id
stringlengths
1
7
url
stringlengths
31
380
title
stringlengths
1
243
text
stringlengths
1
819k
135
https://nl.wikipedia.org/wiki/Belgi%C3%AB
België
België, officieel het Koninkrijk België, is een West-Europees land dat aan de Noordzee ligt en aan Nederland, Duitsland, Luxemburg en Frankrijk grenst. Het land is 30.528 km² groot en heeft een bevolking van meer dan 11,6 miljoen inwoners (ruim 6,7 miljoen in het Vlaams Gewest, 3,7 miljoen in het Waals Gewest en 1,2 miljoen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Brussel is de hoofdstad van België en tevens het bestuurlijk centrum van de Europese Unie en de NAVO. Het land heeft drie officiële talen: een kleine zestig procent van de bevolking spreekt Nederlands, vooral in Vlaanderen, veertig procent spreekt Frans, vooral in Wallonië en Brussel, en minder dan een procent spreekt Duits, in de Oostkantons. De culturele en linguïstische diversiteit van het land heeft door een opeenvolging van staatshervormingen geleid tot een complex politiek systeem, waarbij in principe de grondgebonden bevoegdheden – zoals economie, werkgelegenheid en infrastructuur – liggen bij de Gewesten (het Vlaamse, het Waalse en het Brusselse), en de persoonsgebonden materies – zoals onderwijs, cultuur en welzijn – bij de Gemeenschappen (de Vlaamse, de Franse en de Duitstalige), met een overkoepelende federale overheid voor het hele grondgebied, bevoegd voor onder meer defensie, justitie en de sociale zekerheid. België ontstond na de Belgische Revolutie in 1830 toen het zich afscheidde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, waar het sinds 1815 toe behoorde. Na de onafhankelijkheid werd de jonge natie – vooral door de ontwikkeling van een zware industrie in Wallonië – een van de voortrekkers in de Industriële Revolutie. De ontwikkeling van Vlaanderen bleef achter tot het economisch zwaartepunt naar het noorden begon te verschuiven vanaf de jaren 1960. Dat is ook de periode van de vastlegging van de taalgrens, de eerste stappen in de federalisering van het land, en van de onafhankelijkheid van de Belgische kolonie Congo en de mandaatgebieden Ruanda en Burundi. België groeide uit tot 's werelds 26ste economie, werd een van de welvarendste, meest ontwikkelde en meest gemondialiseerde landen ter wereld, en bouwde met zijn vrijemarkteconomie en een beperkte overheidsinmenging aan een uitgebreide verzorgingsstaat. Geschiedenis België werd in de prehistorie bevolkt door verschillende Keltische en Germaanse stammen, waaronder de Menapii, de Morinen, de Nerviërs en de Eburonen onder Ambiorix. In de Romeinse tijd werden de Keltische stammen in het gebied tussen de Noordzee, Rijn, Seine en Marne, het zuiden van Nederland, België, Noord-Frankrijk en delen van West-Duitsland) samen aangeduid als Belgae, waar uiteindelijk de benaming Belgen uit is voortgekomen. Hun woongebied Gallia Belgica maakte deel uit van het Romeinse Rijk en viel uiteen in een aantal feodale staten tijdens de middeleeuwen. Het grote Frankische Rijk na Karel de Grote werd verdeeld tussen West-Francië en het Oost-Frankische Rijk. De Schelde gold als grens tussen de beide rijken. Een gebied waarin het huidige België lag, kwam uiteindelijk in handen van de Habsburgers in de 15e eeuw (zie Habsburgse Nederlanden) en werd in 1795 overgenomen door de Franse revolutionairen. Doorheen de geschiedenis is het dikwijls de plaats geweest waar de Europese mogendheden hun oorlogen uitvochten. Het gebied werd daarom soms 'het slagveld van Europa' genoemd. Na de nederlaag van Napoleon te Waterloo in 1815 ging het land op in het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, een grotere bufferstaat tegen het onrustige en revolutionaire Frankrijk. Met de Belgische Revolutie van 1830 scheidde België zich af en werd een constitutionele monarchie. De wapenspreuk van België luidt Eendracht maakt macht. Deze eendracht sloeg in 1830 op de vereniging van de negen provinciën. De negen provinciewapens zijn dan ook vertegenwoordigd in het wapenschild van het land. Op 18 oktober 1908 verwierf België Belgisch-Congo als kolonie. Daarvoor was de Onafhankelijke Congostaat het persoonlijk bezit van koning Leopold II geweest. België werd in de Eerste Wereldoorlog bijna helemaal bezet door het Duitse Keizerrijk. Enkel een klein gebied achter de IJzer in West-Vlaanderen, waar koning Albert I zijn troepen aanvoerde, bleef onder geallieerde controle. Tijdens de Tweede Wereldoorlog capituleerde koning Leopold III na de Achttiendaagse Veldtocht en werd heel het land bezet. In september 1944 werd het grootste deel van België door de Tweede Wereldoorloggeallieerden bevrijd. Na deze oorlog leidde de capitulatie en het feit dat Leopold III koppig vasthield aan zijn eigen gelijk en niet wilde weten van een verzoening met de regering tot de Koningskwestie, waarbij zijn broer prins Karel als regent fungeerde. De Koningskwestie bracht België op de rand van een burgeroorlog. Er vielen enkele doden. In 1951 droeg Leopold III de macht over aan zijn zoon Boudewijn, die toen 21 was. Op 9 augustus 1993 werd Albert II koning der Belgen. Op 21 juli 2013 deed Albert II vrijwillig afstand van de troon, hetgeen een unicum was in de geschiedenis van de Belgische monarchie. Zodoende werd Filip de zevende koning der Belgen. Etymologie De naam Belgica werd voor het eerst vermeld door Julius Caesar. Hij duidde met Gallia Belgica een gebied aan in Noord-Frankrijk, België, Zuid-Nederland, Luxemburg en Zuidwest-Duitsland tot aan de Rijn. Het latere België kreeg na de val van het Romeinse Rijk een andere bevolkingssamenstelling dan in Caesars tijd. In Belgica woonden de Belgae, die het eerst worden beschreven in Caesars Commentarii de bello Gallico. Er woonden in die tijd ook Belgae en aanverwante stammen (zoals Catuvellauni en Trinovantes) in Zuidoost-Britannia. De stamnaam Belgae (ook Belges) gaat mogelijk terug op de Indo-Europese wortel *bʰelǵʰ- voor 'zwellen', zoals in de figuurlijke betekenis van belgen '(zich) kwaad maken', oorspronkelijk 'opzwellen', en verbolgen 'boos, toornig', aanvankelijk 'gezwollen'. Belgae zou dan betekenen 'die gezwollen van woede', dus een verwijzing naar de lichtgeraaktheid van de oude Belgen die om de geringste aanleiding met elkaar oorlog voerden. Deze betekenis zou dan passen bij de omschrijving van Caesar. De oorsprong van de stamnaam zou dan Gallisch zijn, net als de geattesteerde Gallische persoonsnamen Belgius en Bolgios (voortgezet in de Welshe naam Beli Mawr) en deze naam is verder verwant met Oudiers bolgaid 'zwellen'. Een andere voorgestelde etymologie van de naam Belgae: belg- is afkomstig van een Gallische woord *belo-, wat 'schitterend' betekent. In dat geval is Belgae verwant aan Welsh bal 'met een witte voorhoofdsvlek', Oudnoords bál 'vlam, vuur; brandstapel' (ontleend als Engels balefire 'vreugdevuur'), Litouws bãlas 'wit', Russisch bélyj 'wit' (zoals in Belarus) en de stadsnamen Beograd, Biograd, Bjelovar, evenals aan het Nederlandse bles, 'witte plek'. Ook de Gallische godennamen Belenos ('De Heldere') en Belisama (waarschijnlijk van dezelfde godheid) komen mogelijk van dezelfde bron. Geografie Fysische geografie Het gebied van België bestaat uit twee delen: laagland, dat behoort tot de kustvlakte van de Noordzee in het noorden; en het plateau van de Ardennen in het zuiden. Deze tweedeling heeft een geologische oorsprong. In de Ardennen liggen harde gesteenten van hoge ouderdom (Paleozoïcum) aan het oppervlak, waarin rivieren zich diep hebben ingesneden. In Vlaanderen bestaat de ondiepe ondergrond net als in Nederland en grote delen van Noord-Duitsland uit ongeconsolideerde sedimentaire gesteenten uit het Tertiair en Kwartair. In Vlaanderen was de bodem op vele plaatsen vroeger moerassig, maar hij is door de mens tot wateringen gedraineerd. De rivieren Maas, Schelde en IJzer hebben een groot deel van hun stroomgebied in België liggen. In het uiterste oosten van het land ligt in de provincies Luik en Luxemburg ook een gebied dat toebehoort aan het stroomgebied van de Rijn (via de Moezel), in het zuiden van de provincie Henegouwen een klein gebied dat tot het stroomgebied van de Seine behoort (via de Oise). België heeft een kustlijn van 66,6 km. Als men rekening houdt met de uitstulping van de haven van Zeebrugge bekomt men een lengte van 72,3 km. De Belgische territoriale wateren zijn in de breedte afgebakend als de twaalfmijlszone gemeten vanaf de laagwaterlijn, rekening houdend met bij eb droogvallende bodemverheffingen en permanent uitstekende havenwerken. De zijwaartse begrenzing vloeit voort uit verdragen met Frankrijk (1990) en Nederland (1996). Zo afgebakend beslaat de territoriale zee een oppervlakte van ca. 1440 km² Statistieken België is met 376 inwoners per vierkante kilometer (2020) een van de dichtstbevolkte landen in Europa. Dit geldt nog meer voor Vlaanderen, dat goed is voor ongeveer 60 procent van de bevolking op slechts 40 procent van de oppervlakte. De totale landoppervlakte bedraagt , waarmee België een kwart kleiner is dan Nederland en iets groter dan Lesotho en Armenië. Volgens het Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen beslaat het Belgisch territorium 33.990 km², maar daarin tellen de Belgische territoriale wateren tot 12 zeemijlen in de Noordzee mee. België grenst aan Frankrijk, Luxemburg, Duitsland, Nederland en de Noordzee en bezit zo een staatsgrens van 1445,5 kilometer. Het hoogste punt is het Signaal van Botrange op 694 meter en het hoogstgelegen dorp is Rocherath (een deelgemeente van Büllingen) op 655 meter. Het geografisch middelpunt is te vinden in Nil-Saint-Vincent. Natuur Van het Belgische grondoppervlak is 21,4 procent bedekt met bos, hoofdzakelijk in Wallonië. In Vlaanderen bevinden zich buiten de steden en industriegebieden vooral landbouwzones met daarnaast nog bossen vooral in de Kempen (ten oosten van de stad Antwerpen en Noord-Limburg). Belangrijke bossen in Brabant zijn het Hallerbos, het Zoniënwoud bij Brussel en het Heverleebos en het Meerdaalwoud bij Leuven. De totale bosoppervlakte in Vlaanderen bedraagt 146.381 hectare en er ligt 22.135 hectare park beheerd door gemeenten en steden. In de Ardennen is de natuur uitgestrekt, omdat de bevolkingsdichtheid er lager ligt dan in Vlaanderen. Een derde van de oppervlakte van Wallonië is bebost en dat oppervlak wordt ook alsmaar groter. Een groot deel ervan bestaat uit dennenbossen. Een van de meest ongerepte stukjes natuur zijn de Hoge Venen. Door het strenge klimaat, de vele neerslag en de strenge, lange winters komen daar zeldzame plantensoorten voor, die typisch zijn voor bergstreken of voor Noord-Europa. De fauna en flora in de Hoge Venen zijn bedreigd door de opwarming van de aarde. Klimaat en weer België heeft een gematigd zeeklimaat. Temperatuur De gemiddelde temperatuur in België is 11,2 °C. In de winter wordt het gemiddeld niet kouder dan 5 °C. Die relatief zachte temperaturen worden veroorzaakt door de warme Golfstroom in de Atlantische Oceaan die ook de Noordzee verwarmt. De laagste temperatuur wordt laat in de winter bereikt, omdat dan het water is afgekoeld. Verder heeft het weer een sterk wisselvallig karakter. Zo is de laagste temperatuur ooit gemeten in België −30,1 °C, terwijl de hoogste temperatuur ooit 40,6 °C was. Volgens de temperatuurstatistieken van het KMI is er de jongste jaren sprake van een duidelijke toename van de gemiddelde temperatuur. Gemiddelde temperaturen in België (1951-2018) (*) Onvolledig decennium Neerslag De gemiddelde neerslag bedraagt 925 mm/jaar, met uitersten van 740 mm/jaar (Haspengouw, Westhoek) tot meer dan 1400 mm/jaar op de Hoge Venen. De meeste neerslag valt in de winter (vooral december), terwijl april gemiddeld de droogste maand is. Bevolking Talen Officiële talen in België zijn: Nederlands (ca. 60% van de bevolking); Frans (ca. 40% van de bevolking); Duits (ca. 0,7% van de bevolking: 76.000 sprekers in het uiterste oosten van het land). Het Nederlands is in het Vlaams Gewest de bestuurstaal en staat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op gelijke voet met het Frans. De hoofdstad Brussel is dus officieel tweetalig, maar in werkelijkheid meertalig. De grote meerderheid van de Brusselaars kiest in zijn contacten met de overheid voor het Frans. Het Frans is de officiële taal in Wallonië en Duits is de taal van de overheid in de Duitstalige gemeenschap, de oostelijke grensgemeenten met Duitsland in de provincie Luik. De tussen Nederland en de overwegend Franstalige provincie Luik ingeklemde gemeente Voeren (in het Frans: Fourons) is een Nederlandstalige exclave. Het is een deel van Vlaanderen, met taalfaciliteiten voor de Franstalige minderheid. De stad Komen-Waasten (Frans: Comines-Warneton), gelegen tussen Frankrijk en de Vlaamse provincie West-Vlaanderen, is sinds 1963 officieel een deel van Wallonië en dus Franstalig, met taalfaciliteiten voor de Nederlandstalige minderheid. De taalgrens in België komt ruwweg overeen met de Via Belgica, de Romeinse heirbaan tussen Keulen en Bavay, die sinds de 4e eeuw als culturele grens fungeerde, en loopt ruwweg ten zuiden van Brussel. De verfransing van Brussel, dat iets ten noorden van deze taalgrens ligt, is vooral het gevolg van grote inwijking na de industrialisering vanaf de 19e eeuw. Daarbij komt de eeuwenlange rol van Brussel als bestuurscentrum, met een Franstalige bovenlaag. Dat resulteerde in de verfransing van de oorspronkelijk grotendeels Nederlandstalige stad. In de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw was het bestuur van België (onder andere wegens het cijnskiesstelsel) vrijwel volledig Franstalig, de toplaag kende nauwelijks of geen Nederlands. De eerste taalwetten, die bepaalde rechten voor Nederlandstaligen garandeerden, werden aangenomen in 1873. Hiermee waren de landstalen nog niet gelijkwaardig. Zo zorgde de onderwijswet van 1876 ervoor dat het middelbaar onderwijs in Vlaanderen tweetalig werd, maar niet in Wallonië. Een eerste belangrijk keerpunt was de Eerste Wereldoorlog, waar de Vlaamse frontsoldaten met Franstalige officieren rechten opeisten onder de leuze "Hier ons bloed, wanneer ons recht?". Ook de na deze oorlog opgetrokken IJzertoren met het opschrift AVV-VVK (Alles voor Vlaanderen – Vlaanderen voor Kristus) drukt een Vlaamse bewustwording uit. Dit