hy, die deeze woorden wil uitbreiden, verdient waarlyk niet, dat hy die leest: men moet voelen, wat zy zeggen. De Oorzaak van alles is des een volmaakt Weezen, dat de rede van zyn aanweezen in zich zelf heeft. Ik zeg met voorbedagtheid de rede, niet de oorzaak. De Oorzaak van alles kan noch in, noch buiten zich de oorzaak hebben; anders was niet dat Weezen, maar de Oorzaak van deszelfs bestaan, de Oorzaak van alles: maar het heeft de rede, de waarom van zyn bestaan in zich zelf, en wat kan die zyn dan de noodzaaklykheid? Zyne onbegryplykheid behoort wel zeer zeker onder de bewyzen van zyn geducht en vertroostend bestaan! Voor u, myne edele Vriendin, zal het niet nodig zyn, dit afgetrokkene door voorbeelden optehelderen, maar dit Geschrift kan nog eens in handen van zulke Menschen komen, die hierömtrent eenige ophelderingen nodig hebben: hierom voeg ik er het volgende by. Zo rasch ik begrypen kan, wat een allerwyst Weezen tot zo een Weezen maakt, zo rasch ik alles even duidelyk zie, als dat Weezen, dan valt het denkbeeld van allerwyst Weezen geheel weg. Ik - ieder, die zulks kan bezeffen, is dan even wys. Zo rasch ik het hoe van een Eeuwig, Noodzaaklyk, door zich zelf bestaand Weezen kan bevatten, ben ik zelf dat Weezen. - Hoe dwaas is des ook uit dien hoofde de Godverzaaking! Zy, die de Waereld dat onbegonnen Weezen noemen, hebben een deerniswaardigen te saamgestelden God! En die zal echter de Oorzaak van alles zyn! Zou men minder verstandig spreeken, als men zeide, dat Newton zyne verbaazende Natuur-kennis aan zyn Tafel, dat Boerhaven zyne Geneeskunde aan zyne pen, dat Richardson zyn onvergelykelyk talent van schryven aan zynen lessenaar te danken hebbe? .... Maar laaten wy het gezond verstand dus niet verguizen! De Leerstelzels des Natuurlyken en Christelyken Godsdienst alleen zyn aan geene tegenstrydigheden onderheevig. Die God, dien zy beiden verkondigen, moet de geduchte, de goedertieren Schepper zyn: zo rasch het welgevormd hart dien God kent, aanbidt het hem. Jambres vraagt: kan zo een God tegenstrydigheden daar stellen? Onmooglyk! maar dit doet hy ook niet. De Orde in de Natuur zegt hem, daar is een God..... Ziet hy nu zelf niet, dat hy die belydenis, in den mond van een ander, eene exclamatie genoemd heeft? Het geen hy toen zeide, dat niets bewees, schynt nu eene onbetwistbaare waarheid te zyn. Hy ziet gebrek, wanorde; hy verliest zyn God. Hy ziet, het geen wy allen zien; maar meent hy niet veel meer te zien? Geen kundig Aanbidder van God ziet Hem gens, dan in schoonheid, orde, gelukzaligheid, niet in gebrek en wanschapenheid; daar zien wy uwen God, het blind Geval. Hy ziet: ‘magt by den Boozen, die kent noch rampen noch zorgen.’ Ziet hy hier niet veel meer door de inbeelding, dan door de ondervinding? Zyn alle rampen, alle zorgen zich baar? Heeft Jambres ooit een Zedelyk gedrocht in zyne eenzaame nagten op zyn donsbed bewaakt? Vertrouwde het hem zyne knagende wroegingen? Heeft het hem immer in 't oor geluisterd: ‘alle deeze woeste wilde schandelyke buitenspoorigheden, deeze verbeestende vermaaken, deeze baldaadige slempmaalen leide ik aan, om - my zelf te ontvlugten?’ Hoorde hy immer de helsche gillingen van zyn gefolterd hart, als dat over eene gepleegde snoodheid heenen zweeft? Stel al eens, dat verfoeilyke Booswichten in rust en overvloed ten grave gaan; is dan de magt van den Eeuwigen binnen den kleinen kring van dit sterflyk leven? Of stelt gy hunne vernietiging: waar is uw bewys? Kunt gy dit niet? Wel, wat heb ik dan met uwe droomen te doen? Jambres ‘ontdekt overäl vyanden van ons geluk, onze rust; en echter de algemeene orde wordt bewaard, duurt voort: Hier uit besluit hy, er is een Almagtig Weezen.’ Zo hy zich aan dit besluit houde, moet hy dan niet begrypen, dat alles, wat ons als verwarring voorkomt, ontstaat uit de bekrompenheid van ons gezicht, met betrekking tot het groote geheel? ‘Waar, (vraagt hy, als hy zich by de wanördes bepaalt:) waar blyft nu het geliefde denkbeeld: er is eene Voorzienigheid?’ En, terwyl ik dit gedeelte zyns geschrift overlees, vraag ik: waar zou de vryheid gebleeven zyn der geenen, die zedelyke wanördes aanregten, indien de Voorzienigheid hun zulks belet had? Hoe zou een Socrates ons van zyne liefde voor de deugd hebben kunnen overtuigen, indien hy niet door haare en zyne vyanden ter dood toe vervolgd was? Hoe zouden verdrukte Volken de flaauwe vonk van vryheids-liefde leevendig gehouden hebben, indien zyne Tirannen het eindelyk niet te diep vernederd hadden, om met geduld hun juk nog langer te draagen? Vraag liever, van waar die kragt, die moed, die de lydende deugd staande houdt? Kunt gy iets anders uitdenken, dan het Geloof in eenen God, zo als wy aanbidden? - Of sterven zy, die zich met het onschuldig bloed hunner Mede-Burgers bezoeteld hebben, dan gerust, om dat zy op hunne legersteden sterven? Wat denkt gy, Jambres, zou het huiverend bloedig waaren eens vermoorden Grysaarts; hoewel mooglyk slegts in de verhitte knagende Inbeelding des schuldigen aanweezig; zou eene smartelyke schouderbreuk van een nog veel koelbloediger dwingeland zo gering zyn, dat zy de rust der ziel niet konden verbreeken? Zegt dit vooruitzicht niets: ‘Ik zal wel dra myne strasfe ontfangen van Hem, die de Vorsten afsnyd als druiventrossen?’ Deeze Bybelsche uitdrukking moet gy my ten goeden houden. Gy hebt te veel Historie kennis, dan dat het nodig zyn zoude, hier over iets meer te zeggen. ‘Gy ziet de geslagten der dieren,’De Leezer, die iets meer dan een vermaaklyk uur in de Historie van den Heer Willem Leevend zoekt, gelieve dit geschrift aan de Gravin van B *** niet te leezen, dan met het tweede Deel deezes Werks by zich, op dat hy meermaalen inzie, wat er van Bladzyde 364 tot 370 gezegd wordt. - en gy besluit daar uit: ‘hier is eeuwig verstand.’ Uw besluit is billyk; maar als men eens wel besloten heeft, moeten geene duisterheden ons doen wankelen. Dit stemt men in het gemeen leven ook gaarn toe, ja, daar naar handelt men ook. ‘Gy ziet aan de Kinderagtige trotschheid enz.’ Gy kunt schilderen, Jambres: uw Tafereel van den Oorlog is afgryslyk schoon! De Natuur weent bloedige traanen by zulke Tooneelen. Maar hoe sterk spreeken zy ook van de zorgende bestiering des Almagtigen! Na zulke vreeslyke schokken, die de orde der dingen schynen te verdelgen, herstelt zich echter in weinige jaaren het volmaakt evenwigt; de Harmonie, de betrekkingen gaan voort; geen eene Classe valt weg. Hier zie, hier aanbid ik den Regeerder der Waereld! ‘Zoude ik God niet ontëeren enz.’ Ja, indien gy alles uit dit punt blyft zien; maar zo min de verstandige Deïst, als de kundige Christen, zien, zo als gy dit alles ziet. Moet ik voor u herhaalen, dat onze vryheid zo wel het dierbaarste als geduchtste geschenk is, 't welk onze Schepper ons heeft toebetrouwd? Zy is de grondslag onzer natuur. Een zedelyk redelyk weezen, en geen vryheid, is een harssenschim - eene onmooglykheid. Het gebruik, 't welk wy gemaakt hebben van dat kostelyk geschenk, gemerkt de omstandigheden, waarïn wy ons bevonden, zal ons lot beslissen. Het Godlyk oogmerk blykt dit geweest te zyn. Onder ontelbaare Waerelden, die hy gevormd heeft, en die mooglyk allen van elkander verschillen, eene te scheppen, waar op weezens, zo als wy zyn, wel geplaatst zouden zyn. Op die Waereld bevinden wy ons daadelyk. Weezens, wier volmaaktbaarheid hun rang karakteriseert; vrye Weezens, die zich hier voorbereiden tot de Maatschappy van verheevener schepzelen; Weezens, die door den weg der zelfsverzaaking en kennis, kunnen opklimmen tot eenen hoogeren rang, en door alle eeuwigheid voortgaan van deugd tot deugd, van kennis tot kennis, tot dat zy eindlyk verschynen by God, voor wien de Engelen zelf niet rein bevonden worden. Indien God ons onze Vryheid ontname, dan zoude hy eene Classe van Weezens, en wel geene verachtelyke Classe, vernietigen. Nooit kenden wy dan zedelyk geluk; want daar geene Vryheid is, kan geene zedelyke rechtheid zyn. Moet des de Mensch, als een vrywerkend weezen beschouwd zynde, niet zo wel een vloek als een zegen voor zyne natuurgenooten zyn kunnen? Kan dit wel uitblyven, gemerkt de geschiktheid die wy hebben, om aangedaan te kunnen zyn? Moet zodanig een weezen niet krimpen van smart onder eene zwaare Heelkundige bewerking? Moet hy niet als opgelost worden door zulke genietingen, die voor hem het toppunt van alle verrukkingen bevatten? Of zou het mooglyk zyn, die betrekkingen te vernietigen en den aart onzer gesteldheid te behouden? Maar hoe goed is ook hier weder de hoogste wysheid, als zy onze geduldige onderwerping aan het smartelyke, als zy onze overwinning van zekere voor onze natuur aangenaame behoeftens tot beloonbaare deugden verhoogt; als zy onze welwillendheid ondersteunt door eenen invloed, die ons met eerbied, met verwondering vervult! Vergeet men niet ook al te dikwyls, dat de Oorlog het hoofdvermaak is van geheele strydhaftige Volken? Gaan die des niet gewillig - niet gesticht naar het slagveld? Kennen zy wel grooter heil, dan het hunne rykelyk toe te brengen tot de algemeene slagting: en hoe veele Martelaaren overtroffen de grootste Helden in moed, standvastigheid en geduld! Noem dit alles (want de Godlyke tusschenkomst ontkent gy immers,) noem dit alles - dwepery, styfzinnigheid, woestheid, 't is wel, nochtans bewyst dit, het geen ik wilde bewyzen, en zie hier, wat ik wil bewyzen: ‘De Mensch heeft in zich een ingewikkeld vermogen, 't welk, wanneer het zich ontwikkelen kan, zich tot zulk eene verbaazende hoogte kan verheffen, dat het ons daaden kan doen verrichten, waar voor de bedaarde beschouwer der Menschelyke natuur verstomt.’ Hy heeft geen minder wederstandbiedbaarheid. Hier door vond zich de vindingrykste Wreedaart wel eens vermoeid en te leur gesteld. Heeft de ondervinding niet meermaalen getoond, dat dit vermogen, verhit door dwepery, of door liefde, of opgewonden door schrik of toorn, de tedere, ongespierde ryzige losse Vrouw daaden heeft doen verrichten, waar voor de sterke, de denkende Man niet dan met yzing wordt aangedaan, indien hy deeze hefboomen mist? Er worden somwylen kragten opgeroepen, die, hoewel wy eindig blyven, niet te bereekenen zyn; wier non plus ultra onbekend is. ‘Als ik goede wetten enz.’ Voor ik deeze schynbaare zwaarigheid ga oplossen, zal ik het volgende eerst aanmerken. De wys, waar op gy deeze zwaarigheid aanvoert, schynt niet zeer beslissend te zyn: spreek regt uit Jambres, wenscht gy in de daad overtuigd te worden: ‘dat er een God is?’ En spreekt gy wel ter goeder trouw, als gy beweert, dat het aaklig schildery, 't welk gy van onze Waereld maakt, eene egte navolging haarer waare gesteldheid zy? Ziet het alles, wat ons omringt, zo bar, zo naar, zo doodsch, zo vreeslyk uit? Waarom vergroot gy, en zy, die het met u eens zyn, de Menschelyke elenden toch tot zo eene hoogte? Waarom leert gy, dat de ondeugenden hier altoos gelukkiger zyn, dan de deugdzaamen? De Ondervinding spreekt dit tegen. Overal, waar braafheid en gezond Menschen-verstand heerschen, woont het waare, hoe schaars bekende geluk. Allen hebben wy ons deel in de algemeene ellenden: maar zy, die niet by ervaarnis weet, wat het toch zegt Moeder te zyn van dat beminlyk wichtje, 't welk zy, terwyl het haar aanlacht, beschouwt, beschouwt met oogen dryvende in den wazem der liefde - kan ook nooit de smarten gevoelen, die eene Moeder doorbooren, als die het Kind van haar hart vroeg ziet overgaan tot de zalige gewesten des Lichts en des Vredes. Die geene Vriendin had, zal haaren dood niet betreuren; die geen rykdom bezat, niet door deszelfs verlies in gebrek storten; maar alle Moeders, alle Vriendinnen, alle ryken kunnen in de betrekkingen, waar in zy staan, zeer ellendig worden. Wat bewyst dit nu tegen de wysheid, de goedheid, de magt van dien God, die alles geschapen heeft, en tot de beste oogmerken bestiert? Gy zegt dan: ‘als ik goede wetten zie enz.’ Dit verzeekert my, dat gy waarlyk dat geen gezien hebt, 't welk ter uwer overtuiging noodig is, namentlyk geloof in de byzondere Voorzienigheid. Het bewyst des, dat de Mensch in staat is om goede wetten te geeven, en zelf op te volgen; dat er des goede Vorsten en braave Onderdaanen zyn kunnen; dat de Mensch gevolglyk het geluk der samenleeving kan uitbreiden, ja bevestigen en handhaaven; dat hy zelf de Kunsten en Weetenschappen kan doen bloeijen. Wat ontbreekt er des, om naar uw eigen eisch te kunnen gelooven in die Voorzienigheid; om eene bevredigde ziel te bezitten; om vertrouwen, - om dankbaarheid in uw hart te laaten glyden? - Wat wilt gy dan eigenlyk? Wilt gy, dat de Mensch niets zy dan een Werktuig? Waar bleef zyne vryheid? Waar zyne deugd? Kon hy dan wel eens een plaats beslaan in dien rang, waarïn wy hem hier vinden? Een voorbeeld: Gy hebt een Vriend, dien gaaft gy en geleegenheid en middelen, om een voordeelig bestaan te hebben; maar hy misbruikt uwe giften, hy verzuimt de geleegenheden, hy maakt zich en anderen ongelukkig; zal het u nu wel billyk toeschynen, indien men zegt: ‘Wanneer die Vriend van Jambres ryk en gelukkig is, dan zullen wy gelooven, dat hy hem heeft wel gedaan, dat hy waarlyk zyn Vriend is; dan zullen wy hem met achting, met geneegenheid beschouwen; dan zullen wy ons vertrouwen op hem vestigen.’ En wat zoud gy antwoorden? ‘Heb ik hem niet in staat gesteld, om ryk en gelukkig te worden? Komt zyne ondankbaarheid, zyne dwaasheid voor myne rekening?’ Wie zyt gy nu, die van uwen Maaker rekenschap afëischt wegen het misbruik, 't welk zyne begenadigde Schepzelen van zyne goedheid maaken. Het geen gy over de saisoenen en luchtstreeken zegt, verdient waarlyk geene wederlegging; uwe eige Natuur kennis zal u meer hier over kunnen zeggen, dan ik in staat ben hier neder te zetten. ‘Als ik, zegt gy, in de Natuur alles bar en akelig zie, enz.’ Hier gebruikt gy weder eene van die ontrouwe streeken, waar van gy, en de uwen, u zo dikwyls bedienen, en van zo veel gewichts schynen by elk, die zich veel laat voorstaan op den Godsdienst van een eerlyk Man. - Die streek, namenlyk, van alle de rampen, die er gebeurd zyn, alle gruweldaaden, die er gepleegd zyn, geduurende alle de verloopene Eeuwen der Waereld, by en op een te hoopen; en die zo voor te stellen, als of zy door alle Menschen, op alle plaatzen, geleeden en gepleegd waren. Dit zeker is iets, 't welk nooit geschied is; en dat weet gy zo wel als ik. ‘Als ik Grysaarts en Kinderen, enz.’ Zyt gy waarlyk een Menschen-Vriend, en kunt gy den Mensch zulk eenen blaam aanvryven; kunt gy uwe Natuurgenooten dus lasteren? Zoude men niet byna vermoeden, dat gy onder monsters uw verblyf hield. Waar zyn die Grysaarts, die Kinderen, die Weduwen, die geenen Beschermerhebben? Moet gy niet tot eer der Menschheid belyden, dat ook de meest driftelooze, de ongevoeligste, ja verhardste uit ons, het naauwlyks ooit zo verre kan brengen, dat hy aan zulke verlaatenen hulp weigert? Is de Boosdoender wel altoos in staat, om zo snood te zyn, als hy had voorgenoomen te zyn? Kent gy inzonderheid ons bermhartig Vaderland zo weinig, dat gy niets weet van haare zorgvuldigheid, die in zo veele treffelyke Godshuizen voor Weduwen, voor Weezen, voor Grysaarts waakt. Wel! schuw vry de Menschen, die gy dus hoont! gy zyt hun byzyn onwaardig. Alle Ryken zyn niet wreed en dartel. Hunne ligtzinnigheid heeft daar wel eens een zweem van, maar hunne harten zyn niet altoos onbereekend voor een stil medegevoel. Dit getuigenis geef ik hun; en gy zult my niet verdenken, dat ik ooit myne ziel door vleijery ontëerd heb. Hoe zelden heeft de nyvere Werkman geen werk, en hoe zelden is hy van het noodige verstooken Vooräl, indien eene braave Moeder voor haar en haare onnoozele Kinderen, is het dan al niet het medelyden, ten minste de schaamte opwekt! De Eerzucht geeft immers dikwyls daar, daar de nauwhartigheid de hand toesluit. - De opmerkende Mensch ziet ook wysheid en goedheid daarïn, dat het lot der ongelukkigen niet geheel der redeneerende deugd is aanbetrouwd, maar dat trotschheid, waan, hartstochtelyke goedheid, t'saamen komen, om wel te doen; vooräl indien de schaamte ook haare stem geeft. Hoe veele Huisgezinnen zyn aan de roemzucht haare herstelling verpligt. Hoe menig een wildzang heeft er een beklemd hart verkwikt! De onschuld wordt gelasterd, maar zou de deugd ongelukkig worden, om dat zy door onwettige en onmagtige Rechters veröordeeld is tot hoon en onrechtvaerdigheid? Alle uwe bezwaaren zyn, wel beschouwd, van geen meer gewichts, dan die, die ik heb weggenomen. - Nog een woord over uw gezegde: ‘Wanörde en ellende stooten de denkbeelden van eenen God uit uwen geest.’ Dit doen zy ook by alle denkende Menschen; of liever, dit zouden zy doen, indien deeze wanörde het werk ware van den Schepper: maar, nu het kwaad uit den Mensch is, nu het vrywerkend Weezen dwaas genoeg is, om de orde der Natuur te verwrikken; nu alle ellenden, die geen overweegend goed voortbrengen, het werk is van zonde en dwaling, nu blyst het Geloof in God by my onbeweegbaar, en myn hart vindt rust in de overtuiging, dat de Voorzienigheid alles bestiert. Ware het Geval myn God, dan zeker zou het geen ik Godsdienst noemde, slegts bestaan in eenige rillingen van vrees voor een onbekende Magt, en ik zoude waarlyk de ongelukkigste aller Schepzelen zyn. Twyfelen is voor een Mensch, die denkt, die gaarn dóór denkt, een ondraaglyke staat; de daadelyke ondervinding van een tegenwoordig kwaad foltert een werkzaamen geest minder, dan die naare onzeekerheid. ‘Wat, vraagt gy, geeft my de ydele hoop? wat geeft my het blind Geloof?’ - Maar ik vraag u, speelt gy hier niet met woorden? Is er, kan er ooit een blind Geloof zyn? Maar daar is een Geloof, dat op toereikende waarschynlykheden steunt; en maar zo veel van verzekering verscheelt, als het verhaal van een geloofbaar Man verscheelt van eigen ondervinding. - Evenëens is het met de hoop: zo dra ik weet, dat zy op onvaste - op bedrieglyke gronden rust, houd ik niet meer aan haar vast. Hy, die hoopt, meent altoos eenigen grond te hebben, waaröp hy bouwt; en in zo verre beweer ik, dat de hoop ons al het voordeel van een gelukkig voorüitzicht geeft, en dus een Bron wordt van duizend genoegens; ook dan, wanneer wy niet daadlyk zeer gelukkig zyn. En gy, Jambres, vind immers zelf al het lasti-ge, al het verdrietige van de onzeekerheid omtrent zaaken, waar by de Mensch een allergrootst belang moet hebben, rykelyk opgewogen door de bewustheid, dat gy de echo des Volks niet zyt; door de overtuiging, dat gy in u zelf een vermogen bezit, 't welk u van het onbedagte graauw verwydert. Waant gy nu echter, dat gy uit hoofde uwer twyfeling zo zeer verheeven zyt boven andren; dat gy alleen uwe vryheid kent en behoud? ô Dan denkt gy zeer verkeerd. - Is het woord blindeling niet zeer kwalyk geplaatst, als men van verkiezen of verwerpen spreekt? Of maakt de twyflary u niet veel meer blind, en dus buiten staat om te kiezen of te verwerpen? ‘Geen Systéma, alles is onzeeker.’ - Hoe vreemd klinken deeze woorden in den mond van eenen Twyfelaar! Wat grond heeft hy, om ooit beslissend te spreeken? Zeg my ter goeder trouw, geeft dit onzeekere, dit niet strikt betoogbaare in den Godsdienst (want voor zo verre is het alleen waar, dat alles onzeeker is in den Godsdienst,) ons de vryheid, om alle geloof aan hoogstwaarschynelyke waarheden voor dwaasheid uittekryten? Kunt gy wiskundige betoogingen eischen, daar het onderwerp niet onder de bewerking der Wiskunde vallen kan? Kunt gy meer verzeekering eischen, dan waar voor gy vatbaarheid genoeg bezit? Kunnen uwe lichaamlyke oogen den Eeuwigen Geest zien? Kan uw beperkt gezicht den Onëindigen schakel van oorzaaken en gevolgen afzien? Kunt gy met uw eindig verstand den Onëindigen bevatten? Kunt gy wel in waarheid zeggen, dat de zwaarigheden voor de waarheden van den Godsdienst zo groot zyn, als die tegen dezelve worden ingebragt? Is de Godsdienst van Abraham en die van den Materialist even ongerymd? Die van Jezus als die van Mahomet? Waarom neemt gy dan den best beweezenen niet aan? Geen Systéma; gevolglyk ook niet het Euangelische? Gy verleedigt u echter, om ons uwe gedagten daar over te zeggen. Alle Christenen, zegt gy, (gy meent zeker alle Protestantsche Chrisnen) zyn het daarïn eens, dat eene Leer, die van God komt, eene Leer, die Wetten en Voorschriften behelst, wier verzuim of betrachting voor ons eeuwige gevolgen hebben, zo klaar moet zyn, dat ook de allerëenvoudigste die kan aanneemen, gevolglyk verstaan. Niets is waaragtiger; mids dat men eene zuivere liefde hebbe voor de waarheid, en niet verblind worde door zondige vooroordeelen, door laakbaare driften. Eene Openbaaring, die ons onze vryheid bename, is eene tegenstrydigheid, en zoude zeker niet kunnen komen van dien God, die ons zo gevormd heeft, als wy oorspronkelyk zyn. In eene Godlyke Openbaaring moeten geene dubbelzinnigheden weezen: dit is ook billyk; maar in een eenvoudig voorstel zonder dubbelzinnigheden kan het dwaas hoogmoedig vernuft wel dubbelzinnigheden vinden; ook daar waare eenvoudigheid en denkend verstand niets dergelyks ontdekken. Het verachten, het verdraaijend vervalschen van deeze Openbaaring pleit reeds zeer sterk by den Menschen - kenner voor haare eenvoudigheid. In den Godsdienst van Jezus is te weinig van dat geen, welker kennis een bespiegelend Wysgeer tot een wonder van zyne eeuw maakt, om hem dien te doen aanneemen. Deszelfs uitlegging is voor den geld en heerschzuchtigen te gemaklyk, om daar door zynen roem en gezag by het volk te handhaven. Hy brengt er des verborgenheden in; op dat hy by het Volk als een uitlegger van verborgenheden gehouden worde, en alle zulke voorrechten geniete, als deeze meerderheid medebrengt. - ‘Maar indien de Christelyke Openbaaring zó klaar is enz.’ Ik weet, wat gy bedoelt. Maar, hoe duidelyk zy ook voor het eerlyk, het waarheidlievend hart zy, zo volgt daar uit niet, dat het onderzoek geene leiding, geene hulp vordert. En wat onbillykheid ligt er toch, dat zy, die zich voorbereid en heilig verbonden hebben, om zulken voor al, die weinig tyd, gelegenheid of zielsvermogens hebben, dat onderzoek gemaklyk te maaken, en de groote pligten gemoedelyk te herinneren, daar voor uit 's Lands schatkist betaald wor-den? Is het zo oneigen, dat Lieden, die zulke in waarheid veel beduidende ampten bekleeden, geen tyd overig hebben om te zorgen voor hunne meer tydelyke belangen. Of redeneert gy zo slegt, dat gy uit de misbruiken de gebruiken beoordeelt? Is de Natuurlyke zedenleer óók niet zeer eenvoudig, en heeft het gros der Menschen evenwel niet noodig, dat men die geduurig verklaart, aandringt, en onder de bevalligste bekleedzels voorstelt? Ik beken, dat zedert men verborgenheden verzonnen heeft, het ook noodzaaklyk is, dat men die uitlegge: immers, zulks voorwende; iets dat in deezen opzichte zo al taamlyk het zelfde is. Doch wat heeft de Christelyke Godsdienst hier mede te maaken? Is het wel te ontkennen, dat wy allen pligtsherinneringen noodig hebben? En wel dies te meer, naar gelang wy in afleidingen, in beslommeringen, en in verzoekingen leeven. Hoe zelden zouden evenwel zy, die zulks meest behoeven, die gelegenheden waarneemen, indien men geen uiterlyken eerdienst had voorgesteld, en zekere dagen en uuren had afgezonderd, om aan zulk een goed, zulk een waardig oogmerk te voldoen. Welk verstandig kundig Christen zoude ook niet zich by die vergaderden voegen, indien men daar woorden hoort van gezond verstand en Euangelische zedenleer. Er zyn, 't is waar, in het Nieuwe Testament, eenige duistere plaatzen. Dit neemt niet weg, dat daaröm de Leer der zaligheid duister zyn zoude. Behooren ook alle deeze plaatzen wel oorsprongelyk tot die Leer, die Jezus heeft verkondigd? Heeft ieder Christen ook in 't byzonder iets te doen met dat voor hem onverstaanbaare? Kunnen wy, op zo eenen afstand van tyd en plaats, en in zo geheel andere omstandigheden, wel by mooglykheid alles, 't welk toen zeer verstaanbaar was, doorzien? Of blyven er in de ongewyde schriften niet even de zelfde onverstaanbaarheden, die de geleerdste oordeelkundige niet kan oplossen. Spreeken de Godgeleerden in hunne commentarien elkander (en zich zelf) duizendmaal tegen; wel, wie vergt aan eenen waarheid zoekenden Christen, die immer in te zien? Of zou de Apostel van deeze Boeken gesproken hebben, toen hy zeide: onderzoek de Schriften? Als men de denkwys van dien grooten Man kent, kan men wel gerust zyn, dat hy er geene aanpryzende Voorrede voor zoude geschreeven hebben. ‘Eenige deezer Mannen enz.’ Zy behoeven den natuurlyken Godsdienst niet in de Openbaaring te voegen; zy wordt daar oorsprongelyk in gevonden. Nooit wederspreekt hem de Christelyke; hy verhoogt alleen den natuurlyken Godsdienst; hy zuivert, verheldert en versterkt onze rede, en aan die verbeterde rede stelt hy grootere en meerdere waarheden voor. ‘Anderen prediken ons de Leer van Jezus, maar beweeren enz.’ Gelooft gy, Jambres, gelooft gy waarlyk, dat zy, die beweeren, dat onze Rede de Leer van Jezus niet bevatten kan, niets dan de Leer van Jezus prediken? Dit zult gy zelf niet eens willen toestaan. Zyn de Mathematische weetenschappen voor u onbevatlyk, lastig, duister, om dat veelen, die haar niet kennen, beweeren, dat zy dor, droog en verveelend zyn? En indien deeze anderen de Leer van Jezus minder prediken, dan wel hunne eigen schoolsche begrippen, wat gaat dit ons aan? ‘Denk niet, dat ik den Christelyken Godsdienst veracht enz.’ Nu wordt de Man, die oorspronkelyk zyn wil, een Echo van Rousseau! Dikwyls heeft hy dit gezegd; en dit is u zo wel als my bekend. Op alles, wat gy van het karaktermatige dier Leer en deszelfs Grondlegger zegt, zegt myn hart met blyde ontroering amen. Wie dan de overtuigde Christen kan dit zeggen? Maar hy, die een toekoomen levend, eene Voorzienigheid, eenen God ontkent; die met alle betrekkingen tusschen eenen God en zyne redelyke schepzelen spot; kan zeker niet meenen het geen hy zegt, wanneer hy zich met de woorden van Rousseau uitdrukt. Hy moet veel eer den heiligen Jezus houden voor een dweeper, en zyne Leer voor een uitzinnig Systema, zo slegt samenhangend, als geheel onbruikbaar in de Menschelyke Maatschappyen. Wat zegt gy, Jambres, hapert het hier ook? Is het karakter des Godlyken Instellers maar niet voor zo verre schoon, als het rechtvaardig en weldaadig is? Zyn de lessen, die Hy gaf, maar voor zo verre heilig, als zy het geluk der Menschen bedoelen? Is zyn voorbeeldig leven alleen maar voor zo verre navolgenswaardig, als het edelmoedig en grootmoedig is? Is uw eerbied, uwe liefde, wel zo sterk, wanneer Hy zelfverzaaking predikt, en niet zo zeer het tydelyk geluk van den dierlyken Mensch in het oog heeft? Als Hy ons ook zulke daaden, ja eerste goedgekeurde gedagten verbied, die tegen een heilig leven stryden, ofschoon zy ons de achting der Waereld niet ontneemen? Is niet alles, wat deezen stempel draagt, by u geplaatst onder het zwakke, het bygeloovige; en als Hy, die deeze wetten zelf betrachtte, u dus werkzaam voorkomt, dan kunt gy waarlyk geen grooten eerbied hebben voor een Man, dien gy buiten dit met hoogachting beschouwt. Uwe uitroeping: ô Dieptens! Wat al heerlyks! Wat al zwaks! wat al onredelyks! wat al bygeloovigs, is niets dan eene - uitroeping. Dan, iemand, die reeds zo overhoop ligt met den natuurlyken Godsdienst, die daar zo veele dieptens vindt, kan echter niet anders dan dus uitroepen; maar voor hem, die gelooft, dat hy eeuwig zal leven, 't zy dan dat zyne ziel stoffelyk of onstoffelyk is, zal niet ons geheel hart, na een bedaard ernstig en diep onderzoek, zeggen moeten: De Leere van Jezus is van God. Voor ik dit geschrift sluite, zal ik er het volgen de nog byvoegen.   Laat, myne edele Vriendin, de eerlyke, verstandige, de met deugd bevriende Deïst, die den God der Christenen aanbid, my één zwakke, onredelyke, bygeloovige Les in het voorbeeldig loeven en de heilige zedekunde van Jezus aanwyzen, één dwaas, strydig, bygeloovig Leerstuk in het oorsprongelyk Systéma aanwyzen, en ik zal geen Christen meer zyn. Maar nu Christus en zyne Apostelen, voor my, met opzicht tot myn geloof, wandel, en verwagting, niets gesproken hebben dan gezond verstand, en my langs den weg der deugd geweezen naar de eeuwige Gelukzaligheid; nu de navolging van hun voorbeeld my tot een goed Mensch, een goed Burger, en een waardig inwooner des Hemels maakt; nu het Geloof myne natuur verhoogt, myn weezen uitbreid, en leert hoopen op de vervulling van hier nooit te stillene wenschen; nu zeg ik: deeze Leer is niet uit de Menschen, maar uit God.   Einde van het Agtste en laatste Deel.