wettelijk gelijkwaardig maken gebeurde pas met de taalwet van 1932, toen het middelbaar onderwijs officieel eentalig werd met Nederlands in Vlaanderen en Frans in Wallonië. Officieus zijn er in grotere steden en in industriële centra in Vlaanderen tot in de jaren 60 elitaire Franstalige scholen blijven functioneren. De reële toepassing van de gelijke rechten voor taalgroepen in overheid, onderwijs en rechtspraak verliep traag, ging soms gepaard met duidelijke onwil en verandering kwam er vaak slechts na acties en politieke druk. Dit is mee de katalysator geweest voor de toenemende middelpuntvliedende kracht in het unitaire België. Die werd manifest na het werk van het Centrum Harmel, studiecentrum genoemd naar de Luikse christendemocratische politicus Pierre Harmel) die hiervoor in 1948 het parlementair initiatief had genomen. Het centrum functioneerde van 1949 tot 1953, en kwam in 1958 met haar rapport met voorstellen om de sociale, politieke en wettelijke problemen in de Waalse en Vlaamse gewesten aan te pakken. In 1963 werd de taalgrens wettelijk vastgelegd. Dit bepaalde dat het Frans of het Nederlands de bestuurstaal werd van de overheid. Verschillende gemeenten langs de taalgrens veranderden daarom van provincie, sommigen kregen faciliteiten voor de Franstalige, Nederlandstalige of Duitstalige minderheid. Een snelle wending ontstond door Leuven Vlaams in 1968. Acties van – onder meer – studenten dwongen de katholieke bisschoppen uiteindelijk om de Katholieke Universiteit Leuven te splitsen. In 1970 werd een nieuwe Franstalige Université Catholique de Louvain opgericht, bekend als Louvain-la-Neuve in het Waals-Brabantse Ottignies, even ten zuiden van de taalgrens. De prestigieuze Leuvense universitaire bibliotheek werd opgedeeld. In de Nederlandstalige lagere scholen in Vlaanderen en het Brussels hoofdstedelijk gewest is het Frans verplicht vanaf het vijfde leerjaar, terwijl leerlingen in het Franstalig lager onderwijs een keuze hebben. Zij kiezen in meerderheid Engels voor het Nederlands. Vlaams minister van onderwijs Pascal Smet pleitte in 2011 om het Engels de tweede taal te maken in Vlaanderen, maar zijn voorstel stuitte op heel wat kritiek, vooral vanuit Franstalige hoek. In de taalnota van deze minister stond dat vanaf het schooljaar 2013–2014 het Frans en het Engels twee gelijkwaardige talen als "tweede taal" behandeld zouden moeten worden in Vlaanderen. In Wallonië is onderwijs meestal in het Frans. Daarnaast kunnen leerlingen kiezen uit Engels of Nederlands als tweede taal. De meerderheid kiest voor Engels waardoor Nederlands zelden gesproken wordt. Gebarentalen Vlaamse Gebarentaal (VGT, circa 6000 moedertaalgebruikers), Frans-Belgische Gebarentaal (LSFB, circa 5000 moedertaalgebruikers). Dialect en streektaal Daarnaast worden er in België sterk van elkaar verschillende dialecten en streektalen gesproken. In Vlaanderen spreekt men verschillende taalvormen die als variëteiten van de Nederlandse taal worden beschouwd, zoals het West-Vlaams, Oost-Vlaams, Brabants, Limburgs en Kempens, inclusief typische stadstalen zoals het Gents, Antwerps, Brugs of Leuvens. Enkele van deze dialecten worden volgens sommige instanties ook als aparte taal gezien, zoals het Limburgs en West-Vlaams. Dialecten hebben in Vlaanderen echter geen officiële status. Sommige sprekers van "Nederlandse" dialecten bij de taalgrens, bijvoorbeeld in Brussel en in de Voerstreek, beschouwen zichzelf als "Franstalig" omdat ze naast hun dialect het Frans als (belangrijkste) cultuurtaal gebruiken. Zie verder: Nederlandse dialecten. In Wallonië wordt door een deel van de bevolking ook een taal gesproken die als afzonderlijke streektaal is erkend. Het Waals is de belangrijkste, voor deze taal is geprobeerd een genormaliseerde spelling te vormen. Ook het Waalse volkslied was oorspronkelijk in het Waals. Buiten het Waals bestaan er nog enkele andere lokale en erkende streektalen, namelijk het Picardisch in het westen van Wallonië, Gaumais of Lotharings in het zuiden van Belgisch Luxemburg, het Champenois en het Luxemburgs rond de Luxemburgse provinciehoofdstad Aarlen. Het Waals wordt ook wel Patois (Plat) genoemd. Religie België is traditioneel een katholiek land en de Belgische Katholieke Kerk is de grootste religie. De vele vaak opvallende kerken, kathedralen en kapelletjes getuigen daarvan. Het christendom verbreidde zich reeds vroeg in het gebied van het huidige België. In de 4e eeuw was de H. Servatius werkzaam te Tongeren. Bloeiende kloosters zoals de Sint-Pietersabdij en de Sint-Baafsabdij in Gent, de abdijen van Lobbes, St-Hubert, Stavelot en vele andere rezen op en droegen bij tot de economische en culturele ontwikkeling van het land. De hervormingsbeweging in de 16e eeuw die aanvankelijk een groot succes kende in de Zuidelijke Nederlanden en gepaard ging met politiek verzet tegen de absolutistische tendens van het huis Habsburg, werd vooral door Filips II gestuit. Onder de aartshertogen Albrecht en Isabella verdween de invloed van het protestantisme vrijwel volledig en werd het katholicisme vernieuwd door de besluiten van het Concilie van Trente (1545–1563), de Katholieke Hervorming en het werk van de jezuïeten. Tijdens de kerkvervolging ten tijde van de Franse Revolutie was het religieus verzet zeer sterk. De grondwet van 1831 waarborgt de vrijheid van godsdienst. Ernstige spanningen tussen Kerk en Staat deden zich voor tijdens de schoolstrijden van 1878–1884 en die van 1954–1958. Het wekelijkse kerkbezoek in België is sinds de jaren 1960 sterk gedaald en bedroeg anno 2008 minder dan 7%, daar waar in 1950 circa 50 % van de bevolking de zondagsplicht vervulde. In Vlaanderen ligt het kerkbezoek hoger dan in de overige landsgedeelten: volgens cijfers van de Katholieke Kerk zelf bedroeg het kerkbezoek 12,7% in 1998 tegen 11,2% voor België en volgens een studie van de Katholieke Universiteit Leuven ging 8% van de Vlamingen wekelijks naar de kerk in 2006. Volgende getallen zijn voor Vlaanderen, de kerkpraktijk in Wallonië en Brussel is lager dan in Vlaanderen, dus de getallen voor geheel België zijn dan ook lager. In 1976 ging 36 procent van de Vlamingen tussen 5 en 69 jaar nog wekelijks naar de zondagsmis. In 1998 was dat 13 procent. In 2009 daalde dat aandeel tot 5,4 procent, wat neerkomt op zo'n 247.000 mensen tussen de 5 en 69 jaar. Begrafenissen (61%, in 2006) en doopplechtigheden (45%, in 2016) gebeuren dikwijls in de kerk. Het aantal kerkelijke huwelijken neemt af, van 49% in 1998 naar 27% in 2006. België onderhoudt diplomatieke contacten met het Vaticaan. Het is bestuurlijk ingedeeld in acht bisdommen en een militair ordinariaat en vormt één kerkprovincie waarvan de aartsbisschop van Mechelen-Brussel, Jozef De Kesel, de metropoliet is. De Heilige Jozef is de beschermheilige van België. Het Katholiek Onderwijs Vlaanderen is de koepel-organisatie van de inrichtende machten, die door de Belgische bisschoppen belast is met de coördinatie en de vertegenwoordiging van het katholiek onderwijs in Vlaanderen. Sinds de Schoolpact-wet van 29 mei 1959 worden de katholieke scholen ook grotendeels door de staat gesubsidieerd. Beroemd zijn Belgische missionarissen, zoals Peter van Gent in Mexico, Pater Damiaan bij de melaatsen in Molokai, Joos De Rijcke in Ecuador, Ferdinand Verbiest in China en nu nog Jeanne De Vos in India. Priester Adolf Daens en kardinaal Jozef Cardijn waren katholieke geestelijken die zich voor de arbeiders-emancipatie hebben ingezet. De rest van de Belgen is agnost, atheïst, vrijzinnig (ca. 28%), moslim (ca. 7%), protestants (ca. 1,8%) of joods (ca. 2,6%). Samenstelling De gezinsgrootte in België is de laatste decennia sterk gedaald maar de laatste tijd weer licht gestegen. De vruchtbaarheidsgraad ligt op 1,68 kinderen per vrouw, ver onder de vruchtbaarheidsgraad die nodig is om de bevolking op een natuurlijke wijze in stand te houden: 15 procent is ouder dan 65 jaar. De levensverwachting ligt op 79 jaar voor de mannen en 83 jaar voor de vrouwen. De kwaliteit van de Belgische gezondheidszorg behoort tot de beste ter wereld. Wat de levensstandaard betreft zijn er ongelijkheden tussen de inwoners van de verschillende gewesten; het Vlaams Gewest is financieel gezien rijker dan Wallonië. Samen zijn Belgen de mediaan rijkste Europeanen in landen met een populatie groter dan 1 miljoen inwoners. De Belgische bevolking bestaat voor bijna een miljoen uit immigranten. Een eerste grote golf inwijkelingen waren Italianen die in Wallonië en Limburg in de mijnen kwamen werken. Na de Mijnramp van Marcinelle in 1956 leverde Italië geen gastarbeiders meer en volgde een nieuwe golf Marokkanen en Turken die vanaf de jaren 1960 de tekorten op de arbeidsmarkt kwamen invullen. Bovendien woont er ook een gemeenschap uit de vroegere kolonie Belgisch-Congo. Groei België telde 11.584.008 inwoners op 1 januari 2022 (een stijging van 0,54 procent t.o.v. 2019). In Vlaanderen woonden er 6.698.876 personen, in Wallonië 3.662.495 en in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 1.222.637. In vergelijking met andere Europese landen is de Belgische bevolking traag gegroeid: 4,5 miljoen in 1850, bijna 7 miljoen in 1900, 10,2 miljoen in 2000. Ter vergelijking: de Nederlandse bevolking groeide van een derde minder (3 miljoen in 1850) tot meer dan de helft meer (16 miljoen in 2000). De groei is sinds 1989 vooral te danken aan de sociale bevolkingsgroei. Het positieve migratiesaldo is goed voor 2/3 van de totale bevolkingsaanwas, tegenover 1/3 als gevolg van natuurlijke bevolkingsgroei. Deze groei is per gewest en provincie sterk verschillend geweest. Terwijl de bevolking van België in zijn geheel over de periode 1846–2016 toenam met een factor 2,60 was dit voor het Vlaams Gewest 2,76, voor het Waals Gewest 2,03 en voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest 5,61. In het Waals Gewest is de groei vanaf 1930 tot 2016 beperkt gebleven (20%) en deze is dan nog grotendeels te wijten aan de immigratie vanuit het buitenland. In het Vlaams Gewest heeft de groei ook na 1930 doorgezet (55% voor dezelfde periode). De sterke groei in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest was tot de Tweede Wereldoorlog vooral het gevolg van de binnenlandse migratie, waarna de stadsvlucht die optrad in de 2e helft van de 20e eeuw slechts opgevangen werd door immigratie vanuit het buitenland en het inwoneraantal ongeveer stabiel bleef. Slechts sinds 1996 groeit de bevolking er weer en nu zelfs sneller dan het nationaal gemiddelde. Dit is het gevolg van buitenlandse immigratie en een hoger geboortecijfer bij de allochtone bevolking, want de binnenlandse migratie vertoont nog steeds een negatief saldo. Behalve in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kennen ook de provincies Waals-Brabant en Luxemburg recent een sterker dan gemiddelde groei die vooral te wijten is aan economische migratie door de aantrekkingskracht van Brussel en Luxemburg. Politiek en bestuur Politiek De naoorlogse politiek in België wordt beheerst door zogenaamde breuklijnen. Die historisch gevormde breuklijnen zijn: het communautaire: dit is de nieuwe naam voor wat vroeger wel als de Vlaams-Waalse tegenstellingen of ook de Vlaamse ontvoogdingsstrijd werd beschreven; het sociale: ook wel de klassenstrijd of de tegenstelling tussen het kapitaal en de werkmensen; het levensbeschouwelijke: op het eerste gezicht de tegenstelling tussen klerikaal-antiklerikaal, maar verbreed naar het vlak van ethische problemen (zoals abortus, euthanasie) en de scheiding tussen kerk en staat. Deze breuklijnen vertalen zich deels naar politieke partijen maar lopen ook dikwijls door partijen heen. De gewijzigde staatsstructuur volgt uit die breuklijnen. Sommigen zien in het verschil in taal ook een verschil in cultuur en traditie: Germaanse in het noorden, Romaanse in het zuiden. Dit zou zich ook uiten in politieke verschillen: de christendemocraten zijn naar verhouding sterker in (landelijk) Vlaanderen dan in (het vroeger geïndustrialiseerde) Wallonië, voor de sociaaldemocraten geldt het omgekeerde. Vroeger lag het economisch zwaartepunt van het land in het gewest Wallonië met zijn mijnen en zware industrie, maar sinds de jaren 60 is de Waalse industrie verouderd en in crisis. Het economische belang van het gewest Vlaanderen groeide door zijn havens, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en de constante groei van de dienstensector. Brussel, de federale hoofdstad, de hoofdstad van het Vlaams en Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Vlaamse Gemeenschap, zetel van de Europese Raad, Europese Parlement en Europese Commissie, en tal van andere internationale organisaties, is zonder enige twijfel de belangrijkste stad van het land, en tevens de meest controversiële stad: ze vormt de inzet van veel twisten. Brussel is historisch een Nederlandstalige Brabantse stad en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt volledig ingesloten door het Vlaams Gewest. Brussel is de hoofdstad van Vlaanderen, maar ook van de Franse Gemeenschap. In theorie is Brussel tweetalig, maar in de praktijk meertalig met Frans als voornaamste taal. Zoals elke grote stad deint Brussel verder uit naar de Vlaamse Rand, die bij het Vlaams Gewest hoort. Dat zorgt voor politieke, communautaire spanningen, die hoog op kunnen lopen. Kenmerkend voor België was de wafelijzerpolitiek als middel om spanningen af te kopen, al dan niet in communautaire kwesties. Wafelijzerpolitiek kwam erop neer, dat voor elke overheidsinvestering op één plaats een overeenkomstige investering bij de concurrent moest staan of omgekeerd. Voorbeeld is het groots ogende Hellend vlak van Ronquières ter compensatie van de uitbreiding van de haven van Brugge-Zeebrugge. Een heet hangijzer was tussen circa 2002 en 2012 de kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde (B-H-V). Volgens het Grondwettelijk Hof was het handhaven van deze kiesomschrijving, terwijl overal elders per provincie werd gestemd, ongrondwettelijk. B-H-V werd opgesplitst in het tweetalig Brussels Hoofdstedelijk Gewest en het Nederlandstalige Halle-Vilvoorde, dat in het kiesdistrict Vlaams-Brabant opging. Dit weliswaar in ruil voor bijkomende financiering voor Brussel en taalfaciliteiten in Halle-Vilvoorde. Als gevolg van de federalisering aan het einde van vorige eeuw, hebben de politieke partijen een metamorfose ondergaan. De grote unitaire (nationale) partijen werden gesplitst in een Franstalige en Nederlandstalige vleugel (BSP-PSB werd sp.a en PS; CVP-PSC werd CD&V en cdH); sindsdien netwerken de politici uit de verschillende gewesten (c.q. gemeenschappen) eigenlijk vooral binnen hun taalgroep en verlopen de contacten over de taalgrens heen minder vlot, politici kennen elkaar niet zo goed meer (op het persoonlijke vlak), er ontstaat zo een soort publieke communicatie over de taalgrens heen waarbij de pers als "proxy" fungeert. Met Sophie Wilmès kreeg België op 27 oktober 2019 voor het eerst een vrouwelijke eerste minister. Staatsstructuur Na een revolutionaire opstand maakte België zich op 4 oktober 1830 onafhankelijk van Nederland. Een poging om opnieuw aan te sluiten bij Frankrijk mislukte, (zie rattachisme). België koos voor onafhankelijkheid met een koning aan het hoofd. België is de enige erfelijke constitutionele volksmonarchie ter wereld met aan het hoofd de Koning der Belgen. Dit werd, onder Engelse druk, een Duitse vorst die verwant was aan het Britse koningshuis, Leopold van Saksen-Coburg-Gotha. Zijn zoon Leopold II die de kolonie Belgisch-Congo schonk aan België, koning-ridder Albert, de in de koningskwestie omstreden Leopold III, de bij de bevolking geliefde Boudewijn en vervolgens diens broer, koning Albert II. In 2013 werd Filip de zevende koning der Belgen. België is sinds eind 20e eeuw een federaal land en een constitutionele monarchie met aan het hoofd een koning die formeel weinig politieke macht bezit, maar in de praktijk genoeg ervaring kan opbouwen om informeel politieke invloed uit te oefenen. België bestaat als federale staat uit verschillende gemeenschappen en gewesten die naast de federale regering een eigen regering hebben. De Grondwet beschrijft België op de volgende wijze: Titel 1 in Art. 1 zegt dat België een federale Staat is, samengesteld uit de gemeenschappen en de gewesten. in Art. 2 dat België drie gemeenschappen omvat: de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap, in Art. 3 dat België drie gewesten omvat: het Vlaams Gewest (waarin vooral Nederlandstaligen wonen, met in bepaalde gemeenten faciliteiten voor Franstaligen), het Waals Gewest (waarin vooral Franstaligen en de Duitstalige gemeenschap wonen, in bepaalde gemeenten faciliteiten voor de Nederlandstaligen) en het tweetalige Brussels Hoofdstedelijk Gewest (waarin het Nederlands en het Frans wettelijk gelijkwaardig zijn), in Art. 4 dat België vier taalgebieden omvat: het Nederlandse taalgebied, het Franse taalgebied, het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en het Duitse taalgebied. In België hebben de volgende bestuurslagen, territoriale onderdelen waar regels vastgesteld en/of beslissingen worden genomen over bepaalde gebieden en/of hun bewoners, bevoegdheden: federale overheid gewesten gemeenschappen provincies (niet in het Brussels gewest) arrondissementen (gedeconcentreerde onderdelen van de gewestelijke overheid) gemeenten districten (alleen in de gemeente Antwerpen) Daarnaast heeft België als lidstaat burgers bindende bevoegdheden overgedragen aan de supranationale Europese Unie. De Belgische grondwet, die op 7 februari 1831 werd aangenomen, werd bij haar ontstaan beschouwd als de meest vooruitstrevende ter wereld. Dit leidde in 1832 tot een veroordeling ervan door paus Gregorius XVI. In de tweede helft van de 20e eeuw was België verworden tot een in meerdere opzichten verzuild en verdeeld land, waar politieke leiders onderling formele en informele macht konden verdelen en waar een voedingsbodem ontstond voor schandalen en schandaaltjes. De Belgische politiek werd opgezadeld met diverse schandalen waarop niet onmiddellijk een afdoend antwoord kon worden geformuleerd: de Agustazaak, de Bende van Nijvel, de ontvoering van oud-premier Paul Vanden Boeynants, de moord op André Cools en de zelfmoord van Alain Van der Biest. Het systematisch falen van de orde- en rechtshandhaving werd erg duidelijk na de arrestatie van Marc Dutroux en wekte verontwaardiging in heel het land. Reorganisatie van Gerecht en Politie drongen zich op. (Zie hieronder: Politie.) Federalisering Het Belgische federalisme is voor niet-ingewijden ingewikkeld en onoverzichtelijk, omdat het unitaire kenmerken vertoont (gewesten zijn -nog steeds- grotendeels financieel afhankelijk van de federale fiscus) en tegelijk confederalistische trekken heeft (politici moeten zich -steeds meer- tot een uitsluitend Vlaams of Franstalig kiespubliek richten). Langzamerhand groeide de opinie dat de tweeledige maatschappelijke structuur van België geen unitaire politieke structuur meer verdraagt. België werd daarom steeds verder gedecentraliseerd in een vijftal staatshervormingen (1970, 1980, 1988–1989, 1993 en 2001–2003), om officieel in 1993 een echte bondsstaat te worden, met het zogenaamde bipolair federalisme als staatsvorm. Dit federalisme, met als architect Wilfried Martens, loodgieter Jean-Luc Dehaene, federalist Hugo Schiltz, regionalist Guy Spitaels en de controversiële politicus Jean Gol kenmerkt zich door verschillende overheidslagen, elk met eigen verkozen volksvertegenwoordiging en regering: Federaal De federale overheid is bevoegd voor defensie, buitenlandse zaken, economische en monetaire unie, pensioenen, ziekteverzekering... heeft het federaal parlement als wetgevende macht en de federale regering als uitvoerende macht. Drie Gewesten Vlaams Gewest (olijfgroen), Waals Gewest (rood), Brussels Hoofdstedelijk Gewest (blauw). De gewesten zijn bevoegd voor aan het grondgebied gerelateerde materies: ruimtelijke ordening, milieu, landbouw, huisvesting, energie, werkgelegenheid, openbare werken en vervoer, economie en buitenlandse handel, toezicht op gemeenten en provincies en ontwikkelingssamenwerking. Elk gewest heeft een parlement als wetgevende macht en een regering als uitvoerende macht. Drie gemeenschappen Nederlandstalig (olijfgroen), Franstalig (rood), Duitstalig (blauw). De gemeenschappen gaan over persoonsgebonden materies: culturele aangelegenheden, sport, onderwijs, onderzoek, gezondheid, welzijn en taalgebruik. Elke gemeenschap heeft een gemeenschapsraad als wetgevende macht en een gemeenschapsregering als uitvoerende macht. De Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest hebben een gemeenschappelijk parlement en regering, beide met zetel te Brussel. De Brusselse leden van het Vlaamse Parlement mogen echter niet meestemmen over Vlaamse gewestaangelegenheden. In Franstalig België ligt het ingewikkelder. De Franstaligen beslisten om hun afzonderlijke bestuursorganen, namelijk het Waals Gewest (zetel te Namen) en de Franse Gemeenschap (zetel te Brussel) gescheiden te houden. De Duitstalige Gemeenschap heeft haar eigen parlement en regering (zetel Eupen). Het meest gecompliceerd: in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en regering (zetel Brussel) bevoegd voor gewestmateries, en zijn de Vlaamse en Franse gemeenschappen elk bevoegd voor de eigen gemeenschapsmateries, via de Vlaamse, respectievelijk Franse Gemeenschapscommissie en hun uitvoerende organen (colleges). Voor zaken die beide gemeenschappen aangaan, is in Brussel de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (en college) bevoegd. Gewesten en gemeenschappen kunnen decreten of (in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest) ordonnanties uitvaardigen die kracht van wet hebben in het eigen gewest of de eigen gemeenschap. Een bijzonder rechtscollege, het Grondwettelijk Hof, waakt erover dat de wetgeving van de federale regering, de gemeenschappen en gewesten de bevoegdheidsverdeling tussen deze verschillende entiteiten eerbiedigt. Het Grondwettelijk Hof kan wetsbepalingen vernietigen die deze bevoegdheidsverdeling schenden. Het pijnpunt vormen de financiën. Nu gebeurt er langs het federaal niveau door sociale zekerheid, investeringen, spoorwegen enz. een netto transfer van geld van noord naar zuid. Bij overheveling van meer bevoegdheden naar de gemeenschappen/gewesten en ook de financiering ervan zou de solidariteit tussen noord en zuid in het gedrang komen. De hoofdstad van Vlaanderen is Brussel, de hoofdstad van Wallonië is Namen. Brussel is ook de hoofdstad van Franstalige Gemeenschap. De hoofdstad van de Duitstalige gemeenschap is Eupen. Parlementen De zes parlementen bestaan in totaal uit zeven wetgevende vergaderingen en tellen samen 537 verschillende leden: Federaal Parlement van België (Kamer 150 leden en Senaat 60 leden) Vlaams Parlement (124 leden, fusie van 2 wetgevende vergaderingen namelijk: Vlaams Gewest en Vlaamse Gemeenschap) Waals Parlement (75 leden) Brussels Hoofdstedelijk Parlement (89 leden: 72 Franstaligen en 17 Nederlandstaligen) Parlement van de Franse Gemeenschap (Parlement de la Communauté française de Belgique) (94 leden, namelijk de 75 leden van het Waals Parlement en 19 van de 72 Franstalige leden van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement) Parlement van de Duitstalige Gemeenschap (25 leden) Regeringen De zes regeringen tellen samen 48 ministers en 8 staatssecretarissen: Federale Regering (15 ministers en 5 staatssecretarissen) Vlaamse Regering (9 ministers) Waalse Regering (8 ministers) Brusselse Hoofdstedelijke Regering (5 ministers en 3 staatssecretarissen) Regering van de Franse Gemeenschap (7 ministers) Regering van de Duitstalige Gemeenschap (4 ministers) Twee ministers van de Waalse regering zijn ook minister in de Franse Gemeenschapsregering. Er zijn dus geen 47 verschillende personen minister. Provincies Het Vlaams Gewest (Vlaanderen) is ingedeeld in 5 provincies: Antwerpen (hoofdstad Antwerpen) Limburg (hoofdstad Hasselt) Oost-Vlaanderen (hoofdstad Gent) Vlaams-Brabant (hoofdstad Leuven) West-Vlaanderen (hoofdstad Brugge) Ook het Waals Gewest (Wallonië) telt 5 provincies: Waals-Brabant (hoofdstad Waver) Henegouwen (met als hoofdstad Bergen) Luik (hoofdstad Luik) Luxemburg (hoofdstad Aarlen) Namen (hoofdstad Namen) Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest behoort tot geen enkele provincie. De provincies bestaan weer uit diverse arrondissementen. Aan het hoofd van elke provincie staat een gouverneur. De provinciale besturen hebben evenwel weinig gewicht. Hun bestaan wordt soms in vraag gesteld. Een van de taken van de provinciegouverneur is het coördineren van de hulpverlening bij rampen van grote omvang (bijvoorbeeld chemische ongelukken in de havens). Ook het besturen van belangrijke milieuzaken zoals kernenergie behoort tot zijn taken. Elke Belgische gemeente heeft een gemeenteraad als wetgevende macht en een college van burgemeester en schepenen als uitvoerende macht, met als hoofd de burgemeester. Politieke partijen en bewegingen Als gevolg van de steeds sterker wordende tegenstellingen tussen Vlamingen en Franstaligen zijn de unitaire partijen in de jaren zestig en zeventig, dus nog voor België een federale staat werd, een voor een uit elkaar gevallen in aparte Vlaamse en Franstalige partijen: christendemocraten (CD&V; cdH), socialisten (Vooruit; PS), liberalen (Open Vld; MR) en groenen (Groen; Ecolo). België is daardoor een federaal land zonder federale politieke partijen, een unicum in de wereld en volgens een groeiend aantal mensen ook een risico voor het voortbestaan van het land. Door de specifieke manier waarop België werd gefederaliseerd (op basis van taalgroepen), ontstonden er partijen die zich tot slechts één taalgroep richten. Uit het Vlaams-nationalisme zijn, na het Egmontpact in 1977 en het uiteenvallen van de Volksunie in 2001, de partijen Vlaams Blok, N-VA en Spirit voortgekomen. Toen de vzw's die de organisatie en de financiën van het Vlaams Blok beheerden veroordeeld werden voor racisme, werd de partij omgedoopt tot het Vlaams Belang, dat als uiterst rechts geldt. Vlaams Belang en N-VA streven de onafhankelijkheid van Vlaanderen na en worden daarom als separatistisch beschouwd. De voornaamste Franse taalpartij is het FDF, dat opkomt voor de belangen van de Franstalige Brusselaars. De partij maakte tot 2011 deel uit van het liberale MR. Na de invoering van de kiesdrempel in 2003 kwam de trend om versnippering tegen te gaan door vorming van kartels. Zo ontstond sp.a-Spirit (Spirit werd later SLP en verbrak het kartel in 2008), VLD-Vivant (Vivant is intussen opgegaan in de Open Vld), CD&V-N-VA (het Vlaams kartel, inmiddels uiteengevallen). Groen! (nu Groen) weigerde in 2004 om met sp.a mee in het kartel te stappen. Lijst Dedecker wilde geen gesprek meer met het Vlaams Belang en anderen over de vorming van een rechts front, een Forza Flandria. Een bijkomende verwikkeling vormt de asymmetrie tussen Vlaanderen en Wallonië. Wallonië heeft een langere industriële geschiedenis, waardoor de socialistische PS er traditioneel sterker staat dan de Vlaamse socialisten van de sp.a. Vlaanderen kent een traditie van landbouw en katholicisme, waardoor de CD&V veel sterker is dan haar Franstalige zusterpartij cdH. Defensie Het Belgisch leger is een beroepsleger: de dienstplicht is afgeschaft. Het leger bestaat uit de Landcomponent, Luchtcomponent, Marinecomponent en de Medische component. De Marine legt zich vooral toe op mijnenvegen. De Luchtmacht bezit F-16 gevechtsvliegtuigen, transportvliegtuigen (C-130, geleasede Airbus) en helikopters (NH90, Agusta A109, Alouette III) en UAV (B-hunter). Het Landleger beschikte over Leopard tanks. De Medische afdeling is gespecialiseerd in behandeling van brandwonden, vooral in het militair hospitaal van Neder-Over-Heembeek. De elite-eenheid zijn de paracommando's, die een aantal keren actief waren in Congo. Het Belgisch leger is ingepast in de NAVO en heeft deelgenomen aan operaties in Bosnië, Kosovo, Libanon en Afghanistan. Belgische paracommando's werden ontwapend en vermoord tijdens hun inzet als blauwhelm in Rwanda. Politie Sedert de politiehervorming die in België werd doorgevoerd (wet van 7 december 1998) bestaat er nog maar één politiedienst, namelijk een "geïntegreerde politie gestructureerd op twee niveaus". Die twee niveaus bestaan uit een federale politie en een lokale politie – die onderling communiceren via welbepaalde kanalen. De vroegere politiediensten (gemeentepolitie, gerechtelijke