wolf016will08_01_32_0
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 1 }
B. Buurman maakt klaar jou wagen. 8
wond004nieu01_01_42_0
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 2 }
D. De Winter gaat nu weder stryken. 24 Den dageraad gaat weg. 28
wond004nieu01_01_42_1
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 3 }
E. Eerst moet den Landman zaaijen. 21 Een Jongman had een Lief. 35 Ei kom lustig laat ons zingen. 46
wond004nieu01_01_42_2
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 4 }
H. Het is nu in het Meifaizoen. 50 Hier zit ik in de groene weide. 73 Het is een Zeeuwsche Boere Knecht. 76
wond004nieu01_01_42_3
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 5 }
I. Ik heb myn hart en zin gesteld. 14 Ik zou eens ryden. 31 Ik groet u Engelin. 38 Ik wil u gestadig roemen. 45 Ik ontwaakte in den Morgenstond. 48 In de zoete maand van Mei. 52
wond004nieu01_01_42_4
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 6 }
K. Kom laaten wy den Schepper looven. 33 Kom laat ons lustig zingen. 43 Kom myn waarde. 61 Kwelt my niet meer myn gedachten. 63 Kom hier die na het Huwelyk staan. 68
wond004nieu01_01_42_5
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 7 }
L. Laast begaf ik my. 11 Laast hoorde ik een Meisje klaagen. 19 Laast leide ik myn hoofd te bed. 42 Laast ging ik eens naar de Meid. 58 Laast wandelde ik in een Hof plaizant. 71 Laast ging ik den Morgenstond. 74
wond004nieu01_01_42_6
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 8 }
N. Nu gaan ik alweder minnen, 37 Nu kryg ik lust tot dichten. 7 Nu myn Baas ik wil gaan zingen. 17
wond004nieu01_01_42_7
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 9 }
O. Ons Zeeland is een Pronkjuweel. 64
wond004nieu01_01_42_8
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 10 }
S. Schoon edele Maagd. 13 Schoon edele Maagd ik kom u vreyen. 53
wond004nieu01_01_42_9
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 11 }
T. Tabak, ô edel kruid. 23 Toen de Zon aan den Hemel rees. 55
wond004nieu01_01_42_10
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 12 }
V. Vrienden luistert naar dit Lied. 29
wond004nieu01_01_42_11
{ "ti_id": "wond004nieu01", "titel": "De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd", "vols": "", "jaar": "1802", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "394956990", "bibliotheek": "leide001univ01", "categorie": 3, "_jaar": 1802, "pers_id": "wond004", "voornaam": "Jan Gerritse", "voorvoegsel": "", "achternaam": "Wondergem", "jaar_geboren": "", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/wond004nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wond004nieu01", "maand": "2014_02 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-01-27T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de 1ste druk van De nieuwe Walcherse ploeg, opgestelt door een Zeeuwsche boere knecht, tot vermaak der jeugd van Jan Gerritse Wondergem in de eerste druk uit 1802.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 13 }
W. Wanneer men koolzaat op de zeile. 15 Wat hoord men hedendaags een klagt. 40 Wel wat loopt gy naar het Meisje. 59 EINDE.
wond004nieu01_01_42_12
{ "ti_id": "woor003eere01", "titel": "Eere-zang van de vruchtdragende oranjeboom", "vols": "", "jaar": "ca. 1810", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1810, "pers_id": "woor003", "voornaam": "Dirk", "voorvoegsel": "ter", "achternaam": "Woort", "jaar_geboren": "1787", "jaar_overlijden": "1867", "geb_datum": "28 oktober", "overl_datum": "8 april", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/woor003eere01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=woor003eere01", "maand": "", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2010-05-21T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Eere-zang van de vruchtdragende oranjeboom van Dirk ter Woort uit ca. 1810.", "language": "nl", "chapter": 1, "section": 1 }
Eere-zang, Van de vruchtdragende Oranjeboom. Wys: Van de Lente. De Oranjeboom gaf ons Vaderland Helden, Laat ons dan den lof van Oranje vermelden, Oranje moet eeuwig in 't hart van ons blyven, Daar wy weer de daden van Willem beschryven 2. 't Was Willem den Eerste! door liefde gedreven, Hy liet voor ons Land, als Vader, zyn leven, Toen zag men zyn Kinderen, in vroeg're tyden Van 't Spaansche gebied heel spoedig bevryden. 3. Hoe men hem verradelings ook heeft doorschoten, De Oranjeboom bloeide, en gaf ons toch Loten, Prins Maurits, de Veldheer! door Godsvrucht verheven: Die zag men op 't spoor van zyn Vader doch streven. 4. Prins Willem de Tweede, liet Heldenmoed blyken, De Franschen die moesten voor ons toe bezwyken, Hy veste de Vryheid in Nederlands Staaten, De Vyand die moest toen ons Land ook verlaten. 5. Prins Willem de Derde, deed de welvaard vergrooten, De Engelschen waren toen ook Bondgenoten; En hy als hun Koning, moest Koophandel bloeijen, Den roem en de luister van Nederland groeijen. 6. Prins Willem de Vierde, deed 't Land meê bevryden Van de Franschen die toen onze Grenzen bestryden; Hy ook aan het Huis van Brittanje verbonden, Werd de zegen van God, door dien Held ons gezonden. 7. Prins Willem de Vyfde, dien wy nog betreuron, Zag in ons Land, doch veel onheil gebeuren; Zyn Godsvrucht en Deugd, streefde alles te boven, Zyn Ziel leeft, om God voor eeuwig te loven. 8. Maar nu mag de Boom van Oranje weer bloeijen, En tranen van vreugd, onze wangen besproeijen; Wy zagen Oranje, in 't Land wederkeeren, En Willem de Zesde, als Vorst nu verëeren. 9. Met zulk een Vorst, zal weêr alles herleven, Geen Vreemdeling zal onze Vryheid doen beven, Geen Franschman zal ooit ons Erfdeel weer naderen, In Oranje doch leeft het bloed zyner Vaderen. 10. De Oranjeboom, toont ons doch waardige Spruiten! Die stryden voor 't Land, zo binnen als buiten, Twee Zoons! by wien reeds de Heldenmoed wonen, En die men met roem en eer ziet bekroonen. 11. Juicht Nederlands Volk, Oranje is boven! De Fransche Tirannen, ziet gy nu verstoven; Nu zal ook den Koopman, op nieuw weêr herleven, De Zeevaart aan 't Land, hare Schatten weêrgeven. 12. Nu ziet onze Macht, onwrikbaar zich sterken, Vyf Vorsten, voor 't dierbaar Oranje-Huis werken, En Engeland reikt ons weer broederlyk de handen, Zoo ziet men de welvaart in de Nederlanden. 13. Gaat heenen myn Vorst! uw Erfgrond betreden! Uw Stam die bloei eeuwig; van God afgebeden! Zoo ziet men de hand van Engeland toeryken, De liefde voor 't Huis van Oranje weêr blyken. 14. En Rusland en Pruissen en Oostenryk zweeren, Geen Franschman zal ooit in ons Land weêr regeeren, Geen Dwingeland zal immer de wetten hier stellen, Wy zullen verëenigd, zyn grootheid neêrvellen. 15. Het Heldenvuur laat zich op nieuw weder blyken, Zoo zal Oranje doch nimmer bezwyken De Generaals tot den Stryd toe gedreven, Die zweeren voor Oranje, hun bloed en hun leven. 16. Geluk Landgenoten! wil vrolyk nu juichen; De boel van de Keizer, leid heelemaal in duigen, Uw vreugde doordringen, dat alles verdooven, Viva onze Vorst! Oranje is boven!
woor003eere01_01_0_0
{ "ti_id": "woor003gruw01", "titel": "Gruwel moord, gepleegd door zekeren, Basurini", "vols": "", "jaar": "ca. 1834", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1834, "pers_id": "woor003", "voornaam": "Dirk", "voorvoegsel": "ter", "achternaam": "Woort", "jaar_geboren": "1787", "jaar_overlijden": "1867", "geb_datum": "28 oktober", "overl_datum": "8 april", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/woor003gruw01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=woor003gruw01", "maand": "", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2010-05-21T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Gruwel moord, gepleegd door zekeren, Basurini van Dirk ter Woort uit ca. 1834.", "language": "nl", "chapter": 1, "section": 1 }
Volgens het Handelblad van 30 Juny 1834. Gruwel moord, gepleegd door zekeren, Basurini. Uit Novato, provincie Brescia. Gehuwd den 1sten November 1812, in welk Huwelyk hy 12 Kinderen verwekt, en Vermoord heeft. Deze Kindertjes Stierven altoos als de Vader met hen alleen te Huis was, en zorgde dan voor de Doodkisjes en Begravenis, zoodat de Moeder nooit zag waaraan haar Kindertjes Stierven, en alles is met het 12de Kind uitgekomen, hetwelk 22 Jaar is verborgen gebleven. Hy is ter Dood gebragt op den 24sten Mei 1834. Op eene bekende wys. Ja eindelyk brak den Morgen aan, Dat Basurinis Eveldaaden. Een einde moesten ondergaan Zyn Misdaad heeft hem zelfs verraden, Hoord, Menschen hoord, naar dit geval, Waar de Couranten ons van melden, Van een Twaalf Kinderen tal, Dien hy door Moord wist neer te vellen' In Tweeëntwintig Jaren tyd, Dien hy volbragt in 't Echte leven, Had hy tot Moeders smart en gruwel nyd, Wie moet niet yzen, hier van beven? Slechts by 't ontluiken hunner Jeugd, Zyn Kinderen in 't geheim Verworgen, De smart vervong des Moeders vreugd, Doch zy dagt, zy zyn Gestorven. Een ieder hield al nu een wakend oog, Wyl er vele vreemde blyke droeken, Een ieder Mensch tot dit bewoog, Dit vreemde voorval te onderzoeken, De Vierde van Novembers Dag, Die het geheim deed ontdekken, Waarin men nu voor ogen zag, Het tot een vast bewys kon strekken. De Vrouw beviel van 't laatste Kind, En hy scheen ook verheugd te wezen, Ik hoop dat gy Vrouw toch niet ondervind Men spoedig voor de Dood hoeft te vrezen Zoo sprak zy, och dat dit genot, Ons van den Hemel wordt gegeven, Dat wy dat droevig deerend lot, Toch nimmer meer beleven. Maar uit het Kraambed schier verlost, Moet zy weer als voorheen gaan werken Om in eere steeds haar kost, Te winnen wilt opmerken, De tyd van Zevenen een Feest-Dag, Moet zy dan gaan schoonmaken, Haar Huisheers Kamer, die haar wacht, En op de komst van haar blyst waken. Zy laaft nog eens het teder wicht, Zorgt voor het nog onschuldig leven, Wyl zy het aan haar Boesem licht, En aan haar Man weder te geven, Zy kust het, zegt legt het ter rust. Ik gaan nu aan myn werk verrigten, Daar zy het nog eens teder kust, Ach Man voldoen ook uwe pligten. Maar naauw'lyks is zy weg gegaan, Wie moet niet yzen hier van beven, Of hy hervat ook weer zyn Euveldaan, Beroofd het Twaalfde van 't leven, Ligt het op een weinig stroo ter neer, Gaat in de Tuin weer aan 't werken, Bleef koel zoo als hy was voor heen, Men kon niets aan hem bemerken. De Vrouw gaat weder naar haar Huis, Veelt haar door voorgevoel gedrongen, O Hemel! welk een gezigt een kruis, Daar ligt haar Kind ook Dood gedrongen Zy gilt Thomas! Thomas Buurman ziet, Hy ylt ter hulp, zy valt ter neder, Ach Hemel! aen wie yst hier niet, Ziet men dit Kind zoo alweder. Basurini komt de deur van achteren in, En bleef koeloloedig het bekyken, Ging naar het Lyk met stille zin, Zonder dat men hem zag wyken, Hy neemt de maat van het wicht, Om een Kisje te laten maken, Doch naauw'lyks had hy dit verricht, Of ging zich zingend weer vermaken, Hy geeft aan deze Timmerman, Spykers en eenige oude Planken, Zie maakt hier een Kisje van, Als gy kunt, ik zal uw danken, De Buurman gaat naar het Gerecht, Sprak Heeren spoed uw, wilt aanhooren, Denk op 't geen dat is gezegt, Basurinis Kind is weer verlooren. De Rechters en ook een Chirurgyn, Komen het Lykje visenteeren, Het is Vermoord 't kan niet anders zyn, Basurine moet gy Aresteeren, Hy wordt Geboeijend weggebragt, Om voor de Rechtbank te verscheinen, Een ieder hield hem nu verdacht, In 't Moorden van al de zynen. Hy beleed dan ook de laatste Moord, Maar de andere steeds ontkende, De Rechter sprak het is het Koord, Waardoor gy Sterven moet wilt u wenden Naar God! aanbid hem voor u Ziel, Op dat hy 't u Vaderlyk vergeven, Denk hoe diep gy nederviel, Spoed u naar een beter leven. De Priester sprak hem Biddend aan, Zegt Mensch wilt u Bekeeren, Denk om u snoden Gruweldaân, Ach wilt voor God u toch verneeren, Zyn Vrouw, een ieder bid voor hem, Doch onbewegelyk waren zyn traanen, Geen Priesters woord, geen Vrouwe stem, Konde hier geen Bekentenis baaren, Het uur dat slaat, de tyd is daar, Om zyn Vonnis te doen volbrengen, De Priester sprak ziet het gevaar, Wilt u straf niet meer verlengen, De Doods angst kwam, 't laatste woord, God wilt my 't toch vergeven, Ik heb de Twaalf tal Vermoord, Beroofd van 't noch Jeugdig leven. Daar ziet men de g[...]orste Moordenaar, Waarvan Geschiedenissen tuigen, In 't uiterste van het Doodsgevaar, Zich voor de Leeraar buigen, Ach Vaders ach! en Moeders teer, Laat dit bewys u toch eens leeren, Dat nooit geen Misdaad straffe keer, Maar 't Gruwel zich eenmaal verneeren. Wordt Gezongen en Verkocht door DIRK Ter WOORD. Te Amsterdam, by J. WENDEL en ZOON Boekdrukkers, op de Anjeliersgragt.
woor003gruw01_01_0_0
{ "ti_id": "woor003gruw01", "titel": "Gruwel moord, gepleegd door zekeren, Basurini", "vols": "", "jaar": "ca. 1834", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1834, "pers_id": "woor003", "voornaam": "Dirk", "voorvoegsel": "ter", "achternaam": "Woort", "jaar_geboren": "1787", "jaar_overlijden": "1867", "geb_datum": "28 oktober", "overl_datum": "8 april", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/woor003gruw01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=woor003gruw01", "maand": "", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2010-05-21T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Gruwel moord, gepleegd door zekeren, Basurini van Dirk ter Woort uit ca. 1834.", "language": "nl", "chapter": 1, "section": 2 }
Op eene bekende wys. Ja eindelyk brak den Morgen aan, Dat Basurinis Eveldaaden. Een einde moesten ondergaan Zyn Misdaad heeft hem zelfs verraden, Hoord, Menschen hoord, naar dit geval, Waar de Couranten ons van melden, Van een Twaalf Kinderen tal, Dien hy door Moord wist neer te vellen' In Tweeëntwintig Jaren tyd, Dien hy volbragt in 't Echte leven, Had hy tot Moeders smart en gruwel nyd, Wie moet niet yzen, hier van beven? Slechts by 't ontluiken hunner Jeugd, Zyn Kinderen in 't geheim Verworgen, De smart vervong des Moeders vreugd, Doch zy dagt, zy zyn Gestorven. Een ieder hield al nu een wakend oog, Wyl er vele vreemde blyke droeken, Een ieder Mensch tot dit bewoog, Dit vreemde voorval te onderzoeken, De Vierde van Novembers Dag, Die het geheim deed ontdekken, Waarin men nu voor ogen zag, Het tot een vast bewys kon strekken. De Vrouw beviel van 't laatste Kind, En hy scheen ook verheugd te wezen, Ik hoop dat gy Vrouw toch niet ondervind Men spoedig voor de Dood hoeft te vrezen Zoo sprak zy, och dat dit genot, Ons van den Hemel wordt gegeven, Dat wy dat droevig deerend lot, Toch nimmer meer beleven. Maar uit het Kraambed schier verlost, Moet zy weer als voorheen gaan werken Om in eere steeds haar kost, Te winnen wilt opmerken, De tyd van Zevenen een Feest-Dag, Moet zy dan gaan schoonmaken, Haar Huisheers Kamer, die haar wacht, En op de komst van haar blyst waken. Zy laaft nog eens het teder wicht, Zorgt voor het nog onschuldig leven, Wyl zy het aan haar Boesem licht, En aan haar Man weder te geven, Zy kust het, zegt legt het ter rust. Ik gaan nu aan myn werk verrigten, Daar zy het nog eens teder kust, Ach Man voldoen ook uwe pligten. Maar naauw'lyks is zy weg gegaan, Wie moet niet yzen hier van beven, Of hy hervat ook weer zyn Euveldaan, Beroofd het Twaalfde van 't leven, Ligt het op een weinig stroo ter neer, Gaat in de Tuin weer aan 't werken, Bleef koel zoo als hy was voor heen, Men kon niets aan hem bemerken. De Vrouw gaat weder naar haar Huis, Veelt haar door voorgevoel gedrongen, O Hemel! welk een gezigt een kruis, Daar ligt haar Kind ook Dood gedrongen Zy gilt Thomas! Thomas Buurman ziet, Hy ylt ter hulp, zy valt ter neder, Ach Hemel! aen wie yst hier niet, Ziet men dit Kind zoo alweder. Basurini komt de deur van achteren in, En bleef koeloloedig het bekyken, Ging naar het Lyk met stille zin, Zonder dat men hem zag wyken, Hy neemt de maat van het wicht, Om een Kisje te laten maken, Doch naauw'lyks had hy dit verricht, Of ging zich zingend weer vermaken, Hy geeft aan deze Timmerman, Spykers en eenige oude Planken, Zie maakt hier een Kisje van, Als gy kunt, ik zal uw danken, De Buurman gaat naar het Gerecht, Sprak Heeren spoed uw, wilt aanhooren, Denk op 't geen dat is gezegt, Basurinis Kind is weer verlooren. De Rechters en ook een Chirurgyn, Komen het Lykje visenteeren, Het is Vermoord 't kan niet anders zyn, Basurine moet gy Aresteeren, Hy wordt Geboeijend weggebragt, Om voor de Rechtbank te verscheinen, Een ieder hield hem nu verdacht, In 't Moorden van al de zynen. Hy beleed dan ook de laatste Moord, Maar de andere steeds ontkende, De Rechter sprak het is het Koord, Waardoor gy Sterven moet wilt u wenden Naar God! aanbid hem voor u Ziel, Op dat hy 't u Vaderlyk vergeven, Denk hoe diep gy nederviel, Spoed u naar een beter leven. De Priester sprak hem Biddend aan, Zegt Mensch wilt u Bekeeren, Denk om u snoden Gruweldaân, Ach wilt voor God u toch verneeren, Zyn Vrouw, een ieder bid voor hem, Doch onbewegelyk waren zyn traanen, Geen Priesters woord, geen Vrouwe stem, Konde hier geen Bekentenis baaren, Het uur dat slaat, de tyd is daar, Om zyn Vonnis te doen volbrengen, De Priester sprak ziet het gevaar, Wilt u straf niet meer verlengen, De Doods angst kwam, 't laatste woord, God wilt my 't toch vergeven, Ik heb de Twaalf tal Vermoord, Beroofd van 't noch Jeugdig leven. Daar ziet men de g[...]orste Moordenaar, Waarvan Geschiedenissen tuigen, In 't uiterste van het Doodsgevaar, Zich voor de Leeraar buigen, Ach Vaders ach! en Moeders teer, Laat dit bewys u toch eens leeren, Dat nooit geen Misdaad straffe keer, Maar 't Gruwel zich eenmaal verneeren. Wordt Gezongen en Verkocht door DIRK Ter WOORD. Te Amsterdam, by J. WENDEL en ZOON Boekdrukkers, op de Anjeliersgragt.
woor003gruw01_01_0_1
{ "ti_id": "woor003lotg01", "titel": "De lotgevallen van Frontyn en Liezette, of het verhinderde huwelijk bij toeval voltrokken", "vols": "", "jaar": "ca. 1840", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1840, "pers_id": "woor003", "voornaam": "Dirk", "voorvoegsel": "ter", "achternaam": "Woort", "jaar_geboren": "1787", "jaar_overlijden": "1867", "geb_datum": "28 oktober", "overl_datum": "8 april", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/woor003lotg01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=woor003lotg01", "maand": "", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2010-05-21T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van De lotgevallen van Frontyn en Liezette, of het verhinderde huwelijk bij toeval voltrokken van Dirk ter Woort uit ca. 1840.", "language": "nl", "chapter": 1, "section": 1 }
De lotgevallen van Frontyn en Liezette, Of het verhinderde huwelijk bij toeval voltrokken. Geschiedkundig verhaal, wezentlijk voorgevallen in het begin van het Tweede Kwartier, der Negentiende Eeuw, te Villafronca, in het Graaf schap Nizza, in ITALIEN, tusschen een Edel JONKMAN en een BOERIN, [ONDER de ZINSPREUK:] Gij Ouders wilt geen Echt verstoren, Wanneer die is van God beschooren. 1. Een Rijk Heer uit een Stad, Die wierp zijn zin, op een Boerin! Hij sprak: mijn lieve schat, Ik kies u tot mijn Gemalin; Behaag ik u, zie daar, Dan is de zaak voort klaar; Rijk mij uw hand op trouw, Geev' u jawoord mij tot Vrouw; Mijn hart brand op den duur, Door een gloeijend minnevuur. Zij loosde zucht op zucht, Sprak ach mijn Heer! ik dank u zeer, Want ik ben zeer beducht, Uw Ouders gaan onz' Echt te keer; Daarom zoo zot niet praat, Van onze Echte staat, Stort mij in geen verdriet, Want gij krijgt het Jawoord niet; Uw min neemt dus geen keer, Want gij zijt een machtig Heer. Spreek van geen goed en geld, Ik ben een Heer, naar Gods begeer, Op 't aardrijk hier gesteld, Ik dank en loof Hem keer op keer. Ik spreek met geen gesmaal, Van rijkdom, goud, metaal, Ik leef naar God zijn wensch, Want ik acht mijn evenmensch: Ik leef maar steeds bedaard, God schiep ons allen slechts uit aard. Uw Ouders vraag consent, Op dat uw min slechts met hun zin, Maak hun uw wensch bekend, Dat gij mij kiest tot gemalin; Veelligt komt een besluit, Die onze Echt niet stuit, Kom dan maar weêr bij mijn, Dan wil ik gaarn uw Ega zijn, Als God ons beê verhoort, Dan word' ons Huwlijk niet gestoord. Hij ijlde naar 't Hôtel, Sprak Vader! ach! hoort mijn geklag, Gij keut mijn deugden wel, Ik smeek u met een diep ontzag, Mijn keus heeft een boerin, 'k Schonk haar mijn teed're min, Wees met ons echt te vreên, Lieve Ouders! zeg niet neen, Geef mij uw Jawoord maar, Of gij brengt mij in gevaar. Vertrek uit mijn gezictht, Ontzie de pracht van ons geslacht, Verzaker van uw pligt, Gij zijt bij mij niet meer geacht, Met zulk een g'ringe vrouw, Stem ik niet tot uw trouw, Zij is te g'ring van aard, En niet uw moeders bijzijn waard; Mama behoud haar recht, Geeft niet hoorstem tot zulk een Echt, Vol wanhoop trok hij heen, Naar Griekenland wierd daar Sersant, Heeft dapper daar gestreên, En bood den Turken tegenstand: Zijn dapperheid gaf blijk, De vijand nam de wijk; Zoo ging het meenig maal, Men viel slechts voor zijn staal, Schoon hij streed dapper braaf, Ving hem de Turk hij wierd slaaf. Nu zat hij in de klem, Was door zijn geest gestaag bevreesd, De Turken hielden hem, Is steeds bedrukt daar slaaf geweest, Hij zat nu in 't gevaar: Nam dienst als Janitschaar; Hij ging naar de armeê, De Sultan was met hem te vreê, Met wapens in de hand, Bood hij de Grieken tegenstand. Liezet besloot weldra, Om weêr te zijn bij haar Frontijn, Ging hij op een schip ja, ja, Om haar beminde te bevrijn, Zij zat nu in gevaar, Men attakeerde baar, Het was een Algarijn, Die van haar schip wou meester zijn, Hij heeft haar aangerand, En joeg het schip bijna op stand. Men zag van 't Turksche strand, Een driemast Schip stiet op een klip, Door rovers aangerand, Door de Algerijnen in de knip, Veel Christenen slaven ziet, Den Sultan tot trubiet; Gekneveld prijs verklaard, Naar de Algarijnsche aard, Waarbij Liezet zich vond, Slechts door het Algerijns verbond. Frontijn was welgemoed, Wijl hij zijn schat nu weer bezat, Streed dapper braaf en goed, Vijand koos het hazepad, De Turk waardeerde hem, Gaf in den Raad zijn stem: Dat hij moest zijn beloond, Wijl hij zich dapper heeft betoond, Schonk hem een post briljant, Zond hem naar Rome als gezant. Hij trok naar Romens Rhee, En dankte God steeds voor zijn lot, Hij nam Lizette meê, Het schip dat zeilde snel vlot, Als hij te Roome kwam, En straks de Paus vernam; Heeft hij terstond begeerd; Dat hij zijn Echt maar Concenteerd; De Paus die stoot voorwaar, Dit voor het Heilig Echt Altaar. Naar Vader schreef hij heen, En deed verslag van zijn gedrag, Hij was nu wel te vrên, Maakt hem bekend zijn Huwlijksdag, Dat zijn Lizette zoet, Thans was zijn hoogste goed, Aan wien hij schonk zijn trouw, Wijl God haar hem beschoor tot Vrouw, Zij was niet meer Boerin, Maar leeft te Rome als Vorstin. Gij Ouders volgt mijn raad, Neemt u in acht stoort onverwacht, Volstrekt geen Echtestaat, Door God den Heer eens toegedacht, Want God die alles schiep, En in den Hemel riep, Heden en voor altijd, Zijt dit paar de Echt gewijd, De Opperzegenaar, Sluit d' Echt van elk geboren paar. Wordt gezongen en verkocht door DIRK ter WOORT.
woor003lotg01_01_0_0
{ "ti_id": "woor003merk01", "titel": "Merkwaardige gebeurtenis volgens het Handelblad van 15 december, 183X voorgevallen onder Lijon, aan den Eerwaarde Heer: Simon", "vols": "", "jaar": "ca. 1830", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1830, "pers_id": "woor003", "voornaam": "Dirk", "voorvoegsel": "ter", "achternaam": "Woort", "jaar_geboren": "1787", "jaar_overlijden": "1867", "geb_datum": "28 oktober", "overl_datum": "8 april", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/woor003merk01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=woor003merk01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-07-19T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Merkwaardige gebeurtenis volgens het Handelblad van 15 december, 183X voorgevallen onder Lijon, aan den Eerwaarde Heer: Simon van Dirk ter Woort uit ca. 1830.", "language": "nl", "chapter": 1, "section": 1 }
Merkwaardige gebeurtenis Volgens het Handelblad van 15 december, 183[...] Voorgevallen onder Lijon, Aan den Eerwaarde Heer: Simon. De Heer SIMON, Pastoor van een klein Dorp, in het departement der Loire, op een avond gerust na zijn Pastorij keerende, wierd door drie roovers aangevallen, die hem alles ontnamen; daarna hem vroegen of hij wilde dood geslageen worden, of in het water geworpen? het laaste verkoos hij, men bond hem de handen en deed een steen aan den hals en zoo wierp men hem in de vloed; dan door eene wondere beschikking der Almagt heeft hij zich zelve gered, gelijk men in het toepasselijk lied zal hooren. Wys: Hoe helder de zon, enz. Hoort vrienden hoord nu dit geval 't geen ik u zal verhalen Van een Pastoor in Lijons dal Wiens lot zich deed bepalen; De Heer Simon, was een Pastoor! Wiens vroomheid straalde door en door Was bemind by 't volk En ook een Cristen tolk 2 Hy keerde op eene avendstond: Na zyn gemeente heenen; Al biddend met zyn hart en mond, Geen angst deed hem beweenen: Drie roovers snood bedreigden hem, En riepen met een grofve stem: Zet af u geld en goed, Of dadelyk stroomt u bloed' 3 Wat deez' Eerwaarde ook bedacht, Met bidden en met smeken; Niets helpt ook geen jammerklagt, Zy willen zich maar wreeken Zy namen alles van hem me Terwyl men hem aan 't water lee, Geld goed en zyn paard, Dit alles zag hy aan bedaard. 4 Zy zyn weer na hem toe gegaan, Zegt lust gy gaarne drinken? Wat wilt gy dat men u dood zal slaan Of dat men u zal verdrinken, Ach als gy wilt verdrinkt my dan, Maar hoe kan 't zyn wat hebt gy er an, Neen gy moet maar ter dood: Dan zyn wy uit den nood. 5 Zy bonden hem de handen vast, Zyn hals met een steen beladen, Zoekt u troost by een anderen gast, Daar kan gy u goed verzaden, Toen smeet men hem in de rievier; Dit was voor hun een groot vertier Maar God die het ziet: Vergeet de ware vrome niet. 6 De roovers gingen nu welgemoed, Naar den Herberg om te rusten, Zeg kastelijn is u wijn wel goed, Wij zouden een flesje lusten, En dan gaan wij te zaam in rust, Niet waar kameraads wij zijn gerust, Een zeer goede nacht; Wij zijn voor geen gevaar bedacht. 7 Maar Simon de pastoor bad God, Om hem niet te doen sneven, Gij zijt beslisser van mijn lot, Kan 't zijn kom laat mijn nog leven, Door 't gesmeek krijgt hij een hand vrij, Wijl hij de steen ook werpt aan een zij Zoo krijgt hij de kant, Door bewerking van Gods hand. 8 Daar stond hij nakend op de strand, Waar moet ik mij begeven, Maar dacht ik gaan langs deze kant, God schonk mij nog het leve, Bij een kastelijn daar klopt hij an, De meid die roept wat moet gij man, Als 't wezen kan een bed, 'k Ben nakend dan ben ik gered. 9 Ach gooit mij maar een deken toe, Dat 'k mijn schaamte kan bedekken, De meid die deed dit met er spoed, Om zich niet te doen bevlekken; De staldeur treed hij in en ziet zijn paard, Dat hinnikt 't is een wonder waard, De Pastoor herkend, Zijn paard is 't u bekend. 10 Zeg mijn toch zijn er in uw huis, Drie dusdanige mannen, 'k Geloof zoo ik heb geen abuis, Die schurken mij wel kannen, Hij verhaalden toen 't geval, En zijn wonderen redding boven al, Hoe door 't gebed, Hij van 't leven is gered. 11. Men haalde de Gendarmerie, Om de rovers weg te halen; Gelijk men hier ten voorbeeld ziet, 't Bewijs dat kan niet falen; Zij wierden toen aan voet en hand, Geboeijend weggebragd wat schand: Om voor euveldaan eenmaal straf te ondergaan. 12 Men bragt hun voor het Trubinaal, En deed hun ondervragen, Spreekt hier de zuivere waarheids taal Geen logen kan u schragen; Daar stonden zij geheel verward, Ontkende al hoe men hun tart; Zoo dat nu ook het regt, Niet wierd aan hun toegezegd. 13. Men bragt hun met verzekering, Weer naar de kerker muren; Daar konde zij hun bekentenis, Met aandacht zich begluren; wachten op de tijd dat is beplijd 't Vonnis hun word toegezeid; En om door het zwaard, Hun leven te snijden van deez' aard. 14. Zoo ziet men hier 't wonder in, Aan deez' Pastoor bewesen, Zonder zijne Godsdienst min, was er niets als dood te vrezen; dus menschen keert u al hem: Bewaard zijn woorden hoord zijn stem; Bid met Simon mee Hij is herder voor de rust en vreê. Wordt Gezongen en Verkocht door: DIRK TER WOORD. Te Amsterdam bij T. WIERING, in de Binnen-Brouwerstraat, No. 10.
woor003merk01_01_0_0
{ "ti_id": "woor003merk01", "titel": "Merkwaardige gebeurtenis volgens het Handelblad van 15 december, 183X voorgevallen onder Lijon, aan den Eerwaarde Heer: Simon", "vols": "", "jaar": "ca. 1830", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1830, "pers_id": "woor003", "voornaam": "Dirk", "voorvoegsel": "ter", "achternaam": "Woort", "jaar_geboren": "1787", "jaar_overlijden": "1867", "geb_datum": "28 oktober", "overl_datum": "8 april", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/woor003merk01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=woor003merk01", "maand": "2011_09 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2011-07-19T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Merkwaardige gebeurtenis volgens het Handelblad van 15 december, 183X voorgevallen onder Lijon, aan den Eerwaarde Heer: Simon van Dirk ter Woort uit ca. 1830.", "language": "nl", "chapter": 1, "section": 2 }
Wys: Hoe helder de zon, enz. Hoort vrienden hoord nu dit geval 't geen ik u zal verhalen Van een Pastoor in Lijons dal Wiens lot zich deed bepalen; De Heer Simon, was een Pastoor! Wiens vroomheid straalde door en door Was bemind by 't volk En ook een Cristen tolk 2 Hy keerde op eene avendstond: Na zyn gemeente heenen; Al biddend met zyn hart en mond, Geen angst deed hem beweenen: Drie roovers snood bedreigden hem, En riepen met een grofve stem: Zet af u geld en goed, Of dadelyk stroomt u bloed' 3 Wat deez' Eerwaarde ook bedacht, Met bidden en met smeken; Niets helpt ook geen jammerklagt, Zy willen zich maar wreeken Zy namen alles van hem me Terwyl men hem aan 't water lee, Geld goed en zyn paard, Dit alles zag hy aan bedaard. 4 Zy zyn weer na hem toe gegaan, Zegt lust gy gaarne drinken? Wat wilt gy dat men u dood zal slaan Of dat men u zal verdrinken, Ach als gy wilt verdrinkt my dan, Maar hoe kan 't zyn wat hebt gy er an, Neen gy moet maar ter dood: Dan zyn wy uit den nood. 5 Zy bonden hem de handen vast, Zyn hals met een steen beladen, Zoekt u troost by een anderen gast, Daar kan gy u goed verzaden, Toen smeet men hem in de rievier; Dit was voor hun een groot vertier Maar God die het ziet: Vergeet de ware vrome niet. 6 De roovers gingen nu welgemoed, Naar den Herberg om te rusten, Zeg kastelijn is u wijn wel goed, Wij zouden een flesje lusten, En dan gaan wij te zaam in rust, Niet waar kameraads wij zijn gerust, Een zeer goede nacht; Wij zijn voor geen gevaar bedacht. 7 Maar Simon de pastoor bad God, Om hem niet te doen sneven, Gij zijt beslisser van mijn lot, Kan 't zijn kom laat mijn nog leven, Door 't gesmeek krijgt hij een hand vrij, Wijl hij de steen ook werpt aan een zij Zoo krijgt hij de kant, Door bewerking van Gods hand. 8 Daar stond hij nakend op de strand, Waar moet ik mij begeven, Maar dacht ik gaan langs deze kant, God schonk mij nog het leve, Bij een kastelijn daar klopt hij an, De meid die roept wat moet gij man, Als 't wezen kan een bed, 'k Ben nakend dan ben ik gered. 9 Ach gooit mij maar een deken toe, Dat 'k mijn schaamte kan bedekken, De meid die deed dit met er spoed, Om zich niet te doen bevlekken; De staldeur treed hij in en ziet zijn paard, Dat hinnikt 't is een wonder waard, De Pastoor herkend, Zijn paard is 't u bekend. 10 Zeg mijn toch zijn er in uw huis, Drie dusdanige mannen, 'k Geloof zoo ik heb geen abuis, Die schurken mij wel kannen, Hij verhaalden toen 't geval, En zijn wonderen redding boven al, Hoe door 't gebed, Hij van 't leven is gered. 11. Men haalde de Gendarmerie, Om de rovers weg te halen; Gelijk men hier ten voorbeeld ziet, 't Bewijs dat kan niet falen; Zij wierden toen aan voet en hand, Geboeijend weggebragd wat schand: Om voor euveldaan eenmaal straf te ondergaan. 12 Men bragt hun voor het Trubinaal, En deed hun ondervragen, Spreekt hier de zuivere waarheids taal Geen logen kan u schragen; Daar stonden zij geheel verward, Ontkende al hoe men hun tart; Zoo dat nu ook het regt, Niet wierd aan hun toegezegd. 13. Men bragt hun met verzekering, Weer naar de kerker muren; Daar konde zij hun bekentenis, Met aandacht zich begluren; wachten op de tijd dat is beplijd 't Vonnis hun word toegezeid; En om door het zwaard, Hun leven te snijden van deez' aard. 14. Zoo ziet men hier 't wonder in, Aan deez' Pastoor bewesen, Zonder zijne Godsdienst min, was er niets als dood te vrezen; dus menschen keert u al hem: Bewaard zijn woorden hoord zijn stem; Bid met Simon mee Hij is herder voor de rust en vreê. Wordt Gezongen en Verkocht door: DIRK TER WOORD. Te Amsterdam bij T. WIERING, in de Binnen-Brouwerstraat, No. 10.