politie, rijkswacht, ...) werden afgeschaft. Dit was een gevolg van de zaak over Marc Dutroux die (jonge) meisjes ontvoerde en verkrachtte, waarbij de toen nog versnipperde politiediensten weinig efficiënt bleken. Europa Binnen België groeien de tegenstellingen langs de taalgrens. Eerder hebben Belgische politici nochtans wezenlijk bijgedragen aan de Europese eenwording. In 1921 ging België samenwerken met Luxemburg in de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie en vanaf 1944 met Nederland en het Groothertogdom in de Benelux. Vooral Paul Henri Spaak heeft bijgedragen tot de EGKS, wat later de EEG en de EU werd. Brussel huisvest het Europees Parlement en de Europese Commissie in het Berlaymontgebouw. Zo ook herbergt België te Evere het hoofdkwartier van de NAVO en te Casteau de Supreme Headquarters Allied Powers Europe. Verschillende Belgen vervullen een belangrijke functie binnen de Europese instituten. Herman Van Rompuy is de allereerste Permanente voorzitter van de Europese Raad of President van de Europese Raad (van regeringsleiders en staatshoofden) en Karel de Gucht EU-Commissaris voor Handel (vanaf 2010), Wilfried Martens Voorzitter van de Europese Volkspartij, Annemie Neyts Voorzitter van de Europese Liberalen ELDR, Guy Verhofstadt Fractieleider van de Liberalen in het Europees parlement en Isabelle Durant ondervoorzitter van het Europees Parlement. Economie De economie van België is gebaseerd op diensten, vervoer en handel. Het belang van de industrie neemt steeds meer af. De mijnbouw is met de sluiting van laatste mijn, in 1991, beëindigd. De productie van staal, chemische producten en cement waren traditioneel geconcentreerd in de valleien van Samber en Maas, in de Borinage rond Bergen, Charleroi, Namen en Luik en in het Kempens Steenkolenbekken. Luik en Charleroi zijn nog steeds staalcentra, maar de nieuwere metaalbedrijven zijn vooral ingeplant rond de havensteden Antwerpen, Gent en Brugge. De chemische producten omvatten meststoffen, kleurstoffen, geneesmiddelen en plastieken; de petrochemische industrie is geconcentreerd dicht bij de olieraffinaderijen van Antwerpen. De textielproductie, die in de middeleeuwen begon, omvat katoen, linnen, wol en kunstvezels; tapijten en dekens zijn belangrijke vervaardigde producten. Gent, Kortrijk, Doornik en Verviers zijn alle textielcentra; Mechelen, Brugge en Brussel zijn beroemd vanwege hun kant. Andere industrieën omvatten diamantslijperij (Antwerpen is een belangrijk diamantcentrum), cement en glasproductie, en de verwerking van leer en hout. Meer dan 55 procent van de elektriciteit van België wordt opgewekt uit kernenergie. De Belgische industrie hangt af van de invoer voor zijn grondstoffen. Het meeste ijzer kwam uit het bassin van Lotharingen in Frankrijk, terwijl de non-ferro metaalproducten van uit de koloniën ingevoerde grondstoffen worden gemaakt, waaronder zink, koper, lood en tin. De uitvoer (handel) omvat ijzer en staal, vervoersapparatuur, tractoren, diamanten en aardolieproducten. De industriële centra zijn verbonden met elkaar en met de belangrijkste havens, Antwerpen, Brugge-Zeebrugge en Gent door de rivieren de Maas en de Schelde en hun zijrivieren, door een netwerk van kanalen (in het bijzonder Albertkanaal, het kanaal Gent-Terneuzen en het Boudewijnkanaal), en door een uitgebreid spoorwegnet. België heeft veel vruchtbare en goed bewaterde grond, hoewel de landbouw een steeds kleiner percentage arbeidskrachten vertegenwoordigt. De belangrijkste gewassen zijn maïs, tarwe, haver, rogge, gerst, suikerbieten, aardappels en vlas. Rundvee en varkens evenals de zuivelproductie (vooral in Vlaanderen) zijn ook belangrijk. Het verwerkte voedsel omvat suiker vooral te Tienen, kaas en andere zuivelproducten; bier onder meer te Leuven en andere dranken worden ook vervaardigd. Belangrijker dan landbouw is wellicht intensieve tuinbouw en fruitteelt, ook voor export, zowel in serres, ooit begonnen in het glazen dorp Hoeilaart, als in volle grond: witlof, spruiten, asperges, sla, tomaat, aardbeien en dies meer. Zo spreekt men in het Engels van "Brussels sprouts" en van "Belgian endives" en kent men in het Duits "Brüsseler". De veilingen van Sint-Katelijne-Waver en van Hoogstraten zijn internationaal bekend. Ook hier speelt het wegennet een belangrijke rol om de geveilde waren snel naar de verbruikers te vervoeren. De munteenheid is sinds 1 januari 2002 de gemeenschappelijke Europese munt euro (EUR) het enige wettelijke betaalmiddel. Voordien was dit de Belgische frank (BEF). Deze was reeds sinds 1 januari 1999 gekoppeld aan de gemeenschappelijke Europese munt. (1 euro = 40,3399 BEF) Van 1926 tot 1946 is er ook als munt de Belga geweest, die een waarde had van vijf BEF. Deze benaming was niet populair en werd in 1946 afgeschaft. Energievoorziening België produceerde 15 miljoen ton olie-equivalent (Mtoe) in 2016, 74% was kernenergie, 20% waren biobrandstoffen en afval. (1Mtoe = 11,63 TWh, miljard kilowattuur.) Deze productie binnen de landsgrenzen was niet genoeg om de nationale energievoorziening te dekken, het TPES (total primary energy supply): 57 Mtoe. Het land importeerde 49 Mtoe fossiele brandstof meer dan het exporteerde. Van de energie ging ongeveer 14 Mtoe verloren bij conversie, vooral bij elektriciteitsopwekking met kernenergie. 8 Mtoe werd gebruikt voor niet-energetische producten zoals smeermiddelen, asfalt en petrochemicaliën. Voor eindgebruikers resteerde 34 Mtoe waarvan 7 Mtoe = 80 TWh elektriciteit. De uitstoot van kooldioxide was 92 megaton, dat is 8,4 ton per persoon. Het wereldgemiddelde was 4,4 ton per persoon. In de periode 2012–2016 veranderde het eindgebruik weinig. De met zon en wind opgewekte elektriciteit steeg 74% en leverde 10% van alle elektriciteit aan eindgebruikers in 2016. Verkeer België is een internationaal knooppunt voor goederen- en personenvervoer, met een uitgebreid wegennet van autosnelwegen en expreswegen. Het spoorwegennet wordt geëxploiteerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS). De eerste trein op het Europese vasteland reed in 1835 van Mechelen naar Brussel. De belangrijkste andere maatschappijen voor openbaar vervoer zijn de Vlaamse vervoersmaatschappij De Lijn, de Brusselse MIVB en de Waalse TEC. Die drie netten sluiten nauwelijks op elkaar aan, zodat versnippering ook hier de efficiëntie niet ten goede komt. De haven van Antwerpen is op Rotterdam na de grootste van Europa. Er bevindt zich onder meer het op een na grootste petrochemisch complex ter wereld, na dat in Houston. Ook de haven van Brugge-Zeebrugge en de haven van Gent zijn belangrijke goederenhavens. Zeebrugge geldt als 's lands grootste passagiershaven, Europa's belangrijkste roro- en aardgashaven en 's werelds belangrijkste autohaven. Daarnaast heeft ook de haven van Oostende een aanzienlijk betekenis als rorohaven. Zeebrugge is de belangrijkste Belgische vissershaven, gevolgd door Oostende en Nieuwpoort. Brussel en Luik hebben belangrijke binnenhavens. Er zijn civiele luchthavens bij Brussel (Zaventem), Charleroi (Gosselies), Antwerpen (Deurne), Luik (Bierset) en Oostende. Het World Economic Forum (WEF) stelde in 2017 dat de wegen in België in zo slechte staat zijn dat deze de economie afremmen. In het World Competitiveness Report berekende het WEF de mate waarin een land competitief is ten opzichte van andere landen. Voor de kwaliteit van wegen kwam België op de 46ste plaats uit met een cijfer van 4,5 uit 7. Ook de slechte staat van het niet aan elkaar sluitende openbaar vervoer (trein, tram, bus) wordt hierbij gerekend. Media De uitgifte van de Belgische postzegels en het briefverkeer in België wordt verzorgd door bpost. De eerste postzegel werd uitgegeven in 1849. De Nederlandstalige en Franstalige openbare omroepen zijn gevestigd te Brussel in hetzelfde complex aan de Reyerslaan. Voor de Nederlandstaligen is dat de VRT: Vlaamse Radio en Televisie. Voor de Franstaligen is dat de Radio-Télévision belge de la Communauté française (RTBF). (Bemerk de verwijzing naar België in de Franstalige benaming en de afwezigheid ervan in de Vlaamse benaming.) Daarnaast zijn er commerciële tv-stations als VTM en Play4 aan Vlaamse kant en RTL aan Franstalige kant. De openbare omroepen zenden elk verschillende radioprogramma's uit en krijgen steeds meer concurrentie van privézenders. Daarnaast zijn er erkende vrije radio's. De regeling daarvan gebeurt per taalgemeenschap, wat rond Brussel voor problemen zorgt omdat sommige FM-programma's van de ene taalgroep die van de andere taalgroep met een groter vermogen verdringen. Er bestaan tientallen kranten en tijdschriften in de drie talen. Er zijn tien Vlaamse kranten waarvan die met de grootste oplage die van Het Laatste Nieuws is. Er verschijnen achttien Franstalige kranten, waarvan het Brusselse Le Soir in 2021 de grootste was. Voor de Duitstalige gemeenschap is er Grenz-Echo. Toerisme De kunststeden Brugge, Gent, Antwerpen, Mechelen en Brussel trekken toeristen voor hun historische gebouwen, begijnhoven, architectuur en musea onder meer het Plantin-Moretusmuseum als werelderfgoed. Vooral de art nouveau van onder meer Horta is uniek. Typische trekpleisters voor toeristen te Brussel zijn het atomium dat is overgebleven van Expo 58 en Manneke Pis. Japanse toeristen bezoeken dikwijls Brugge, Antwerpen en Hoboken, vanwege het in Japan populaire boek Een hond van Vlaanderen. De kust trekt badgasten voor het strand, de zee en fietstochten. In Limburg werd in 2006 het eerste Vlaamse Nationaal Park geopend, door steeds meer toeristen ontdekt als fiets- en wandelgebied. Het fietsroutenetwerk is een concept dat hier is ontstaan na de mijnsluitingen. De Ardennen lokken toeristen voor wandeltochten, rotsbeklimmen en afdalingen van bergstromen met kajaks en in de winter langlaufen. Ook de scheepsliften bij La Louvière zijn werelderfgoed, net als de neolithische vuursteenmijnen van Spiennes. Bekende Belgische folklore, zoals de Gilles van Binche, het Ros Beiaard van Dendermonde, de Heilig Bloedprocessie van Brugge of de Ommegang van reuzen te Antwerpen, trekt ook veel toeristen. Spa is in het Engels synoniem voor kuuroord. In 2018 werd het land door ruim 17,5 miljoen toeristen bezocht. Zij waren samen goed voor 41.320.284 overnachtingen, waarvan de helft binnenlands toerisme. Cultuur Kunst België kent een rijke traditie op gebied van schilderkunst. Deze begon rond de 15e eeuw met de Vlaamse Primitieven waaronder Jan van Eyck en Hans Memling en kwam in de renaissance- en barokperiode verder tot bloei met Quinten Matsijs, Pieter Bruegel de Oude, Peter Paul Rubens, Jacob Jordaens en Anthony van Dyck. Uit de 20e eeuw zijn de bekendste namen Constant Permeke, René Magritte, Paul Delvaux en James Ensor en actueel zijn vooral Luc Tuymans en Michael Borremans internationaal bekend. Op vlak van literatuur telt België één Nobelprijswinnaar: Maurice Maeterlinck. Langs Franstalige kant zijn auteurs als Georges Simenon van commissaris Maigret en Amélie Nothomb het meest bekend. Hendrik Conscience, Ernest Claes en Felix Timmermans begonnen te schrijven in het Nederlands. Willem Elsschot, Gerard Walschap, Louis Paul Boon brachten dit tot verdere ontwikkeling. Johan Daisne en Hubert Lampo lanceerden het magisch realisme. Hugo Claus en Jef Geeraerts brachten literatuur met meer vaart. Hedendaagse schrijvers zijn Pieter Aspe, Herman Brusselmans, Kristien Hemmerechts en Anne Provoost. Beroemde dichters waren Paul Van Ostaijen, Guido Gezelle, Albrecht Rodenbach, Paul Snoek en Herman de Coninck. Een mengvorm van het picturale en tekst zijn stripverhalen, met wereldberoemde striptekenaars als Hergé van Kuifje, Edgar P. Jacobs van Blake en Mortimer, Willy Vandersteen van Suske en Wiske, Marc Sleen van Nero, Pom van Piet Pienter en Bert Bibber, Jef Nys van Jommeke, Peyo van de Smurfen en Franquin van Guust. De Belgische muziekgeschiedenis telt vele componisten. Adolphe Sax vond de saxofoon uit. Bekende muziekartiesten zijn Toots Thielemans, Jacques Brel, Axelle Red, Dani Klein en Arno Hintjens. Sandra Kim won het Eurovisiesongfestival in 1986. De bekendste opera is De Munt te Brussel, waar de Belgische Revolutie begon na de opvoering van de Stomme van Portici. Bekende ballet en moderne dans choreografen zijn Anne Teresa De Keersmaeker en Jeanne Brabants. Acteurs Jean-Claude Van Damme, Jan Decleir en Matthias Schoenaerts zijn internationaal bekend, de gebroeders Dardenne wonnen met hun films tot tweemaal toe de Gouden Palm te Cannes en de films Rundskop en The Broken Circle Breakdown werden genomineerd voor een Oscar. De Antwerpse modeschool bracht met o.a. Dries Van Noten, Dirk Bikkembergs en Walter Van Beirendonck een aantal ontwerpers voort die ondertussen internationaal gerenommeerd zijn. Onderwijs en wetenschap Het onderwijs behoort sedert 1980 tot de bevoegdheid van de gemeenschappen. Op enkele uitzonderingen na zijn er dus geen "Belgische" scholen meer, maar wel Nederlandstalige, Franstalige, of Duitstalige. Het onderwijs is ingedeeld in onderwijsnetten: officieel onderwijs, georganiseerd door de burgerlijke overheid (gemeenschappen, de provincies en de gemeenten) en vrij onderwijs, georganiseerd door particuliere organisaties, maar wel erkend en gesubsidieerd door de staat. Het katholieke net is daarbij het grootst. De grootste universiteit is de Katholieke Universiteit Leuven. Ze bestaat sinds 1425 en is daarmee de oudste van de Nederlanden. Daarnaast bestaan er Nederlandstalige universiteiten te Gent, Brussel, Antwerpen, Kortrijk en Hasselt, waar met Maastricht aan een transnationale universiteit wordt gewerkt. De Franstalige universiteiten liggen in Louvain-la-Neuve, Luik, Brussel, Bergen en Namen. De universiteiten van Leuven en Louvain-la-Neuve zijn katholiek en ook te Brussel bestond er een Katholieke Universiteit Brussel (inmiddels opgenomen in de KU Leuven) naast twee vrijzinnige universiteiten: de Nederlandstalige Vrije Universiteit Brussel en de Franstalige Université Libre de Bruxelles. Het onderwijslandschap is door opdeling in taal, levensbeschouwing en organisatie dus meer versnipperd dan in andere landen. In Antwerpen werden in 2003 een katholieke, stedelijke en rijksinstelling samengevoegd tot één instelling: Universiteit Antwerpen. Bekende wetenschappers zijn Nobelprijswinnaar in 1977 