woor003merk01_01_0_1
{ "ti_id": "woor003nieu01", "titel": "Een nieuw lied of waar en wonderlyk voorval", "vols": "", "jaar": "ca. 1836", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1836, "pers_id": "woor003", "voornaam": "Dirk", "voorvoegsel": "ter", "achternaam": "Woort", "jaar_geboren": "1787", "jaar_overlijden": "1867", "geb_datum": "28 oktober", "overl_datum": "8 april", "geb_plaats": "", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 0, "url": "https://dbnl.org/tekst/woor003nieu01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=woor003nieu01", "maand": "", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2010-05-21T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Een nieuw lied of waar en wonderlyk voorval van Dirk ter Woort uit ca. 1836.", "language": "nl", "chapter": 1, "section": 1 }
Een nieuw lied, Of waar en wonderlyk voorval, wat in Rusland, in den Schats-Kischen-Kryts, naby het Dorp Ialtimoff is voorgevallen, hoe een Klyn Zoon zyn Groot Vaders leven heeft gered, die anders door een Beer verslonden was geworden, waar door die Klyn Zoon, door het Russies- Hof, een Medalje geschonken is, in de Maand January, 1836. Wys: Alle Meisjes komen in de Hemel. 1. Al die tot iets wonders zyn genegen, Die komt hier by en hoord dit lied, Wat door den Hemelheer zyn zegen, In het koude Rusland is geschied, bis. Hoe dat een knaap van wynig Jaren, Zyn Groot Vaders levens redder was, Die hy uit de slimst gevaren, Kordaat ging redden op dit pas. bis. In Rusland is een Dorp gelegen, Waar van de naam is Ialtimoff, Daar was een Beer om aas verlegen, Die ging op Koei en Schaapen of, bis. De Landman kon dit slecht gedogen, Zy namen met malkander raad, Om dit dier na hun vermogen, Te straffen voor zyn euveldaad. bis. Ziet hier deez' Boeren al te zaamen, Komen hier by dien Oude Man, Om met malkander een plan te beraamen, Of men die Beer ook dooden kan, bis. De Oude Boer met vuur en glorie, Maakt zich terstond ter Jagt gereed, Om te behalen de Victorie, Maar dit verschaften hem groot leed. bis. Hoe ligt doet men iets onbezonnen, En ziet de zwaarste zaak niet in, 'T was beter nooit als nu begonnen, Dat komt te laat ons in de zin, bis. Zoo ging het ook met dezen Ouden, Die was zoo vuurig en zoo kloek, En daar hy op zyn Geweer vertrouwden, Zoo was zyn leven byna zoek. bis. De Boer was naauw in het Bosch gekomen, Of hy ontmoet de woeste Beer, Legt op hem aan vlug zonder schromen, Maar ach hier wvgert zyn Geweer, bis. Het Beest verwoed op het gebeuren, Werpt voort den Oude Man ter aard, En wil hem als zyn buit verscheuren, Daar niets zyn woeden evenaard. bis. 'T is waar den Mensch herdenkt zyn leven, Maar God den Heer bestierd zyn gang, Zoo was het hier mee ook gelegen, Wat had dien Ouden het hier bang, bis. Had hy gedagt hier zoo te vaaren, Vast keek hy na geen Beeren uit. Hy was niet slimmer by Barbaaren, En had zyn leven schier verbeurd. bis. Zyn Klyn Zoon kan dit niet gedogen, Treed voorwaards met een Byl als Held, En hakt den Beer in kop en ogen, Tot hy zyn heil in 't vlugten steld, bis. Wat wonder door des Hemels zeegen, Dees knaap met moed en kragt bezield, Heeft dus den Beer ter neer gelegen, Groot Vader was aards wis vernield. bis. Beschouw ô Mensch dit groote wonder, Van zoo een klyn en jong perzoon, Dat die dees wreede Beer bragt onder, Wie vlegt hem niet een Helden Kroon, bis. Van altoos groenen Eerlauw'rieren, Dien immers past aan ieder Held, Daar hy den wreedste aller dieren, Den woesten Beer heeft neergeveld. bis. Hier legt den Beer geheel verslagen, Den kop verbrydzeld in zyn bloed, Den Oude Man word weg gedragen, Waar op dit dier zoo had gewoed, bis. Belaan met doodelyke wonden, Geen kragt of magt meer om te staan, Als of hy was geheel verslonden, Maar nog is er verbetering aan. bis. Nu legt den Ouden Man ter neder, Verkneld, vergruist met wond op wond, Des Hemels gunst hersteld hem weder, Van al zyn smert in korten stond, bis. De Chirurgyn zal hem verbinden, Op dat hy spoedig word hersteld, Zoo leefd hy weder by zyn vrinden, Daar elk Gods wonder daad vermeld. bis. Triumph! hier juicht in volle zegen, Van 't grooten Hof den Russen stoed, Deez' jonge knaap met blydschap tegen, Voor zyn getrouwen Helden moed, bis. Hier werd hem een bewys geschonken, Ter eer voor hem en 't nageslagt, Wiens hart zou hier niet door ontvonken, Daar hy door 't Hof wierd hooggeagt. bis. De Keizer zegt door vreugd gedreven, Tegens zyn Hof en Edelen stoed, Ziet Heeren 't geen dat ik hier geven, Is voor deez' Jongelings trouw en moed, bis. 'K schat hem een knaap van hooge waarden, Neemt alle hier een Exempel aan, Daar niemand hem ooit evenaarden, In zyn kloekmoedig stout bestaan, bis. Welaan myn Zoon ontvangt dit teken, Van mynen hand tot waren blyk, Dat ik uw hoog schat en bereken, Met grooten Helden steeds gelyk, bis. Den Hemel schenkt uw een lang leven, Behouwd altoos dien moed en deugd, Die in uw hart reeds staat geschreven, Zoo leeft gy voor uw nut en vreugd. bis. Aanschouw ô Mensch Gods wonder wegen Dien ik uw voorstel in dit lied, Deez' knaap geboren tot een zegen, Zyns Groot Vaders leven was vast te niet bis Zoo hy niet door Gods wonder werken, Dien nordsche Beer had neergeveld, Wie kan zyn kragt of magt beperken, Zoo God van David maakt een Held. bis. Wordt Gezongen en Verkocht door DIRK ter WOORD. Te Amsterdam, by J. Wendel en Zoon, Anjeliersgracht, No. 148.
woor003nieu01_01_0_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 1, "section": 1 }
Aen de Godt-soeckende maeghden. AEngesien den Mensch dickwils vermoeyt zijnde met de sorghe tot de tijdelijkcke nootsaeckelijkckheyt, kan sigh niet beter vermaecken als met te aenmercken de vruchtbaerheyt van de Hoven, ende daer over sigh verwonderende kan oock niet laeten sigh te begheven tot Lof-sangen aen de Goddelijcke voorsichtigheyt. Zijt gy somtijdts bedroeft, oft andersins beswaert, Verheft u hert tot Godt, door wie gy wort bewaert, En preyst om een Lied uyt desen Tuyl te kiesen, Dit doende sult gy noyt tijdt sonder vrucht verliesen. Van gelijcke over de weldaden de welcke Godt verleent aen die het hem gelieve, nochtans sonder achterdeel van ieders bequamigheyt: soo dat alle sorten van gheesten zijn dienende tot grootmaecken van den Goddelijcken Naeme: want den Lof-singhende Propheet Psalm. 150. v. 6 seght: Alle Geesten prysen den Heere, dat is alle schepsels zijn om den Heere te loven over sijn wonderheden, soo dat hoe kleyn ende machteloos die schijnen voor de werelt, nochtans zijn sy bequaem om den Heere lof ende glorie te bewysen volgens de getuygenisse van den gekroonde Psalmist sprekende tot Godt: Psalm. 8. Vers. 3. Uyt den mond van de kleyne…hebt gy den lof volmaeckt, door welcke kleyne oock in eenen sekeren sin mogen verstaen worden de Maeghden, de welcke al is 't dat sy levende naer haere verbintenisse van Godt seer bemint ende boven al groot geacht zyn, soo zynse nochtans kleyn voor de werelt, ende moeten door een oprechte kennis haers selfs noch kleynder wesen in hun eygen oogh, ende neerstigh zyn om te loven de Goddelijcke Goetheyt. Tot lof-sangh van den Heer, zijt vlytigh t'aller stonden, Godt heeft altijdt bemint den lof uyt Maeghde monden, So gy wilt dat Godt in u neemt sijn behaeghen, Dan sult gy tot hem, lof singen heele daghen. O geluckige Maeghden, de welcke vereerlijckt zijn om de Goddelijcke Lof-sangen verdienstiger te gebruyken als die de welcke kunnen tijt niet konnen be-steden dan in tijdelijcke occupatie weynigh konnende letten op de oeffeninge eygentlijck toekomende aen den heysch van hunnen staet, daer gy o Maeghden zijnde sonder plicht van de Werelt te believen kont met minder verstroytheyt tot den Heere u hert ende begeerte stieren tot dienst ende gebenedydinge van sijnen alder soetsten Naem: want een Maeght peyst op het welck den Heere aengaet, op dat sy heyligh wordt naer het lichaem ende naer den geest. I. Cor. 7. Vers. 34. Dat is neerstigh in te overdencken de middelen om Godt te behaghen, als veroorsaeckende de heyligheyt van het lichaem ende de ziele. Ende om te bekomen dese twee-voudige Heyligheyt, de welcke niet magh verdeelt zijn naer de Leeringhe van den Heylighen Augustinus: Den Maeghdom naer het lichaem kan niet profijtelijck zijn alwaer noch is werckende de bedorventheyt van het gemoet. Tweederlye heyligheyt, een naer het lichaem bestaende in het geluyt van de stemme, ende een naer den geest, bestaende in het over-een-komen des gemoets aen de bediedenisse van de woorden: Als gy stort u gebedt, dan moet g'aendachtigh wesen Op dat gy vruchten raept uyt die manier van lesen: Soo oock wanneer gy singht, sult gy u hert en sinnen Stieren tot den Heer, die gy wenscht te beminnen. Welcke heyligheyt genoegh is te bemercken uyt den Geestelijcken voorworp van dese materie de welcke niet anders is behelsende als beweging tot de devotie, over-dencken van het leven ende lijden Christi, benessens andere menighvuldigheden op de voornaemste Heylighen, soo tot onser verwonderinge begaeft van Godt, als tot leeringe op onse maniere voor-gestelt, het welck genoech schijnt uyt-gedruckt te zijn met den Tytel, in dit werck te noemen Het Gheestelijck Maeghden Tuyltjen, by een vergadert ende op-gedragen aen de Godt-soeckende Maeghden, om alle dagen daer mede verçiert zijnde goeden reuck te mogen geven in de tegenwoordigheyt van den Hemelschen Bruydegom. GHEESTELYCK uyt redenen dat het niet werelts verhaelt, maer kan dienen voor die betracht het tijdelijck te verlaeten om te standtvastiger het boven-aerts te beschouwen. MAEGHDEN om behalven dat het geestelijck is wort toe-geeygent ende present gedaen aen de Maeghden de welcke besonderlijck moeten besigh zijn met het ghene den Heere aengaet. TUYLTJEN gemerckt dat het is een nauwkeurige t'samen-voeginge van menighvuldige citaten voortskomende uyt den geestelijcken Hoff der Goddelijcke Mysterien vergeleken by de Bloemen, soo door de Lelien worden gheestelijck verstaen de Maeghden. Door de Roosen de Lijdtsaemheyt; door de Violetten de Ootmoedigheyt; door de Hyacinten de Wysheyt; door de Croonen Imperiael de Gehoorsaemheydt, ende so voorts naer de gelijckigheyt van de personelijcke deughden worden hun toe-gepast de hoedanigheyt van de Bloemen. Noch anders kan dit Bloeme. Tuyltjen geconsidereert worden als noodigh tot cieraet van een Maeghdelijck herte vervattende de Animonie, de welcke door haer aengenaem roodt kan seer wel verstaen worden de beschaamtheyt ende de Goddelijcke vreese. Door de Auriculus de welcke komen in de voor-somer ende hebben op een tacxken veel Bloemekens, wort verbeldt de medewerckinge met de eerste gratie, ende de liefde tot sijnen even-mensch. Door Duysentschoon de welcke zijn blauwe klocxkens ende staen in fleur in de Herft-maent, wort beteeckent de getrouwigheyt ende rijpsinnigheyt. Door de Genoffels de welcke zijn gemegelt met wit en root, wyst aen de seeghbaere onnooselheydt, ende is wel-rieckende, dat is: soetaerdigh zyn. Door de Narcissen de welcke geel zyn ende blyven lanck versch, wort verstaen de gerustigheyt ende volherdinge. Door de Ridderspore de welcke is purper ende heeft den naem van een Spore, bediet gestaedighe neerstigheydt. De Mater om haere hooghte ende swaeren reuck wort vergeleken by de goede intentie ende het vluchten van de occasie der perijckelen. Dit zijn van de besonderste Bloemen die Maeght behoorden te plucken tot stofferinge van haer Tuyltjen, het welck sy altydt voor het hert moet dragen tot een teecken van de Maeghdelijcke volmaecktheyt. Hier hebt gy voor de hant, veel Bloemen, Hoff-ciraeten, Maeckt daer een Tuyltjen van, het ghene u ziel sal baeten, En draeght dit voor u hert, tot teecken wie gy zyt, In dien gy anders doet, sult hebben maermaels spyt. Eens ondervonden hebbende de deught van dit Maeghden Tuyltjen, verciert ende gepalleert met de besonderste Bloemen sal een ieder genegen worden om daer mede begiftight te zijn, ende door begeerte uyt-roepen met de Bruyt der Gesangen. Cant. 2 Vers. 5. Ondersiet my met Bloemen. Niet anders wenschende te besitten als de rarigheyt van de uyt-gesochte deughden verkregen uyt den Hoff van Speceryen. Cant. 5. Vers. 1. Te weten uyt de H. Kercke, als zynde eenen Hoff voorsien van de alderkostelijckeste speceryen, dat is van de middelen tot het eeuwigh geluck, gelijck zyn: het Woordt Godts, de Goddelijcke Mysterien, de HH. Sacramenten, Exempelen der Heylighen, ende andere sekerheden tot de saligheyt. Treedt maer in desen Hoff, en wilt hem wel doorpaden, Sult vinden geenen struyck, oft heeft een Blom geladen; Soo dat een ider een kan kiesen naer den lust, En seggen Godt alleen is mijnen vvensch en rust. Dit Tuyltjen soodanigh vereert met veelderleye Bloemekens de welcke indachtigh maecken hoe dat een Maeght behoort te zijn in haere manieren ende handel om met voortgangh dit Tuyltjen ten thoon te stellen tot stichtinge van een ander ende tot genoegen van haer selven, gemerckt dat sy moeten verschillen aen de wereltsche Maeghden de welcke hun vermaeck nemen met te bekomen een natuerelijck Bloeme-Tuyltjen dit stellende voor het hert als gevende occasie tot af-stecksel van hunnen schoonheyt. Het ghen' de werelt doet, dat wort van veel gepresen, Al is 't dat werelts vrint den vrint Godts niet kan wesen! Nochtans soo wort door Godt veroorsaeckt in 't gemoet Een geestelijck bewys uyt ghen' de de werelt doet. Want een geestelijcke Maeght suyver van herte betracht niet als te vergaderen Godtvruchtige wercken om met die te stofferen de weerdigheyt van de Ziele, de welcke voorts-brengen sinnelijcke Bloemen, niet tot het behagen van het gesicht oft reuck gelijck de wereltsche, maer van het gehoor, bewegende het verstant tot exempel van een ider. Tot welcken eynde kan geen beter Tuyltjen op-gesocht worden met het welck men betrouwt het ciraet der Maeghden te bestaen in de gave der gestichtigheyt de welcke sal uyt-schynen met het door-bladeren van desen Boeck als zynde eenen Schat der Geestelijcke Gesangen. Soo dat ick dit gemaeckt hebbe tot oeffeninge van de Maeghden, geloove niet beter kan opgedragen worden als aen de selve, de welcke werck maecken geestelijcke Bloemekens te soeken en te plucken, en daer van Tuyltjens gemaeckt hebbende hun ziele te vercieren, om alsoo hun verdienstelijcker te mogen verthoonen in de tegenwoordigheyt van den Hemelschen Bruydegom. Dit dan alsoo zynde wensche u den gheestelijcken voortgangh, ende versoecke mynen arbeydt in danck te willen nemen, met te gedencken op de mededeelinge van uwe godtvruchtigheyt. Neemt in danck dit Bouqué, u Maeghden op-gedragen, En buyten desen Tuyl laet alles u mishagen; Ontfanght den Bloemen Tuyl, gepluckt uyt Christus hoff, En alles wat gy vindt stiet'et tot sijnen loff. UE. Dien. E. V. W.
wouw001ghee01_01_0_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 7, "section": 1 }
Stemme: Ach hemels Manna wort hier wel gepresen. (oft) Van d'Onthoofdingh van den Koninck van Engelandt. Wort gesonghen op dry different thoonen gelijck de Completen met delen af-scheyden het eerste deel wat leegh, het tweede verheft de stem, het derde wederom dalende. Beghint leegh.KOmt ô lieve Bruyt wilt u met my vermeyden, Die verlaet het s'wereldts stof, Ick sal u door de groene velden leyden, Thoonen de Blommekens van den Hof; Ha die seer schoon,, hier staen ten thoon In den fleur,, soet van geur. Nemt hier Bruyt een rijp gemerck met vreught, En treckt uyt elck Bloemeken een deught Hier verheft de stem.Siet hoe de Violette Haer leegh ter aerden spreyt, O Bruyt wilt hier op letten 'T is diep ootmoedigheyt, Want dêes deught maeckt u de hooghste croon bereyt. Hier daelt de stem.Laet ons nu met reden Wat voorder gaen treden, Beschouwt den Rooselaer hier in den fleur, Sijn tacxkens ontweken Vol dorens scherp steken Waer uyt het Roosken spruyt seer soet van geur: Wilt hier de lijdsaemheyt gestadigh leeren, In allen druck en pijn Stil en gevredight zijn In 't Cruys des Heeren. 2. De Sonne-bloem sal u gestadigh leeren, Beghint wederom leegh.Keerende haer naer 't Sonne-licht, Hoe dat ghy Bruyt hier moet met Godt verkeeren In u meyningh en opsicht, In tegenspoet,, Uyt reyn gemoet, Noemt den keer,, Tot den Heer, Uwen wil op sijnen wil dus past, Hecht u aen sijn soete liefde vast: Verheft.Siet hier de weerd' gepresen Schoon Bloem Croon Imperiael, Sy leert gehoorsaem wesen Bevat wel dese tael, 'T zijn ô Bruyt de deughden altemael: Daelt af.Aenschouwt d'uyt-gelesen Schoon Lelie gepresen, Die door haer witheyt all's te boven gaet, Wiens geur vol van krachten 'T serpent doet versmachten, Het is den Maeghdelijcken staet, Die volgen dese deught door liefde gedreven Sullen met blijschap klaer 'T suyver Lam volgen naer In 't eeuwigh leven. Leegh.3. De Ackoleye wast droevigh van couleuren, Neer-gebogen dagh en nacht; Leert hier ô Bruyt met 't Tortelduyfken treuren D'armoede des gheest betracht, Want 't is een deught,, Die Godt verheught, Dus veracht,, s'Wereldts pracht Soo sult ghy in vollen overvloedt Eeuwigh in Godt vinden alle goedt: Verheft.'T Gers-bloemeken vol eeren Leert u tot alder spoet Van aertsche saken keeren, Verlaten 't wereldts goet En Godt dienen met een vry gemoet: Daelt af.De Goubloem wilt weten Magh niet zijn vergheten, Die sal u leeren suyver en net, Uyt hert ende sinnen Godt eeren en minnen, En altijdt vyerigh wesen in 't gebedt; Die wel betrachten dese deught verheven Zijn vreeselijck aen d'hel, Want sy de duyvels fel Van schrik doen beven. Leegh.4. De Geldersche Roos die leert u t'alderspatie Hoogh verheven op haer hout, Hoe ghy ô Bruyt in hemelsch contemplatie 'T wonder werck van Godt beschout, En de natuur,, Door arbeyt suur Ten gront neer-druckt,, En dus pluckt Al dêes Bloemekens seer triumphant Die hier staen in desen Hoff geplant: Verheft.'T Vlas-bloemeken vol behagen Schoon van couleuren blouw, Leert ongemack verdragen In arbeydt heet en kouw Altijt blijven aen den Bruydegom getrouw: Daelt af.Voor 't lest siet seer schoone Komt sier hier verthoonen Den gulden Affricaen in sijne jeught, Tracht dese te plucken Op dat u magh lucken, Het is volstandigh blijven in de deught, Want 't is dêes deught die d'ander al doet loonen; Men prijst 't beghinsel vast, Maer 't eynde draeght den last Soo oock de Croone.
wouw001ghee01_01_6_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 8, "section": 1 }
Stemme: Van Cecilia. (oft) Ick sien een Choor verheven. REyn Maeght wilt hier bemerken Al tot Godts eer en lof, Godts wonderbare wercken In de Bloemen van den Hoff; Siet hoe sy jeughdigh groeyen Sich verthoonen op haer cruyt, Den douw comt haer besproeyen, Sy comen lustigh uyt: Aenschout die soete fleuren Vol aengename geuren, Houdt hier tot alder spatie Soo veel als gy vermeught U soete contemplatie, Treckt uyt ieder Bloem een deught. 2. De Teyeloos met vreughden Stelt haer eerst op haer cruyt, Betracht hier alle deughden En dient Godt als weerde Bruyt: D'Apatica naer wenschen, Thoont haer vroegh maer leegh ter aerd; Sy brenght de penitencie, Een deught seer groot van waerd: De Stock-Roos sonder treuren Seer aengenaem van geuren, Die sal u hier aenwysen Verheven vander aert, Hoe ghy hier moet op-rysen Uyt de sonden opperwaert. 3. De Korenbloem vol eeren Leert booghing van den wil; 'T Joncquilleken cleyn en teere Leert ootmoedigh zijn en stil: Blanche Musquin verheven Stelt haer aengenaem ten thoon, Leert hier uyt minsaem leven, Godt dienen sonder loon; De Mater sal u leeren Ootmoedigh te verkeeren, En soo 't wit cleed betrachten Van puer onnooselheyt, En u van sonden wachten, Oeffenende de deught met vleyt, 4. D'Aurikelus sal u seggen, All' overvloedigheyt Gewilligh af te leggen, Dienen Godt in matigheyt; Siet hoe die Doren bloeme Soetjens uyt haer dorens spruyt Tracht Maeght hier te becomen De deught van lijdsaemheyt; De Merdich gou geboogen Stelt g'hoorsaemheyt voor oogen; Den Martelaer vol deughden Leert u in druck en pijn Verduldigh zijn met vreughden In Godts wil gevredigh zijn. 5. De Gelder-Roos sal leeren Verheven op haer hout, Hoe gy moet contempleren In Godts wercken menigh fout: De Gers-bloem sonder treuren Leert u hert tot Godt alleen Van aerdiche saken keeren In sijne liefde reen; De soete Jeluminne Leert u uyt hert en sinne Naer s'hemels vreughden trachten, De Bloem Croon Imperiael Stelt wel in u gedachten, 'T zijn de deughden al te mael. 6. De Goubloem in dees landen Die leert u sonder let Hier in Godts liefde branden, Vierigh wesen in 't gebedt; De Lelie sonder treure Door haer schoonheyt triumpheert, Die door haer cracht en geure Het boos Serpent verneert, 'T is den Maeghdom gepresen In weerden uyt-gelesen, Die dese deught verheven Betracht in liefde claer, Sullen in 't eeuwigh leven 'T suyver Lamm'ken volgen naer. 7. 'T Gernoffeltjen gepresen Verschoont sich in den fleur, In schoonheyt uyt-gelesen Vol van aengenamen geur: Tracht hier ô Maeght verheven Met dêes oversoet Blom Den soeten geur te geven Voor uwen Bruydegom, Van alderhande deughden, Die gy betracht met vreughden; Wilt dan cloeckmoedigh stryden Tegen dat hels serpent, Soo sult gy u verblyden Met den Bruygom sonder ent.
wouw001ghee01_01_7_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 10, "section": 1 }
Stemme: Rijst op mijn ziel hoe langh sult gy noch slapen. 1. DEn Engel Gabriël van Godt gesonden, Quam tot een Maeghdeken te Nazareth, Wiens Naem Maria was om te verkonden, Daer sy soo vierigh was in haer gebedt, Dat Godts eenigh Sone naer onsen wensch In haer suyver lichaem sou worden Mensch. 2. Hy sprack haer aen met groot ootmoedighede Ave Maria vol van gratiée, Den Heer die is met u tot alder stede, Gebenedijt zijt gy o Maeght vol vrée, Boven alle Vrouwen inder eeuwigheyt, Gy sult zijn de Moeder van Godts Majesteyt. 3. De suyver Maget wiert verschrikt mits desen, Sy dacht van waer komt my dees Boodtschap teer; Den Enghel sprack Maria wilt niet vreesen, Ghy hebt gratie gevonden by den Heer, Gy sult ontfangen en baeren eenen Soon Die sal groot wesen in sijns Vaders Throon. 4. Hy sal worden genaemt seer hoogh verheven, Den Soon van d'Alderhooghste Majesteyt, David sijns Vader stoel sal Godt hem geven; Hy sal regneren inder eeuwigheyt In het huys van Jacob over vele bequaem, En gy sult noemen Jesum sijnen Naem. 5. Die suyver Maghet Maria gepresen Besorght voor haeren Maeghdom excellent, Sy sprack ô Enghel Godts hoe sal dat wesen, Want ick noyt eenighe man en heb bekent: Den Enghel sprack ô Maeght weest niet in pijn Gy sult Godts Moeder en reyn Maghet zijn. 6. Den Heyligen Gheest sal tot u neder dalen, Gy sult omlommert worden door de kracht, Des Alderhooghsten door dees soete straelen Sal 't Goddelijck woordt in u worden volbracht: Daerom dat Heyligh dat gy baeren sult Dat sal wegh nemen s'wereldts sond en schult. 7. Elisabeth u Nicht met groot verlangen In haeren ouderdom naer lanck gesucht Heeft nu met blijdschap oock een Soon ontfangen, 'T is nu de selde maent van haere Vrucht, Want by Godt geen dingen is onmogelijck, Wiens Rijck sal wesen inder eeuwigheyt. 8. Maria die reyn suyver Maghet teere, Sprack tot den Enghel met een soet accoort, Met groot ootmoet siet de Dienstmaeght des Heeren Dat my geschieden moet al naer u woort: Godts Gheest seer krachtigh daelden uyt den throon, 'T VVoord is Vlees geworden 't nam in haer den woon. 9. Maria suyver Maghet weerd gepresen Door de volmaeckte blijdschap van u Vrucht, Ick bid u wilt ons toch getroostigh wesen Wy arme ballingen vol droef gesucht, Komt ons ter hulpe in desen streyt In d'uer des doodts ons ziel in blijschap leyt.
wouw001ghee01_01_9_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 11, "section": 1 }
Stemme: Laet ons gaen om te besoecken. WAnneer den tijdt van baeren nu gonck naecken Van dat Kindeken Mensch en Godt, Quam'er een Keyserlijck gebodt, Dat ieder naer sijn eygen stadt moest komen, En belijden sijnen Naem: Joseph heeft dan oock dit gebodt vernomen, Dat hy voltrecken wilde sonden blaem. 2. Zynde besorght voor sijne Bruydt vol weerden Oft haer iet miscomen sou, Die hy beminden seer getrouw: Hy heeft haer mé naer Bethlehem genomen, Want dit was Sint Josephs Stadt, S'avonts vermoeyt sijn sy binnen gecomen, Zijnde van hagel, sneeuw en regen nat. 3. Joseph die gonck dan in d'herbergen vragen Om logist al voor zijn gelt, Maer de weerdinnen seer ontstelt, Sy hebben hem seer spytigh toe-gesproken, Wesen hem in een Stal Seer dun gedackt, de muren seer gebroken, Siet daer wyst Bethlehem den Godt van al. 4. Joseph bedroeft over de groot oneere Diemen hier aen Godt bewijst, Is naer desen Stal gereyst, Alwaer die hooge Majesteyt geboren Is in een soo kouden nacht, Van die reyn suyvere Maget uytverkoren, Tot Saligheyt van 't menschelijck geslacht 5. O grooten Godt wie sal konnen bemercken Uwe liefde wonder groot, Die hier leyt dus naeckt en bloot, O wien de Hemels niet konnen bepalen Alderhooghste Godt van al: Zijt voor den Sondaer komen nederdalen, En gaen logeren in een armen Stal.
wouw001ghee01_01_10_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 12, "section": 1 }
Stemme: Den Salighmaecker die is nu gebaert. HEt eeuwigh Vaders Woordt geworden Mensch Is desen nacht voor ons geboren: Van een reyn suyver Maeght gebaert naer wensch Uyt Davids stam eeuwigh van Godt verkoren: s'Heeft hem gebaert al sonder ween oft klacht, Die komt verlossen 't menschelijck geslacht: In teere doeckskens in een krib geleyt, Laet ons aenbidden hier sijn hooge Majesteyt. 2. Een helder licht dat hier noyt oogh en sagh, Quamp in de duysternisse schijnen: 't Scheen dat den nacht verkeerden in den dagh, Jae selfs de Son haer stralen dé verdwijnen; Een soete aengenaem kinder-stem Hoortmen in't stalleken van Bethlehem, Het weent en schreyt hier aen sijns Moeders borst: Maer 's Menschen Saligheyt was sijnen meesten dorst. 3. De Engeltjens songen boven den Stal Met blyder stemme soet en stille: Gloria sy den hooghsten Godt van al, Vrede des Menschen die zijn van goeden wille: D'Herders en buyten-lieden op het velt Hebben hun vlytigh op de baen gestelt Om te besoeken t'aldersoetste Kindt, Dat om ons Saligheyt leyt inden kouden wint.
wouw001ghee01_01_11_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 13, "section": 1 }
Stemme: S'nachts als een iegelijck lagh in rusten. EEn helder licht is ons verschenen Den Salighmaecker is gebaert, Ons duysternissen zijn verdwenen, Vrede is aen de aerde verclaert: Siet hoe die hooge Majesteyt Op hoy en stroy in een Kribbe geleyt Tusschen twee beesten in eenen stal, Komt te hersellen Adams val. 2. Dit is den dagh die David alleyne Eertijts heeft in den geest voorsien, En riep om water uyt die Fonteyne, Die nu gemeyn is voer alle lien: Komt drinckt van dees Fonteyne al Die uytgedrooght zijt door Adams val Sy sal u geven in overvloet Levende water tot uwer behoet 3. Moyses die sagh in de Woestyne Het doren-bos vol vlam en vuur: Maer als hy 't bos niet sagh verdwynen Verscheen hem aen het verstant dees figuur, Hoe dat die hooge Majesteyt Sich sou bekleeden met onse Menscheyt Aennemend' lieffelijck Lichaem, Om soo te wesen tot lyden bequaem. 3. Siet hoe dees vlam haer vierighe stralen Vy: d'Heylige Dryvuldigheyt Heden laet op der aerden dalen, En maeckt de heele Werelt verblyt: Siet hier dat eeuwigh s'Vaders Woort Nu vlees geworden maeckt voor ons t'accoort, Geboren uyt een Maget reyn, Om met den Sondaer te wesen gemeyn. 5. Ach Sondaer laet dees vlam toch blaken In 't doren-bosch van uwe Ziel, Om die suyver van sonden te maken Schenckt u memori, verstant en wil Aen dit lief kindecken dat hier leyt, Om u te soecken van kou en schreyt; Want sijn wellust is te zyn met den Mensch, Schenckt hem u hertjen naer sijnen wensch. 6. O grooten Godt en Coninck vol vrede! O alderhooghste Majesteyt, Die van al herten moet zijn aenbeden, En hier zyt in een Kribbe geleyt: Ick bid u door u liefde soet, Geeft my een vredtsaem en reyn gemoet, En maeckt myn Ziel door liefde bereyt Om u te minnen in eeuwigheyt.
wouw001ghee01_01_12_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 14, "section": 1 }
Stemme: Laet ons gaen om te besoecken. HEden is ons een Kindeken geboren In den Stal van Bethlehem, T'welck al ons sonden neemt op hem, De Hemels vloeyen heden melck en honinck Storten uyt den soeten vré: Want siet hier leyt den alderhooghsten Coninck Tusschen twee beesten een een verworpen sté. 2. Vrede zy u die zijt van goeden wille: Want den Coninck vanden peys Is nu gebaert naer onsen eys. Men hoort alom de Seraphinsche tongen In de locht ontrent den Stal Gloria in Excelsis wort gesongen Aen hem den Alderhooghsten Godt van Al. 3. De Herderkens hoedende haere Schapen, Hoorende dees melody Lieten haer Schaepkens in de wey: Sy zyn met spoet naer Bethlehem gekomen, En getreden in den Stal Daer hebben sy dat Kindeken vernomen Het welck de werelt eens verlossen sal. 4. Zynde dan al met blydschap overgoten Vielen op haer knien neer, Aenbadent Kintjen hunnen Godt en Heer, Komt dan myn Ziel met heel u hert en sinnen En aenbidt hem met ootmoet, Die u bemint wilt wederom beminnen, Schenckt aen dit Kindeken een reyn gemoet.
wouw001ghee01_01_13_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 15, "section": 1 }
Stemme: Sa vlytigh op de baen. WAt sien ick ginder verr'? Gebuerman laet u Schapen staen, Siet een schoon helder sterr': Sa Tirter laet ons samen gaen Met vlyt,, 't is yt: My dunck ick hoor een Engels stem Omtrent den Stal van Bethlehem: My dunckt voor al Dat daer iet wonders wesen sal; Missias is gebaert, Soo ons den Engel heeft verklaert, Een cleyn Kintjen soet van aert, Leander nemt de stoopen aen Wy sullen hem besoecken gaen, Dat lief Kint Dit ons seer bemint. 2. Sy quamen in den Stal, Daer vonden s' in een Krib geleyt Den grooten Godt van al Sy knielden voor sijn Majesteyt Met spoet,, seer soet: Sy setten haer melck stoopen daer Haer korven met de ander waer, Coridon trock uyt sijn Luyt, Leander nam sijn Fluyt, Titer quamp met haer Riet En spelden oock een vrolijck Liet Voor dat soete Kintjen siet, S'Aenbaden dat onnoosel Lam, Het welck des werelts sond' afnam Met ootmoet, Hun alderhooghste goet. 3. Sy songen al te saem, Sus, sus, na, na na, Kintjen soet: Wilt toch wat slapen gaen, Sy custen daer met groot ootmoet Dat Kint,, bemint: Sy speelden voor 't onnoosel Schaep Tot dat het soetjens viel in slaep, De Moeder sey: Weest bly, Herderkens gaet nu vry, Dit Kintjen groot geacht Heeft nu gebroken 's vyants macht, Voor het menschelijck geslacht; Wilt vrolijck naer u Schaepkens gaen, En comt gy morgen noch eens aen Hier ter sté, Brenght u gebuerkens mé.
wouw001ghee01_01_14_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 16, "section": 1 }
Stemme: Noyt en was'er blyder nacht. BLyschap , blyschap desen nacht; Siet Messias is geboren, Over duysende jaer verwacht: Laet ons besoecken Het Kintjen in doecken, Op hoy en stroy geleyt Emanuël, En laet ons singen Met vreught op-springen: Viva den grooten Vorst van Israël. 2. D'Engeltjens songen soet en stil: Glorie sy Godt inden Alderhooghsten, Vrede den Mensch van goeden wil: Sa laet ons spelen Op Fluyten en Velen, Al voor dat soete Kint Emanuël, En laet ons singen Met vreught op springen: Viva den grootsten Vorst van Israël, 3. Nu is Satans macht te niet; Peys en vrede is ons geboren Door dit cleyne Kintjen siet, Laet ons dan vieren, En lustigh swieren, Al voor dit soete Kint Emanuël, Laet ons neer knielen Met hert en Zielen: Aenbidden hem den Vorst van Israël.
wouw001ghee01_01_15_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 17, "section": 1 }
Stemme: Den Salighmaecker die is nu gebaert. DEn Schepper van het menschelijck geslacht Is desen nacht voor ons geboren, Emanuël ter werelt lanck verwacht, Door Adams val wy waeren al verloren: Siet hoe hy schud' en beeft in dese kou, Hy sucht en weent hier uyt bitteren rou, Om dat den Sondaer selver niet en weent: Maer in sijn sonden leeft verhert ende versteent. 2. Siet Bethlehem die rijcke Konincks Stat En hadt geen plaets voor haeren Heere, Dus was't den Salighmaecker noodigh dat Hy buyten in een schuer sou gaen logeere, Den Stal der beesten was hier sijn Salet: Wat hoy en stroy was dijn decksel en bedt, Een houte Kribbe was sijn Ledikant, Wie is oyt sulcks gedaelt in sinnen of verstant. 3. De stomme beesten kennen hunnen Heer, Voor wien sy haeren adem geven, Om te verwermen sijn ledekens teer, Die vande kou hier schudden ende beven: Komt,komt toch Sondaer oock een weynich hier Maeckt voor dit Kintjen in u hert een vier, Dat hier in vorst en sture winden leyt, En Mensch geworden is voor uwe Saligheyt.
wouw001ghee01_01_16_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 18, "section": 1 }
Stemme: VVat sien ick Titer ginder verre. HEt Kindeken is nu besneden, Mijn ziel aenschoudt, Voor ons mifdaet in sijne teere leden Maer acht dagen oud: Ach, ach, hoe moest de Moeder weenen, Die dees bitter smert Gevoelden in haer hert, Dat haer Kint met een steenen Mes besneden wert. 2. Komt gy alreed u bloet vergieten Emanuël? En u vyer-pyltjens uyt den Hemel schieten Naer de aerde seer snel: Ach kost u liefde niet vertoeven Tot dat ghy hier naer Veel meerder pijnen swaer Bitterlijck voor ons proeven Sult naer dertigh jaer. 3. Ghy comt den Wyngaert vroegh besproeyen, Die was verdort, Gy stelt hem weer so fleurigh in sijn bloeyen, Dat hy vruchtbaer wort: Ach mocht het my toch eens gelucken Dat dit Heyligh Nat Mijn sondigh hert besat, Ick sou de vrucht dus plucken Die den Wijn-stock hadt, 4. Jesus wort u den Naem gegeven Tot onser vreught? O weerden Naem voor wien de Hel moet beven, En den duyvel vlucht: Laet Iesus uwen Naem geschreven Zijn in myn gemoet. Ver' boven honinck soet, En doet mijn Ziel herleven; Ach mijn eewigh goet. 5. Ick bid u Iesus door u lijden En bitter smert, Dat gy u liet als een Sondaer besnijden: Komt toch in mijn hert, En wilt besnijden all' mijn sinnen, En mijn Ziele kracht, Op dat ick dagh en nacht U mijnen Godt beminne, En de sond' veracht.
wouw001ghee01_01_17_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 19, "section": 1 }
Stemme: Den Salighmaecker die is nu gebaert. DRy Koningen quamen gereyst van verr', Al om te doen hun Offeranden, Sy sagen in den Oosten een claer sterr' Die hun bracht in de Bethlehemsche Landen: Maer sy verloren die te Jerusalem, Dus vraeghden sy met een bedroefde stem: Waer is geboren hier dat weerdigh Kint? Koninck der Joden die ons ziel soos eer bemint. 2. Herodes was verwondert en verbaest, Als hy hoorde dees Koninckx Heyren, Zynde beroert hy ded' terstont met haest De Schrift geleerden en Priesters vergeeren, Sy vonden in de Professien ras Dat desen Koninck al geboren was, En dat in't stalleken van Bethlehem Heroden riep terstont de Koningen tot hem. 3. Gaet soeckt hem in den Stal van Bethlehem: Maer als gy 't Kintjen hebt gevonden En hebt u Offerand gedaen aen hem: Keert weer tot my wilt my de plaets verkonden, Op dat ick oock als gy-lieden met spoet Het Kintjen gaen aenbidden met ootmoet. Dus scheyden dees dry Koningen van hem, Maer sy en keerden niet weer naer Jerusalem. 4. Als sy quamen buyten Jerusalem, De helder Sterr' sy weer vernamen, Sy bleef staen op den stal van Bethlehem; Hun hert spronck op van blyschap al te samen, Sy syn getreden in den armen Stal Daer vonden sy den grootsten Godt van al Op hoy en stroy hier in een krib geleyt, Sy vielen neder voor sijn hooge Majesteyt. 5. 'S aenbaden 't Kindeken met groot ootmoet: Want hun herten in liefde branden, Worpten haer Croonen voor het Kintjen soet Met groot respect deden 's hun offeranden, Sy openden hun cassen menigh fout, Offerden Myrrhe, Wiroock ende Gout: Seyden weest willekom die onse Saligheyt bemint. 6. Naer d'offerande siet het Kindeken Heeft sijnen segen haer gegeven Met sijn gebenedyde handeken, Het loegh hun aen, hun hert begonst 't herleven Daer naer het keert hem om en 't krege dorst, De Moeder druckten 't aen haer lieve borst, De Koningen siende 't suygende kint, Sy riepen al met vreught siet onsen Coninck drinckt. 7. De Coningen die danckten 't Kintjen seer, D'welck hun dus weder gaf den segen, De Moeder en Joseph den Voester-Heer, Daer mé soo gingen sy weder haer wegen Vol van hemelsche consolatie soet, Een schoonen Engel quam hun in't gemoet, Die hun gewesen heeft een ander baen, Met blyschap zijn sy weer elck naer hun Rijck gegaen.
wouw001ghee01_01_18_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 20, "section": 1 }
Stemme: Schoon Catharina Beldt der Belden. (ofte) O gekruysten Heer der Heeren. O Maria die als heden Naer den Tempel zyt gegaen, Met u Kindeken vol van vrede, En hebt aen de Wet voldaen: Gy geeft ons hier een exempel, Hoe men van sijn jonge jeught Sich moet wennen tot Godts Tempel, En begeven tot de deught. 2. Gy gonght uwen Soon opdragen Van sijn veertigh dagen oudt. Tot sijns Vaders wel behagen, Simeon hem hier aenschoudt: Hy heeft hier met vreught ontfangen Daer hy lanck hadt naer gedorst, In sijn ermen met verlangen. Desen lanck verwachten Vorst. 3. Vol van Hemelsche wellusten, Sprack hy sijnen Schepper aen: Heer laet u Dienaer ter rusten Naer u Woort in Vrede gaen: Mijn oogen hebben naer wenschen, Nu gesien Saligheyt, Die gy hier voor alle Menschen Ende volcken hebt bereyt. 4. Gy comt d'Heydenen verlichten Door u helder klaerheyt snel, Gy comt u costen die hier suchten, Oock het volck van Israël: Sult gy zijn tot een glori' Nu en inder eeuwigheyt, Zyn lof ô Consistorie! Heylige Dryvuldigheyt. 5. Noch sprack Simeon gepresen Suyver Maeght dit Kintjen reyn, Sal int val en opstaen wesen Van veel lieden in 't gemeyn: En het droevigh sweert van lijden, Onthoudt dese worden wel: Sal u suyver hert doorsnijden Over sijn tormenten sel. 6. Maria heeft in haer herte Wel bewaert dees woorden droef; Want dees prophetie vol smerte Heeft sy naermaels wel beproeft: Als sy was tot seven werven Met haer Kint in lijden swaer, Oock in groot torment sagh sterven Voor ons op den Bergh Calvaer 7. O Heylige Maeght der Maeghden Die u liefste Kintjen soet; In den Tempel hebt gedragen, Wy bidden u met ootmoet: Draeght toch onse Ziel oock mede In dat schoon Hemelsch Sion, Daer sy eeuwigh rust in vrede Met den ouden Simeon.
wouw001ghee01_01_19_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 21, "section": 1 }
Stemme: Blydtschap, blydtschap over al. SIet Maria met ootmoet Met haer liefste Kintjen soet Vlyrich naer den Tempel gaen, En heeft aen de Wet voldaen; Daer sy niet was aen verbonden: Want s'en heeft de minste vleck Noyt géerft van Adams sonde, Noch het alderminst gebreck: T'is Godts liefde die haer hier toe treckt. 2. Siet die suyver Maget reyn Offert Tortel-duyfkens kleyn Met haer Kintjen Godt en Mensch; Ach een Offerandt naer wensch Tot sijns Vaders welbehagen: O mijn Ziel dit wel onthoudt! T'en was oudt maer veertigh dagen, Simeon hem hier aenschout, In wien hy hadt door Godts geeft betrout. 3. Hy omhelst met blydschap hier T'Kindeken vol van Hemels vier: Ach hoe Saligh was den Man Als hy d'in sijn armen nam; Want hy sprack doen wel met reden. Naer u woort Heer wilt gebien, Dat u Dienaer rust in vrede: Mijn oogen hebben gesien, Hem die g'hebt bereyt voor all lien. 4. Een Licht tot verlichtingh siet Vande Heydenen weert bediet, En tot een glorie snel Van het Volck van Israël, Zyt gy Kindeken wel geboren Van dees suyvere Maget reyn, Salighmaecker uyt vercoren, Willecom moet gy ons zyn, Onsen Godt hier in dit aerdtsche pleyn. 5. Glorie zy u Vader goet, En u Soon, ô Kintjen soet! En u Heyligen Geest wiens kracht Dese Menscheyt hebt gebracht In dees suyver Maeght vol waerde, Alle tongen met jolyt, Soo in Hemel als in aerde, Loven uwe Majesteyt Van nu af tot inder eeuwigheyt. 6. Noch sprack Simeon met ootmoet: Liefste Moeder dit Kintjen soet Sal tot val en opstaen zyn Van veel lieden in 't gemeyn, En het droevigh sweert van lijden; Onthoudt wel dees waerheyt claer, Sal u suyver hert door-snyden Als gy in tormenten swaer Hem sult sien sterven in 't openbaer. 7. Maria heeft in haer hert Wel bewaert dees woorden weert, Want dees Prophetie bedroeft Heeft sy naermaels wel geproeft, Als sy quamp tot seven werven Met haer Kint in 't lijden swaer, En in groot torment sagh sterven Voor ons op den Bergh Calvaer, G'hecht aen 't Cruys voor s'Wereldts sonden klaer. 8. O Maria Maget soet! Ick bid u met groot ootmoet, Door die droefheyt en die smert Die hier smachten u reyn hert, En dat ghy hebt op-gedragen Vwen Soon den Godt van vré, Naer des Vaders wel-behagen Dreaght mijn Ziel ten Hemel mé, Daer sy rust met Simeon in Vré.
wouw001ghee01_01_20_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 22, "section": 1 }
Stemme: Hoe ligh ick hier versmoort in mijn ellende. (ofte) Adieu mijn huys mijn ouders en mijn vrienden. WAnneer Herodes hadt voor hem genomen, Dat hy de kinderkens doen dooden sou, Is s'nachts den Engel by Ioseph gecomen; Sprack Ioseph staet op weckt u Bruyd getrouw, Haest u al metter spoet, want sy in ongenuchten Met haer lief kintjen soet terstont moet vluchten. 2. Herodes heeft veel kinders doen vermoorden, Den kleynen Iesus soeckt hy over al, 'T was 't leven van dit kintjen dat hem stoorden, Ras op de vlucht verlaet Bethlehems-dal; U Eseltjen met spoet wilt haestigh gaen bereyden En naer Egypten Lant soo wilt haer leyden. 3. Terstont gonck Ioseph Maria op –wecken, Op mijn beminde Bruyt wy moeten gaen, T'Is meer als tijt wy moeten van hier trecken; Herodes met sijn volck is op de baen: T'Is om dit weerdigh Kint (voor wien de hel moet beven, Van u en my bemint) te nemen t'leven. 4. Maria sat op 't Ezeltjen met suchten, Sprack tot haer kintjen t'welck van koude beeft: Ach mijn lief kint moet gy de doodt gaen vluchten, Die 't leven zyt en alles 't leven geeft; Voorwaer het sweert van wee vol droefheyt druck en smerte, Van Simeon voorseyt doorsneed' haer herte. 5. Door bosschen, bergen, dalen en valleyen Moesten sy reysen door veel wegen rouw, Door hagel, sneeuw en vorst moesten sy reyen, T'was winters-weer den wint was stuer en kouw: In nevel, mist en wint moesten sy't was te deeren. Met dit dit teer Goddelijck kint bynacht logeeren. 6. Op dese reys hebben sy veel geleden Door kou, armoede, dorst en hongers-noodt; Maer 't geen haer noch de meeste pijn aen-dede, Dat was de vrees van haer lief kintjens doodt: Het welck Herodes vreet met sijn Soldaten sochte, Maria berghden 't kint hoe sy best mochte. 7. Als sy in't Lant Egypten zijn gekomen, Passerende de af-godts Tempels daer: Een groot gerucht heefdmen terstont vernomen, Want al d'Afgoden vielen neer voorwaer, Sy kenden daer de Goddelijcke Macht wilt mercken Die door dees teere Menscheyt quam te wercken. 8. Egypten-lant gy moght wel zyn gepresen, Seer wel hebt gy ontfangen t'uwer vrucht, Jesus, Maria, Ioseph uyt-gelesen, Voorwaer geluckigh was voor u dees vlucht: Ach hadt ick u bewin gehadt wilt dit vry peysen, K'en hadt dit huysgesin noyt laten reysen. 9. Heylige Moeder Godts door al dat suchten En 't ongemack dat gy let op dêes reys: Helpt my dat ick altijdt de sond' mach vluchten, En al wat tusschen Godt en my breckt peys: Verlost my van 't gewelt des vyants als ick scheyde, En wilt mijn Ziel in 't s'hemels vreughden leyden.
wouw001ghee01_01_21_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 23, "section": 1 }
Stemme: Ach datmen dien tijt noch eens vondt, dat het coren de veertel twee schellinge golt. (oft) Doen Daphne d'overschoone soete Maeght. O Maria gy hebt gepresenteert U Kintjen van veertigh dagen out, In den Tempel waer Simeon propheteert, Het welck u bedroefden soo menighfout, En sey dat dêes uwen Sone gepresen, Die gy brocht in uwe armen getrouw, Tot val en opstaen soude wesen Van veel, en dat oock het sweert van rouw U met droefheyt belaen Sou 't hert en ziel doorgaen, Over u Soons Lijden en bitter torment; O Maria gy voelden stracks dese ellent. 2. Als gy ô Maget in ongenucht, Met u liefste Kintjen door bosschen en velt, Naer 't Lant Egypten moest nemen de vlucht, Om soo te ontcomen Herodes gewelt: Wat droefheyt heeft hier uw ziele bevangen? Wat ongemacken leedt gy op dêes baen Het sweert van wee heeft hier met verstrangen V suyver hert en u ziele doorgaen; Den wegh was verr' en rouw, Het weer was stuer en couw, Het Kindeken teere daer gy vluchten mé Was Godt uwen Heere en Conick vol vré, 3. Doch als gy hem verloren hadt, Hoe was doen u suyver hertjen ia pijn! Gy misten uwen weerdighsten schat, Die gy hadt gemeyn by Sint Joseph te zyn, Niet alleen onder de Vrinden en Magen Ginckt gy hem soecken en op 't selve pas. Maer door d'heel stadt van Jerusalem vragen. Daer hy by de Doctoren was; Als gy hem niet en vont Van droefheyt schier verslont In bittere suchten volhert gy tot dat Gy wêer u lief Kintjen gevonden hadt. 4. Maer als ghy hem quaemt te gemoet, Daer hy ginck al naer den Bergh Calvaer, Lekende van het svveer en bloet, Geladen met t' Kruys dat hem viel soo svvaer: Gy saeght hem vallen en seer geslagen Besvvyken onder dit svvaer gevvicht, Hadt gy hem mogen helpen dragen, Het hadt u bjden noch wat verlicht: Hy sagh u droevigh aen, Gy vviert met druck bevaen, 'T Svveert van vvêe en lijden van Simeon voorseyt Quam u hertjen doorsnijden in bitterheyt. 5. Maer als gy hem van 't Jods gespuys Gespannen als een pees op den boogh Met plompe nagels saeght hechten aen 't Cruys, En hangen tusschen Hemel en aert omhoogh, Gy stont daer onder met suchten en beven, Op u soo drupten dat dierbaer bloet, Gy saeght hem sijnen Geest oock geven: Ach hoe vvas doen u reyn hert tegemoet, Hadt Godt u niet versterckt, Soo mijn Ziele bemerckt, Gy hadt hier besvveken men sagh root als bloet, V tranen af leken in overvloet. 6. Simeon dede met grooter eervveert Het Lichaem van 't Cruys nu vvesende doodt T'vvelck gy met grooten vveedom aenveert Op uvven reyn maeghdelijcken schoot Gy kusten 't Lichaem uvvs Soons menigh vverven, 'T Welck gy vol bloet en vvonden hier vint: Het scheen gy soudt van droefheyt sterven, Siende hier doodt u liefde kint; Tranen in overvloet Storten u reyn gemoet; Waer mede gy 't Lichaem van uvven Soon Hier bayden en vvasten suyver en schoon: 7. Sy namen met groot eervveerdigheyt, O suyvere Maget u Sone vveer af, 'T Welck u vervveckte tot nieuvve droefheyt, En leyden hem in een nieuvv steenen graf: Ach liefste Moeder vvilt ons toch schencken Een reyn gemoet en medelydende hert Dat vvy altijt met devotie gedencken V leven Wëen en bitter smert, Door al u droefheyt groot Staet ons by inden noot, Als vvy sullen scheyden uyt t'leven vol sucht, Wilt ons dan geleyden in 't Hemelsch genucht.
wouw001ghee01_01_22_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 25, "section": 1 }
Stemme: O Godt ! ô eenigh Soon van uwen Vader. ALs Christus onsen Godt en Heer den Heeren Wiert van den geest geleyt, In de Woestijn eer dat hy soude gaen leeren Den Mensch ter Saligheyt, Door Predicatie naer 't Vaders behagen, Heeft eerst gevast veertigh nachten en dagen. 2. Toen quam den soeten Heer honger te vooren, Meest naer de rechtveerdigheyt, Hier quamp den helschen vyant hem bekoren, En heeft tot hem geleyt, Zijt ghy den Sone Godts machtigh in daden, Maeckt van dees steenen broot wilt u versaden. 3. Iesus antwoorden hem daer staet geschreven, Om te verstaen seer klaer, Den Mensch moet alleen van den broodt niet leven; Maer van elck woort voorwaer, Dat voorts komt uyt den Mont van Godt van waerden: Doen nam den Satan hem op vander aerden. 4. In d'Heylige Stadt voer hem desen tenteerder Op de tinne des Tempels daer Hy sprack zyt gy Godts Soon soo worpt u neder; Daer staet geschreven claer, Sijn Engels sullen u af dragen reene, Op dat g'u voet niet en stoot aen den steene. 5. Hier op antwoorden hem den soeten Heere; Daer staet geschreven by G'en sult den Heer uwen Godt niet tenteere: Doen nam hem Satan vry, En droegh hem op het hooghst van eenen berge, Om Jesus voor den derden keer te tergen. 6. Hier stelt den vyant aen den Heer te voren Des werelts ydelheyt Met al haer rijckdom eer ende glorie, En heeft tot hem geseyt, All' dese dingen schoon en hoogh verheven, Is 't dat gy my aenbidt sal ick u geven. 7. Gaet henen Satanas daer staet geschreven Gy sult aen Godt alleen Sprack Jesus all' eer en aenbiddingh geven Uyt suyver herten rêen; Doen liet den Satanas den Heer vol waerden, D'Engeltjens dienden hem bly op der aerden. 8. O soeten Iesus minnelijcken Heere, Ick bid u met ootmoet, Wilt toch dien helschen Satan van ons keeren Door u reyn liefde soet: Wilt toch in quaey bekoringh voor ons strijden, Hier naer ons Ziel eeuwigh in vrede leyden.
wouw001ghee01_01_24_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 26, "section": 1 }
Stemme: Doen Daphne d'overschoone soete Maeght. ALs Jesus son naer Jerusalem gaen, Eer dat hy gonck lijden en sterven gewis, Sprack twee van sijne Discipelen aen: Gaet naer dat Casteel dat recht over u is Daer sult gy een Ezelinne vinden Hebbende een jonck Veulen met haer, Brenghtse by my en wiltse ontbinden; Seyt iemant iet soo segget aen haer, Den Heer behoeftse saen Hy salse laten gaen: Sy hebben gedaen al wat Iesus hun seyt En haer kleederen op d'Ezelinne geleyt. 2. Hier op soo deden sy Iesus vol waerd' Dus sitten, en eene seer groote schaer Spreyden haer kleederen neder ter aerd', Op dat hy daer over mocht ryden voorwaer; Andere sneden met grooter eeren Tacken der boomen en stroydense claer Op den wegh daer Iesus sonde passeren: Veel lieden volghden hem voor ende naer En riepen al gelijck, Ionck oudt arm ende rijck; Osanne den Sone van David soo seer, Gebenedijt die komt in den naem des Heer. 3. Soo riepen oock al de kinders met vleyt, Dus hebben de Phariéen vol blaem Uyt nydighey tot Iesum geseyt, Heer straft u Discipels sy sijn onbequam Tot dit Mysterie hierom doetse swygen: Iesus sprack en bemoeyt u dit niet, Is 't dat sy swygen soo sullen 't getuygen De steenen die gy in d'aerd' leggen siet: Doen sprack den Heer noch voort En hebt gy noyt gehoort Uyt den mont van de spraeckeloose wat dit raeckt, T'zijn de kinderen soo hebt gy den lof volmackt. 4. Maer eer dat Iesus ginck binnen de Stadt, Soo heeft hy haer siende seer droevigh geweent, Mits dat hy wist en kenden hoe dat Haer sondige herten dus waren versteent, En dat sijn doodt en bitterste lijden, Die hy nu soude gaen smaecken voorwaer Aen veel van dese ten eeuwigen tijden, Sou dienen tot haer verderffenis klaer; Hy sprack met droeve stem: Wêe u Ierusalem, Want gy niet den dagh uws besoecks hebt gekent, Soo sal die u dienen tot droevigh ellent. 5. Doen is den Heere naer dit beklagh Binnen de Stadt naer den Tempel gegaen, Daer hy noch meerder verwoestingh aen sagh, Want hy daer vont Duyven-verkoopers in staen, Terstont om d'eere des Vaders vol vrede Dreef hy uyt sijnen Tempel vol waerd' Koopers, verkoopers en wisselaers mede, Worpten haer tafelen neder ter aerd', En heeft tot haer geseyt: Wat hun misbruck beleyt, Mijn Huys is een Huys des Gebedts wat dit raeckt, Dat gy een speloncke der Moordenaers maeckt. 6. Doen dede den Heere een soet vermaen Aen alle de Scharen op't selve pas, En is weer uyt den Tempel gegaen, Alwaer gy de kreupel en blinde genas: Doch onder al die ondanckbare Ioden Schoon sy genoten dêes weldaden groot, Niemant die Iesus sijn huys eens toe-boden Ofte ter tafelen hadde genoot: Dus moest den Heer voorwaer Met sijn Apostels claer Weder keeren naer Bethanien om dat Ierusalem voor hem geen plaetse en hadt. 7. De Phariséen hielen den raet, Hoe sy souden brengen den Heere ter doodt; Want s'hadden desen bloedigen haet Tegen hem dry iaeren in 't herte gevoedt: De Joden dorsten met groot verlangen Met haere tanden te scheuren verwoet, Maer Iesus hiel hem stil, Dat was sijns Vaders wil; Want d'ure sijns lijdens onder't Iodts gewelt Hadt Godt van all' eeuwigheden gestelt. 8. O minnelijcken Iesus vol weert, Ick bid u door alle de liefde soo groot, Dat gy die ons natuer hebt aenveert Om voor ons te sterven de bittere doot; Wilt my die Heylige tranen eens leenen Daer gy Ierusalem mé hebt beweent, Om al mijn sonden daer mé te beweenen Waer in mij ziele hier leyt als versteent: Besoeckt my soeten Heer Door gratie meer en meer , En als ick sal scheyden uyt 't leven der pijn, Wilt mijn ziel verblyden door u soet aenschijn.
wouw001ghee01_01_25_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 27, "section": 1 }
Stemme: Een weldigh jonck geselle. ALs den tijt vvas gecomen Die Jesus hadt voor genomen Te sterven voor ons de doot In veel tormenten groot, Wou hy t'avontmael bereyden, En gaf eer dat hy scheyden Sijn vlees en bloet present In't Heyligh Sacrament, 2. Met groot ootmoedigheden Omgorden hy sijn leden Met een vvit sijne kleet, Water in 't becken deet D'Apostels alle gader Oock Judas den Verrader, Wasten hy metter spoet De voeten met ootmoet. 3. Petrus sprack seer verslagen Heer 'k en sal niet verdragen Dat gy mijn voeten vvast, Die ben maer stof en afs' Maer Jesus sprack mits desen, Petrus het moet soo vvesen, Soudt ghy met my gelijck Deel hebben in mijn rijck. 4. Petrus sprack doen ter stede, Heer vvast oock al mijn leden. Mijn handen en mijn hooft, Die in u vvort gelooft, Maer Jesus hem bedieden, Dat dit niet moest geschieden, Die gesuyvert is die past. Dat m' hem de voeten vvast. 5. Zijnde aen tafel gecomen Heeft Christus het broot genomen En dat gebenedijt, Gebroken en geleyt: Ontfanght het broodt van 't leven. Het vvelck ick u sal geven Mijn Lichaem hier present Voor een nieuvv Testament. 6. Doet dit tot mijn gedachtenisse, Seer haest sa lick gevvisse Voor u gelevert zijn, Tot vreet torment en pijn. Doen nam hy oock in handen Den Kelck daer hy verandert Wijn in sijn dierbaer bloet Door sijn heyligh Woort met spoet? 7. Mijn bloet geef ick u te drincken Apostels tot een gedincken Van mijn liefd' excellent, Die ick u maeck bekent, 'K en sal voorts niet meer smaecken, Voor dat mijn Rijck sal naecken, T'gewas den Wijngaert-ranck Voor ick drinck den nieuwen dranck. 8. Doet soo malcanderen in vrede, Als ick u te voren dede, Suyver zyt gy voorwaer; Maer dogh niet al te gaer: Eenen sal my verraden, D'Apostels seer beladen, Dachten wie wesen sou Soo vreet en ongetrou. 9. Petrus een teecken dede Aen Joannes vol liefd' en vrede, Die rusten met ootmoet Op Jesus borst seer soet: Dit te vragen 't welck hy dede; En sprack Meester vol vrede, Seght my ter goeder trou, Wie dat dit wesen sou 10. Die ick dit broodt verheven, Sprack Jesus gedoopt sal geven, Nemt hier op u gemerck Die sal doen dit boos werck; T'waer hem beter noyt te leven Als sulck een seyt te bedreven: Jesus gaf doen het broot Judas den Hiscariot. 11. Judas ontfinck tersteden 'T broodt en den duyvel mede; Is wegh gegaen terstont, En maeckten een verbont Al met die vreede Joden Die Jesus wilden dooden: Dertigh penningen niet meer Vercocht hy sijnen Heer. 12. O Iesus weert verheven, Ick bid u Wilt my geven U Heyligh Vlees en Bloet Te nutten met groot ootmoet: Ach laet mijn ziel eens rusten Vol hemelsche wellusten Oock op die soete borst. Waer naer Ioannes dorst.
wouw001ghee01_01_26_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 28, "section": 1 }
Stemme: Helas je suis abandonné. (oft) O valsche werelt vol bedrogh. ALs t'Avontmael gehouden was Ginck Iesus naer het droevigh hofken treden, Petrus, Iacobus, Ioannes mede, En sprack tot hun dees woorden op dat pas: Men sal den Herder gaen verslaen Verstroeyt soo sullen al de schapen gaen Gy lieden sult alle verergert wesen In mijn pijn en ellent, Oock sult gym y mits desen Verlaten in torment, 2. Petrus antwoorden ô soeten Heer, Al waert dat sy alle verergert saten K'en sal u nimmermeer verlaten; Maer Iesus sprack, ô Petrus roemt niet meer! Want eer dat krayen sal den Haen Dry mael sult gym y verloochenen gaen Zijnde dan t'samen in 't Hofken getreden, Soo wiert den soeten heer Bevangen met droefheden Door al sijn leden teer. 3. Hy sprack verwacht my hier int' gebedt: Mijn Ziel is droevigh totter doodt met reden, En is wat weeghs van hun getreden, Daer hy vvirt vol van bitterheyt geset, Zijnde dan plat ter aert gestreckt Die hy met droeve tranen overdeckt: Hy riep, ô Vader! is't toch mogelijcke Wilt desen Kelck der doodt, Doch laten van my vvycken, Troost my in desen noot. 4. Doch vvilt gy dat ick hem geniet, K'en vvil u lieven Vader niet gebieden, K'en wil de doot oock niet ontvlieden, Dat dan niet mijn maer uwen wil geschiet: Comt, comt, ô Sondaer! hier met spoet, En wast u Ziel in desen tranen-vloet, Siet uwen Meester schudden ende beven Door groote bangigheyt, Het bloet dat quam gedreven Door al sijn aders uyt. 5. Want hy voorsagh den swaren last Op hem genomen al des werelts sonden Dat Godt was in sijn eer geschonden, Die hy moest repareren op dat pas, En dat sijn lijden en sijn pijn, Aen menigh Ziel noch sou verloren sijn De grootheyt vande sonde niet te bepalen Sijns Vaders weerdigheyt, En dat hy moest betalen Aen sijn rechtveerdigheyt. 6. Naer desen soo bloedigen strijt Gonck Iesus naer sijn lief Apostels treden Die hy vint slapende sprack met reden En cont gy waecken niet een uer met my, Eylaes den geest is wel bereyt; Maer 't vlees is kranck dat levert altijt strijt, Dus waeckt en bidt ô mijn Apostels alle Op dat gy niet en mocht In quaey becoringh vallen: Want u naeckt swaer aentocht. 8. Doen gonck Iesus met groot ootmoet Weer ten gebedt met d'aensicht plat ter aerden, Bidt sijnen Vader als voor met vvaerden Besproeyt de aerd' met vvater ende bloet: O sondigh hert u driften temt! Siet hoe dat Iesus hier in tranen svvemt Betert u leven en doet penitentie, V sonden hier bevveent Vyt heel uvvs hert en vvenschen Eer gy voort heel versteent. 9. Hier leyt den minnelijcken Heer Besvveken heel in svveet en bloet vvilt mercken De Godtheyt quam hem hier verstercken, Dus gonck hy vveder voor den tvveeden keer, By sijn Apostelen bemint, Die hy eylaes vveder slapende vint, Heeftse vermaent met minnelijcke reden, Naer Goddelijcken heys En ginck vveer ten gebede Al voor de derde reys. 10. Hy bidt vveer op de selve vvys Aen sijnen Vader in soo droeve stonden Den Vader heeft hem af gesonden: Een Engel die hem troosten quam naer heys, En hem verstercken om met vlyt Kloeckmoedigh te aenveerden desen strijt, Dus gonck hy by d'Apostels met verblyden, Slaept mijn Apostels nu, Rust eer begin mijn lijden, Den tijt is nu voor u. 11. O minnelijcken Iesus soet! Ick vvensch voortaen in mijnen gront te dragen T'invvendigh lijden met u behagen, Dat gy in 't Hofken leet met groot ootmoet: Ick vvensch te storten tranen heet Voor al u droefheyt en u bloedigh svveet, Oock voor mijn snootheyt en mijn sondigh leven, Die hier van d'oorsaeck zijn: Heer vviltse my vergeven Door all' u bitter pijn.