Ilya Prigogine met zijn bijdragen tot de thermodynamica, Georges Lemaître die de Big Bang beschreef en Nobelprijswinnaar 2013 François Englert bekend van het Brout-Englert-Higgs-deeltje. Op vlak van geneeskunde leverde België de volgende Nobelprijswinnaars: in 1974 Albert Claude en Christian De Duve, in 1938 Corneille Heymans en in 1919 Jules Bordet. De traditie loopt terug tot Andreas Vesalius, Rembert Dodoens en Jan Palfijn. De farmacoloog Paul Janssen en Peter Piot die aids bestrijdt, sluiten ook bij die traditie aan. Dirk Frimout en Frank De Winne zijn de Belgische astronauten. Sport Voetbal is bij jongeren de meest beoefende sport. Al in het begin van de 20e eeuw groeiden voetbal en wielrennen uit tot de populairste sporten met uitgebreide verslaggeving door pers. Exponent daarvan is Eddy Merckx, een van de beste wielrenners aller tijden. Voordien waren er kampioenen als Rik Van Steenbergen en Rik Van Looy. Tijdgenoten waren Patrick Sercu, Herman Van Springel, Walter Godefroot, Roger De Vlaeminck, Lucien Van Impe en Freddy Maertens. Nadien kwamen wielerkampioenen Johan Museeuw, Peter Van Petegem, Tom Boonen, Philippe Gilbert, Greg Van Avermaet, Wout Van Aert en Remco Evenepoel. In 2021 werd het WK georganiseerd in Leuven, Antwerpen en de omgeving van Brugge. Populair is veldrijden met meervoudige wereldkampioenen als Erik De Vlaeminck, Roland Liboton, Sven Nys, Bart Wellens, Erwin Vervecken, Mario De Clercq, Niels Albert en Wout Van Aert. Zo ook is België traditioneel sterk in motorcross met wereldkampioenen als Joël Robert, Roger De Coster, André Malherbe, Gaston Rahier, Eric Geboers, Harry Everts, Joël Smets en Stefan Everts. België kent ook een traditie van atletiek, met vooral afstandslopers als olympisch kampioen Gaston Roelants, Karel Lismont, Miel Puttemans en Ivo Van Damme. Op de Olympische Zomerspelen 2008 in Peking pakten Elodie Ouedraogo, Kim Gevaert, Olivia Borlée en Hanna Mariën goud op de 4 × 100 m estafette, en schreven zo Belgische atletiekgeschiedenis. Ook in triatlon scheerden sommige Belgen hoge toppen, met onder meer Marc Herremans (die na een zwaar ongeval nu als rolstoelatleet triatlon beoefent), Rutger Beke en Luc Van Lierde, die tweemaal de Iron Man won. Biljart wordt veel beoefend. België domineerde de sport met driebandpionier René Vingerhoedt, Raymond Ceulemans die 35 keer wereldkampioen werd en Ludo Dielis die negenmaal wereldkampioen werd en meer recent als wereldkampioen de naamgenoot Eddy Merckx van de wielrenner. België kende succes in judo met Robert Van de Walle, Ingrid Berghmans, Ulla Werbrouck en Gella Vandecaveye. In vrouwentennis domineerden Kim Clijsters en olympisch kampioene Justine Henin. Hoogspringster Tia Hellebaut won goud op de olympische spelen te Beijing. Nafissatou Thiam won olympisch goud op de zevenkamp in Rio de Janeiro (2016), werd later ook Europees en wereldkampioene in deze discipline en IAAF-atlete van het jaar (2017). De Belgische sportarts Jacques Rogge was voorzitter van het Internationaal Olympisch Comité. België heeft de 7e Olympische Zomerspelen 1920 georganiseerd te Antwerpen. Sinds de start van de coronapandemie werd darts populairder, met dank door Dimitri Van den Bergh en Kim Huybrechts. Eten en drinken De Belgische eetcultuur ontwikkelde zich in de bourgondische levenshouding. Het schilderij De Boerenbruiloft van Pieter Bruegel de Oude beeldt dit uit. In het buitenland zijn de frieten vooral miskend als een Belgische uitvinding (men noemt het vaak french fries). Streekgerechten die het tot de internationale keuken hebben geschopt zijn wildgerechten zoals everzwijn, hert of terrines, Mechelse koekoek of Mechelse kapoenen, konijn met pruimen, mosselen, maar ook Gentse waterzooi en zijn visvariant Ostendaise dragen bij aan de reputatie van de Belgische keuken. Andere typische Belgische gerechten zijn stoofvlees, paling in 't groen, hutsepot en bloedworst met appelmoes, alsook de enorme variëteit aan charcuterie, koude vleeswaren. De Belgische keuken is een burgerlijke variant op de Franse keuken. In 2007 waren er twee restaurants met drie Michelinsterren, tien met twee sterren en 89 met één ster. België heeft meer dan 365 verschillende bieren. Met InBev is de grootste brouwerijgroep ter wereld Belgisch. België is bekend om zijn chocolade, met name pralines ("Belgische bonbons"). Jean Neuhaus vervaardigde in 1912 de eerste praline, en zijn merk Neuhaus bestaat nu nog, naast onder meer Leonidas en Godiva. In het begin van de 20e eeuw was er vanuit Belgisch-Congo kwalitatief goede aanvoer van cacao en de verwerkingsnijverheid kon zich technisch verfijnen. Het grootste deel (meer dan 90%) van de in België geproduceerde chocolade bestaat uit kwaliteitschocolade met cacaoboter zonder toevoeging van andere (plantaardige of dierlijke) vetten. Naast de eerder genoemde chocolatiers, zijn er ook een heleboel artisanale chocolatiers die zeer hoogstaande producten afleveren, sommigen vervaardigen enkel chocoladeproducten (poppetjes en pralines), anderen hebben een beperkter productie die zij integreren in de rest van hun aanbod, als bakker-patissier, als restaurateur en dergelijke meer. Milieu Het leefmilieu in België staat onder druk door de hoge bevolkingsdichtheid. Het land is met zijn autosnelwegen een draaischijf (transport langs het water, over de wegen en een druk luchtverkeer). Lintbebouwing is een erfenis van de gewoonte in het verleden om in Vlaanderen huizen langs alle steenwegen te bouwen in plaats van de dorpskernen uit te breiden. Er is suburbanisatie en door de aanleg van expreswegen raakten natuurgebieden meer en meer versnipperd. Waterkwaliteit Vooral in Antwerpen en Brussel laat de waterkwaliteit in de rivieren te wensen over. Toch is er vooruitgang. De kwaliteit van het Zennewater ten zuiden van Brussel is sinds 2000 aanzienlijk verbeterd (bron: Natuurpunt) sinds twee rioolwaterzuiveringsinstallaties, Brussel-Noord en Brussel-Zuid, werden geactiveerd nadat België door Europa in gebreke werd gesteld. Omdat de waterkwaliteit van de Zenne al in de 19e eeuw zo slecht was dat de rivier een gevaar voor de volksgezondheid betekende, werd besloten om de Zenne tijdens zijn loop door Brussel te overwelven. Tot de ingebruikname van de nieuwe waterzuiveringsstations in de vroege 21e eeuw stroomde het afvalwater van de stad Brussel ongezuiverd in de Zenne en daarna door het Vlaams Gewest via de Rupel en de Schelde. De Zenne is de enige rivier die door drie gewesten stroomt en een deel van de problematiek vindt daar zijn oorzaak. Alhoewel de Leie in de jaren 1990 nog sterk vervuild was en nauwelijks vis bevatte, is er nu een positieve kentering waar te nemen. In 2007 kon op alle plaatsen langs de Leie weer vis gevangen worden. Het water in Limburg is na de aanpak van de waterzuivering vaak van goede kwaliteit, maar in Wallonië is de waterkwaliteit van de Maas nog steeds een heikel punt. Sporadisch komt er industriële vervuiling voor, waardoor de drinkwatervoorziening van Antwerpen langs het Albertkanaal in het gedrang komt. Luchtkwaliteit De lucht rond Kortrijk-Roeselare, Antwerpen, Brussel, Brugge-Zeebrugge, Luik, Charleroi en de Gentse Kanaalzone is even verontreinigd als in het Ruhrgebied in Duitsland. Het massale autoverkeer en de landbouw zorgen voor te hoge concentraties fijn stof en ozon in de lucht, vooral bij warm weer in de zomer en bij inversie in de winter. Rond Antwerpen bevindt zich een van de grootste concentraties van petrochemische industrie ter wereld. Ten noorden van Gent, vooral door de staalindustrie, bevat de lucht een grote hoeveelheid kankerverwekkende stoffen en fijn stof. In de rest van België, vooral in Wallonië (behalve dan de gebieden rond Luik en Charleroi, waar staalindustrie en cementovens ingeplant zijn), is het beter gesteld met de lucht doordat daar grotendeels bossen en landbouwvelden liggen. Het huishoudelijk afval van het Brussels gewest werd jarenlang verbrand in de afvalverbrandingsinstallatie van Neder-Over-Heembeek volgens minder strenge normen dan geldig in Vlaanderen (VLAREM), hoewel de rookgassen bij de overheersende wind naar het Vlaams gewest dreven. Ook dit is pas na tussenkomst van Europa verbeterd. Bodemverontreiniging Op meerdere plaatsen is de bodem verontreinigd door de industrie (blackpoints). Maar ondanks deze vervuiling is dit een van de betere punten in België op gebied van het milieu. Het is minder goed gesteld in andere landen in Europa zoals Nederland (vanwege industrie en bemesting). Vooral in West-Vlaanderen ligt het nitraatgehalte van het grondwater hoog door intensieve varkensteelt voor export. De verschillende mestactieplannen bleven in praktijk deels dode letter. Rond Overpelt is er een historische grondvervuiling met zware metalen als cadmium vanwege de vroegere activiteiten van non-ferro industrie van Union Minière. Zo ook in Hoboken ten zuiden van Antwerpen: vervuiling met lood. Te Kapelle-op-den-Bos bestaat ook historische vervuiling met asbest van Eternit. Rond Genk is er vervuiling met onder meer nikkel van ArcelorMittal.Te Mol bestaat radioactieve vervuiling van luchtgekoelde experimentele kernreactors en bij Dessel bestaat vervuiling van opslag van lekkende vaten radioactief afval. Rond Tessenderlo is er vervuiling door lozingen van Tessenderlo Chemie in de Nete. Geluidshinder Met de drukke menselijke activiteit vormt ook lawaai een pijnpunt. Een typisch voorbeeld vormt Brussels Airport te Zaventem. De Vlaamse, Brusselse en Waalse instanties leggen verschillende geluidsnormen op, om de hinder van vooral nachtvluchten van vooral DHL naar de andere gewesten te verplaatsen. Nationale parken en landschapsparken Vlaanderen telt 4 nationale parken: Nationaal Park Hoge Kempen, Nationaal Park Scheldevallei, Nationaal Park Bosland en Nationaal Park Brabantse Wouden. Andere grote natuurgebieden zijn het Grenspark De Zoom-Kalmthoutse Heide, het Zwin, de Westhoek. Vlaanderen telt ook vijf landschapsparken: Landschapspark Grenzeloos bocagelandschap, Landschapspark Hart van Haspengouw, Landschapspark Maasvallei, Landschapspark Vlaamse Ardennen en Landschapspark Zwinstreek. Wallonië telt twee nationale parken: Nationaal Park L'Entre-Sambre-et-Meuse en Nationaal Park Vallée de la Semois. Er zijn in België vogelrichtlijngebieden en habitatrichtlijngebieden aangeduid als Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Zie ook Geschiedenis van Belgium Austriacum Tijdlijn van de geschiedenis der Lage Landen Belgisch-Nederlandse betrekkingen Belgisch-Franse betrekkingen Belgisch-Duitse betrekkingen Belgisch-Britse betrekkingen Belgisch-Maleisische betrekkingen België van A tot Z Externe link Federale portaalsite – belgium.be
136
https://nl.wikipedia.org/wiki/Barokmuziek
Barokmuziek
Barokmuziek is een vorm van westerse klassieke muziek gecomponeerd in de periode van de barok, die in de muziek loopt van ca. 1600 tot ca. 1750. De barok wordt globaal gemarkeerd door de laat-16e-eeuwse revolte tegen polyfonie, die aanleiding gaf tot de opkomst van de opera, en het sterfjaar van Johann Sebastian Bach. Als stijl was het de opvolger van de renaissancemuziek. Geleidelijk aan maakte de stile antico, de universele polyfone stijl van de 16e eeuw met meestal gewijde muziek, plaats voor de stile moderno of nuove musiche, bedoeld voor seculier gebruik. Jacob Burckhardt gebruikte in 1855 als eerste de term "barok" om een bepaalde stijlperiode in de kunst aan te duiden. Ruim een halve eeuw later werkte Alois Riegl de stijlkenmerken verder uit in zijn boek Die Entstehung der Barockkunst in Rom. De barokmuziek kon in het bijzonder gedijen door de bloeiende muziekcultuur aan de diverse Europese vorstenhoven. Veel rijke hooggeplaatsten hadden musici/componisten in dienst en/of fungeerden als hun mecenas. Veel hoogtijdagen en festiviteiten werden opgeluisterd door speciaal voor die gelegenheid in opdracht gecomponeerde werken. Ook ten behoeve van kerkelijke erediensten werden in het tijdperk van de barok nieuwe muziekvormen ontwikkeld. Kenmerken van barokmuziek Kenmerken van barokmuziek zijn onder andere: Monodie op basis van basso continuo Affectenleer als leidraad voor de muzikale expressie Harmonisch contrapunt Opera's met thema's uit de Griekse en Romeinse mythologie Typisch instrumentale vormen, zoals het concerto grosso en de suite, bedoeld voor uitvoering in adellijke kringen Adellijke dansvormen, waaronder allemande, bourrée, gavotte, menuet en sarabande Magere, sobere bezetting Veel pracht, praal en versieringen in de muziek Polyfonie Muziekinstrumenten Altviool Arpa doppia Barokfluit Barokharp Barokhobo Barokpauken Barytone Blokfluit Cello Clavichord Klavecimbel Luit Oboe d'amore Oboe da caccia Orgel Teorbe Triple harp Viola d'amore Viola da gamba Viola da spalla Viool Vormen van barokmuziek Vormen van barokmuziek zijn onder andere: Aria Canon Cantate Concerto Concerto Grosso Dramma per musica Fug(hett)a Humoristische barokmuziek Koraalbewerking Madrigaal Mis Opera Oratorium Partita Passiemuziek Prelude Sinfonia Sonate Suite Componisten van barokmuziek Uitvoerende musici van barokmuziek Solisten/dirigenten Elly Ameling, sopraan Raquel Andueza, sopraan Brian Asawa, contratenor Valer Barna-Sabadus, contratenor Cecilia Bartoli, mezzosopraan Pascal Bertin, contratenor Lisa Beznosiuk, blokfluit Anner Bijlsma, cello Fabio Biondi, dirigent James Bowman, contratenor Frans Brüggen, dwarsfluit, blokfluit, piano, dirigent Michael Brüssing, bariton Max Emanuel Cenčić, contratenor Michael Chance, contratenor Nicolas Clapton, contratenor Stephen Cleobury, dirigent Alfred Deller, contratenor Paul Dombrecht, dirigent, hobo Thurston Dart, klavecimbel, klavechord, dirigent Max van Egmond, bas Paul Elliott, tenor Paul Esswood, contratenor Franco Fagioli, contratenor Diego Fasolis, dirigent Isabelle Faust, viool Kathleen Ferrier, alt Dorina Frati, mandoline Reinhard Goebel, viool, dirigent John Eliot Gardiner, klavecimbel, dirigent Emmanuelle Haïm, dirigent, klavecimbel David Hansen, contratenor Nikolaus Harnoncourt, cello, viola da gamba, dirigent Philippe Herreweghe, dirigent Angela Hewitt, piano Aafje Heynis, alt Christopher Hogwood, dirigent Marilyn Horne, mezzosopraan Monica Huggett, viool Philippe Jaroussky, contratenor Simone Kermes, sopraan Emma Kirkby, sopraan Ralph Kirkpatrick, klavecimbel, klavechord, piano