wouw001ghee01_01_27_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 29, "section": 1 }
Stemme: Als Iesus een minnende Ziel. (ofte) Is 'er soeter min. WAnneer naeckende was den tijt Die onsen Heer hadde genomen, Weckt sijn Apostels en hy seyt: Staet op de uer is nu gecomen, Veel volcken zijnder op de baen, Siet Iudas die comt voor gegaen, De Ioden volgen om my te vangen; De Ioden volgen om my te vangen. Siet Iesus metter spoet Gaet hun kloeck te gemoet. Siet Iesus &c. bis. 2. Iudas hadt de Ioden geseyt: Soo vvie dat ick den kus sal geven, Hout hem vvel vast behendelijck En heeft hem pertinent beschreven: Hy kust dan Iesus metter spoet En seyt: ô Meester vveest gegroet! O Vrint vvaer toe zijt gy gecomen? Sprack Christus met ootmoet Seer minnelijck en soet. bis. 3. De Ioden quamen spoedigh aen Om hem te binden met verstrangen, Siet Iesus sprack hun minsaem aen: Wie soeckt gy vrint, vvie vvilt gy vangen? Wy soecken Iesus van Nazareth Die tegen-strijdigh is ons Wet: Ick bent sprack Iesus vol van vveerden. bis. Door dit voort groot van kracht Vielen sy in onmacht. bis. 4. Naer dat dit drymael is geschiet Soo heeft hun Iesus macht gegeven; Maer sprack vvilt gy my vangen, siet Laet mijn Dienaers gaen haere vvegen: Sy binden hem seer vreet en quat, Met coorden sleypten s'hem langs straet, Seer vreeselijck sy hem tracteren:bis. Petrus trock uyt sijn swaert, Slaet Malcus d'oor ter aert. bis. 5. Hier crijght Petrus een vermaen Van sijnen minnelijcken Heere: O Petrus! die met sweerden slaen Sullen door 't sweert ten onder keeren; Dus sterckt u sweert weer in de schée, Want ick moet lijden dese wée, Den Kelck mijns Vaders moet ick drincken,bis. Siet Jesus sonder let, Weder de oor aenset. bis. 6. Doen zijn de Joden seer vervoet Den soeten Heer nader gecomen, Sy trocken hem met grammen moet Door de Beke van Cederon hier omme Besweet, bebloeyt en vol van pijn Dat op Schriftuer vervult sou zijn, In den wegh sal hy uyt de Beke drincken:bis. Sy sleypten hem verwoet Door desen water-vloet. bis. 7. Doen gingen sy den soeten Heer Voor eerst naer 't Huys van Aunas leyden Die vraeghden hem naer sijne leer En sijn Apostels sonder beyden: Iesus die sprack met woorden claer, Ick heb geleert in 't openbaer, Vraeght haer die mijn Woort aenhoordenbis. Een Knecht vreet en méchant Slaet met een yser hant. bis. 8. Uyt neus en mont in overvloet Sach men het bloet van Iesus springen, Dus sprack den Heer met woorden soet Tot hun die desen slagh voort-bringen: Sprack ick hier qualijck metterdaet, Soo geeft geruygenis van 't quaet; Maer sprack ik wel soo is mijn vragebis. Waerom ô Dienaer quaet! Is't dat gy my dan slaet?bis. 9. Sy leyden hem naer Caïphas, Die scheurt van gramschamp sijn kleeren Om dat hem Iesus op dat pas Antwoort de waerheyt tot sijn eeren, HIer leet den Heer meer pijnen dan Als hier oyt pen beschrijven can, Oft eenigh hert conde bepeysen;bis. Want niemant hier en weet Al dêes tormenten vreet. bis. 10. Petrus wermt hem by de vier Met d'ander want het cout mocht wesen: De Dienst-maeght sprack tot hem alhier, My dunkt gy zijt oock een van desen; Hy loochent hier tot drymael toe Den soeten Heer: Petrus wel hoe Waer is u trouwighet gebleven?bis. Die gy omlangs soo seer Beloofden aen den Heer. bis. 11. Terstont soo craeyden doen den Haen, Wiens stem quam Petrus vermanen Iesus sagh hem eens minsaem aen, Terstont hy vloeyden in sijn tranen, Door penitentie ongemeyn Wort Petrus weder van sonden reyn: O sondaer wilt dit wel bemercken!bis. U sonden hier beweent Eer dat gy wort versteent. bis. 12. Iudas bekennende sijn quat Quam om het gelt weder te geven, Hy was bedroeft en desperaet, En sprack veel quaet heb ick verraen, Sy seyden wat gaet ons dat aen: Bedroeft hy uyt den Tempel scheyden,bis. En heeft hem met een strop Terstont gehangen op. bis. 12. Ach Iesus minnelijcken Heer Die hebt soo veel voor my geleden, Bint my toch aen u liefde teer, Hout my gevangen 'k ben te vreden In al mijn sinnen vol verschil, Oock in verstant, memori', wil: Betaelt mijn schult door u droefheden, En hecht mijn ziele vast Aen uwen soeten last. bis.
wouw001ghee01_01_28_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 30, "section": 1 }
Stemme: O gekruysten Heer der Heeren. ALs den Heere was gevangen, Brachten de Ioden hem verwoet, Voor Pilatus met verstrangen Daer stont dat onnoosel bloet: En sy bleven staen van buyten Om dus niet te besmet te zijn, Maer van hun sondige feyten, En gevoelden sy geen pijn. 2. Pilatus vraeghden hun met reden Inden wel wie brenght gy hier? Met soo groote bitterheden. En soo wonderlijck gerier: Maer sy riepen onverduldigh Met een noyt gehoorde clacht, En waer hy de doot niet schuldigh Men hadt hem hier niet gebracht. 3. Heeft hy soo veel quaet bedreven, Sprack Pilatus met een set, Wilt my hier van reden geven, Oft straft gy hem naer u Wet: Sy seyden t'is een verleyder Een op roerder vvat dit raeckt. Hy verbiedt 't tribuyt den Keyser En sy selven Coninck maeckt. 4. Doen is hy binnen getreden Met den Heere op dat pas, En hy vraeghden hen veel reden Oock oft hy een Koninck was: Maer den soeten Heer vol vrede Heeft dit Pilatus bediet, Sprack mijn Conincklijck oft stede Is van dese werelt niet. 5. Als Pilatus niet cost speuren Ginck hy voor met groot gedult, Tot de Ioden uyter deuren, Sprack k'en vint in hem geen schult: Veel gespuys tot quaet genegen Brachten daer hun vals raport, Maer Iesus heeft stil geswegen Hy en sprack hier niet een woort. 6. Pilatus hoorden hun vermonden Dat Jesus van Iudeer Galilee: Heeft hem tot Herodes gesonden Te Ierusalem op dat ter stée: Die hem heeft seer blyd ontfangen Seer curieus hoort mijn bedien, Want hy was in groot verlangen Om wat nieuws van hem te sien. 7. Hy begonst hem t'onder-vragen, Maer den Heer en antwoort niet, Waerom hy gestort verslagen Haestigh in een furie schiet: Heeft hem wel gecoort gebonden Seer beschimpt ende bespot, Met een vvit lanck Kleet gesonden Naer Pilatus als eenen sot. 8. Pilatus wiert beroert met reden Siende de Ioden weder comen aen, Sijnen Knecht sprack hem ter steden, Mijn Heer laet desen Mens toch gaen: Want u Vrouw heeft veel geleden In den droom van desen nacht, Dus voldoet toch aen haer beden Hy is onnoosel hier gebracht. 9. Pilatus socht hem dan t'ontlasten Van dêes onrechtveerdige daet, Sprack tot dêes verwoede gasten, iet den Paesschen ons aenstaet: Dat placht in mijn macht te wesen Een gevangenen te ontslaen. Wilt gy dan dat ick den desen Oft vvel Barrabas vry laet gaen. 10. Doch sy riepen al niet desen Maer verlost ons Barrabas, Doen heeft hy den Heer verwesen Om te geesselen op dat pas: Dus hebben die vreede honden Met coorden, sweep en roeden snel, Iesus aen een Colom gebonden En geslagen vreet en fel. 11. Siet hier staet den soeten Heere Naeckt voor al de werelt weyt, Die den Hemel stelt in eere, Door sijn groote heyligheyt: Over de vyf duysent slagen Heeft den soeten Heer gehadt, O mijn Ziel: hadt gy dien dage Al dit Heyligh Bloedt gevat.
wouw001ghee01_01_29_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 31, "section": 1 }
Stemme: Miserere mei Deus. (oft ) Ach mensch komt siet het lijden aen. SIet hoe de Ioden heel verwoet Den Salighmaecker gongen croonen: Die ons hier quam sijn liefde soet En sijn goetgunstigheyt betoonen. 2. Van twee-en-seventigh tacken vreet Hebben sy dêes Croon gevlochten: Die Iesus draeght om Adams leet Op dat wy saligh wesen mochten. 3. Met stocken quamen sy verwoet Dêes Croon der pijn in vringen: Dat Iesus heyligh dierbaer Bloet Met d'hersens samen uyt quam springen. 4. Sy setten hem naeckt op eenen steen In de scherp snijdende winden: O Iesus door dit droef geween! Wilt toch mijn ziel van sonden ontbinden. 5. In spot deden 's een purper cleet Om sijn doorwonde leden: Waer door den Heer meer pijnen vreet In sijne Wonden heeft geleden. 6. In schimp gaven sy hem een riet Als eenen Conincks-Scepter: Een vuyl stinckenden doeck aensiet Bonden sy voor d'aenschijn van den Schepper. 7. In spot knielden sy voor hem neer Gaven hem vreede slagen: En seyden propheteert ons Christus Heer Wie heeft u nu geslagen? 8. Bespogen en bespot Met kluppels op de kroon geslagen: Peyst hier, ô Ziel: wat uwen Godt Om uwe liefde heeft verdragen. 9. Pilatus bracht hem dus voor d'oogh Van 't volck om hun hier te betoonen: Hoe hem de vreede Sinnagoogh Ter Bruyloft hadde vvillen croonen. 10. Ecce Homo, aensiet den Mensch: Ach is 't een menschen vvelen: Hy is gestraft naer uvven vvensch Weest nu te vré mits desen. 11. Maer sy riepen al gelijck Wilt onse vraegh gedoogen: Cruyst hem, cruyst hem, t'is meer als tijt, Doet hem maer vvecht uyt onse oogen, 12. Pilatus sprack hier met gedult, Cruyst gy hem selfs naer u behagen: Want ick en vint in hem geen schult, Hy is genoegh geslagen. 13. Wilt gy zijn 's Keysers vrient, Riepen de Ioden menigh vverven: Hy maeckt hem Coninck dit verdient, By Caesar dat hy sterv. 14. Pilatus vreesende dan seer Niet Keysers vrint te vvesen: Leverden hun den soeten Heer En vvaste sijn handen mits desen. 15. Ick ben onnoosel in dêes doot Sprack gy, maer de Ioden menigh vverven Riepen dat comt op ons sijn bloet Cruyst hem, cruyst hem, en laet hem sterven. 16. Doen hebben sy den soeten Heer Sijn eygen Cruys doen dragen, Daer hy voor ons uyt liefde teer Wou vvesen aen-geslagen. 17. Ick bid u Jesus door de pijn Die gy hier hebt geleden, Wilt onse ziel genadigh zijn Leyt ons met in vrede.
wouw001ghee01_01_30_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 32, "section": 1 }
Stemme: Tot u ô Iesus Heer der Heeren. WAnneer de alder-vreetse Joden Hadden van Pilatus verstaen, Datmen den Heere soude dooden Met blijdschap sijn sy wegh gegaen, Om het swaer Cruys te gaen bereyden Dat sy hem op de schouders leyden T'vvelck daer in snede een vvont soo diep. Dat 't Heyligh Bloet daer langhs de aerde liep. 2. Siet den onnooselen Isack dragen Sijn eygen hout tot ofterhand', Hoe meer de Joden stooten en slagen, Hoe meer sijn hert in liefde brand' Van vrienden is hy heel verlaeten Van sijn vyanden door vvegen en straten Gesleurt gesleypt seer fel en vreet Want hy hier vvou voldoen voor Adams leet. 3. Eenige vroukens hem ontmoeten Hem siende in dees bitterheyt, Quaemen met traenen hem begroeten Maer Jesus heeft tot hun geseyt En vvilt toch over my niet vvoenen Maer over u en u kinders met eenen Als dit in een groen hout geschiet Want sal't dan vvesen in een dorre riet. 4. Hier volght dan Heer een groot schaere Om dit droef treur-spel aen te sien Doch onder al die daer by vvaeren En vvas niet een van al dees lien Die dich in 't minste vvou verplichten Om Iesus hier vvat te verlichten, Die vvas met s' vverelts last besvvaert Waer mede hy valt als door ter aert. 5. Een man genaemt Simon Cyrene Die stont en spitten op het velt Hun siende liep seer haestigh henen Maer sy dvvongen hem met gevvelt Om Iesus 't Cruys te helpen dragen 't Welck hy de tegen sijn behaegen Maer Godt en acht geen dienst voorvvaer Die niet en vvort gedaen uyt liefde claer. 6. In svveet en bloet is hy besvveken Veronica comt en drooght hem af Sijn soete vvangen bloedigh leken Sijn aenschijn in den doeck hy gaf, Ach soeten Iesus weert gepresen Wilt u mismaeckt en bloedigh wesen En al u lijden en bitter smert Voor eeuwigh drucken in mijn ziel en hert. 8. Sijn lieve moeder quamp hem tegen Geloopen op dat selve pas Ach lieve ziele wilt overwegen Hoe dit reyn hert te moede was Eylaes wat druck en bitter lijden Smachten dêes herten alle beyde, Want soo hier liefde was boven maet Soo hiel de droefheyt oock den selven graet. 9. Hier heeft Maria 's hert doorsneden Simeons sweert voorleyt seer claer Jesus is hier weer voort gereden Met t'Cruys geladen naer Calvaer, Hier valt hy neder menigh werven Eer dat hy was daer hy sou sterven De Joden trocken hem heel verwoet De straeten geverft hy hier in sijn Bloet. 10. O minnelijcken Godt van vrede Ick bid u door die bitter pijn Die gy hier hebt voor ons geleden Wilt toch mijn ziel genadigh zijn Geeft my dat ick naer u behaegen Oock mach mijn Cruys gewilligh draegen Om u te volgen in desen strijdt En naermaels inder eeuwigheyt
wouw001ghee01_01_31_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 33, "section": 1 }
Stemme: Philis mijn tweede ziel. ALs Jesus quam gegaen Met 't Cruys seer swaer gelaen Besweet bebloet tot op den bergh Calvaer Om te sterven voor ons in 't openbaer, De Joden trocken hem van 't hooft De Doorne Croon met vreetheyt dit gelooft En oock sijn cleersel op dat selve pas Dat in sijn wonden stijf gebacken was. 2. Doen hebben sy met gewelt De Croon weer op gestelt, Ach, ach mijn ziel preyst in wat swaere pijn Dat uwen Salighmaecker doen moest zijn. De wonden bloeyden weer van nief Comt sondigh mensch comt vat hier u gerief Maeckt voor u ziele van dit weerdigh nat Tot haere suyveringh een Heyligh badt. 3. S'hebben met nydigheyt Hem op het Cruys geleyt, Handen en voeten hebben sy doorboort. Ach wie heeft sulck een vreetheyt oyt gehoort En sloegen hem met nagels vast Die op hem had genomen s'werelts last Trocken sijn hand en voeten met een koort Aen 't gat dat sy in 't Cruys hadden geboort. 4. Eylaes wat bitter smert Voelden dat Moeders hert. Van Maria die alder-reynste Maeght T'scheen elcken amerslagh haer 't hert doorsloeght, Nochtans sy voeght haer onder 't Cruys Daer sy veel lyden moest van dat gespuys Hier heeft doorgaen haer hert dat droevigh sweert Voormaels van Simeon geprofiteert. 5. Men heeft het Cruys gerecht Als de Schrifture seght, En lietent sincken met soo swaeren schock Dat yder litmaet uyt sijn stede trock Sy deylden 't kleet van onsen Godt Om sijnen Rock soo werpten sy het lot T'Welck Jesus hier aensagh in dese pijn Op dat de professie vervult sou sijn. 6. Tusschen Hemel en aert Met swerelts last beswaert Soo hingh den Salighmaecker uyt gestreckt. den Bruydegom hier bloedigh strijdt Om te voldoen aen de rech veerdigheyt Op dat de bruyt mocht eeuwigh suyver zijn Wilt hy treden voor haer de pas alleyn. 7. De Joden altegaer Blasphemeerden hem daer Gy die den tempel Godts soudt doen te niet En in dry dagen weer op maecken siet T'Scheen dat g'eertijts mirakel dede Gy hielpt een ander helpt u selven mede Sijt gy den Sone God's soo daelt van 't Cruys Op dat men in u gelooft riep dit gespuys. 8. Berst Hemel en aerderijck Over 't groot ongelijck, Waer heeft den Salighmaecker dit verdient Gy Engeltjens die Godt soo seer bemint Hoe comt dat gy geen vraeck en doet Noch en verslint dit hels gespuys verwoet, O Nêen om dat den mensch sou saligh zijn Verdraeght gy in den Schepper al dêes pijn. 9. Den quaden moordenaer Sprack oock met hun eenpaer, Maer die daer hongh aen Jesus rechte zy Sprack Heer doet u bermhertigheyt met my, Gy lijdt onnoosel, ick voor mijn schult Laet door u doot toch sijn mijn straf vervult Jesus antwoorden gy sult heden claer Wesen met my in 't Paradys voorwaer. 10. Jesus sprack met ootmoet Dêes seven woorden soet. Vader vergevet haer in dit versoen Want sy en weten niet wat sy doen, En tot den moordenaer seer wys Heden zijt gy met my in 't Paradijs. En tot sijn Moeder Vrouw siet uwen soon Tot Joannes soon siet uwe moeder aen 11. Jesus had in 't gedacht T'gheel menschelijck geslacht. Al noemden hy Joannes maer alleen Die met haer onder 't Cruys stomt vol geween, Daer naer ick hebbe dorst hy seyt Maer 't was meest naer het s'menschen saligheyt, Siet met een spnsie vol edick en gal Quamen sy laven den Schepper van al, 12. Vol pijnen desolaet Riep Iesus met'er daet, O mijnen Godt waerom verlaet hy my In dees benautheyt daer ick nu in stry, Doen sprack den Heer t'is al volbracht Dat 'er gebrack voor't menschelijck geslacht. Daer naer tot sijn Vader in dit foreest In u handen beveel ick mijnen geest. 13. Den Salighmaecker sterft De Son in 't vloet haer verft. T'Voorhangsel van den Tempel is gescheurt Het welck oock aen de steenrots is gebeurt, Het Firmament geen licht meer gaf De aerde bleef, dooden quamen uyt graf, Den hondersten man sprack slaende sijn borst Dit is Godts Soon die de werelt verlost. 14. Pilatus den titel set Iesus van Nazareth, Coninck der Ioden en op 't Cruys doet slaen Maer dit en stont de Ioden gansch niet aen, Sy seyden schrijft hier voor gewis Dat hy 't geseyt heeft maer niet dat hy 't is, Pilatus sprack tot haer wilt henen gaen Dat ick geschreven heb sal blijven staen. 15. Ach Iesus soetsen Heer Die uyt reyn liefde teer, Voor ons wout sterven hier de bitter doodt In soo veel pijnen en tormenten groot, Ick bid u met ootmoedigheyt Comt ons ter hulpe in den lesten strijt. Laet toch u lijden en u bitter pijn Mijn ziel voor eeuwigh tot een blijschap zijn.
wouw001ghee01_01_32_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 34, "section": 1 }
Stemme: Een Kindeken is ons geboren in 't midden van den nacht. DEn Saboth-dagh die was voor handen Als Christus aen het Cruys Gestorven was ter schanden Want dat was groot confuys, De Ioden altegaer Die ramineerden daer Datmen hem af doen sou Met d'ander twee seer gou. 2. Sy sijn dan strack met eenen Gecomen op Calvaer En braecken daer de beenen Van ieder moordenaer Maer van den Heere siet En braecken sy die niet Om dat sou sijn volbracht De Schriftuer weerd' geacht. 3. Longinus quam gereden Al met sijn Lancie aen Heeft Iesus zy doorsneden Die daer bleef open staen, Terstont in overvloet Liep daer water en bloet, Uyt Iesus hert vol waerde D'Welck daer besproeyden d'aerde. 4. Ioseph van Harmatien Een weerdigh man bekent, Met ander goede lien Vraeghden den President. Het lichaem Christi daer Het wiert gegeven haer, Met groot respect en eer Rechten sy strack de leer. 5. De Doorne Croon sy deden Voor eerst van Iesus hooft, En brachten die beneden Met tranen dit gelooft De Nagels alle dry Leyden sy daer oock by Bebloet peyst eens wat pijn Dat dit hun hert mocht zijn. 6. Met groot eerbiedig heden En droef heyt over-groot Brachtom 't Lichaem beneden Al op sijn s'Moeders schoot Eylaes wat traenen vloet Storten dat reyn gemoet. Waer mede sy 't Lichaem schoon Wasten van haeren soon. 7. Sy was van droef heyt schier verslonden Siende haer liefste kint Doodt en vol bloet en wonden Dat sy soo seer bemint, Hier heeft dat droevigh sweert Doorgaen haer suyver hert, Van Simeon voorseyt In groote bitterheyt, 8. Ioseph met groot ootmoedigheden Nam 't Lichaem van haeren schoot Met specerey gesalft met zeden Heeft in eenen doeck met spoet Met groot eerweerdigheyt In een nieuw graf geleyt, Als de Schriftuer verclaert Men heeft dit graf bewaert 9. Men sloot het graf wilt mercken Hy bleef dry dagen daer Om ons geloof te stercken Als de Schriftuer verclaert. Sijn ziel en Godheyt snel Was neer gedaelt ter hel, Om te verlossen daer Sijn lieve vrienden claer. 10. Victorieusen Prins vol vrede Die overwon de doodt K'bid u begraeft mijn ziel oock mede In u vyf Wonden root, Wast in dit Heylig Graf Toch al mijn sonden af. Laet my u Majesteyt Loven in eeuwigheyt.
wouw001ghee01_01_33_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 35, "section": 1 }
Stemme: Waer ick my keer oft wende. (ofte) Potaffaire die sou gaen trouwen. (ofte) mijn ziel gy moet hier strijden. ALs de ziele Christi snelle Quamp uyt 't voorgeborgt der helle Is weer naer 't graf gegaen Om te nemen het lichaem aen Met veel Engels seer schoone En de Vaders vvel bekent Om sijn Lichaem hun te toonen En hoe sy haer had bemint. 2. Als sy sagen dien stonde T'lichaem Christi vol vvonden, Verschrikt kenden sy daer Hunnen Verlosser claer, T'heyligh bloedt altegaeder Daer den Heer vvas van berooft, Dede hy vvederom in sijn aders Oock elck hairken in sijn Hooft, 3. T'was om dat sijn spreuck gepresen Oock in hem volbragt sou vvesen, Niet een hair van uvven hooft Sal verloren gaen gelooft, Al de salf en vuyligheden Vaeghden hy van 't lichaem af En genas de vvonden mede Daer 's hem leyden med' in 't graf. 4. Maer die vyf vvonden vol trouvven Heeft den Heer vvillen behouvven. In sijn handen voeten en zy Mensch tot troost van u en my, Hy nam aen een helder vvesen Vry al vvonden meer verschoont Als hy sich hadde voor desen Op den Berg Tabor vertoont. 5. Doen is onsen Heer verresen Met vier graven uyt-gelesen Claerblinckende en snel En subtyl bevat dit wel, Geheel onlijdelijcken Onsterffelijck oock mede, Doodt en hel moet eeuwig wijcken Voor hem Coninck van den vrede. 6. Dry gelorieuse schaeren Hem hier vergeselschapt waren, D'eerste was een Engels schaer D'ander Heylige Vaders claer, Oock een schaer Heylige Zielen Die doen mede verresen zijn En om sijn soet wesen krielen Eeuwelijck verlost van pijn. 7. Doen ginck hem den Heer vertoonen Aen sijn liefste Moeder schoone, Die als doen op 't selve pas Naer sijn comste begerig was. Haer gesicht moest hy verstercken Om 't aensien sijn schoonheyt claer Christen ziel wilt hier bemercken Dese blijdschap wonderbaer. 8. Maria beschout mits desen Haer Soons blinckende minsaem wesen, En sijn wonden suyver en reyn Claerder als een Christalijn, Vol van Hemelsche wellusten Machmen wel bemercken soet En omhelsden met ootmoet. 9. Uyt een suyver liefde teere Lofden s'hem als Godt den Heere, En die scharen alle dry Voegden haren lof daer by, D'Engels songen met behagen Coninginne des Hemels weest verblijt Die gy weerdig waert te dragen Is Verresen soo hy heeft geseyt. 10. O Maria Maeght vol waerden Vrouw van Hemel en van aerde, Ick bid u met ootmoet Door d'oprechte blijschap soet. Die u suyver hert quam raecken In 't aensien van uwen Soon Als ick eens de doodt sal smaecken Leyt mijn ziel naer s'hemels Troon
wouw001ghee01_01_34_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 36, "section": 1 }
Stemme: Lestmael als de werme stralen. (ofte) o gekruysten Heer der Heeren. ALs Maria Magdalene, Maria Jacobe en Salomé, Smorgens vroegh aen 't graf gonck vvenen Brachten Specereyen mé Om het Lichaem vanden Heere Wiens absentie moet zijn beschreyt Te Salven in liefde teere Die doodt was in 't graf geleyt. 2. Sy spraecken bedroeft mits desen Vol van tranen en geween, Wie sal ons behulpsaem wesen Wenden van het graf dan steen. Maer als sy aen 't graf nu quamen Sagen sy dat open staen Een Jongelinck sy vernamen Met een blinckende lanck cleer aen. 3. Sy wierden verschrickt mits desen Maer hy sprack haer met een set O Vroukens en wilt niet vreesen Gy soeckt Iesus van Nazareth, Den gecruysten hy is Verresen Hy en is hier niet ny seyt Siet de plaets, o Vrouw gepresen! Daer sy hem hebben geleyt. 4. Maer gaet ras de bôtschap dragen De Discipelen met ootmoet, Oock aen Petrus naet behagen Dat hy hun voorgaet met spoet, Hy sal gaen in Galiléen Luystert wel naer mijn bedien Wilt hem volgen al in vréen Daer sult gy den Heere sien. 5. Magdalena vol droef heden Als sy Iesus niet en vont, Nam geen acht op dese reden Maer sy dachten doen terstont, Hy mach wesen wegh genomen O Wat groot verlies is dat Ach waer sa lick toch becomen Mijnen alderliefsten schat. 6. Sy bleef staen aen 't graf met clagen Schiet besvveken door dées pijn Sy en hiel niet op van vragen Ach eylaes vvaer mach hy zijn, Die mijn ziel soo seer beminden Ach vvaer hebben s'hem geleyt Mocht ick hem toch vvedervinden Ach hoe vvaer mijn ziel verblijdt. 7. Doen quam Iesus daer getreden Gelijck eenen Hovenier, Segt my vrouvv vvat is de reden Dat hy maeckt soo groot dangier, Maer sy sprack met bitter clagen Segt my vrint tot deser tijdt Hebt gy mijn lief vvegh gedragen Ach vvaer hebt gy hem geleyt, 8. Ick en can hem niet meer derven K'sal hem haelen gaen voorvvaer, Al soud' ick dus moeten sterven Sijn absentie is te svvaer, Iesus openden haer oogen Hy sprack Maria vol eer Haer tranen ginck sy af-droogen Sprack ô Meester! ach soeten Heer. 9. Sy viel op haere knien neder Met een blijschap over soet, Sy meynden den Heere vveder Te gaen salven met ootmoet Holla sprack den heer vol vveerden En vvilt my niet raecken aen K'sal den vvil voor 't vverck aenveerden K'moet eerst tot mijn Vader gaen. 10. Gaet en seght al dese saecken Petrus en 't geselschap al, Tot hun blijschap en vermaecken En dat ick hun voorgaen sal, Sonder let in Galiléen Daer sullen sy my al sien Weest gesuyvert gaet in vréen Wilt dées vvaerheyt haer bedien. 11. Soeten Iesus Heer der Heeren Minnelijcken Godt vol vrede, Treck my door u liefde teere Als gy Magdalena dede, Treck my uyt het graf der sonden Laet my mé Verresen zijn Suyvert my oock door u vvonden Laet my sien u soet aenschijn.
wouw001ghee01_01_35_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 37, "section": 1 }
Stemme: Van de doodt van Carolus den II. coninck van Spagnien. (ofte) Staet toch by gy Christelijcke schaeren. ALs Christus onsen Heer en Godt vol trouwen, Voor ons gestorven Verrees vander doodt Heeft in sijn heyligh Lichaem willen houwen, Sijn vijf gelorieuse wonden root Om het Geloof hier bloot,, In ons te stercken En oock sijn liefde groot,, Te doen bemercken. 2. Den Coninck draeght het teecken van victorie, Verkregen over sijn vyanden fel Die eeuwigh wesen sal vol van gelorie En triumpheren over doodt en hel, Laet ons dêes wonden wel,, Met groot behaegen Uyt een reyn liefde snel,, In't herte dragen. 3. Godt Vader heeft den Regenboogh vol waerden, Op d'aert gestelt als teecken van verbont T'is Christus Jesus voor ons op der aerden In handen voeten en in sijn zijd' gewont, Ach mensch voor onse sond',, Wilt hem beschouwen Vlucht hier in t'aller stont,, Met groot betrouwen. 4. Dêes suyver handen sullen u hier leeren, Hoe gy in pijn en wee met arbeyt suer Altijt omhelsen moet het Cruys des Heeren, En overwinnen soo de quaey natuer Als Tortel Duyfkens puer,, Tracht hier te suchten In d'hollen vanden muer,, Wilt neerstigh vluchten. 5. Beschouwt, ô ziel! die suyver reyne voeten, Die Iesus voor u aen het Cruys liet slaen Om door dêes vreede pijn, u schult te boeten, Op dat gy eeuwelijck in vré mocht gaen Tracht hem te hangen aen,, In liefde teere Wilt treden oock de baen,, Van uwen Heere. 6. De vyfde wond' als een suyver fonteyne, Die altijdt levendige water geeft Wilt hier beschouwen aen het herte reyne Van Iesus en door liefde hem vast aenkleeft, Hem oock u hertjen geeft,, Vol minne suchten Voor wien de helle beeft,, Satan moet vluchten.
wouw001ghee01_01_36_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 38, "section": 1 }
Stemme: Eenen Herder uytverkoren. ALs Christus soude ten Hemel vaeren Veertigh daegen naer sijne doodt, Quam d'Apostels hem veropenbaren Sonder datmen de deure ontsloot, Berispen hun van haere herdigheden En oock van haer ongeloovigheden mede T'welck sy ontfingen in liefde teer Want sy beminden hem alle soo seer. 2. Sy waeren droevigh om dit scheyden Maer Christus sprack hun doen minnelijck aen, En wilt niet vreesen maer wel bereyden Het is u goet dat ick wegh gaen, Ick sal u een anderen trooster senden Die u verstercken sal in u ellenden, In dit droef dal oft aerts foreest Sal ick u geven den Heyligen Geest. 3. Doen liet den Heere ten selven stonden, Sijn alderliefste Moeder reyn Kussen sijn Alderheylighste Wonden, Soo oock d'Apostelen in 't gemeyn Ach minnelijcken Bruydegom gepresen Had ick van dit geselschap mogen wesen, Ick soud' u Wonden ! ô soeten Heer Hebben gekust wel duysent keer 4. Den zegen heeft hy doen hun gegeven Sijn aenschijn wiert claerblinckende licht, Een helder wolck quam daer gedreven Die hem dus nam uyt haer gesicht, Veel soete Engels quamen neder daelen Om hem seer eerelijck in te haelen, D'Heylige Vaders groote schaer Die volghden hem seer blijdelijck naer. 5. Siet op de vederen van de winden Wandelt hy door sijn eygen macht, Met al die Schaeren die hem beminden Die hy heeft in sijn rijck gebracht, Ach soeten Jesus wilt mijn ziel verwecken En met de koordekens van liefde trecken, Die hier gevetert ben aen de aerd' Leyt my met u ten Hemel waert. 6. Opent u Poorten gy hemelsche Princen Riepen dêes Engelen ale seer saen, Den Coninck der glorien naer u wenschen Sal daer seer eerelijck binnen gaen, De Engels uyt het hemels Consistorie Vraeghden wie is dien Coninck der glorie, Sy hebben al gelijck geseyt Den Heere die machtigh is inden strijt. 7. Dêes Engels siende onsen Heere Vraeghden wie is hy die daer komt, Van Edom met geverfde kleeren Van Bosra schon in sijn kleet voor noemt, Gaend' in sijn menichvuldigh schoonhede Christus antwoorden hun ter selver stede, Ick ben die spreckt rechtveerdigheyt claer Voorvechter om te behouden voorwaer. 8. Sy riepen met eerbiedigheden Weerdigh is 't Lam dat is gedoodt, Te nemen kracht en godtheyt mede Wijdheyt, en sterckheyt, en eere groot, Lof en gelorie in alle eeuwigheden Weest bly met my soo sprack den Heer vol vrede, Het Schaepken dat verloren was Heb ick gevonden op dit pas. 9. Doen is den Heer met groot behaegen Gekomen voor des Vaders troon En heeft den roof hem op-gedragen Uyt d'hel gebracht veel zielen schoon Verclaert u Soon sprack hy Vader vol waerden Die uwen naem verclaerden op der aerden, Het werck dat gy my gaeft in acht Heb ick ô Vader nu al volbracht. 10. Den Vader sprack u eer sal tuygen Hemel en aerde seer triomphant O Soon dat alle knien voor u buygen Comt en sit aen mijn rechte handt, Ach Alderhooghste Majesteyt verheven Voor wien dat alle machten moeten beven Middelaer tusschen Godt en Mensch Bestiert mijn ziele tot u naer wensch.
wouw001ghee01_01_37_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 40, "section": 1 }
Stemme: Als 't voorgaende. ALs Christus was ten Hemel geklommen D'Apostels en Dicipelen al Zijn met Maria naer d'êet-zael gekomen Hondert en twintigh in't getal, Alwaer sy vierigh baden met verlangen Om den Heyligen Geeft te ontfangen, Bereyden haeren geeft getrouw Op dat hy haestelijck comen souw. 2. Den thiensten dagh zijnde gecomen Diemen noemt Pinxteren wel beduyt Heel onvoorsins heeft men vernomen Al van den Hemel een soet geluyt, Als een krachtighen wint wilt dit bemercken D'welck haer vreesachtig herte quam stercken Sy voelden al met blijder feest Dat sy ontfingen den Heyligen Geest. 3. Hun openbaerden hier wilt weten Gedeylde tongen gelijck als vier T'heeft op hun allegader geseten Elck wiert versterckt naer sijn manier, Alderley taelen kosten sy spreken Kloeckmoedigh gingen sy leeren en preken Door alle landen hun goet vermaen Kost ieder in sijn raele verstaen. 5. Voor het Geloof wilt hier bemercken Zijnde soo door dese vlam gejaeght En tot beschermingh van d'heylige Kercke Hebben sy vlees en bloedt gewaeght, Want door hun vierigh predicken en leeren Saghm'er seer veel haer tot Godts Kerck bekeeren, Ten eynde zijn sy altegaer Hier voor gestorven Martelaer. 5. O Heylig Geest! ô Godt van vrede Die u Discipels soo hebt begaeft Deylt my oock uwe gaven mede Die soo lanck vruchteloos heb geslaeft, Wilt toch verlichten mijn verstant en sinnen Geeft my dat ick u vierigh mach beminnen, En u mach dienen hier inden tijdt En loven inder eeuwigheyt.
wouw001ghee01_01_39_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 41, "section": 1 }
Stemme: Mijn hop', mijn leven. (ofte) Soet zijn de tijden. COmt neder-daelen Soeten trooster Heyligh Geest Met u minnelijcke straelen Deylt my oock van dese feest, Daer gy u Apostels mede Wonderlijck verstercken hier, Sterckt my dus, ô Godt van Vrede! Met dit hemelsch minne-vier. 2. Geeft my een tonge Heel vernieuvvt door 't Hemels vier Waer mede dat d'Apostels songen Uvven soeten lof-sang hier, Wilt mijn hert in liefde ontsteken En leert my u soete tael Op dat ick met u mach spreken Boven in des Hemels Zael, 3. Wilt my doch vvysen Vinger van Godts rechter-handt Naer die over-schoon palleysen Van dat Hemels Vaderlant, Wilt my uvve paden leeren En versterckt mijn kranck gemoet Laet mijn ziel met u verkeeren Ach mijn alderhoogste goet. 4. Fonteyn vol gratie, O forneys der liefde soet Wilt my helpen in tentatie Maeckt my cloeck in tegenspoet, Geeft my toch u seven gaven En maeckt mijnen geest bereyt; Laet my u in s'hemels haven Loven inder eeuvvigheyt.
wouw001ghee01_01_40_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 42, "section": 1 }
Stemme: Helas je suis abandonné. (ofte) O valsche werelt vol bedrogh. O Heylige Dryvuldigheyt Die heel dan Hemel spijst door u soet vvesen Van alle eeuvvigheyt gepresen, Lof zy u alderhoogste Majesteyt Gy zyt Dryvuldigh in persoon Nochtans maer eenen Godt in s'Hemels troon, En oock op alle plaetsen tegenvvordigh Die 't alles vvel regeert, Den goeden accordigh En de quade verneert. 2. O Vader door 't verstant en cracht Hebt gy u eenigh Soon en Godt vol vrede Die voor ons quam daelen beneden Van alle eeuvvigheden voort-gebracht, Malcanderen in groot respect En liefd' aensiende tusschen u vervveckt. Een liefd' oprecht volmaeckt heel onverscheyden Bracht gy in soet accoort O Godt tusschen u beyden Den Heyligen Geest oock voort. 3. Gy zijt nochtans al even groot Oudt, vvijs, tijck, machtigh maer different in naemen Al can ick sondaer onbequame Dit groot mysterie hier begrijpen noyt, K'en moet niet vveten hoe 't geschiet K'Gelooft gelijck 't de Heylighe Kerck bediet, De macht wort aen u Vader toe geschreven De wysheyt aen den Soon, Den Heyligen Geest verheven De liefde soet en schoon. 4. De macht wysheyt en liefde vry Sijn volmaecktheden aen u toe-geschreven O Dry persoonen hoogh verheven Sonder begin en eynde alle dry O Heylige Dryvuldigheyt, Wie sal uytleggen uwe vveerdigheyt Voor vvien de Engels schudden ende beven Uyt groot eerbiedigheyt, Ach Godt vvilt my oock geven Een hert soo vvel bereyt. 5. O Dry persoonen vvonderbaer Die 't al doorsiet en zijt in alle saecken Sonder de selve aen te raecken Maer rust alom in u selfs vvesen claer Boven alle verstant en cracht Hebt gy u selven eeuvvigh voortgebracht, En tot al eeuvvigheden sult gy vvesen Volmaeckt in Heyligheyt, Altijdt moet zijn gepresen U hoogste Majesteyt.
wouw001ghee01_01_41_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 43, "section": 1 }
Stemme: Vanden Antwerpschen Ommeganck. (ofte) waeren al mijn leden tongen. U ô Godt vvillen vvy loven En belijden met ootmoet, Wien al d'Engelen van hier boven Eeren met lofsangen soet, En de Seraphinen schoon Leggen voor u neer haer Croon Seggen heylig, heyligh, heyligh al gelijck Heere Godt der heir-schaer D'Apostels altegaer Loven u in s'hemels rijck, Het claerblinckende schoonheit Van de Martelaers te gaer Loven, loven, loven u met groot ootmoet De Patriarchen al Propheten in 't getal Singen u lofsangen soet, Dat alle tongen in steden en hoven U Majesteyt eerbiedelijck loven Voegen haer stemme met d'Engels hier boven Voegen haer stemme &c. 2. Over den ommeganck der aerden U de heylige Kerck belijdt En aenbidt met groot eerwaerden Vader van d'almogentheyt, Vw' eerweerdigh eenigh Soon En den heyligen Geest idoon Loven en aenbidden wy met groot ootmoet Want gy den trooster zijt Die onse ziel verblijdt Door u suyver liefde soet, Christi als gy quaemt naer wensch Tot verlossingh van den mensch Naemt gy 't leven leven, leven van een maeght Verwont de scherpe doodt Door u verdiensten groot G'opent ons des hemels haef, Gy sit ter rechter handt Godts uws Vaders De negen Chooren met vreugt al te gader Singen glorie u sonder versaden. bis. 3. Men gelooft dat gy ô Heere Den toecomenden Rechten zijt Daerom bidden wy u seere Helpt u dienaers inden strijdt. Wy bidden u moet ootmoet Die gy met u dierbaer bloet Hebt verlost maeckt dat wy met u heyligen al Met u gelorie schoon Begaeft zijn inden troon Loven u met bly geschal, Vw erfdeel gebenedijdt En regeert ons die daer zijt Onsen Vader, Vader, Vader eeuwig goet Wy loven uwen naem En bidden altesaem Stort in ons u liefde soet Wilt ons ô Heere bewaeren van sonden Wilt ons beschermen tot alder stonden Door u glorieuse vijf wonden. bis Wilt gy't Dryvuldigh een eens raken Laet in u hert sijn liefde blaken, VVant wat gy soeckt op d'aertsche kust In Godt alleen vint gy de rust.
wouw001ghee01_01_42_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 44, "section": 1 }
Stemme: Waer blijft gy tragen tijdt. O Heyligh Sacrament O Broodt van 't eeuwigh leven O hoogh verheven Weerdigh present Verborgen Hemels Manna excellent, O alderhooghste Majesteyt Wie sal gronderen uwe weerdigheyt Voor wien dat beven D'Engels verheven Vyt eerbiedigheyt, 2. Aldersoetse banket Onbloedigh offerhande Die 't Manna doet schande O Broot dat leeft En aen de doode ziel het leven geeft, Gy zijt dat voedsel vanden geest Den Bruydegom en oock de bruyloftfeest, Die sonder mercken De ziel comt stercken In dit aerts foreest 3. Gy zijt den werden pant Der toecomende gelorie Vyt het consistorie Zijt gy gedaelt Als gy wiert mensch, ô Godtheyt onbepaelt, Om dat het was al u wellust Te wesen met den mensch in volle rust Want al u wenschen Is 't hert des menschen Op dées aertsche kust. 4. Gy zijt den soeten wyn Die gy ons geeft te drincken Tot een gedincken Der liefde puer Die u vereenigt heeft met ons natuer, T'Lam Godts het welck Joannes prees En uyt eerbiedigh met den vinger wees, Dat s'werelts sonden Door u doodt en wonden Wegh-net sonder vrees. 5. Gy zijt verborgen hier O Godt onder den schyne Van broodt en wyne Die u verbont Aen 't Priesters woort, om op den selven stont Wanneer hy consacreert voorwaer Te comen daelen neer op den autaer Dat de booswichten Der ketterswichten Voor déés waerheyt claer. 6. O kostelijcken yn Daer de werelt naer vraeghden Gy baert reyn maeghden, Die hier dus zijt Soo schoon als gy de hemelen verblijdt Den reuck, den smaeck, t'gevoelen claer En het gesicht faelen hier altegaer, T'gehoor alleene Vyt u wort reene Vat dées waerheyt claer. 7. Aen 't Cruys verborght gy Heer V Godtheyt hoogh verheven Ons ziele leven, V menscheyt claer Houdt gy verborgen oock op den Autaer Nochtans k'geloof en ick belijdt Dat gy hier Godt en Mensch te saemen zijt, Volmaeckt en heele In ider deele Alsmen d'Hostie scheyt. 7. K'aenbid' u Majesteyt Mijns herten wensch verheven Mijn hop' en leven Mijn troost in pijn Die zijt 't recept en oock den medecijn, Geneest mijn ziel eylaes gewont Van 't helsch serpent door menighvuldigh sond'. V liefde teere Fondeert ô Heere Vast in mijnen gront VVilt gy bekomen t'eeuwigh goet, Nut weerdigh Christus Vleesch en Bloet. Eynde van het eerste Deel.
wouw001ghee01_01_43_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 45, "section": 1 }
Stemme: Van den hondert jarigen ommeganck van Mechelen, T'is negen hondert jaer geleden. GOdt heeft een suyver Maghet schoone Voorsien van alle eeuwigheyt Om eens te baeren sijnen Soone Die tot des werelts saligheyt Neder wou daelen uyt den troone Op dat den mensch mocht zijn verblijdt. 2. Joachim en Anna oudt van jaren Bevonden in onvruchtbaerheyt, Maer vol van deught zijn sonder sparen Schandigh ten Tempel uyt geleyt Maer Godt den troost van sijn dienaeren Maeckten hun droefheyt weer verblijt. 3. Godt heeft een Engel afgesonden Die hun de blijde bôtschap bracht Anna gy hebt gratie gevonden, Gy sult ontfangen eender maeght Reyn onbevleckt vry van erf-sonde Met alle heyligheyt begaeft. 4. Als gy dat weerdigh kint verheven Sult reyn en onbevleckt ontfaen Voor wien dat helsch serpent sal beven, Sult geven Maria den naem, Sy sal den gever van het leven Ter werelt brengen sonder blaem. 5. Godt heeft in haer sijn wel-behagen Gehadt van alle eeuwigheyt Want sy sal weerdigh zijn te dragen Die alderhooghste Majesteyt, Sijn eenigh Soon naer s'werelts vrage Tot s'menschen vreught en s'vyants spijt. 6. Maeghdeken reyn weerdigh gepresen Gy die d'heel werelt hebt verblijt Die als een sterr' zijt opgeresen, Voor de Son der rechtveerdigheyt Wilt ons een voorspraeckerste wesen By Godt als naeckt dien lesten strijt.
wouw001ghee01_01_44_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 46, "section": 1 }
Stemme: Mijn Keyserin, (ofte) O valsche Vrouw. (ofte) Dominicus, laet my u blommekens plucken mé. EEn Morgen-Steer Is op gegaen wiens helder licht seer cleer Quam te verlichten onse duysternis En voor gewis Ons bracht den overschoonen dageraet Die voor de Son van 't eeuwigh licht op gaet. 2. Een suyver Maeght Die Godt heeft vander eeuwigheyt behaeght, Is nu geboren in des werelts pleyn Om eens te zijn De Moeder van den alder-opper Heer Weest willekom ô reyn Maeghdeken teer. 3. T'is al verblijdt Wat door d'heel werelt leeft in heyligheyt, Oock die daer in de schaduwe der doodt Saten in noodt De Vaders in het voorgeborght van d'hel Voelden oock mede dêes blijschap wonder snel. 4. Een weerden naem Gafmen haer voor de werelt seer bequaem, Maria is dit Maeghdeken genaemt En ongeblaemt, Moet hier voor buygen al wat reden heeft Voor wien den satan vlucht en d'helle heeft. 5. Maria soet Wy sondaers bidden u met groot ootmoet, Wilt ons altijt een verstroostersse zijn, In alle pijn Door uwen weerden naem die 't al vermagh Comt ons ter hulpe in dien lesten dagh.
wouw001ghee01_01_45_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 47, "section": 1 }
Stemme: Mijn ziel die quelt. MAria oversoete Coningin Gy zijt die ick bemin V groote weerdigheyt Maeckt mijne ziel verblijdt, Gy sult heden ten Hemel op-gevaeren Vergeselschapt met veel hemelsche schaeren, Naest uwen Soon besit gy s'Hemels troon. 2. In't hooghste Libano hebt gy gewoont Met alle deught verschoont, D'Engels vol wondernis Riepen al wie is dêes Die daer op haer beminden comt te rusten In overvloet van hemelsche wellusten, Soo wonder reyn oprijst uyt de Woestijn 3. Gelijck een roedeken des reucks seer soet Van specereyen goet Mirthe en wieroock saen Soo zijt gy op gegaen, En hebt den liefstelijcken reuck gegeven Vyt de Woestijn climt g'op in 't eeuwigh leven, Als met bescheyt d'Engels hebben geseyt. 4. Hier hebt gy Coningin gestaen verblijdt In vergulden abijdt, Aen s'Conincks rechter handt In 't Hemelsch Vaderlandt, Met menighderande cieraet omhangen De Engeltjens met lust naer u verlangen, Vyt liefde teer singen s' u lof en eer, 5. De Alderheylighste Dryvuldigheyt Croont u met Majesteyt, Godt Vader in groot acht Schenckt u de Croon van macht, Naer Christus boven alle creaturen Sult gy de wercken van sijn handt regeren, Gy zijt de Vrouw, des werelts vol van trouw. 6. Van Godt den Soon ontfanght gy oock de Croon Van wijsheyt wonder schoon, Want dées u wel beraemt O Maget ongeblaemt Die zijt de voorspraeckers van alle menschen Weest ons voordeeligh suyver Maeght naer wenschen, O Vrouw vaillant, drijft van ons den vyant. 7. Godt den Heyligen Geest ô Maeget soet Vol deughen en ootmoet, Schenkt u de Croon seer claer Van liefde wonderbaer, Waer door gy zijt sorghvuldigh voor ons allen Bewaert ons dat wy in geen sond'en vallen, O Moeder reyn, wilt ons behulpsaem sijn.
wouw001ghee01_01_46_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 48, "section": 1 }
Stemme: Den Salighmaecker die is nu gebaert. MAria schoon Hemelsche Koningin Gedooght dat u mijn ziel magh prijsen Gy zijt den claersten dageraet vol van min, Naest Godt moet ick u alle eer bewysen Gy zijt den Bremme-bosch seer triumphant Die Moyses sagh in vlammen onverbrant, En als den alderbesten wieroock soe Geeft gy seer lieffelijck den reuck in overvloet. 2. In 't hooghste Libano zijt gy gegroeyt Als eenen Cederboom verheven Als den Cypressen-boom seer fleurigh bloeyt Op den bergh Sion werdigh wijt beschreven, Gy zijt dat roedeken van Jesse net Die noyt en hadt de minst erf-sond' oft smet, Gy zijt die stercke Judith onversaeght Gy hebt dat helsch serpent naer den afgront gejaeght. 3. Gelijck den Palmboom in Cades landt Zijt gy seer hoogelijck verheven En als de Roos in Jericho geplant, Suyver fonteyn spruytend' in 't eeuwigh leven, Gelijck den schoonen Olyf-boom in 't velt Zijt gy seer fleurigh hier ter aert gestelt, O suyver Maget gy zijt boven maer Veel aengenamer als den besten honinck-graet. 4. Als den Ahoorn-boom soo wiest gy heel Ontrent het water inde straeten En als den balsem en het best canneel, Den lieffelijcken geur niet can verlaeten, Gelijck een uyt-gecoren Mirthe soet Hebt gy gegeven reuck in overvloet, Maria gy zijt aen't s'vyants gewelt Seer vreesselijck als een slagh-order wel gestelt. 5. Maria als ick u den lof verhef Dunckt my 't verstant my te salieren Want u gelorie alles overtreft, Wie sou u weerdigheyt konnen gronderen, Gy zijt die vrouw van Hemel en van aert Gy hebt den alderkloecksten helt gebaert, Die ons gebroken heeft des vyants macht Heeft den Olyf-tack van den soeten vrede gebracht.
wouw001ghee01_01_47_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 49, "section": 1 }
Stemme: Franciscus die sucht nacht en dagh. WEest gegroet hemelsche Coningin Maria die ik seer bemin Naest Godt seer hoogh verheven Naer u mijn ziele dorst. Naer u &c, Die ons hier bracht den soeten most Van 't eeuwigh leven. 2. O Moeder van de liefde schoon Der Engelen vreught in 't s'hemels troon. O vrees voor de vyanden Hope der Heyligen albis. Die hier noch strijden in 't aertsche dal Weest ons bystandigh. 3. Bidt voor ons heylige Moeder reyn Dat wy eens weerdigh mogen zijn. De beloftenissen Christi Onder u beschermingh soetbis. Comen wy vluchten met ootmoet Leyt ons in ruste. 4. Wilt niet versmaden ons gebedt Maer laet ons suchten sonder belet, Tot u comen gestadigh In swaer perijckel grootbis. Wilt ons verlossen uyt den noodt, Weest ons genadigh. 5. Lof Heylige Dryvuldigheyt Die door Maria hebt beseyt, Voor ons het eeuwigh leven Wy bidden met ootmoetbis. V benedictie en 't eeuwigh goet, Wilt ons toch geven.
wouw001ghee01_01_48_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 50, "section": 1 }
Stemme: Suyver Leliblom Coningin der Maeghden. MAria seer gelorieuse Vrouw verheven Boven al de sterren in het firmament Voor wie d'helsche geesten vluchten ende beven En met vrees vertrecken naer het hels torment Al de Engels en de Seraphinen Staen met groot ootmoet tot uwen dienst bereyt En sullen u eeuwelijck beminnen, Want gy suyver Maget haere blijschap zijt. 2. Die u seer voorsichtelijcken heeft geschapen Die hebt gy gesogen aen u lieve borst In wiens s'hemels geesten haer genuchten raepen, En met vreught versaeden haeren soeten dorst. Maria gy zijt weerdigh gepresen Alle creaturen singht u eer en lof Gy sult eeuwelijck den tempel wesen, Van die dry Persoonen in het hemelsch hof. 3. T'géen dat ons de droeve Eva hadt benomen Hebt gy ons gegeven door u werde vrucht Op dat d'ellendige sonden ten hemel comen, En verlost sou wesen van 't eeuwigh gesucht, Zijt gy de venster des hemels geworden: O Maria ! uwen oversoeten naem Heeft meer kracht als t'alderbest slaghorder Om voor ons tegen de hel te velt te gaen. 4. Gy zijt de deure van den alderhooghsten Coninck Een schynende Poorte van het eeuwigh licht In wien dat den Bruydegom nam sijne wooningh, Eer hy quam verschynen hier voor ons gesicht, Comt gy Heydenen wilt u verheugen T'Leven is gegeven aen u door dées reyn Maeght geboren zijt K'wensch mijn leden al in tongen te doen keeren Om hier mede te loven uwe Majesteyt Oock u Godt den Vader die ons hier voor desen Met den Heyligen Geest hebt dese feest bereyt, Alle lof en eer moet u dus wesen Voor dit goet van nu tot inder eeuwigheyt.
wouw001ghee01_01_49_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 51, "section": 1 }
Stemme: Herderkens, Herderkens sa sa naer Bethlehem. LAet my Maria singen uwen lof Al ben ick asschen aerde slijck en stof, En gy die Vrouw die alles overtreft Weerd' boven al verheft, Gy zijt die gulde Son Die door u helder stralen Hebt dat helsch Japon Doen naer den afgront dalen, Gy zijt, gy zijt Die alder-reynste Maeght De Silvere Maen g'onder u voeten draeght. 2. Maria gy zijt aen't s'vyants gewelt Als een heir-legen wel in schick gestelt, In soet accoort en stercker in slagh-ord' Als oyt begrepen word', Gy zijt die Vrouw vaillant Die den vyant ded' beven Die in Israëls landt Eertijdts seer stout quam sweven Gy zijt, gy zijt Die stercke stadts vol vrede Vw Soon Souvereyn bracht den Olyftack mede 3. Maria wortel Jesse ongeschent Wel voorts gesproten zijt gy excellent Vyt Jacob als een sterre wel op gegaen Veel claerder als de Maen, Gy zijt dat weerdigh daelden Als den Heyligen Geest V wonderbaer doorstraelden, Gy hebt, gy hebt Dien Sampson voorts gebracht Die voor ons quam te niet doen s'vyants macht. 4. Die u heeft vande erf-sonde bewaer En oock geschapen die hebt gy gebaert, En gy blijft Maget inder eeuwigheyt Vol gratien wel bereyt, Maria uws gelijck en sagh men noyt met oogen Want voor uwen naem Moet alle knien boogen, Gy zijt, gy zijt Maria wel genaemt, Zee Ster', seer ver' boven al dat u blaemt. 5. Maria wel gewenste haer vol rust Gesloten blom hof vol van soeten lust, Waer in den bruydegom nam sijn plaisier Eer hy wou comen hier, Ach toevlucht inden noot Comt toch ons ziel ter baeten In d'uer van ons doodt En wilt ons niet verlaten, Gy zijt, gy zijt De middelares van peys Wilt ons geleyden op dées leste reys. VVilt gy eens zijn gemeyn Met s'Hemels Coninginne Leert haer in liefde reyn, VVel eeren en beminnen.
wouw001ghee01_01_50_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 52, "section": 1 }
Stemme: Eenen Herder uytvercoren. O Heyligh Cruys weerdigh verheven Boven all' houten in 't aertsche dal Gy zijt de deure van 't eeuwigh leven, De eere van de Christen al, Gheeft ons dat wy hier al naer Godts behagen Met groot ootmoedigheyt u leeren dragen Gy zijt van 't Schip des rust den mast Waer op t'Olyfken van vrede hier wast. 2. O Heyligh Cruys Croone der Maeghden Gy zijt den vruchtbaeren Wyngaert reyn Waer in dat Christus nam sijn behagen, Als hy wou treden de pers alleyn, Gy waert d'Apostelen tot een gelorie Want door u streden sy hier de victorie, Over de vyanden groot en kleyn Die ons vervolgen op d'aertsche pleyn. 3. O Heyligh Cruys seer hoogh gepresen Gy zijt den middelaer vanden vrede Gy zijt de eerde der Religieusen. Den troost van alle geloovige mede, Gy zijt aen de rechtveerdigen het leven Wilt ons toch kracht en uwen bystant geven, Om te overwinnen de quaey natuer Die ons hier valt soo bitter en suer. 4. O Heyligh Cruys begaeft met gratie Gy droeght den oorspronck van alle goet Gy comt verdrijven al onse tentatie En brenght ons tot een reyn gemoet, Gy zijt de schat-kist van den hooghsten Coninck Gy zijt veel aengenamer als den Honinck, Voor die u dragen met gedult Want door u wiert betaelt ons schult. 5. O Cruys dat steenen herte cont breken Des oppersten Priesters Autaer Waer van ick eeuwigh lof moet spreken Al valt gy aen de natuer wat swaer, Gy zijt den cepter van Godts eenigh Sone Den Zegen van den heyligen Geest seer schoone, Den troost van de bedroefde al Die hier noch stryden in't tranden dal. 6. O Heyligh Cruys leytman der blinden Gy zijt den kreupelen eenen stock Den soeten balsem aen die Godt minden, Aen goede Christenen een soet Jock, Gy zijt den rijcken schat van grooter weerden Die Christus selver heeft willen aenveerden, Gy zijt dat bedde van weerde groot Waer op den Schepper wou sterven de doodt. 7. O Heyligh Cruys Vader der weesen Cieraet en rijckdom van d'heylige Kerck Blijschap der Priesters en Religieusen, Gy zijt den stierman van Godts werck, Gy zijt de renuwatie der af-goden De kracht van al die houden Godts geboden, Gy zijt den troost in't ballingschap En voor de dorstige een soet sap. 8. O Heyligh Cruys van Godt verheven Ballans van 't lichaem Christus vol weerdt Gy zijt den standaert van 't eeuwigh leven, Daer alle Christenen onder strijdt, Gy zijt dat vendel noyt om te verwinnen Gy triumpheert over all' hert en sinnen, Gy zijt dat schipken dat sonder wee De ziel voert over s'werelts zee. 9. O Heyligh Cruys sleutel van 't leven Ach alderschoonsten Rooselaer Gy doet den vyant schudden en beven, Aen d'ongewillige valt gy swaer, Gy zijt den troost van al de Martelaeren En de belijders als sy ballingh waeren, Gy maeckt den goeden den wegh bereyt Tot een gewenste eeuwigheyt.
wouw001ghee01_01_51_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 53, "section": 1 }
Stemme: Ey lieven Iesus ey. O Heyligen Engel goet Die zijt tot mijn voorspoet, Om mijn ziel te bewaeren Siet hoe den vyant fel Hier leyt zijn stricken snel, Die mijne ziel vervaeren, Ick bid', ick sucht, ick kerm Comt toch voor my te velt Stelt uwen stercken herm, Eens tegen zijn gewelt, Eens tegen zijn gewelt. 2. Gy die daer staet altijdt Voor d'hooge Majesteyt, Verblijdt in 't eeuwigh leven Siet my arm creatuer In vvee en aerbeyt suer, Altijdt tot quaet gedreven, Ick bid' u reyckt my d'handt Eer dat ick gaen ten gront Want ick van alle cant, Wort totter doodt gevvont. bis. 3. Gy Engel Michaël Die Lucifer ter hel, Vyt d'Hemels hebt geslagen Wilt hem met sijn party Dat is de hooverdy, Oock uyt mijn ziel verjagen En gy ô Gabriël Die de blye bôdtschap bracht Wilt hem door Godts bevel, Bannen uyt mijn gedacht. bis. 4. O Raphaël die met vlijdt Tobias hebt geleyt, Beschermt van quaet en sonden Wilt toch dat hels serpent Als maeckt mijn lesten endt, Houden in d'hel gebonden, Ach leyt mijn ziel toch me Naer 't hemelsch Vaderlant Op dat's eeuwigh in vrée, Mach staen ter rechter handt. Mach staen ter rechter handt.
wouw001ghee01_01_52_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 54, "section": 1 }
Stemme: Eenen Herder uytverkoren. O Joseph Bruydegom vande Maget Die van Godt soo was bemint Dat sy weerdigh was te dragen Sijn eenigh Soon dat Heyligh kint, Die ons van sonden dus quaemt te verlossen Met wien gy vluchten door bergen en bosschen, Om dat Herodes het dooden wou Waer in gy toonden u liefde getrouw. 2. Gy hebt die terwe der uytverkoren Dat Broodt des levens voor ons bewaert Die van Maria was geboren, En haer heeft van d'erf-sonde bewaert, Dat eeuwigh woort des Vaders is Vleesch geworden Om de werelt te stellen in goet orden Die den af-godt sonder gewelt Door sijn komste heeft neder geelt. 3. Wanneer gy hem eens hadt verloren Dien kloecken Vorst sonder u schult Bedroeft met u Bruyt uytverkoren, Gonght gy hem soecken met groot gedult, Niet alleen onder u vrinden en maeghden Maer ga door de heele stadt Jerusalem vragen, En vont hem by de Doctoren ras Die hy seer wysselijck leerende was. 4. Van hem waert gy den Voester-Vader Die de heele werelt draeght En om ons liefde allegader, Heeft sijn Vleesch en Bloet gewaeght, Voor wiens aenschijn de Engels dorstigh sweven En alle mogentheden moeten beven, Die van al herten moet zijn bemint Was hier ter aerden u voester-kint. 5. Ach Heyligh Joseph hebt medoogen Tot u soo suchten wy overluyt Die by Godts Moeder u lieve Bruyt, Vraeght voor ons van u voester-kint victorie Over den vyant en't s'hemels gelorie, Naer desen langen droeven strijdt Een wel gewenste eeuwigheyt.
wouw001ghee01_01_53_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 55, "section": 1 }
Stemme: K'segh adieu mijn af-godin. O Phillippus Nerius In deughden zijt gy verheven Door u wonderlijck heyligh leven, En uws selfs vergetenis, Want gy van u kintsche dagen Uwe jonge teere jeught Aen den Heer hebt op gedragen En bestedt tot alle deught. 2. Duyvel, werelt, en het vlees Hebt gy met den voet getreden Met haer pracht en ydelheden, Door de goddelijcke vrees, T'Swert abbijt hebt gy ontfangen In oprechte reynigheyt Vol van iever met verlangen, Zijt gy dan Priester gewydt. 3. Door Godts geest gedreven dan Die u quam t'verstant verlichten Gonght gy 't oratorie stichten, Daer soo menigh weerdigh man, Met predicken ende leeren Altijt besigh zijn met vlijdt Om den sondaer te bekeeren, En te brengen tot saligheyt. 4. In wat soete minsaemheyt Quaemt gy u naervolgers leeren Die Godts Kerck dienen en eeren, In oprechte stichtbaerheyt, Gincktse voor in penitentie Vasten en in strengigheyt Pijn te lijden dat was u wenschen Altijt de sterven u ziel verblijdt. 5. Vol van diep ootmoedigheyt Reckt gehoorsaemheyt gepresen Suyver leven uyt-gelesen, Grondige gelatenheyt, Stilswygentheyt vol van zeden Wonder vierigheyt in't gebedt Minsaemheyt vol soeten vrede, Waert gy Nerius wel geset. 6. Boven al Godts liefde sterck Die u hert soo seer verheften Alle deught noch overtreffen, Soo ick in u leven merck, Want een rib moest haer begeven Door 't gewelt van dese vlam Die u ziel quam in gedreven, U schier uyt het leven nam. 7. Uwe zyd' openden haer Om dus plaets aen 't hert te geven Op dat gy mocht houden 't leven, Tot u volgers goet gevaer By de vyf-en vyftigh jaere Leeft gy by mirakel groot Soo de Chirurzijns verclaeren Liefd' is stercker als de dood. 8. O vierigen Seraphin Heyligen Philippus Nere Bidt Godt dat ick mach dependeren, Van die goddelijcke min, Waer in gy in 't eeuwigh leven Als den Salamander brandt Om met u voor Godt te sweven In het hemels Vaderlant.