forte Eric Koevoets, orgel Robert Kohnen, klavecimbel Ton Koopman, orgel, klavecimbel, dirigent Sigiswald Kuijken, viool, viola da gamba, dirigent Wieland Kuijken, viola da gamba Barthold Kuijken, dwarsfluit Wanda Landowska, klavecimbel, piano Gustav Leonhardt, klavecimbel Julia Lezhneva, sopraan Hans Martin Linde, dwarsfluit, dirigent Franz Josef Maier, viool, dirigent Alessandro De Marchi, dirigent Andrea Marcon, dirgint, klavecimbel, orgel Eduard Melkus, viool, dirigent Roberto Michelucci, viool Filippo Mineccia, contratenor Marc Minkowski, fagot, dirigent Karl Münchinger, orgel, dirigent (van koor en orkest) Yuriy Mynenko, contratenor Vittorio Negri, dirigent Ugo Orlandi, mandoline Jakub Józef Orliński, contratenor Rachel Podger, viool Marcel Ponseele, hobo Simon Preston, dirigent, orgel Simon Standage, viool, dirigent František Xaver Thuri, klavecimbel, orgel, hobo, dirigent Trevor Pinnock, klavecimbel, dirigent Derek Lee Ragin, contratenor Karl Richter, orgel, klavecimbel, dirigent David Reichenberg, hobo, oboe d'amore Helmuth Rilling, dirigent Christoph Rousset, dirigent Xavier Sabata, contratenor Andreas Scholl, contratenor Claudio Scimone, dirigent Barbara Schlick, sopraan Marijke Smit Sibinga, klavecimbel Simon Standage, viool Tom Sutcliffe, contratenor Joan Sutherland, sopraan Frank Theuns, dwarsfluit David Thomas, bas Jos van Veldhoven, dirigent Dominique Visse, contratenor Jan Willem de Vriend, viool, dirigent Helmut Walcha, orgel, klavecimbel Franz Walter, cello Carolyn Watkinson, alt Janny van Wering, klavecimbel Vince Yi, contratenor Jaap van Zweden, viool, dirigent Ensembles Academia Montis Regalis Akademie für Alte Musik Berlin Amsterdam Baroque Orchestra & Choir Bach-Collegium Stuttgart Bachkoor Holland Cappella Figuralis Collegium Musicum 90 Collegium Vocale Gent Combattimento Consort Amsterdam Concentus Musicus Wien Concerto Köln Nederlandse Bachvereniging Ensemble Masques Ensemble Sonnerie Europa Galante I Musici I Solisti Veneti Il Fondamento Il Gardellino L'orchestre du Louvre La Cetra Barockorchester Basel La Petite Bande Les Arts Florissants Les Buffardins Les Muffatti Les Musiciens du Louvre Linde Consort London Baroque Münchener Bach-Chor Münchener Bach-Orchester Musica Antiqua Köln Orchestra of the Antipodes Pandora2 Pro Cantione Antiqua Ricercar Consort Scherzi Musicali The Academy of Ancient Music The Academy of St. Martin in the Fields The English Baroque Soloists The English Concert Referenties
137
https://nl.wikipedia.org/wiki/Biologie
Biologie
Biologie is de natuurwetenschap die zich richt op organismen, levensprocessen en levensverschijnselen. De biologie omvat een breed scala aan vakgebieden waarin men onderzoek doet naar fysieke structuur, chemische processen, moleculaire interacties, fysiologische mechanismen, ecologische samenhang, ontwikkeling en evolutie. Biologie erkent de cel als de fysieke basiseenheid van het leven, genen als de basiseenheid van erfelijke informatie en evolutie als het mechanisme achter het ontstaan en het uitsterven van soorten. Organismen zijn open systemen die in staat zijn te overleven door bruikbare omzettingen van energie en door handhaving van hun vitale toestand. Moderne biologie is een exacte natuurwetenschap, waardoor experimentele, kwantitatieve benaderingen en causale verklaringen centraal staan. Per vakgebied worden echter verschillende onderzoeksmethoden gehanteerd: wiskundige of theoretische biologie omvat de filosofie van de biologie en gebruikt wiskundige methoden om kwantitatieve modellen te formuleren. Experimentele biologie en meer beschrijvende onderzoeksgebieden verrichten empirisch onderzoek, waarmee ordening in de natuur wordt aangebracht en de geldigheid van voorgestelde theorieën wordt getest. Veel principes uit de biologie zijn gebaseerd op de toepassing van scheikundige en natuurkundige wetten op levende systemen. Naamgeving De term biologie is afgeleid van de twee Oudgriekse woorden (bíos) en (lógos). Bíos betekent "het leven" of "de bewoonde wereld". Lógos is de "rede", de "ratio" of "wetenschap". Het woord "biologie" zou voor het eerst gebruikt zijn door de Duitser Karl Friedrich Burdach, fysioloog en anatoom in 1800, de Duitser Gottfried Treviranus, arts en wetenschapper in 1802 en, eveneens in 1802, de Fransman Jean-Baptiste de Lamarck in zijn werk Hydrogéologie. Lamarck is van de drie het bekendst gebleven, aangezien hij beschouwd wordt als de eerste evolutiebioloog en naar hem het lamarckisme is genoemd. Omgrenzing biologie Biologie is een natuurwetenschap die zich bezighoudt met de studie van het leven en organismen, met inbegrip van hun (moleculaire) structuur, mechanisme, functie, groei, oorsprong, evolutie, ecologie, verspreidingsgebied en biosystematiek (inclusief taxonomie). Biologie omvat veel onderverdelingen, onderwerpen en disciplines. Er zijn vijf fundamentele axioma's in de moderne biologie, die de basale kenmerken van levende systemen behelzen: Cellen zijn de fysieke, zelfstandig levende bouwstenen van organismen.Volgens de celtheorie bestaan alle levende systemen uit een of meer cellen, en alle cellen komen voort uit reeds bestaande cellen door celdeling. Meercellige organismen zijn opgebouwd uit cellen die uiteindelijk afkomstig zijn van een bevruchte eicel. Een cel is middels een membraan van de buitenwereld afgesloten en is zelfstandig of als onderdeel van een meercellig systeem metabool actief. Genen zijn de fundamentele eenheid van erfelijkheid. Een gen correspondeert met een stukje DNA dat de vorm of functie van een organisme beïnvloedt. Alle organismen, van bacteriën tot dieren, delen hetzelfde basismechanisme waarin een code in het DNA wordt vertaald naar eiwitten. Voortplanting is het proces waarbij een organisme zorgt voor nakomelingen met geheel of gedeeltelijk overeenkomstige eigenschappen en voor het voortbestaan van de soort. Voor geslachtelijke voortplanting zijn vaak twee individuen nodig. De nakomelingen hebben kenmerken van beide ouders in nieuwe combinaties. Soorten en erfelijke eigenschappen zijn het product van de evolutie.De evolutietheorie, een centrale theorie in de biologie, stelt dat het leven over de generaties verandert en zich ontwikkelt door evolutie. Aanpassingen in structuren of gedrag stellen organismen in staat beter te overleven en voor nageslacht te zorgen. Dit principe van aanpassing aan het milieu is fundamenteel voor de evolutie van populaties. Volgens de evolutietheorie stammen alle organismen op aarde, zowel levend als uitgestorven, af van een gemeenschappelijke voorouder of een voorouderlijke genenpoel. Deze universele gemeenschappelijke voorouder van alle organismen wordt verondersteld ongeveer 3,5 miljard jaar geleden te zijn verschenen. Een organisme heeft het vermogen om zijn inwendig milieu constant te houden.Homeostase is het vermogen van een open systeem het interne milieu te reguleren om stabiliteit te handhaven door middel van dynamische evenwichtsaanpassingen. Homeostase vindt plaats door onderling samenhangende regelkringen. Het zorgt voor fysiochemische omstandigheden waarin stofwisselingsprocessen goed kunnen verlopen. Alle organismen, zowel eencelligen als meercelligen, vertonen homeostatisch evenwicht. Organismen transformeren energie en dragen energie over.Het overleven van een organisme hangt af van de voortdurende uitwisseling van energie. Stofwisseling is het geheel van biochemische processen die plaatsvinden in cellen ten behoeve van de activiteit, groei, voortplanting en instandhouding. Energie wordt daarbij van de ene vorm in de andere vorm getransformeerd. Energierijke biomoleculen uit voedsel kunnen worden omgezet in chemische energie (katabolisme) en kunnen worden omgezet in nieuwe moleculaire structuren die het organisme nodig heeft (anabolisme). Verdere belangrijke eigenschappen van het leven zijn: Organisatie: leven vertoont organisatie en structuur. Er is een verband tussen vorm (anatomie, morfologie) en functie (fysiologie, gedrag). Groei: het proces van toename van grootte en complexiteit. Prikkelbaarheid: het kunnen reageren op stimuli, op veranderingen in het uitwendige of inwendige milieu van het organisme. Hoewel volgens deze omschrijvingen de virussen niet tot het leven gerekend worden, wordt de virologie toch als onderdeel van de biologie beschouwd omdat virussen in hun erfelijke materiaal overeenkomsten vertonen met dat van levende organismen en omdat zij evolutie vertonen. Geschiedenis van de biologie De wetenschap van de biologie begint met de geneeskunde en de natuurlijke historie, zoals die werden ontwikkeld in het oude Griekenland en het oude Rome, met Aristoteles en de arts Claudius Galenus als belangrijke namen. De biologie werd in de middeleeuwen verder ontwikkeld door moslimgeneeskundigen en geleerden als al-Jahiz, Avicenna, Avenzoar en Ibn al-Nafis. In de periode van de Europese renaissance tot de vroegmoderne tijd raakte men beïnvloed door het empirisme, dat stelt dat kennis uit de ervaring voortkomt. Natuuronderzoekers gingen zich toeleggen op waarnemingen in het veld, experimenten op en ontleding van organismen, met geleerden en geneeskundigen als Andreas Vesalius, William Harvey, Carl Linnaeus en Georges-Louis Leclerc de Buffon, waardoor de biologische kennis snel toenam. In de vroege 17e eeuw werden de resultaten van de voortschrijdende technische kennis in de microscopie zichtbaar, met onderzoekers als Robert Hooke, Antoni van Leeuwenhoek en Jan Swammerdam. In de 18e en 19e eeuw specialiseerde het biologisch onderzoek zich in vakgebieden als de botanie en de zoölogie. Bekende wetenschappers uit deze periode zijn Antoine Lavoisier, Alexander von Humboldt, Charles Darwin, Gregor Mendel. Zij legden mede de basis voor biogeografie, evolutiebiologie, ecologie, genetica, celbiologie, bacteriologie, morfologie, anatomie, embryologie en ethologie. Grondslagen In de 19e eeuw zijn de grondslagen van de biologie geformuleerd: De celtheorie volgens welke alle levende wezens gemeenschappelijk hebben dat ze uit één of meer cellen bestaan en dat nieuw leven uitsluitend kan ontstaan uit bestaand leven: omnis cellula ex cellula. In die tijd waren virussen nog niet bekend. Virussen worden in het algemeen niet beschouwd als levend, maar de studie van virussen valt wel onder biologie. De evolutietheorie – volgens welke alle (op aarde) levende organismen ontstaan zijn uit dezelfde oorsprong. De erfelijkheidsleer voegde een mechanisme toe waarmee erfelijke eigenschappen van generatie op generatie kunnen worden overgedragen. De materialistische verklaring van leven. Voor die tijd werd leven als iets gezien dat niet materialistisch verklaard kon worden (vitalisme). Door ontwikkelingen in de biochemie en microbiologie werd een aannemelijke verklaring van leven mogelijk zonder de vooronderstelling van een geheimzinnige levenskracht, de vis vitalis. Tot ver in de 19e eeuw was biologie voornamelijk bekend als natuurlijke historie, botanie en zoölogie, alle overwegend beschrijvende wetenschappen, die zich vooral bezighielden met de (bio)systematiek, inclusief de vorm (morfologie, anatomie) en de classificatie en evolutie van taxa (taxonomie). Daarna kwam er steeds meer aandacht voor het functioneren van organismen, de fysiologie, en voor experimentele methoden. In de vroege 20e eeuw is de herontdekking van het werk van Gregor Mendel, later volgt het baanbrekende werk aan de structuur van het DNA door Francis Crick en James Watson. Het werd duidelijk dat DNA-moleculen de belangrijkste drager van erfelijke informatie zijn in alle bekende organismen en dat de genetische code voor alle organismen vrijwel identiek is. Biologie is in de twintigste eeuw een zelfstandige wetenschap geworden, met eigen instituten en opleidingen. De grenzen met aanpalende vakgebieden vervagen echter in de loop van de tijd. Veel onderzoeks- en onderwijsprogramma's omvatten biochemie, biofysica, biomathematica, bio-informatica, biomedische wetenschappen en milieuwetenschappen. Er zijn dus grensgebieden met andere vakken zoals scheikunde, natuurkunde of fysica, geologie, geografie, medicijnen, wiskunde, informatica, sociologie en psychologie. Deelgebieden De biologie kan op verschillende manieren in deelgebieden worden onderverdeeld. Indeling naar organisatieniveau Een veelgebruikte onderverdeling is op organisatieniveau, waarbij sommige specialisaties zich op meerdere niveaus kunnen richten: op moleculair niveau (submicroscopisch): biochemie, bio-informatica, moleculaire biologie en moleculaire genetica op celniveau (microscopisch): celbiologie (celleer, cytologie) op het niveau van weefsels: histologie, neurobiologie op het niveau van organen, orgaanstelsels en individuen (macroscopisch): fysiologie, endocrinologie, morfologie, anatomie, biofysica, embryologie op het niveau van populaties: populatiebiologie, gedragsbiologie, populatie-ecologie, populatiegenetica, evolutiebiologie op het niveau van soorten: systematiek, taxonomie, evolutiebiologie, morfologie, autecologie, biogeografie op het niveau van ecosystemen, levensgemeenschappen en landschappen: landschapsecologie, synecologie, synsystematiek, syntaxonomie, vegetatiekunde, milieubiologie Bijzondere biologie Bijzondere biologie is een wat oudere term voor de biologische vakgebieden die betrekking hebben op de systematiek van de soorten van bepaalde taxonomische groepen. Microbiologie is de wetenschap van de micro-organismen, zoals bacteriën, eencellige schimmels (gisten), en soms ook virussen. Bacteriologie is de wetenschap van de bacteriën. Daarbij ligt het accent vooral op de studie van de biochemie en de ecologie. Virologie is de wetenschap van de virussen, viroïden en prionen. Plantkunde of botanie is de wetenschap van de planten. Traditioneel was dit zeer wijd omgrensd. Bryologie is de wetenschap van de mossen, levermossen en hauwmossen. Pteridologie is de wetenschap van de varens. Dendrologie is de wetenschap van de houtige planten. Fycologie of algologie is de wetenschap van de algen (traditioneel groenwieren, roodwieren, bruinwieren, blauwwieren en andere kleinere groepen). Studie van de blauwwieren wordt tegenwoordig niet meer hiertoe gerekend, maar tot de bacteriologie. Mycologie is de wetenschap van de schimmels. Het wordt tegenwoordig niet meer tot de