wouw001ghee01_01_54_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 56, "section": 1 }
Stemme: Van Audenaerdeken. (ofte) Van den overganck van Gent. LAet ons nu Barbara eere bewysen Die schoon Lelie gegroeyt in dorens quaet Wiens Heyligheyt men noyt genoegh kan prijsen, Sy was een spiegel van den Maeghden staet, Van 't dolend' Heydendom is sy geboren Maer kloeck vat sy den Christenen standaert aen Waer door sy met alle Godts uytverkoren, Door de Martelie heeft de Croon ontfaen. 2. Haer Vader dée s'om haer schoonheyt bewaeren Op eenen thoren volgens sijn manier Daer in dée by maecken een badt seer claere, Met twee vensters daer in tot haer plaisier, Maer Barbara ded' daer noch een by maecken Ter eeren d'Heylige Dryvuldigheyt Bespoogh d'afgoden en gonck die versaecken Om Jesus Christus die s'haer hert bereyt. 3. In een Marbel pilaer heeft sy geschreven Met den vinger t' teecken des Heylighs Cruys En 't is mirakeleus daer in gebleven, T'welck d'afgodisten sagen tot confuys, Maer als haer Vader dus begonst te mercken Dat sy was aen d'afgoden ongetrouw En haer begaf tot de Christene Kercke, Het scheen hy bersten schier van spijt en rouw. 4. Hy sprack wel Barbara seght my nu spoedigh Wat dêes dry vensters en dit Cruys beleyt Maer Barbara antwoorden hem kloeckmoedigh, T'Beteeckent d'Heylige Dryvuldigheyt Bemerckt dat Godt Dryvuldigh in persoonen Van wien dat alles t'wesen heeft ontfaen Met sijn soet wesen alle ziel sal loonen. Die hem aen-hanght en d'afgoden af gaen. 5. Maer hy vol gramschap sprack met dreygementen Gy sult Christus en dat geloof af gaen Oft gy sult sterven naer veel swaer tormenten, Al soud' ick selver u het hooft af staen, Maer Barbara wiens hert in liefde branden Sprack seer kloeckmoedigh tot haer Vader siet Ick sal wel sterven door u vreede handen, Maer Jesus Christus en versaeck ick niet. 6. Als tiger vat dien goddeloosen snooden Sijn sweert seer tornigh en ongetucht En meynden haer op staende voet te dooden, Maer Barbara die nam terstont de vlucht, Hy volghden haer, maer Godt wouw haer ontfermen Openden een steen-rots om door te gaen Om haer van den vervolger te beschermen, Die onbeweeght sagh dit mirakel aen. 7. Door een Schaep-Herder heeft hy haer gekregen Ende seer vreesselijck geslagen daer Door distels, dorens en door rouwe wegen Heeft hy gesleurt, gesleypt, haer met den hair, En heeft seer vreet haer doen gevangen leyden Ende doen brengen voor den President Di haer dée geesselen ten selven tijden, Met offe-zenuwen in swaer torment. 8. Doen dêe den vreeden beul haer wonden vrijven Met een rouw hairen kleedt ter selver stont Datmen het bloedt sagh langs de aerde drijven, Worpt haer dus in den kercker seer gewont, Maer Jesus quam haer in dêes pijn verblijden Die sich aen haer vertoonden in den nacht En sterckten haer tegen t'aenstaende lijden, Genas haer door sijn goddelijcke kracht. 9. Den President verstelt wou d'eer doen geven Van dit mirakel aen d'afgoden saen Maer Barbara die heeft dat toe-geschreven, Aen Jesus Christus die dat hadt gedaen, Waer door hy wiert van gramschap heel ontsteken Dede twee beuls elck met een ysere kam Haer zyden open krabben, daer aensteken Torsten al brandende met haere vlam. 10. Daer naer heeft hy haer vreesselijck doen slagen Met swaere hamers op haer heyligh hooft Heylige Maget dit wout gy verdragen, Om Jesus Christus daer gy in gelooft, Noch heeft hy haer de borsten doen af snyden Met messchen t'welck haer dede swaere pijn Sy lôfden Jesus en gebenedijden, Wiens lieve Bruyt sy eeuwelijck sal zijn. 11. Doen heeft hy haer seer schandigh doen ontkleeden Met roeden slaende door de stadt doen gaen Maer Godt die hier sijn lieve Bruyt wou eeren, Gaf haer een kleet van helder klaerheyt aen, Waer door hy wiert van gramschap heel ontsteken Siende geen winst by sijn tormenten groot Heeft vol van spijt terstont t'vonnis gestreken, Dat men haer brengen sou door 't sweert ter doodt. 12. Haer eygen Vader wilde selver wesen Den vreeden beul van dat onnoosel bloet Terstont men bracht haer op den bergh mits desen, Sy danckten Godt en buyght met groot ootmoet, Haer Heyligh Hooft om soo den slagh t'ontfangen Men hoorden daer een stem uyt s'hemels troon Komt Barbara, komt nu naer u verlangen, Mijn lieve Bruyt komt en ontfanght de croon. 13. Haer Vader droegh den roem met volle monden Dat hy haer selver hadt gebracht ter doodt Godt heeft hem en den rechter staf gesonden, Sy sijn verslagen vanden blickxem groot, Maer gy ô Maeght! hebt door 't gebedt verkregen Dat al die vragen iet in uwen naem Van Godt hun sonder fout sal zijn gegeven, Als 't tot hun saligheyt maer is bequaem. 14. Wilt dan ô Barbara voor ons verwerv en Van Godt een goet berouw en saligh eyndt En dat wy sonder bichten niet en sterven, En oock ontfangen t'Heyligh Sacrament, Oock med' het Heyligh Olyssel verheven Om aldus wel gewapent in den strijdt Met u eens te bekomen t'eeuwigh leven, Om Godt te loven inder eeuwigheyt.
wouw001ghee01_01_55_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 57, "section": 1 }
Stemme: Wat sien ick Titer ginder verre. (of) Het Ballet van Comte Montré. PRijst Amelberga weert verheven Die Heylige Maeght Die om haer deught, en om haer Heyligh leven, Godt seer heeft behaeght, Want sy heeft van haer kintsche dagen S'werelts ydelheyt Onder den voet geleyt, En aen Godt op-gedragen Haere suyverheyt. 2. Zijnde een kint noch jonck en teere In haers Vaders hof Bouden sy een Capelle tot Godts eere Daer gaf s'hem eer en lof, Vol soete hemelsche genuchten Offerden sy Godt aldaer Met iver op den Autaer, Schoon blommen ende vruchten, Die sy kost vinden daer 3. Een kint stalt van dêes offerande Door s'vyants spijt Maer siet terstont versteef den harm met d'hande, Van pijn het droevigh krijt, Eylaes de ouders quamen kermen En vielen met ootmoet Amelberga te voet, Dat sy haers wou ontfermen Door haere gebeden soet. 4. Zijnde beweeght dêes Maeght vol vrede Over 't droef cas Schoot naer den hemel vierigh haer gebeden, het kint terstont genas, Sy wasten op in vele deughden En liefde tot den Heer In gratie meer en meer, Sinte Landrai met vreughden, Heeft haer seer wel geleert, 5. Als dêes Princes naer Godts behaegen In 't Clooster was Met groot ootmoet gaf s'haer tot steenen dragen, De Meters op dat pas; Carolus Mangnus quam haer vervolgen Om haer schoonheyt en fée Waer voor die Maget strée, Hier door hy seer verbolgen Haer groot cruvvel aen dée. 6. Door Godts bestier een vrouw men hoorde Doende haer klacht Dat eenen vreeden Beyr haer bieén stoorden Carolus liep met macht, Terwyl gonck Amelberga vluchten Worpt haer voor Godts Autaer Sneed af haer schoone hair, T'Heyligh habijt met suchten, Dat trock sy aen aldear. 7. Carolus is strack weer gekomen Naer t'Clooster ras Maer als hy Amelberga niet heeft vernomen, Socht hy haer op dat pas, Als hy haer met den wyl was siende Wiert hy gestoort soo seer Dus riep hy meer en meer, Ach wie heeft mijn beminde. Doen wyden aen den Heer. 8. Verheven in haer contemplatie Heeft sy geen acht Genomen op dêes sotte lammentatie, Oft op dêes dwase klacht, Hy heeft se met den arm getrocken Dat den wyl viel van 't hooft Sagh haer van hair berooft, Haer schouder is gebroken Met swaere pijn gelooft. 9. Daer naer te Vilvorden gecomen In hongers noot Door haer gebedt quam daer aen t'lant geswommen Eenen visch seer groot, Waer me sy gonck den armen spijsen En oock haer huysgesin Die s'hadt in haer bewin, Hier liefde quam bewysen Al om Jesus min. 10. Te Temst heeft sy een Kerck doen bouwen Al waer sy dede Veel schoon mirakels weert om te beschouwen, En goey wercken mede Op eenen oogen bergh sy dede Uyt den dorren gront Water vloeyen terstont, Daer op den dagh van heden Den siecken van wort gesont. 11. Verciert met heyligheyt en deugden Gaf s'haeren geest Aen Godt den thienden july en met vreughden, Viertmen dan haer feest, Haer lichaem is te Temst begraven In de Kerck van haer gesticht, Sy menigh ziel verlicht, Van die naer Godts behagen Tot haer nemen toevlucht. 12. Amerberga Heylige Maget Godts weerde bruyt Tot u comen wy suchten ende klagen, Roepen overluyt Wilt voor ons bidden t'allen tijden Aen d'hooghste Majesteyt, Die onse ziel verblijdt Dat Godt ons wilt geleyden Tot onse saligheyt.
wouw001ghee01_01_56_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 58, "section": 1 }
Stemme: Laet ons den Schepper loven. (ofte) Siet Flora de Godinne. LAet ons met vreughden prysen Elizabeth s'Lantsgravin En haer al eer bewysen, Vol van goddelijcke min, Want sy van joncks af aen Den Heer wou hangen aen En s'werelts pracht en staet Met hert en ziel verlaet, En heeft die met haer ydelheyt Onden den voet geleyt. 2. Als sy nu in trouwe Met den Graef seer groot van macht Was dêes Edel Lants-Vrouwe Altijdt besigh dagh en nacht, Om d'arme lieden bloot Te helpen uyt den noot, Door spijs en kleeders mede En gaf haer troost tot vrede, Waer door dat Godt oock t'haeren troost Somtijts mirakel dede. 3. Als sy naer Godts behaegen Eens een voorschot vol van broodt Ginck aen d'arm lieden dragen Tot voetsel in hongers noot, Den Graef quam daer gegaen Vatten den voorschot aen, Maer siet met rijp gemerck Sagh hy Godts wonder werck Dat voor sijn oogh verandert was In Blommekens op dat pas. 4. Een man heeft sy vernomen Arm melaets en seer gewont Sy ded' hem binnen komen, Die sy spysen gonck terstont Sy suyvert hem ter stede Verbont sijn wonden mede. En liet hem sonder let Rusten in't Graeven bedt. Hier om den satan vol van spijt Die spelt hier sijn partijt. 5. Een knecht seer quaet van zeden Heeft den Graef dit g'adverteert Hy liep met dapper schreden, Heel gestoort trock uyt sijn sweert, Als hy aen 't bedde quaem Met schrik hy daer vernam Eenen gekruysten Godt Mishandelt en bespot, Hy seer verstelt stracks met gedult Bekenden hy sijn schult. 6. Wie sal connen beschrijven Wat al droefheyt dat sy lede Naer den Graefs overlijven, Van veel lieden quaet van zede De vrinden boos en quaet Setten haer op de straet, Namen haer al haer goet Dit leedt sy met ootmoet, Onder een dack sat sy en spont Daer sy haer brood mede vvont. 7. Den Heer quam haer verlichten Naer desen soo droeven staet Ginck sy Gasthuysen stichten, Voor die siecken desoalaet, Die sy seer minsaem dient Haer wonden sy verbint, Want door dêes heere vlam Die haeren geest in nam Trock sy oock veel Maeghden tot haer Die haer cloeck volghden naer. 8. Naer vier-en tvvintigh jaren Hier geleeft in Heyligheyt Quam Godt haer openbaren, Dry Croonen voor haer bereyt, Gelijck een dorstigh hert Snackten naer Godt haer hert, O levende fonteyn Maeckt my met u gemeyn, Laet my met u in vrede gaen Sprack s'haeren Schepper aen. 9. Elizabeth verheven O Heylige Patroones Staet my by in dit leven, Wilt my leeren oock de les, Van de verniette baen Die gy zijt in gegaen Die nu tot uvven loon Besit het s'hemels troon Om met u inder eeuvvigheyt Te zijn in Godt verblijdt. Wilt gy u in Godt rijck Met d'Heyligen verblijden Leert hier met hun gelijck, Den Lauwer-crans bestrijden.
wouw001ghee01_01_57_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 59, "section": 1 }
Stemme: Ick drinck den nieuwen Most. EIlaes vvat droef allarm Wat treurspel wat gekerm Wat droevigh suchten, wat jammerlijck getier Hoortmen hier comen uyt het Vagevier Elck sucht en vvent tot sijnen vrient Die sy hier hebben t'aldermeest bemint Vragen met reden hare gebeden Sies y hebben gevoet Met hunnen aerbeyt vlees en bloet, 2. Waerom vervolghdy my Die hier soo bitterly, Als Godt en gy vvort van mijn vlees versaet Hoe comt dat gy my in dêes pijn verlaet, Ontfermt u mijnder gy die zijt Mijn naeste vrienden om vviens schult ick lijdt, Door al te seer besorght te vvesen Dat gy sout zijn geacht Heb ick my tot dêes pijn gebracht 3. Tot desen fellen brant Die pijnight van allen cant, Sijn sy door 't oordeel Godt gecondamneert Om dat sy zijn met schulden gepasseert, En moeten naer 't besluyt Alhier betaelen tot de leste duyt. Dus vvilt toch storten u gebeden En lyden met gedult Om te betalen haere schult. 4. Sy lijden svvaeren dorst Om eens te zijn verlost, En te genieten dat goddelijck aenschijn Wiens derven is hun aldermeeste pijn En dat sy zijn besmet Met schulden t'vvelt hun dit geluck belet, Dit baert hun sulck een pijn mits desen Dat eenen dagh voorvvaer Hun dunckt te vvesen duysent jaer. 5. Komt kinders ende vrient Die haer hier hebt bemint, En groote sorgh droeght voor haer lichaem hier Waer blijft gy nu sy svvemmen in het vier, Toch penitentie doet Stort goey gebeden uyteen reyn gemoet Want met de maet dat gy sult meten Sult gy gemeten zijn Als gy sult comen tot dêes pijn.
wouw001ghee01_01_58_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 60, "section": 1 }
Stemme: Is liefde soet lijden. (ofte) o Theresia Maget. ADieu valsche werelt, met al u geluck Al scheynt gy beperelt, g'en en hebt niet als druck Wat zijn u bewinnen, en rijckdommen hier Als kolen die dienen, tot t'eeuwigh hels vier, U valsche wellusten, en ydel genucht Baert naer veel onrusten, een eeuwigh gesucht. 2. Gy hebt uwe borsten, vol doodelijck sogh U Kelcken en mosten, zijn vol van bedrogh, U stoel oft sacht kussen, is't helsche serpent U bedt om te rusten, is't eeuwigh torment U aengenaem wijnen, en leckeren kost Baert naermaels veel pijnen, en eeuwigen dorst. 3. Men acht-se geluckigh, en saligh zijn hier Al die in u stricken, hier nemen plaisier, Sy bouwen haer mueren, op u ydelheyt Sy meynen t'sal dueren, de langh eeuwigheyt, Sy leven in Welden, sy volgen haer lust Geen leet haer en quelden, sy hebben hier rust. 4. Maer als haer komt raecken, de bittere doodt Dan laet gy haer kraecken, alleen hier de noot, Sy vinden waerachtigh, t'geen Paulus seyt De doodt volght, gelijck men het leven hier leyt, Eylaes vol van sonden, sy dalen seer snel Diep in de afgronden, voor eeuwigh in d'hel. 5. Ick segh u dan werelt, voor eeuwigh adieu Want al uwen handel, die ben ik gansch mu, Mits gy die u volgen, met valsheyt bedrieght U eer en gelorie, als roock wegh vlieght, Ick wil my bekeeren, en hangen Godt aen De wegen des Heeren, die sal ick in slaen.
wouw001ghee01_01_59_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 61, "section": 1 }
Stemme: Heere ick wensch u te ontfangen. HEer ick wensch u te beminnen Met een liefde en ootmoet Als d'Engels en Seraphinen, U minnen in liefde soet, En als alle creaturen In u liefde wel bereyt U beminnen t'aller uren, Nu en inder eeuwigheyt. 2. K'wensch te hebben duysent monden Om met dese al gelijck Vwe liefde te verconden, Over heel het aerderijck, K'wensch dat alle herten branden In u liefde meer en meer Om u die tot offerande Op te dragen soeten Heer. 3. Heer ick wensch wel hondert werven Duysent keeren en noch meer D'alder-vreetste doodt te sterven, Om u liefde soeten Heer Jae al moest ick voor u lyden Al de Martelaersche pijn K'sou my in dêes pijn verblijden, Om dat gy bemint sout zijn. 4. K'wensch u Heere te beminnen Met sulck een oprechtigheyt Als des Hemels Coninginne V mint inder eeuwigheyt, jae oock ten eeuwigen dagen V te dragen liefde puer Als u menscheyt heeft gedragen, Aen u godd'lijcke natuer. 5. K'seght en meynt in liefde pure Waer ick Godt van Hemelrijck En gy waert een creature Het welck is onmogelijck, K'sou mijn Godtheyt resigneren Heer om dat gy Godt sout zijn En sout eeuwigh triumpheren, Al leed' ick dus eeuwigh pijn. 6. Heer mijn tongh can niet uyt-leggen Hoe dat ick u liefde mêen Laet u liefde selfs dat seggen, Want gy kent mijn hert alleen, Laet my in u vier verdwynen Als den Vogel Phenix doet En in liefde weer verschijnen, Ach mijn alderhooghste goet. 7. Houdt my aen u vast gebonden Die mijn ziel soo seer bemint Wilt verbranden al mijn sonden, Door u vier dat al verslint, Treckt toch al mijn hert en sinnen Alderliefsten minnaer soet Om u eeuwigh te beminnen Gy die t'vier der liefde voet.
wouw001ghee01_01_60_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 62, "section": 1 }
Stemme: Ick ben verwondert en verblijdt. (ofte) Ick lagh in eenen swaren slaep. ACh mensch hoe zijt gy soo verblint Dat gy mint s'werelts ydelheden Daer gy noyt troost noch rust in vint, Maer in u ziel baert groot onvrede, Mint Godt alleen betracht de deught Want in Godt is d'oprechte vreught. 2. Al s'werelts vreught en vals plaisier Dat gy op d'aerde oyt hebt genoten Is al verdwenen als een fier, Snel als een pijl voorby geschoten, Jae als een schaduwe vergaen Met sonden vint gy u belaen. 3. Waerom tracht gy naer hoogen staet Naer schoonheyt pracht oft ydel eere Die als een blom des velts vergaet, En als de mot verderft de kleeren Gelijck den wint verdrijft het stof Soo sal ick verdwynen s'werelts lof. 4. Hoe staet gy soo naer 't s'werelts goet Om dat met arbeyt te vergaren Dat gy seer haest verlaeten moet, Waneer de doodt u sonder sparen Sal togen in de aerde snel Eylaes u ziet misschien in d'hel. 5. Den wyseman heeft wel geseyt Die sijn sententie heeft gestreken Dat t'werelts vreught is ydelheyt Haer rijckdom dorens die scherp steken, Waer door men swaren druck verbeyt En diese soeckt ter hellen leyt 6. Daerom ô ziel! weest toch soo wys Wilt u alleen op Godt betrouwen En bouwt geen huysen op het pijs Want inden gront valleen dêes bouwen Soeckt Godt alleen dint hem met vlijt Soo wint gy uwe saligheyt.
wouw001ghee01_01_61_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 63, "section": 1 }
Stemme: Soet zijn de tijden. (ofte) mijn hop mijn leven. GEluckigh leven Ach hoe saligh is den tijdt Voor een ziel die sich begeven, Heeft uyt s'werelts ydelheyt Om den Heer alleen te minnen Soo op 't velt als binnen muer En te sterven al haer sinnen, Om Godt en zijn liefde puer. 2. Kiest lieve ziele Kiest toch wel dit saligh lot Laet verstant, memori, wille, Altijdt besigh zijn met Godt, Komt hier somtijts iet opstijfen Het welck u den geest belet En voed'hier geen quaey gepeysen Maer begeeft u tot 't gebedt, 3. Komt Godt u proeven Oft dat u den vyant quelt Wilt u daer in niet bedroeven Maer u kloeck tot lyden stelt, Wilt in Jesus wonden vluchten En in suyver liefde reen Hier als 't Tortel Duyfken suchten, In de gaten van den steen, 4. Wort gy van menschen Hier vernedert oft veracht Laet sijn al u s'herten wenschen Dat gy naer Godts liefde tracht, Soeckt den troost in Godt alleene En verlaet de creatuer En wilt niet de doodt beweenen Die hier smaeckt de quaey natuer. 5. Naer een cort lijden En wat arbeyt die gy doet Sult g'u eeuwelijck verblijden, En genieten alle goet, Wilt u dan tot strijdt begeven En des Heeren wegh in slaen Soo sult gy in't eeuwigh leven, Met den Heer in vrede gaen.
wouw001ghee01_01_62_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 64, "section": 1 }
Stemme: Op eenen nacht als Ioseph soude rusten. O Eenigheyt gy moght wel zijn gepresen Want uwen center is suyver en puer Door u is menigh ziel op-geresen, Uyt hare sonden boven de natuer, En heeft de werelt met haer ydelheyt Uyt liefde Godts onder den voet geleyt. 2. Eylaes hoe menigh ziel heeft haer verloren Onder t'gewoel der menichvuldigheyt Die anders was van Godt verkoren, Is jammerlijck door't s'vyants strick verleyt, Om dat sy d'eenigheyt niet heeft bemint Is door de sonde van't hels vier verslint. 3. Christus heeft ons hier een voorbelt gegeven Als hy sich hier vertrock inde Woestijn Om daer seer strengelijck te leven, Voor ons in penitentie ongemeyn, 4. Magdalena die Godt beminden seere Heeft haer vertrocken diep in d'eenigheyt Daer sy castijden haer lichaem teere, Door vasten bidden en door strengigheyt, Waer door sy seven mael op eenen dagh Wiert op getogen daer s'haeren Schepper sagh 5. Philippus den derden Coninck hoogh geboren Besittende de Croon van 't Spaensche rijck Waer toe hy was van Godt verkoren, Die wenschten op zijn doodt-bedt vrierighlijck, Ach hadt ick soo lanck in een kluys geleeft Als my de Croon heeft op het hooft gesweeft. 6. Hoe menigh Heremijt tot Godt gedreven Heeft sich verborgen diep inde woestijn Om daer te leven een innigh leven, En dus te spreken met den Heer alleyn Want hier verstaet de ziel t'verborgen woort Dat by de menschen niet en wort gehoort. 7. In d'eenigheyt komt de ziel weer te vinden Dat in't gewoel seer licht verloren wert Daer rust de Bruyt met den Beminden, En spreken samen soetjens hert aen hert, O Saligh, Heyligh is dêes wildernis Waer in de ziel in Godt verslonden is. 8. O eenigheyt Meesters van alle deughden Bewaerster vande reyne suyverheyt Voetsel der liefde die Godt verheughden, Gy brenght de ziel tot recht ootmoedigheyt, Gy zijt d'oprechte voester van 't gebedt Hierom mijn ziel op't eensaem leven let.
wouw001ghee01_01_63_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 65, "section": 1 }
Stemme: Van 't Samaritaensch Vrouwken; begint aldus: Aensiet hoe Christus onsen Heere. GY Maeghdekens die van den Heere Geroepen ofte vercoren zijt Om hem te dienen in liefde teere, Wilt wel betrachten de suyverheyt, Want de suyverheyt is een deugt Die Godt en heel den hemel verheught, En maeckt de ziel op t'aerderijck Datse wort aen de Engels gelijck, De witte Lelie staend' in fleure In haere jeught seer excellent Heeft door haer cracht en soeten geure Datse can dooden het vreet serpent, Maer den Maeghdom seer triumphant Joeg t'hels serpent na den hellen brant, Alwaer het eeuwelijck voor gewis Door een reyn Maget gebonden is Die hooghste Majesteyt vol weerden, Als hy neerdaelden op d'aertsche pleyn Om de menschelijcke natuere t'aenveerden, Wou van een Maget geboren zijn, Wiens Ontfangenis excellent Geensints den Maeghdom en heeft geschent; Maer door de cracht des Heyligen Geest Heeft hy den Maeghdom geheylight het meest. Dat den Maegdom moet zijn gepresen En dat hy weerdigh is wel bewaert Heeft Christus ons seer claer bewesen, Als hy hier leefden als mensch op d'aert Want sijn opperste Heyligheyt heeft Selver den Maeghden staet beleeft, En van die suyvere Lelie reyn Wilden hy selver den Bruydegom zijn Al wat'er leeft dat moet getuygen, Dat al wat hier den mensch verheft Het moet al voor den Maeghdom buygen Want den Maeghdom alles overtreft; En de Maeghdekens sullen seer claer Het suyver Lammeken volgen naer, Al vvaer den Bruydegom schenckt den vvijn Die van geen andere geproeft mag zijn. Hier om gy Maeghdekens vol eeren, Die u hier aen den Heere verbint Tracht in veel deughden te vermeeren, En uvven Bruydegom seer bemint, Houdt u stil ootmoedigh en cleyn En vvilt geen Maeghden zijn, Vervult u lampen met vvercken goet Laet liefde branden in u reyn gemoet. Den Lauvver-crans seer hoogh verheven Sal u naer eenen corten strijdt Seer eerelijck vvorden gegeven, Dan sult gy eeuvvelijck zijn verblijdt, En sult singen dat nieuvve liet Dat alle d'ander en connen niet, Maer moet eerst leeren dit rijmken clijn T'is lijden, strijden en ootmoedigh zijn. Wilt gy zijn groot van Godt geacht Den Gulden Maeghdom wel betracht Want dêes deught van verdinsten rijck Maeckt de ziel aen d'Engels gelijck.
wouw001ghee01_01_64_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 66, "section": 1 }
Stemme: Van Biron. (ofte) Van den Coninck van Engelant. HEylige gehoorsaemheyt U prijst men vvel met reden Want gy de ziele lijdt, Tot een oprechten vrede, Van eygen vvil gescheyden Als die gestorven is Daer sy tot alder tijden In Godt begraven is. 2. Een ziel die naer u jaeght Leeft heel sonder verkiesen Want al dat Godt mishaeght, Wilt sy om Godt verliesen, En houdt haer heel ten gronde Onder haer overheyt Vyt liefde Godts gebonden En hoort vvat men haer seyt. 3. Een recht gehoorsaem ziel En kent hier geen onvrede T'is al met haeren vvil, Oft tegen gaet oft mede. S'en let noyt op de vvercken Van die 't gebodt op leyt, Want s'en vvilt niet bemercken Als 't geen haer voort geseyt. 4. Men vveet heir van geen clacht Men vraeght hier naer geen reden Geen tegenstrijdt sy acht. Sy vvoont in 't lant van vrede. In 't lant vol van vvellusten Boven haer selven stil Alvvaer de ziel gaet rusten, Buyten den eygen vvil. 5. Die g'hoorsaemheyt betracht En voeyt geen murmuratie Noch sy en neemt geen acht, Op s'vyant quaey tentatie, Maer sy volbenght met iever Dat haer vvort op-geleyt, Want sy heeft haeren liever Om Godt adieu geseyt. 6. Een ziel die sich gewent Gehoorsaemheyt te plogen En can van't helsch serpent, Nimmermeer zijn bedrogen, Al is 't dat hy sijn stricken In al haer wegen leyt T'en can hem al niet lucken, Sy volght gehoorsaemheyt, 7. Maer die de g'hoorsaemheyt Niet heeft noch wilt betrachten Moeten veel bitterheyt, En swaer bedrogh verwachten. Want al die hier wilt bouwen Op eygen sin of wil Moet sich te vreden houwen, Te leven in verschil. 3. Christus gaf ons een groot Exempel vol van weeren Als hy den kelck der doodt, In g'hoorsaemheyt aenveerden, En heeft ons voorgeschreven Soo wie niet g'hoorsaem zijn Sullen in 't eeuwigh leven Geen deel hebben met mijn. 10. Wilt gy dan wesen rijck In deughden en verdiensten Leeft in gehoorsaemheyt Want sy heeft groote winsten O ziel wilt dit bemercken Sijn u verdiensten cleyn Christus gehoorsaem wercken Sullen al d'uwe zijn. 9. Tracht dan ô ziel met vlijt Gehoorsaemheyt te plegen Oft met verduldigheyt, Als t'u somtijts gaet tegen, Al creunt u quaey natuere Vredigh u in Godts wil Ten sal niet eeuwigh dueren Dus houdt u soet en stil.
wouw001ghee01_01_65_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 67, "section": 1 }
Stemme: K'segh adieu mijn Afgodin. (ofte) T'is goet Capucin te zijn. LIeve ziel betracht de deught Van ootmoetdigheyt verheven Want sy doet de ziel herleven, In een waer oprechte vreught En die dêes eens heeft verkregen Rust in een onwinbaer stede Geenen strijt en gaet haer tegen Want sy woont in't lant van vrede 2. Lijdt sy druck oft tegenspoet Wort sy hier bespot bestreden T'ly gelastert oft beneden, S'houd dat voor haer beste goet, Geen affront can haer turberen Want s'ontfanght dat al voor vreught Die doet sy de meeste deught. 3. Wanneer Godt haer hier eens laet Sonder troost der ziel alleene En soo dorr' als eenen steene, In tentatie desolaet, Sy seyt dan mijn ziel gepresen Dat moet immers nu soo zijn Gy en moght noyt weerdigh wesen Om te lijden voor Godt dêes pijn, 4. Noyt sy haer en excuseert Van haer fouten groot oft cleyne Maer om Godt uyt liefde reyne, Sy haer tot den gront verneert, Sy en let op niemants wercken S'is in s'anders fouten blint Maer de minste sal sy merken Die sy in haer selven vint. 5. De goey wercken die sy doet Tracht sy t'houden heel verborgen Want dit is haer meeste sorge Daer sy haeren geest mede voed', Sy wenst onbekent te wesen In dêes s'werelts wildernis Saligh is een ziel gepresen, Die haers selfs vergeten is. 6. O heyligh ootmoedigheyt Die de Bruyt dus vol wellusten Soetjens leyt in Godt ter rusten, Van haer selven af gescheyt, Adams geest leyt hier besweken Want sy leeft in Godt alleen S'werelts vreught hier by geleken En is maer een droef geween. 7. O mijn ziel betracht dan hier Dese deught weerdigh gepresen Stil ootmoedigh en cleyn te wesen Laet hier zijn al u plaisier Wilt de hooverdy verpletten Al voelt de natuer dus strijdt Wilt haer vrees ter zyden setten Want t'gaet voor de eeuwigheyt.
wouw001ghee01_01_66_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 68, "section": 1 }
Stemme: K'aenbid' u grooten Godt. (ofte) Hoe menigh Prins en Vorst. T'Gebedt dat is een deught Die weerdigh is gepresen Sy stelt de ziel in vreught, Boven haer eygen wesen. En leyt de Bruyt ter rust Boven haer selven stil En Godt vol soeten lust, Die selfs doet haeren wil. 2. Wel moet hier zijn betracht t'Heyligh gebedt verheven Want t'heeft soo groote kracht, Dat het de hel doet beven, Jae selfs de macht van Godt Comt dat te wederstaen Als hy om't sondigh lot Den mensch met straf sou slaen. 3. Hoe menigh sondaer groot Die door veel swaere sonden Sijn ziel hadde gedoodt Is door 't gebedt ontbonden, Want als wy met ootmoet, Bidden vergiffenis Godt onse vraegh voldoet Vergeefs s'ons voor gewis. 4. Wanneer dat is den mensch Van Satanas beseten Door het gebedt naer wensch Des Priesters wel gequeten, Den helschen geest moet uyt En neder-daelen snel Tot een eeuwigh besluyt In 't diepste van de hel. 5. Hoe menigh kloeck Monerck Heeft veel heydensche steden Gebracht tot d'heylige Kerck Door strijdt en goey gebeden, Hoe menigh droevigh hert Heeft men hier sonder let In al fijn pijn en smert, Sien helpen doort't gebedt. 6. Laet ons weerderen wel T'heyligh gebedt verheven Het is het slot van d'hel, Den steutel van het leven. Het is de Camenier Van den verborgen raet Waer door den Coninck hier Sijn wetten weten laet. 7. O ziel vvilt dan met vlijdt T'gebedt hier vvel betrachten En u met nerstigheyt Oock vande sonden vvachten, En gaet dan met berrouvv, En vraeght in liefde reyn Van Godt door ons Livrouvv, T'Sal u gegeven zijn.
wouw001ghee01_01_67_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 69, "section": 1 }
Stemme: Al lijd' ick bitter smert. DE liefde is een deught Van Godt geboren Sy comt de ziel met vreught Die s'heeft vercoren In Godt als in haer eygen center leyden Al vvaer sy soetjesn rust Vol hemelsche vvellust, Vol hemelsche vvellust, Van als gescheyden. 2. Gelijck den Arent svveeft In't licht der Sonnen Soo doet een ziel die leeft, In liefde vervvonnen Geen touvv soo sterck die haer aen d'aerde can binden Want haer hert en heel gemoet Drijft naer dat hooghste goet,bis. T'is Godt te vinden. 2. De liefde is een cracht Van Godt vvilt mercken In onse ziel gevracht, Om haer te stercken, Als Samson moet een ziel hier zijn geleken Die door liefde gaet te velt Tegen het hels gevvelt,bis. Enhaer gebreken. 4. Die eens de liefde heeft Die eens de liefde heeft Oprecht vercegen Sy d'al al te boven svveeft, Wat haer gaet tegen, Geen quaet soo groot, oft liefde can dat boeten Want door haere groote kracht Draeght sy des vyants macht,bis. Onder haere voeten. 5. Als den mensch Godts gebodt Had overtreden T'vvas de liefde die Godt Hier voor voldede Want door sijn liefde quam by hem castijden Om door arbeyt, doodt en pijn Hem vvêer te maecken rijn,bis. En te verblijden. 6. Het vvas dit minnevier Dat Godt vol vvaerden Die neder-daelen hier Voor ons op d'aerden, Het vvas de liefde die Christus dede sterven Het vvas de liefde mede Die ons sijn rijck vol vrede,bis. Ded' eeuvvigh erven, 7. Wanneer het sondigh hert Dit vier comt raecken Terstont gesuyvert vvert Door 't innigh blaecken, Dat oock in Magdalena quam gedreven Die men door liefde sagh Seven mael op een dagh. bis. In Godt verheven. 9. Ach aldergrootste Monerck O Godt der minnen Raeckt door u liefde sterck, Mijn hert en sinnen, Als fauvegarde vvil u liefde setten In all' mijn ziéle cracht Tegen des vyants macht,bis. Om te verpletten.
wouw001ghee01_01_68_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 70, "section": 1 }
Stemme: S'nachts als een iegelijck lagh in rusten. ACh lieve ziele maeckt couragi' Al is't dat Godt u somtijts proeft Het is de alderbeste gagi', Daer hy sijn minnares mede toest, Want Godt sijn beste schatten geeft Aen die het kloeckste gestreden heeft Peyst niet op t'lyden maer op den loon Op t'sop van 't Cruys daer was de Croon 2. Het soete melck geeft m'aen de kinders Om dat sy teer zijn en onwys Maer al die sijn haers selfs verwinders Voetmen met mannelijcke spijs, Men mach niet altijdt blijven kleyn Maer moet in deught gevordert zijn, T'werck te besien is niet genoegh Men moet de handt slaen aen de ploegh. 3. T'Exempel Christi sal 't u leeren Die 't voor geen roof en heeft geacht Dat hy was Godt en Heer den Heeren, Maer wou voor 't menschelijck geslacht, Verworpen en vernedert zijn En soo door lijden, doodt en pijn Weder in sijn glori te gaen Neemt op u Cruys treedt in sijn baen. 4. En waert niet tegen alle reden Dat den Heer droegh op dat den knecht Sachtjens ginck op sijn sooltjens treden, Wel dat was immers al te slecht: O neen ten magh alsoo niet gaen Gy moet den Cruys-wegh mede inslaen, Kost het wat pijn maeckt geen verdriet Dat niet en kost gelt oock niet, 5. Couragi' dan, ô ziel! wilt strijden Want 't moet hier al gestreden zijn Comt het somtijts wat by ontlijden En vreest niet voor een corte pijn, Neemt op u Cruys volght Jesum naer Houdt hem geselschap tot op Calvaer Soo sult gy oock met Jesus verblijdt Wesen tot inder eeuwigheyt.
wouw001ghee01_01_69_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 71, "section": 1 }
Stemme: Aimable Vainqueur. ACh Jesus waerom Liefsten Bruydegom Laet gy my hier suchten Soo vol ongenuchten Op d'aerde alleyn, Daer ick u soet wesen Soo weerdigh gepresen Hier absent moet zijn, T'is immers manier Dat den Wel-beminden Zijn Bruyt sal verbinden In sijn soet bestier, Bruydegom reyn Maeckt mijn ziel gemeyn, Met u ô beminden Wilt s'aen u verbinden Die u mint alleyn, Ach Bruydegom goet Laet my u toch vinden In reyn liefde soet. 2. O Bruyt wilde gy Zijn gemeyn met my, Soo moet gy hier leven Reyn sonder aencleven En de creatuer, Die moet gy [hier] derven In all's u versterven Om mijn liefde puer, En den hoogen moet En d'ydele prachten [Die] moet gy verachten Treden met den voet, [En] den eygen wil Moet zijn doodt en stil Gy moet t'allen tijden U sinnen besnyden Vry sonder verschil, De baerlust oock mede Die moet gy af leyden Zijn met my te vrede. 3. U driften dat's claer Moet gy altegaer Met ydel behaegen Vyt u ziel verjagen Ootmoedigh en cleyn, Vervolght en bestreden Weest hier in te vreden Bruyt want 't moet soo zijn, En u resolveert Dat andere gepresen En gy sult wesen Tot den gront verneert, Laet zijn u rust U wens en wellust, Vernietingh en lijden In 't Cruys te verblijden Op dêes aertsche kust, En als gy dat doet Ick sal voor u strijden Ach mijn duyfken soet. 4. Ach Jesus voorwaer Gy seght my seer claer Dees lesse vol eeren Kost ick die maer leeren Ick waer vry van strijdt, Wilt my [...] verstercken Laet u liefde wercken Die mijn ziel verblijdt, Want mijne natuer Heeft altijdt mishagen In 't Cruys te dragen Strijden valt my suer, Het vleesch rebel D'helsche geesten fel En werelt die vleyen Om my te verleyen, Tot sonden seer snel, Ach Bruydegom reyn Wilt mijn ziel bevryen Die hier strijt alleyn. 5. Schept moet lieve Bruyt Maeckt een vast besluyt Kloeck mede te wercken Ick sal u verstercken Tegen satans kracht, Wilt op u selfs leten Ick sal hem verpletten En breken sijn macht, Maer wilt uwen vlucht O Bruyt t'alder stonden In mijn dierbaer wonden Nemen met genucht, En rust hier puer In de holen der muer Treckt met d'eensaem Duyven Uyt dêes soete druyven Mijn liefde seer reyn, Soo sult gy gemeyn Mijn Bruyt uytverkoren Eeuwigh met my zijn.
wouw001ghee01_01_70_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 72, "section": 1 }
Stemme: Comt hier al gy sondarige menschen. O Ziel betracht gy t'eeuwigh leven Bevat dêes weerde les verheven Tracht te benerstigen de deught Wilt gy Godt eeuwelijck bëerven En comen tot des hemels vreught All' aerts genucht moet gy versterven 2. En wilt den hoogen moet niet toonen Want in de nietheyt moet gy woonen Soo lanck als gy op d'aerde leeft De creaturen moet gy derven Want soo lanck gy die noch aenkleeft Cont gy Godt niet oprecht beerven. 3. Wort gy veracht een ander gepresen Gy moet hier in te vrede wesen, Sout gy met Godt vereenight zijn Al strijdt hier somtijdts de natuere En weest daerom toch niet in pijn Laet het haer met de doodt besuere. 4. Wilt gy hier wel met Godt verkeeren Gy moet eerst wel inwendigh leeren U selven heel ten gront uyt gaen Baetsucht en eygen liefde mede En u van eygen wil ontslaen En zijn alleen met Godt te vreden. 5. Wilt gy Godts gunst besonder erven U selfs moet gy in all's versterven En woonen diep in uwen niet Van sinnelijcken lust ontbonden Datmen geen drift in u en siet, In Godt alleen u meynigh gronden. 6. Wilt gy dat eenigh een, eens raecken T'welck Godt is, gy moet all's versaecken. En met Godts wil vereenigt zijn Verduldigh wesen sonder clachten In Godt gevredight sonder pijn, Beminnen hem uyt al u krachten. 7. Mijn ziel tracht gy hier toe te geraecken Derft en versterft al aertsche saecken En al wat uwen geest belet Dat eenigh een Godt sult gy winnen En treden in sijn cabinet, Daermen alleen maer weet van minnen. 8. Door 't verlaeten der creaturen En t'sterven van de quaey natueren Bekomt de ziel dat hooghste goet Al waer sy eeuwelijck sal rusten, In haeren vollen overvloet, Vervult met hemelsche wellusten.
wouw001ghee01_01_71_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 73, "section": 1 }
Stemme: Hoe werckt gy soo Leeuwerck. (ofte) Sy quam met groot getier. ACh mensch hoe wort gy dus verleyt; Ach hoe wort gy bedrogen Door de begeerelijckheyt, Die u heeft van my vertogen, De wortels van de sonde D'eygen liefde stooringh van u rust Heeft uwen geest verslonden. En d'oprechte liefde uyt geblust. 2. Gy weet dt is al mijn wellust Te vesen by de menschen En dat ick geeren neem mijn rust, In d'herten die naer my wenschen En gy dors naer de gratie Van den mensch, en d'ydel eer daer by De gy soeckt t'alder spatie, Dus mint gy u selven meer als my. 3. Gy meynt dat gy zijt heel volmaeckt Van all' eygenschap ontledight En tot den hooghsten trap geraeckt, Om dat gy zijt gevredight, Als alles gaet naer wenschen En dat gy in all's zijt voldaen Naer de sinnelijcke mensche Desen vred' en can niet blijven staen. 4. Gy meynt dat gy ootmoedigh zy En dat gy staet gelaeten Maer in den gront leyt d'hooverdy Vol verkiesingen vol eyge baete Wilt gy met my verkeeren En wesen met mijnen geest gemeyn Gy moet van my eerst leeren, Heel oprecht ten gront ootmoedigh zijn 5. Gy meynt dat gy goetgunstigh zijt Als u wort gunst bewesen Siet hoe in u opreyst den nijdt, Als een ander wort gepresen, Terstont gy peyst te laecken D'eer van uwen naesten voor gewis Gy thoont wel door dêes saecken D'eer van uwen naesten voor gewis Gy thoont wel door dêes saecken, Dat in u geen gunst noch liefden is. 6. Maer wilt gy my zijn aengenaem Gy moet in gaen mijn wegen En moet in als gevredight staen, Oft u mede gaet oft tegen, En gy moet u verblijden Als g'om mijnen naem versmaet moght zijn En wel in sien mijn lijden Oft u Cruys gelijck is aen het mijn.
wouw001ghee01_01_72_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 74, "section": 1 }
Stemme: Ick drinck den nieuwen Most. WYs die zijn ziele set Ontledight en onbelet, Van al het gêen dat haer van Godt verleyt En sich van alle creaturen scheyt, En oock verlaet haer selven mede En is alleen met haeren Godt te vrede, Die sy betracht met hert en wenschen En draeght in haer gepeys Die ziel besit een Paradijs. 2. Ach ziel leert en betracht Hier kleyn te zijn geacht, En uwen wil verloochenen ten gront Naer innigh leven trachten t'aller stont, Maeckt uwen geest hier toe bereyt Door een diepgrondige ootmoedigheyt, Op dat gy t'hooghste goet moght treffen In Godt en sonder pijn In sijnen wil gevredight zijn. 3. Een ziele die hier leeft In't minst niet aen gekleeft, Als Godt die sy bemint uyt al haer kracht En de verloocheningh oprecht betracht, Besit veel rijcker schat Als het heel aerderijck in sigh bevat, Want sy besit den gulden vrede In Godt die boven maet Al aertsche vreught te boven gaet. 4. Een ziel haers selfs ontbloot Is voor de werelt doodt, Maer schept in Godt het leven voor gewis Geluck ô ziel die soo gestorven is, In Godt leyt sy begraven hier Gekruyst te wesen is al haer plaisier, Versmaet te zijn is al haer wenschen Geen lijden haer verdriet Want sy woont in den rijcken niet. 5. Hier leeft de Bruyt in rust Vol hemelsche wellust, Met haeren Bruydegom in vollen vrede, Boven haer selven in een vaste stede, Mijn lieve ziel wort toch soo wys Dat gy bewoonen comt dit Paradijs, En dus verlaet al aertsche vreughden En uyt een reyn gemoet Wenst Godt alleen u hooghste goet.
wouw001ghee01_01_73_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 75, "section": 1 }
Stemme: Adieu ô werelt met alten u genuchten. RYst op ô Bruyt uyt s'werelts ydelheden Wilt u liefde trecken van de creatuer Soeckt in Jesu uwen Bruydegom den vrede, Die g'alleen sult vinden in zijn liefde puer, Hier om met vlijdt, van de schepsels u scheyt Want al dat Godt niet en is, is ydelheyt. 2. Siet al de vreught die gy oyt hebt genoten Is gelijck den droom voor by gegaen En als den pijl seer snel voor-by geschoten, En met vele sonden vint gy u belaen, Wat baert toch hier, s'werelts vreught en plaisier Als veel druck en suchten, en hier namaels t'eeuwigh vier. 3. Vlucht dan de werelt en wilt haer stricken haeten Op dat men hier naer u niet tot schant en seyt Dat u de werelts selfs heeft verlaeten, Daerom haer by tijdt onder u voeten leyt, Treedt hoogen moet, s'werelts pracht met den voet Hecht u hert aen Godt alleen en dient hem met ootmoet. 4. Doet als de Bruyt in het boeck der gesangen Als sy haeren Bruydegom verloren hadt Sy gonck hem soecken met nerst en verlangen, En sy vraeghden aen de wachters van de stadt, Waer is hy vrient, die mijn ziele bemint Ick en sal niet rusten voor dat ick hem weder vint. 5. Maer wilt gy Bruyt oock den Bruydegom vinden En wilt hem niet soecken op de straet oft mert Niet in't gewoel en rust den wel beminden, Maer soeckt hem in't stilte van u ziel en hert, Daer is de rust, naer den wensch en wellust Van den Bruydegom der zielen op dêes aertsche kust. 6. Als gy ô Bruyt! hebt den Bruydegom gevonden Tracht hem dan seer vierighlijck te hangen aen Schenckt hem u hertje door liefd' aen hem verbonden, En wilt hem dan nimmermeer laeten wegh gaen, Voor dat gy u leydt, en u ziele vermeyt In des Hemels vreughden eeuwelijck in hem verblijdt.
wouw001ghee01_01_74_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 76, "section": 1 }
Stemme: Hoe soet is d'eenigheyt. (ofte) Sucht nu Hollander sucht. ACh Jesus soeten Heer Laet u reyn liefde teer Mijn eenigh hert eens raecken Op dat mijn ziel alleen, nu suyver min mach blaecken, Want gy zijt die ick meen. 2. Mijn alderhooghste goet Tot u drijt mijn gemoet, O soeten minnaer reyne Gelijck een dorstigh hert Innigh dorst naer de fonteyne, Soo dorst naer u mijn hert. 3. Geen aertsche creatuer En sal u liefde puer, In mijn ziel doen verdwynen: Ach soeten Bruydegom Laet u strael der liefde schynen, En wont mijn ziel al om. 4. Jesus ick sterf van min Versterckt mijn hert en sin K'en can u niet meer derven Door u mijn ziele leeft Laet haer Jesus troost verwerven, Die immers u aenkleeft.
wouw001ghee01_01_75_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 77, "section": 1 }
Stemme: Van Rosaria. (ofte) O Maria die als heden. ACh wat zijn 't voor soete pijnen Die mijn ziel schier doen verdwynen, Door dit hemels minne-vier T'Welck haer stelt in vol plaisier, Ach wat zijn 't voor soete trecken Die de liefde soo ontdecken, En den wel gewensten vrede Storren uyt des hemels stede. )2. T'schijnt de Son met al haer straelen En wont mijn ziel al om. 4. Jesus ick sterf van min Versterck mijn hert en sin K'en can u niet meer derven Door u mijn ziele leeft Laet haer Jesus troost verwerven, Die immers u aen-kleeft. Laet u liefde in my blaecken Wilt mijn ziel in deught volmaecken Heel gesuyvert tot den gront En door uwe min gewont. 4. Wilt my soeten minnaer leyden Daer wy nimmermeer en scheyden, T'is my goet met u te zijn Scheyden waer te groote pijn, Men heeft immers noyt geweten Dat den Bruydegom sou vergeten Sijn Bruyt de hem seer bemint Haer door liefd' aen hem verbint. 5. Bruyt k'en sal u niet verlaeten Wilt gy met my gaen door straeten Die ick ben gewoon te gaen Maer alom vol dornen staen, T'is den wegh des Cruys vol eeren Wilt gy Bruyt, die neerstigh leeren Soos al ick in alle pijn. Vwen troost en blijschap zijn. 6. Ach Bruyd'gom k'wil met u sterven Oock allen troost op d'aerde derven, Ick en vrees voor doodt noch pijn Als ick maer met u magh zijn, Laet my Cruyssen, laet my lyden K'sal my in dêes pijn verblijden, Niet is't daer mijn ziel naer vraeght Als ick weet dat u behaeght.
wouw001ghee01_01_76_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 78, "section": 1 }
Stemme: Tot u zijn al de begeerten mijns herten. ACh ach wat zijn dit voor droevige tijden Die een Godtminnende ziele moet lijden, Als Godt sijn licht,, Ontreckt uyt haer gesicht, Waer med' hy haer dickwils hadt beschoncken En door sijn liefde nu zijnde heel droncken, Haer laet gewis, Alleen in duysternis. 2. Ick die eertijts in volle wellusten Op Jesus borst met Joannis mocht rusten, En dronck den most,, Van die my heeft verlost, Quelende door dêes aengenaem pijnen Die my in liefde schier dede verdwynen, Ben nu alleen,, Soo dorr' als eenen steen. 3. Mijn ziel die dickwils door d'innige smerten Sprack met den Bruydegom herte aen herte, Als mijnen gront,, Door sijn liefd' was heel doorwont, Wort nu door menighvuldigh tentatie, En in't gebedt,,Als een dor' hout geset. 4. Eylaes waer zijn die verlichtende straelen Die Godt hier over mijn ziele liet dalen, Dien soeten schicht,, Die doorvloeyde al mijn gevricht Waer is den soeten hemelschen segen Die ick van Godt voor niet hadt gekregen, De soete vlam,, Die mijnen geest in nam, 5. Ach Jesus moeten al dese genuchten Voor eeuwigh uyt mijn ziele gaen vluchten Moet ick altijt,,Smacken dêes bitterheyt, Een straeltjen van u soet minnelijck wesen Kan mijn bedroefde ziele genesen, Godt der heir-kracht,,Versterckt toch mijn onmacht. 6. Waerom zijt gy gevlucht mijnen beminden Keert weer, keert weer, oft weest gelijck de Hinde, Die als sy vliet,, Seer dickwils omme siet, Ach siet toch om, en wilt my niet afwijcken Helpt my ô Bruydegom! eer ick beswijcke, Versterckt my Heer,, Want ick en kan niet meer. 7. Schept moet ô Bruyt! ick sal u verstercken, Siet oft u pijn,, Gelijck is aen de mijn, Gy moet immers om mijn liefde wat lijden Soudt gy u eeuwelijck met my verblijden, Strijdt kloeck en vry,, Mijn gratie staet u by.
wouw001ghee01_01_77_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 79, "section": 1 }
Stemme: De werelt die heeft my mijn hert gestolen. AEnhoort mijn lieve Bruyt terstont eens weenen Het scheynt dat sy my wonderlijck bemint Maer soo haest als sy ondervint, Dat ick mijn gratie haer eens kom ontleenen, Heel desollaet is sy tot kracht gesint. 2. Is dan de liefde van een Bruyt gelegen In soo den Bruydegom absent te zijn En hier te dragen t'Cruys alleyn, Wilt my verlossen Heer, ach komt my tegen Want in dat strijden vind' ick groote pijn. 3. Wel meynt gy Bruyt altijdt in rust te leven Daer ick aerbeyden dry-en-dertigh jaer Ten magh alsoo niet gaen voorwaer, Gy moet oock vlees en Bloet ten besten geven, Soudt gy met my vereenight zijn hier naer. 4. Ick wil ô Bruydegom! hier wel wat lijden Maer ick ben een soo krancke creatuer Gedenckt dat t'lijden my valt suer Want meestendeel sendt gy dat by ontlijden Weest toch gedachtigh mijn krancke natuer. 5. Soud' u mijn Cruys niet mogen ambrasseren Waer aen ick stierf voor u de bitter doodt Bruyt in soo veel tormenten groot, Die my om u uyt liefde quam verneren, Wiert mensch, om u te helpen uyt den noodt. 6. Wel is't dan Bruydegom soo u behagen Dat ick sal lyden quellingh ende pijn En kan't immers niet anders zijn, K'sal my dan stellen om het Cruys te dragen, Wilt my verstercken door u liefde reyn. 7. Alsoo hoor ick ô Bruyt! veel liever spreken Als dat gy spraeckt tot my den eerste keer Omhelst het Cruys tot mijnder eer, Mijn gratie sal u nimmermeer ontbreken, Vervoordert u in deughden meer en meer.
wouw001ghee01_01_78_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 80, "section": 1 }
Stemme: Aimable Vainquer. Bruyt. ACh Bruydegom Heer Die ick min soo seer, Waerom gaet gy vluchten Van my die hier suchte Soo menigen keer, Wie sagh't oyt geschieden Den Bruydegom vlieden Vand ie hem mint seer, Bruyg. O Bruyt wat seght gy Soud' ick van u vluchten En u laeten suchten Gy vlucht selfs van my Ick min u puer En gy Bruydt toont stuer Als ick u kom vinden Vlucht gy ô beminde Tot de creatuer, Bruyt. Wilt m'aen u vast binden Die mijn liefde voedt. Bruyg. 2. O Bruyt wilt gy zijn Wel bemint van mijn Gy moet u versterven Vertroostingen derven Om mijn liefde reyn, En nemen behagen Het Croys hier te dragen Op dit aerdsche pleyn, Bruyt. Ach Bruydegom soet T'is altijdt van lijden En van besnijden Bruyg. Bruyt dat is goed, Bruyt. Zijnder den Heer Geen middelen meer Om u te behagen Voldoet toch mijn vrage Het Cruys pijnt te seer, Bruyg. Gy Roosen te dragen Ick de Dorne Croon. Bruyt. 3. Wel Bruydegom reyn Moet het dan soo zijn K'sal my dan begeven Soo lanck ick sal leven Tot lijden en pijn Tot dat ick sal scheyden En gym y sult lijden Daer 't sal blijschap zijn, Bruyg. O Bruyt dit maer doet Wilt op my betrouwen De sonde schouwen Tot de deught u spoet, Soo sult gy zijn Eeuwigh vry van pijn Met my sonder vresen Mijn duyfken gepresen Heel suyver en rijn, Verciert met veel deught Mijn Bruyt uyt gelesen In des hemels vreught,
wouw001ghee01_01_79_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 81, "section": 1 }
Stemme: Ick sien een Choor verheven. (ofte) Van Cecilia. ACh Bruydegom gepresen Seght my wanneer sal't zijn Dat ick verlost sal wesen Van dit Cruys en swaere pijn? Wel hoe mijn wel-beminde Meynt gy op dêes aertsche kust Blijschap en vreught te vinden Naer uwen wensch en lust, O neen mijn Bruyt vol eeren Gy moet het anders leeren Wilt gy my wel behagen Gy moet oock vlees en bloedt Kloeckmoedigh t'Cruys met spoet. 2. Gy spreckt altijdt van lijden Het welck my valt soo suer En 't comt meest by ontijden Dan soo kreunt mijn quaey natuer, O Bruyt gy moet versterven Daer u de natuer toe treckt Laet my Bruydegom erven U min die min verweckt, Mijn liefde is gelegen In't Cruys te loopen tegen Met yver en verlangen Met blijschap en ootmoet Gewilligh dat t'ontfangen Doen veel deught tot aller spoet, 3. Dêes liefde pijnt my seere Bruydegom my verlost Hoe zijt gy Bruyt soo teere Gy en hebt noch niet begost, Is dit noch geen beginnen Wat sal wesen dan het endt Gy meynt my Bruyt te beminnen Maer gy geen [...] liefd' en kent, Heer zijn dat minne treken K'sal daer noch lanck van spreken, O Bruyt t'scheynt gy sout sterven Voor my als't al wel gaet Maer als gy troost moet derven Zijt gy Bruyt heast desollaet. 4. Wel Bruydegom vol waerden Moet ick dan altijdt hier Droef leven op der aerden Daer een ander heeft plaisier, Wilt gy ô mijn beminde Oock den breeden wegh in slaen Waer langs veel wulps gesinde Hier zijn naer d'hel gegaen, Soo gy gaet sachte wegen Den vyant comt u tegen Die u soeckt te verslinden En sleypen in de hel Hierom mijn wel-beminde Vat mijn Cruys bepeyst u wel. 5. Wel Bruydegom vol vrede Moet het dan lijden zijn Soo wil ick my met reden Gaen besteden tot de pijn, K'wil liever met u sterven Als te wesen u absent Laet my u gratie erven Gy die mijn kranckheyt kent Couragie Bruyt gepresen Mijn gratie sal u wesen Wilt maer kloeckmoedigh strijden Om my in liefde rijn Soo sult gy met verblijden Eeuwigh mijn beminde zijn.
wouw001ghee01_01_80_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 82, "section": 1 }
Stemme: La folie d'Espagne. (ofte) Niemant op d'aerde kan ruste genieten. (ofte) K'minden een meysken met duysent dukaten. ACh soeten Jesus ick moet het u vragen Aen wien bekent is mijn eenighste hert Waerom laet gy my hier dus suchten en klagen En kont genesen mijn droevige smert, Laet my eens voelen,,door 't minnelijck woelen Dat u reyn liefd' in my gevonden wert. 2. Mijn ziel en kan immers geen troost genieten Als door u liefde waer door datse leeft Wilt dan u straelen van liefde uyt schieten O Godt der liefde, die de liefde geeft, Laet u liefde blaecken,, en mijn ziel soo raecken Dat sy magh haecken,, naer u die s'aenkleeft. 3. Gelijck een dorstigh hert naer de fonteyne Soo snackt mijn ziele naer u soeten Heer; Gy kontse laven door u liefde reyne Naer wien ick suchte soo menigen keer, Ach breckt die touwen,, die my hier vasthouwen Aen d'aerts gebouwen,, door u liefde teer. 4. Ach minnelijcken Bruydegom gepresen Een straeltjen van u soet minsaem aenschijn Can mijn bedroefde ziele genesen Die u moet derven soo langen termijn, Voldoet mijn lusten,, laet my in u rusten In't s'hemels kusten,, heel verlost van pijn.
wouw001ghee01_01_81_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 83, "section": 1 }
Stemme: Herderkens hy is geboren. O Doodt soo vol victorie Gy die menigh kloeck helt In't best van sijne gelorie Subiet hebt neer gevelt, Waerom laet gym y hier Treuren vol droef dangier Daer ick Godts claer aenschijn Soo lanck absent moet zijn. 2. Waerom laet gy my suchten Soo lanck in s'vyants landt Gy kont my met genuchten Voeren aen't s'hemels strant, Comt dan met uwen pijl Die brack soo menigh stijl. Maeckt dat ick ben verlost Van desen droeven post. 3. Moet ick Godts aenschijn derven Mijn troost en vol plaisier O doodt doet my dat erven Ach soete Camenier, Comt ras en treckt de Bruyt De swaere kleedert uyt, Leyt haer in Godt ter rust In d'Hemelsche wellust.
wouw001ghee01_01_82_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 84, "section": 1 }
Stemme: Aimable Vainqueur. GEluckigen dagh Voor een ziel die magh Verciert met veel deughden Verschijnen met vreughden Voor t'aenschijn van Godt, Om dat te genieten Vry sonder verdrieten In het hemels slot, Wiens vreught boven maet Al andere saecken Die connen vermaecken Vert' te boven gaet, Waer yder vreught Heeft naer sijne deught, En dragen de Croone Elck tot sijne loone D'Welck hen seer verheught, Vry van druck en pijn Daer sy hun verblijden In Godts claer aenschijn. 2. Geen aerdige tongh Oyt soo soet en songh Die soude verconden Geen hert can't doorgronden De schoonheden hier, Van d'hemelsche stede Vol blijschap en vrede Vol rust en plaisier, Wiens vreught triumphant Niet om te bepaelen Noyt neer quam daelen In't s'menschen verstant, D'Engeltjens goet Soo voel van ootmoet En de Seraphinen Die branden door minnen In Godts liefde soet, En roepen te gaer Heyligh heyligh heyligh Heere Godt der heir-schaer. 3. Elck Heyligen claer Blinckt soo wonderbaer Dat duysende Sonnen Souden zijn verwonnen Door een strael van haer, Dat Goddelijck wesen Geeft aen d'uyt-gelesen Blijschap altegaer, Die suyvere Maeght Maria vol minnen S'Hemels Coninginne Haer oock liefde draeght, Iedereen staet Heeft blijschap naer graet De Maeghdekens reyne In liefde gemeyne In Godt heel versaet. Die volgen het Lam Dat om haere liefde Uyt den hemel quam. 4. T'Olyfken van vrede Brenght dees blijschap mede Het is hier al vreughden Hier blicken de deughden Meer als Cristalijn, Het is hier al liefde Die den geest doorgriefde Van hun al gemeyn Niet wort hier verheyft Want t'goddelijck wesen Elck een van dese Met sijn selven spijt, Mensch wat gy doet Tot deughden u spoet Soo sult gy dêes erve Voor eeuwigh verwerven In Godt die u voedt, Vol vreught sonder klagh Daer duysende jaren Scheynt maer eenen dagh. Wilt gy eens zijn verblijdt Met dêes Bruyt in gelori' Vat aen met haer den strijdt Betracht soo de victori'. Eynde van het Tweede Deel.
wouw001ghee01_01_83_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 85, "section": 1 }
Stemme: Siet hoe den Herder staet vol raede. HEt teecken van het heyligh Cruys Is een waer teecken van een Christen mensch Waer door dat wy van 't helsch gespeys Worden bevrijdt en oock verlost naer wensch, Want men daer in belijdt,, d'Heylige Dryvuldigheyt, Oock dat Godt den Sone wiert mensch voor ons al Is voor ons geboren,, Die waren verloren, Door Adams val. 2. Alsmen de handt treckt van het voor-hooft Tot op de borst, belijden wy voor al Dat Christus uyt sijns Vaders schoot Is neer-gedaelt voor ons op t'aertsche dal, In Maria die reyne Maeght,, Die Godt soos eer behaeght Door het mede wercken des Heyligen Geest Die ons op der aerden,,Door dêes Maeght vol waerden Bereyt heeft dêes feest. 3. Alsmen dan van de rechter zy De handt treckt tot de slincker, naer dêes wet Door dit teecken belijden wy Dat Godt den Soon ons heeft over-geset, Van de maledictie quaet,, Tot den geluckigen staet, Van sijn benedictie en gratie seer soet Laet ons hem beminnen,, Uyt hert ende sinnen, Ons opperste goet. 4. Als wy dan seggen in den naem Belijden wy maer eenen Godt voor 't eerst Dan noemen dry persoonen bequaem Den Vader, den Soon, en den heyligen Geest, Belijdt men met bescheyt,, Die verheven Godtheyt, Die een is in wesen,, En dry in persoon Die thoont sijn glorie,, Aen zijn uytverkoren In't s'hemels troon. 5. T'Cruys is een kort gebedt seer goet Het welck de ziel vertroost in droef gesucht Als wy dat maecken met ootmoet Den helschen vyant moet nemen de vlucht, Want t'is seer weerdigh bespoet,, Met Christus dierbaer Bloet, Den standaert daer Christus mede strede ter doodt Waer mede hy strack,, d'Helsche poort open brack, En den hemel ontsloot. 6. Laet ons dan al met groot respeckt Maecken dit heyligh teecken excellent Het maeckt ons ziel suyver van vleck Oock den Dicipel Christi hier bekent, Satan moet nemen de vlucht,, De hel die beest en ducht, Laet ons dan den Heere bedancken met vlijdt Die ons heeft gegeven,, Dit teecken van't leven Tot onser profijt.
wouw001ghee01_01_84_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 86, "section": 1 }
Stemme: T'is goet Cappucien te zijn. (ofte) K'segh adieu mijn afgodin. ONsen Vader die daer zijt In de hemelen verheven K'wensch u lof en eer te geven Als verheyst u Majesteyt, En te hebben duysent monden Die altijdt al even seer U weerdigh den lof verconden Mijnen Godt en mijnen Heer, 2. Nu en inder eeuwigheyt Moet geheylight zijn uwen naeme Desen en kan niemant blaemen Want hy is de heyligheyt, Heer voor uwen naem moet knielen Met ootmoet en liefde snel Alle geesten en alle zielen Soo in hemel, aerd', als hel. 3. Ons toecomende zy u rijck Heer dat comen wy u vragen Om dat wy ons armoey sagen En u liberaligheyt, Die ons selver in het midden Van ons aldermeest ellent Om u rijck hebt leeren bidden Want u liefde was sonder endt, 6. Uwen wille moet zijn betracht Van den mensch hier op der aerden Gelijck de met groot eerwaerden In den hemel wort volbracht, Heer ik wensch dat alle willen In uwen wil sich consent eert En dat alle quaet geschille In u liefde moet zijn verneert. 5. Heden ons dagelijcks broodt Wilt ons goeden Vader geven En al wat behoeft dit leven Spijs voor onsen hongers noodt, Maer voor al is't dat wy vragen Uwen goddelijcken geest Peys en vred' in onse dagen U soet en wesen hier naermaels meest. 6. Heer vergeeft ons onse schult Gelijck wy ons schuldernaren Van vraeck nemen vvilt ons bewaren Oock van gramschap ongedult, Maer wilt ons ô Vader geven Dat wy hier al in't gemeyn Vredtsaem in u gratie leven En al uwe dienaers zijn. 7. Heer ick bid' u met oomoet En leyt ons niet in bekoringh Laet wijcken van ons u toren Laet wijcken van ons u toren Wilt ons helpen metter spoet, Wy die hier als ballingh woonen In het vyants landt vol strijdt Wilt ons toch landt vol strijdt Wilt ons toch ô Vader toonen Dat gy onse sterckheyt zijt. 8. Wy die naer u dorstigh zijn Heer verlost ons van den quaden Wilt ons ziel eeuwigh versaden Door u minnelijck aenschijn. Geeft ons goedertieren Vader Dat wy uwe Majesteyt Met u Heyligen altegader Loven inder eeuwigheyt. O ziel wilt nerstigh leeren Wel spreken t'gebedt des Heeren, En neemt toch wel in acht Wat het gebedt aen gaet Het heeft soo groote kracht, Dat t'Godts vraeck wederstaet.
wouw001ghee01_01_85_0
{ "ti_id": "wouw001ghee01", "titel": "Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden", "vols": "", "jaar": "1708", "druk": "1ste druk", "ppn_o": "393215830", "bibliotheek": "denha004koni01", "categorie": 1, "_jaar": 1708, "pers_id": "wouw001", "voornaam": "Elisabeth", "voorvoegsel": "van", "achternaam": "Wouwe", "jaar_geboren": "?(18de eeuw)", "jaar_overlijden": "", "geb_datum": "", "overl_datum": "", "geb_plaats": "Antwerpen", "overl_plaats": "", "geb_plaats_code": "antwe001", "geb_land_code": "", "overl_plaats_code": "", "overl_land_code": "", "vrouw": 1, "url": "https://dbnl.org/tekst/wouw001ghee01_01", "text_url": "https://dbnl.org/nieuws/text.php?id=wouw001ghee01", "maand": "2014_04 ", "genre": "poëzie", "Unnamed: 28": "", "revision_date": "2014-06-03T00:00:00", "edition": "Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Het gheestelyck maeghden-tuyltjen toe-geeyent aen alle Godt-soekende maeghden van Elisabeth van Wouwe in de eerste druk uit 1708.", "language": "nl", "chapter": 87, "section": 1 }
Stemme: Wat sien ick Titer ginder verre. (ofte) Van het ballet van Compte Montré. (ofte) O schoon ootmoedigheyt gepresen. AVe Maria vol van gratie O suyver Maeght Door u ootmoedigheyt vol jubilatie Hebt gy Godt seer behaeght, Als u den Engel wiert gesonden Van sijne Majesteyt In u gebedt bereyt, De bôtschap quam verconden Tot onser saligheyt. 2. Den Heer is met u uytgelesen Schoon Maget reyn Want gy waert weerdigh Moeder Godts te wesen In des werelts pleyn Den Heyligen Geest quam nederdalen Tot u ô weerdige Vrouw O dienst Maeght Godts getrouw, Gy hebt t'serpent doen dwalen Naer de hel vol rouw. 3. Gebenedijdt onder de Vrouwen Zijt gy seer reyn Ach mocht mijn ziel ô Maeght! u eens aenschouwen, Ick waer verlost van pijn, Ach ach hoe saligh soud' ick wesen Eerweerdige Coningin Die ick soo seer bemin, V soeten naem gepresen, Versterckt mijn hert en sin. 4. Gebenedijt soo moet oock wesen De soete vrucht Vws Lichaems Jesus noyt genoegh gepresen. Die ons holp uyt t'gesucht, Want als den mensch door Adams sonden Lagh in swaeren noodt Heeft Jesus door sijn doodt, En door sijn dierbaer wonden Ons in sijn rijck genoodt. 5. Heylige Moeder Godts vol waerden Gedachtigh zijt Ons arme sondaers, die hier op der aerden Leven in swaeren strijdt, Bidt toch, ô Moeder! t'allen tijden Voor my arm craetuer Vol wée en arbeyt suer, Wilt toch ons ziel verblijden In die leste uer.
wouw001ghee01_01_86_0