plantkunde gerekend. Lichenologie is de wetenschap van de korstmossen. Het wordt tegenwoordig tot de mycologie gerekend. Zoölogie is de wetenschap van de dieren. Entomologie is de wetenschap van de insecten. Herpetologie is de wetenschap van de amfibieën en reptielen. Ichtyologie is de wetenschap van de vissen. Malacologie is de wetenschap van de weekdieren (met schelpen). Ornithologie is de wetenschap van de vogels. Mammalogie is de wetenschap van de zoogdieren. Menselijke biologie zijn specialisaties die zich bezighouden met de mens: Biotechnologie is de technologische toepassing van biologische kennis. Milieubiologie is de tak die zich bezighoudt met de invloed van de mens op het milieu, inclusief ecologische systemen. Milieuwetenschappen (milieukunde of milieustudie) is een vakgebied waarbinnen de aarde, de effecten van de mens op de omgeving en milieuproblemen bestudeerd worden. Medische biologie is een combinatie van biologie en geneeskunde. Bouw en ontwikkeling Een indeling naar de studie van bouw en ontwikkeling: cellen, weefsels en organen: anatomie, histologie, zoötomie, plantenmorfologie en -anatomie organen en organismen: morfologie, fytografie groei en ontwikkeling: embryologie, morfogenese, ontwikkelingsbiologie, ontwikkelingsfysiologie Indeling naar processen Een indeling op natuurlijke processen: overerving: genetica levensverrichtingen van organismen: fysiologie, endocrinologie, ethologie, plantenfysiologie evolutionair historisch: paleontologie ziekte en gezondheid: immunologie, epidemiologie, fytopathologie (plantenziektenkunde), toxicologie, milieukunde Indeling naar ecologie Een ecologische indeling: hydrobiologie, limnologie en mariene biologie zijn de vakgebieden van organismen in het water. geobotanie of terrestrische plantkunde zijn de onderdelen van de plantkunde die zich bezig houden met de studie van de terrestrische planten in de vrije natuur, dus als onderdeel van de biosfeer. Geobotanie omvat onder andere plantengeografie en floristiek, paleobotanie, vegetatiekunde en syntaxonomie en plantenoecologie. Indeling naar benadering en methodiek Een indeling naar hulpwetenschap en wetenschappelijke methode: aardrijkskunde: biogeografie (inclusief floristiek) informatica: bio-informatica natuurkunde: biofysica scheikunde: biochemie, moleculaire biologie wiskunde: wiskundige biologie, biomathematica Indeling naar toepassingsgebied Een indeling naar toepassingsgebied: biotechnologie houdt zich bezig met de technieken om biologie te gebruiken voor praktische doeleinden. medische biologie, biomedische wetenschappen Aerobiologie is de wetenschap van het passieve transport van zich in de lucht begevende micro-organismen. Parasitologie is de wetenschap van parasieten: organismen met een parasitaire levenswijze. Integratie Integratie van grote deelgebieden systeembiologie systematiek (biosystematiek) theoretische biologie Omstreden astrobiologie, de studie van (hypothetisch) buitenaards leven. Geen biologie cryptozoölogie, de studie van nog niet beschreven diersoorten waarvan het bestaan niet is aangetoond. intelligent design, een vorm van creationisme die het werk van een 'intelligente schepper' veronderstelt, omdat er op cel- en moleculair niveau zoveel ingewikkelde en perfect op elkaar afgestemde mechanismen zijn, dat die niet door evolutie ontstaan zouden kunnen zijn. Aangezien onderzoek naar deze intelligente schepper onmogelijk is, wordt intelligent design niet gezien als wetenschappelijke theorie. Daarnaast wordt het ontbreken van detailkennis over het mechanisme van de evolutie verward met die over het feitelijk bestaan van het verschijnsel evolutie. Zie ook Biologie van A tot Z
138
https://nl.wikipedia.org/wiki/Brussel%20%28stad%29
Brussel (stad)
De stad Brussel (Frans: Bruxelles of Ville de Bruxelles) is de hoofdstad van België, van de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De gemeente telt ongeveer 194.000 inwoners, waarvan ongeveer een derde in de historische Vijfhoek woont, ongeveer de helft in de noordelijke uitbreiding, in de deelgemeentes Laken, Neder-over-Heembeek en Haren en de rest in de buurten rond de Louizalaan, het Ter Kamerenbos (samen de zuidelijke uitbreiding) en in de oostelijke uitbreiding, de Europese wijk, waarvan het grootste gedeelte ook bij de gemeente hoort. De gemeente Brussel is naar het inwoneraantal de op vier na grootste gemeente in België. Het hele Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vaak ook gewoon Brussel genoemd, omvat in totaal 19 gemeenten met ongeveer 1,2 miljoen inwoners. Het stedelijk gebied, inclusief de voorsteden, telt ruim 1,8 miljoen inwoners en is daarmee het grootste van het land. Etymologie De plaatsnaam "Brussel" komt van "Bruocsella" (in het Frankisch: bruoc + sella), wat evolueerde tot "Broekzele", wat betekent "nederzetting (zele) bij het moeras (broek)". Geschiedenis Brussel ontstond rond een burcht op een eiland in de Zenne. Toen de stad uitdeinde bouwde men een eerste stadsomwalling, waarvan nog enkele delen bewaard zijn gebleven. Al snel bleek deze te klein en een tweede vijfhoekige stadsomwalling werd gebouwd. Deze omvatte zeven heuvels: de Koudenberg, de St.-Michielsberg, de Warmoesberg, de Kunstberg, de St.-Pietersberg, de Zavel en de Kruidtuin. Van deze tweede omwalling blijft bovengronds alleen de toren van de Hallepoort; tijdens het bouwen van metrostation Munthof werden ondergrondse steunmuren teruggevonden. De stad werd achtereenvolgens de hoofdstad van het hertogdom Brabant, de Zeventien Provinciën, de Zuidelijke Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (tezamen met Amsterdam), België, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en is het bestuurlijk centrum van de Europese Unie. In 1853 werd het gebied van de Europese Wijk aangehecht met de oostelijke uitbreiding van Brussel, in 1864 volgden het Ter Kamerenbos en de erheen lopende Louizalaan met de zuidelijke uitbreiding van Brussel en in 1921 kende de gemeente zijn grootste uitbreiding met de aanhechting van Haren, Laken, Neder-Over-Heembeek en de noordelijke uitbreiding. Demografie Demografische ontwikkeling Alle historische gegevens hebben betrekking op de huidige gemeente, inclusief Laken, Haren en Neder-over-Heembeek. Bronnen:NIS, Opm:1806 tot en met 1981=volkstellingen; 1990 en later= inwonertal op 1 januari Autochtone Brusselaars Door het internationale karakter van Brussel en het grote aantal buitenlanders en bewoners uit Vlaanderen en Wallonië zijn er in Brussel nog maar weinig echte Brusselaars te vinden. Ze kregen zelfs een speciale benaming. Zo is een Ketje een oorspronkelijke inwoner van Brussel die er samen met zijn beide ouders geboren en getogen is. Een Zinneke is er eveneens geboren, doch heeft slechts één ouder die zich Ketje mag noemen. Kenmerkend is hun taalgebruik. Het oorspronkelijke Brussels is een Brabants dialect. Het kenmerkt zich taalkundig gezien door de vele leenwoorden uit het Frans en door Franse uitspraak van Nederlandse woorden. Het ontwikkelde zich uit de lokale variant van het Middelnederlands dat er in de Middeleeuwen gesproken werd. Er bestaat ook een Brusselse variant van het Frans. Daarin vindt men vele leenwoorden uit het Nederlands en door het Nederlands beïnvloede uitspraak. In het artikel over het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is meer informatie te vinden over het gebruik van de beide officiële talen in Brussel. Politiek Structuur College van burgemeester en schepenen Het bestuur van de stad bestaat uit PS, Groen-Ecolo, Défi en Change.brussels (een lokale lijst rond sp.a). De volgende personen maken deel uit van het bestuur: Uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen sinds 1976 De verkiezingen vinden alle zes jaar op de tweede zondag van oktober plaats. Op 1 januari 1983 verloren de Brusselse liberalen hun burgemeesterszetel die ze al van voor de Belgische onafhankelijkheid in handen hadden en werd voor het eerst een socialist burgemeester van Brussel. Zie voor een overzicht van alle burgemeesters van Brussel de lijst van burgemeesters van Brussel. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2012 werd het kartel PS-sp.a de grootste met 18 zetels, gevolgd door het cdH (in feite het kartel cdH-CD&V) met 10 zetels. Derde werd het kartel MR-Open Vld met eveneens 10 zetels; Ecolo-Groen werd vierde met 7 zetels. Tot slot behaalde het FDF 3 zetels en de N-VA 1 zetel. Hierop werd een paarse meerderheid gevormd tussen PS-sp.a en MR-Open Vld, goed voor 28 van de 49 zetels. Op 9 juni 2017 stapte de sp.a echter uit de coalitie wegens onregelmatigheden betreffende de toenmalige burgemeester Yvan Mayeur met betrekking tot daklozenorganisatie Samusocial. Sindsdien is Philippe Close burgemeester van Brussel-stad. De rode cijfers naast de gegevens duiden aan onder welke naam de partijen telkens bij een verkiezing opkwamen, rode letters duiden de kartels aan. De zetels van de gevormde meerderheid staan vetjes afgedrukt. De grootste partij is in kleur. (*) 1976: MERGAM / 1982: FNK (1,63%), ECO-BXL (0,52%), Depha (0,31%), RPR-KVV (0,08%) / 1988: PFN (1,4%), EVA (0,85%), PLI (0,2%) / 1994: Demare (1,55%), Merci (0,62%), Plus (0,51%), RDB (0,19%) / 2000: FNB (1,75%), Vivant (1,63%) / 2006: UNIE (0,14%), Verleyen (0,20%), PH-HP (0,16%), Parti Solutions (0,35%), Force Citoyenne (0,3%) / 2012: Islam (2,9%), Pirates-Piraten (1,38%), Egalité (1,13%), Parti Populaire (0,76%), Belg-Unie (0,69%) / 2018: Islam (1,6%), Plan B (0,87%), La Droite (0,69%), Salem (0,55%), Citoyen d'Europe M3E (0,29%) De volgende gemeenteraad wordt op zondag 13 oktober 2024 gekozen. Representativiteit Voor Brussel, net zoals voor de andere gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, geldt dat het aantal kiezers in verhouding tot het aantal inwoners erg laag ligt, zowel absoluut als in vergelijking met de rest van het land. Dit is het gevolg van het hoge aandeel niet-Belgische inwoners (ook al kunnen deze onder bepaalde voorwaarden over gemeentelijk stemrecht beschikken). Daarnaast ligt ook het aantal kiezers dat niet komt opdagen, ondanks de stemplicht, erg hoog zodat het totaal aantal uitgebrachte stemmen, inclusief ongeldige en blanco, in de 19 gemeenten van het gewest slechts 44,66% van het aantal inwoners bedraagt. Brussel scoort slechter met een verhouding van 40,33% uitgebrachte stemmen/inwoners. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2012 was de verhouding kiezers/inwoners en absenteïsme als volgt: Brussel: 50,22% (kiezers/inw.) - 19,68% (absenteïsme) Totaal Brussels Gewest : 53,89% (kiezers/inw.) - 17,14% (absenteïsme) Ter vergelijking: Vlaamse provinciehoofdsteden: 69,30% (kiezers/inw.) - 12,12% (absenteïsme) Waalse provinciehoofdsteden: 69,04% (kiezers/inw.) - 17,31% (absenteïsme) Europese hoofdstad Brussel wordt vaak beschouwd als de de facto hoofdstad van de Europese Unie. Het Europees Parlement vergadert hoofdzakelijk in Brussel en de stad is tevens de vestigingsplaats van de Europese Commissie en de Raad van de Europese Unie. Ook het Europees Economisch en Sociaal Comité, het Europees Comité van de Regio's en talrijke Europese agentschappen zijn in Brussel gevestigd. De meeste Europese instellingen zijn gegroepeerd in de Leopoldswijk, of ook de Europese Wijk genoemd. Om deze instellingen te huisvesten werden tal van nieuwe wolkenkrabbers opgetrokken als het Berlaymontgebouw, het Justus Lipsius-gebouw, de Madoutoren, het Karel de Grote-gebouw, Résidence Palace en talrijke andere. In de Brusselse deelgemeente Haren is het hoofdkwartier van de NAVO gevestigd, alsmede de hoofdzetel van EUROCONTROL. Bezienswaardigheden Historisch erfgoed de Grote Markt het Stadhuis van Brussel het Broodhuis de Beurs de Beenhouwersstraat de Munt (Koninklijke Muntschouwburg); hier brak de Belgische Revolutie van 1830 uit die leidde tot de onafhankelijkheid van België. het standbeeld van Manneken Pis. het Atomium, een monument dat een ijzerkristal voorstelt dat 150 miljard maal is vergroot. Het werd gebouwd ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling die hier plaats had in 1958. het Jubelpark met zijn hallen, musea, park en triomfboog. Aangelegd ter gelegenheid van de vijftigste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid. de Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele. het Koninklijk Paleis van Brussel en het nabijgelegen Park van Brussel. het De Clèves-Ravensteinhuis het Hotel de Roest d'Alkemade de Marollen: volkswijk in Brussel waar de bekende Brusselse vlooienmarkt plaatsvindt. De wijk wordt beheerst door het imposante Justitiepaleis. de Zavel, wijk van de antiekhandel. de Heizel: de wereldtentoonstelling van 1958 had hier plaats, waar het Atomium een restant van is. Hier vindt men verder het ontspanningsoord Bruparck (bioscoopcomplex Kinepolis, subtropisch zwemparadijs Oceade, het park Mini-Europa, restaurants), het Koning Boudewijnstadion, de Brussels Expo (tentoonstellingsruimte) en de Planetarium van Brussel die werd geopend tijdens de Wereldtentoonstelling van 1935 het park van Laken: domein van 160 ha met het Paleis van Laken (residentie van de Belgische vorsten), de koninklijke serres, de Japanse toren en het Chinees paviljoen. de stad telt vele artnouveauwoningen, ontworpen door Victor Horta (Hotel van Eetvelde, Hotel Tassel, Hotel Solvay). de verschillende winkelgalerijen in Brussel, waaronder de Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen Kerken Enkele kerken zijn onder andere: Kapellekerk Onze-Lieve-Vrouwekerk (Laken) Kathedraal van Sint-Michiel en Sint-Goedele Sint-Jacob-op-Koudenberg Onze-Lieve-Vrouw-ter-Zavelkerk Kerk Onze-Lieve-Vrouw Van Finisterrae Sint-Katelijnekerk Sint-Jan Baptist ten Begijnhofkerk Sint-Jans en Sint-Stevenskerk der Miniemen Sint-Niklaaskerk Brigittinnenkerk Cultuur Musea Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, bestaande uit: het Museum voor Oude Kunst (15e-18e eeuw) het Museum voor Moderne Kunst (19e-20e eeuw) het Meuniermuseum (Elsene) het Wiertzmuseum (Elsene) het Musée Magritte Museum Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis, bestaande uit: het Jubelparkmuseum het Paviljoen van de Menselijke Driften de Hallepoort de Musea van het Verre Oosten met de Japanse Toren en het Chinees Paviljoen het Muziekinstrumentenmuseum het BELvue Museum Koninklijk Museum van het Leger en de Krijgsgeschiedenis Autoworld Joods Museum van België Museum voor Natuurwetenschappen Het Hortahuis (Elsene) Belgisch stripmuseum Museum van de Belgische Brouwers Museum van de Nationale Bank van België KBR Museum Huis van de Europese Geschiedenis Uitgaansleven Brussel heeft zoals veel andere Belgische steden een levendig uitgaansleven. Vele uitgaansgelegenheden liggen verspreid over de stad, maar in het centrum is vooral het gebied rond de Beurs en het Sint-Goriksplein bekend als uitgaansbuurt. Enkele bekende cafés zijn Den Coninck van Spaignien, biercafé Délirium, à la Mort Subite, Le Poechenellekelder, en Het Goudblommeke in Papier. Daarnaast zijn er in de stad vele restaurants, waarvan onder meer Alexandre, Comme Chez Soi, Sea Grill, Villa Lorraine en WY zijn onderscheiden met een of meerdere Michelinsterren. Belangrijke zalen zijn de Ancienne Belgique, de Munt, de Beursschouwburg en de KVS. In 1993 vestigde zich het Kaaitheater, als een centrum voor dans, theater en performance, aan het Saincteletteplein. Sinds 2005 heeft Brussel ook een casino. In 1987 werd het voormalige goederenstation Thurn en Taxis geklasseerd en kreeg het een culturele en recreatieve bestemming. Tot 2016 vond hier jaarlijks het festival Couleur Café plaats, dat sinds 2017 naar het Osseghempark verhuisde. Tegenover Thurn en Taxis, langs het Bécodok in de kanaalzone, organiseren sinds de jaren zeventig twee boten, Ric's Artboat en Ric's Riverboat, artistieke activiteiten, festiviteiten en culturele projecten. Brussel kent bovendien een reeks cafés gericht op holebi's, die met name aan en rond de Kolenmarkt gelegen zijn, zoals Le Belgica, Le Soleil en Le Détour (voorheen L'Homo Erectus). Een feest voor deze doelgroep dat internationale aantrekkingskracht geniet is La Demence, dat sinds 1994 in de bekende technodiscotheek Fuse in de Blaesstraat wordt gehouden. Taal Binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelden het Frans en het Nederlands als officiële talen. De meeste inwoners, forenzen, en 'vaste' buitenlanders gebruiken nochtans vooral het Frans als aanspreektaal. Deze gewoonte is ontstaan door de combinatie van de numerieke verhoudingen van de verschillende taalgroepen in Brussel, de relatieve meertaligheid van de Vlamingen in Brussel, en de relatief lagere kennis van andere talen onder de Franstaligen. Volgens onderzoek worden in Brussel opmerkelijk veel verschillende talen gesproken in thuisverband, en bestaan er ook veel taalgemengde gezinnen. Evenementen Bloementapijt, in de even jaren (bijvoorbeeld 2016 - 2018 - 2020 enz.) Bright Brussels, in de winter Museum Night Fever, eerste weekend van maart Zinnekeparade, in de maand mei van de even jaren Kunstenfestivaldesarts, in mei The Belgian Pride, in mei Ommegang van Brussel, in juni en juli Couleur Café, laatste weekend van juni Brosella, tweede weekend van juli Brussel Bad, in juli en augustus Zuidfoor, tweede helft juli tot tweede helft augustus Bruksellive, laatste weekend van juli Brussels Summer Festival, in augustus Economie De economie van Brussel wordt gedomineerd door activiteiten in de dienstensector en de openbare instellingen. Vaak zijn die activiteiten verbonden met de hoofdstedelijke functie: ministeries, nationale en regionale instellingen; ambassades en vertegenwoordigingen; hoofdkwartier van de NAVO; regionale en Europese zetels van multinationals; consultants en juridische diensten; horeca en vrijetijdsindustrie; communicatie: luchtvaart, transport ...; autoproductie: Audi Brussel. Een belangrijk zakendistrict is de Noordruimte (Espace Nord) ten noorden van het centrum, rond het Noordstation. Het gebied wordt gekenmerkt door hoogbouw. Ook direct ten oosten van het centrum wordt het stadsbeeld door kantoren (laagbouw) gedomineerd. Het Central Plaza gebouw dicht bij het Centraal Station heeft op 15 verdiepingen 23.000 m² kantoren. Dankzij de aanwezigheid van de Europese instellingen hebben vele internationale bedrijven een vestiging in Brussel gekozen. Hierdoor is er in Brussel, ook in economisch mindere tijden, een stabiele grote vraag naar kantoorruimten. De stad is de op twee na belangrijkste zakenstad van Europa, na Londen en Parijs. Ook is Brussel een belangrijke congresstad en is de stad onlangs Washington DC voorbijgestreefd als belangrijkste diplomatenstad ter wereld. Winkelen Bekende winkelstraten zijn de Nieuwstraat, de Louizalaan en de Antoine Dansaertstraat. Een van de bekende winkelgalerijen in Brussel zijn de Koninklijke Sint-Hubertusgalerijen. Mobiliteit Wegverkeer Vanwege de centrale ligging binnen België is Brussel via meerdere snelwegen bereikbaar. Zo hebben steden als Gent, Brugge, Antwerpen, Luik, Namen, maar ook Amsterdam, Rotterdam, Keulen, Parijs en Luxemburg wegverbindingen met Brussel. De stad telt twee concentrische verkeersassen, onderling verbonden door grote lanen: de (grote) Ring R0: de autosnelweg die het Brusselse gewest omcirkelt de kleine ring R20: serie van tunnels en doorgaande wegen die het centrum van Brussel bedienen en die de stadsomwalling uit de 14e en 15e eeuw volgt. Daarbij duiken namen op die herinneren aan de oude stadspoorten zoals de poort van Namen, Halle, Ninove, Anderlecht, Leuven, Schaarbeek, enzovoort. Op 28 juni 2015 werden de centrale lanen gedeeltelijk afgesloten en werd een zone van 50 ha in het centrum autovrij, het op een na grootste autovrije centrum van Europa, na Venetië. Spoorwegen Reizigers kunnen gebruikmaken van verschillende treinstations. De belangrijkste voor het personenvervoer bevinden zich op de noord-zuidverbinding. Station Brussel-Zuid: het belangrijkste internationale station van België (bediend door TGV, Eurostar, Thalys, ICE en andere internationale verbindingen) Station Brussel-Kapellekerk Station Brussel-Centraal Station Brussel-Congres Station Brussel-Noord Alle nationale reizigerstreinen die Brussel aandoen, stoppen in Brussel-Noord, Brussel-Centraal en Brussel-Zuid. In Brussel-Kapellekerk en -Congres, die gesloten zijn op zaterdagen, zon- en feestdagen, houden enkel een paar stoptreinen halt. Alle treinen richting Namen en Luxemburg stoppen in station Brussel-Luxemburg en station Brussel-Schuman, nabij de Europese instellingen. Vanuit Brussel zijn steden als Amsterdam, Rotterdam, Londen, Keulen, Parijs per trein binnen 2 tot 3 uur te bereiken. Rijsel (Lille) ligt zelfs binnen een uur sporen van Brussel. Een treinreis naar Frankfurt, Lyon en Straatsburg duurt 3-4 uur. Verder vertrekken er treinen naar Marseille, Montpellier en Nice. Openbaar vervoer De Brusselse metro telt 60 stations, verspreid over twee assen. Sinds april 2009 is er een metrolijn toegevoegd waardoor er meer en snellere verbindingen mogelijk zijn. Verder is er een uitgebreid tramnetwerk, met als zwaartepunt de noord-zuidverbinding (Zuidstation - Beurs - Noordstation, parallel met de noord-zuidverbinding van de treinen). Enkele tramverbindingen gaan tot de plaatsen in de Vlaamse Rand, zoals Groot-Bijgaarden, Tervuren, Drogenbos en Wezembeek-Oppem. Een uitgebreid busnetwerk zorgt ervoor dat bijna elke plek in en rond het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met het openbaar vervoer bereikbaar is. Het lokale vervoer binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt hoofdzakelijk uitgevoerd door de MIVB. Het vervoer in relatie met Vlaanderen wordt hoofdzakelijk verzekerd door De Lijn, het vervoer naar Wallonië hoofdzakelijk door de TEC. Daarnaast wordt er internationaal openbaar busvervoer aangeboden door Flixbus vanaf het Noordstation, Zuidstation en Heizel, en door Eurolines vanaf het Noordstation. Stedenbanden Bekende personen uit Brussel Zie ook Brussel van A tot Z Brussel in de literatuur Overwelving van de Zenne Verfransing van Brussel Brussel en de Europese Unie Standbeeld van Europa Wapen van Brussel Literatuur Geert van Istendael, Arm Brussel, uitgeverij Atlas contact, 2002, Eric Min, De eeuw van Brussel; biografie van een wereldstad, De bezige bij, 2014, Externe links Webpagina van de gemeente Brussel Interactieve kaart van Brussel Website van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest website van de Brusselse museumraad Hoofdstad in Europa Plaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
139
https://nl.wikipedia.org/wiki/Browser
Browser
Webbrowser, een computerprogramma om webpagina's te bekijken (vaak afgekort als browser) File browser of bestandsbeheerder, een computerprogramma om bestanden te organiseren Zie ook BrowserChoice.eu Browserkaper Browser sniffing Browserspel, een computerspel in een webbrowser Lijst van webbrowsers Populariteit van browsers (browseroorlog)
140
https://nl.wikipedia.org/wiki/Beeldende%20kunst
Beeldende kunst
Beeldende kunst is de vorm van kunst waarbij de afbeelding, of het visuele, voorop staat. De afbeelding wordt gerealiseerd, of uitgebeeld, in de vorm van een kunstobject. Een kunstobject kan een platte vorm aannemen, bijvoorbeeld een schilderij, of een ruimtelijke vorm, bijvoorbeeld een beeldhouwwerk. In Engelssprekende landen spreekt men van 'the visual arts'. Beeldende kunst wordt, met een gallicisme, ook wel plastische kunst genoemd (Frans: les arts plastiques). Plastisch betekent tastbaar, materieel; deze materialiteit staat in tegenstelling tot de abstractie van de podiumkunsten: dans, toneel en muziek, die zich in de tijd afspelen. Beide soorten kunst geven de toeschouwer een esthetische beleving, in de vorm van een uitzonderlijke, zintuiglijke ervaring. Beeldende kunst ontstaat vooral in het atelier maar ook op straat of in tijdelijke ruimtes, en wordt aan het publiek gepresenteerd in tentoonstellingen in musea, galeries, kunstenaarsinitiatieven, en de openbare ruimte. Minder openbaar zijn de kunstverzamelingen van instellingen, overheden en privéverzamelaars. Geschiedenis Doorgaans neemt men de prehistorische kunst vanaf 40.000 jaar geleden, zoals de beschilderde grotten van Lascaux, Chauvet en de in 2019 ontdekte archeologische site op Sumatra als startpunt voor de beeldende kunstgeschiedenis. Antieke, moderne en hedendaagse beeldende kunst Een beeldend kunstwerk als autonoom, opzichzelfstaand object, los van een religieuze of ideologische context, kwam op in de renaissance. Voor die periode werden de meeste kunstobjecten anoniem vervaardigd; nadien signeerden de meeste kunstenaars hun werken. Men maakt onderscheid tussen antieke of oude, moderne en hedendaagse beeldende kunst. Met antieke kunst wordt meestal kunst uit de oudheid bedoeld. Oude of historische werken behoren tot de kunst van voor de 20e eeuw. Met moderne kunst wordt over het algemeen kunst vanaf het begin van de 20e eeuw tot ongeveer de jaren 60 aangeduid, die valt onder verschillende vernieuwende stromingen zoals het abstract expressionisme en het futurisme. Daarna spreekt men van hedendaagse kunst, en soms ook wel van actuele kunst, die zich kenmerkt door een uitwaaierende hoeveelheid verschijningsvormen en media, en een toenemend conceptualisme. Overzicht van verschillende vormen van beeldende kunst Traditionele kunstvormen Beeldhouwkunst Schilderkunst met: eitempera olieverf aquarel acrylverf achterglasschildering Textielkunst, waaronder: tuften weven Prentkunst etsen houtdruk linosnede lithografie monoprint Tekenkunst Nieuwe en mixed media In de 20e eeuw ging de beeldende kunst in toenemende mate kruisbestuivingen aan met andere kunstdisciplines als muziek en performance. Ook kwamen er nieuwe media op: kunstfotografie, film en installaties. In de hedendaagse kunst zet die trend door, wat leidt tot een verbreding van genres: Business-art: kunstzinnige dialoog met bedrijfsleven Bodyart: tatoeages, piercings, littekens, implantaten Collage: multiple, kunstenaarsboek, installatie, land art Digitale kunst: internetvormgeving, netart, animatie, virtuele werelden Fluxus: muziek, theater, dans, actie Glaskunst: glas in lood, glasblazen, glasfusing Happening: actie, muziek Internetradio: streaming media, soundscapes, audioperformances Mail art: xerography, artistamps, audio art, kunstenaarsboeken, performances Performance: theater, dans, actie, happening Projectie: lichtkunst, interieur- en exterieur-belichting Sound art: vermenging van geluid/muziek met beeldende kunst Kunstonderwijs Professioneel kunstonderwijs Op kunsthogescholen wordt onderricht gegeven in vrije en toegepaste kunstvormen. Vormen van vrije kunst zijn bijvoorbeeld de studierichting monumentale vormgeving, waartoe beeldhouwen en schilderen behoren. Vormen van toegepaste kunst zijn bijvoorbeeld: architectuur, binnenhuisarchitectuur, industrieel design, typografie voor handelsdrukwerk boeken en tijdschriften, meubeldesign, decorontwerp. In Nederland en België valt het kunstonderwijs onder de hogescholen en is het volgens de EU normen opgedeeld in een bachelor en mastergraad. In België is inmiddels het doctoraat in de kunsten als extra specialisatie ingeburgerd, aangeboden door kunsthogescholen in een academisch verbond met universiteiten. Voorbeelden zijn LUCA School of Arts, Brussel en de Universiteit Leuven, het KASK en de Universiteit Gent, en de KASKA en de Universiteit Antwerpen. In Nederland bestaat daarvoor het Phdarts programma van KABK (Den Haag) en de Universiteit Leiden. Nederland heeft een aantal postacademische kunstopleidingen of ateliers, waaronder de Rijksakademie, het Sandberg Instituut en De Ateliers in Amsterdam, en de Jan van Eyck academie in Maastricht. In België bestaat het HISK in Gent. Voorbereidend en amateur-kunstonderwijs België heeft een uitgebreid DKO (Deeltijds Kunstonderwijs) netwerk, met daarin een breed aanbod aan opleidingen voor jongeren en volwassenen. Ook bestaan er de Kunsthumaniora, het kunstsecundair onderwijs. In Nederland zijn er voornamelijk lokale cursussen en academies. De beeldende kunsthandel De financiële waarde van beeldende kunst is afhankelijk van verschillende factoren, waarbij de esthetische waarde of het kijkplezier vaak ondergeschikt is aan de naam van de kunstenaar, de plaats van een werk in een oeuvre en de verwachtingen van de galerie en de koper. De geldwaarde van beeldende kunst wordt vooral benadrukt wanneer het gaat om werken die recordprijzen behalen. Hier gaat het vaak om grote namen en oude meesters als Rembrandt, Vincent van Gogh of Picasso. De (internationale) kunstmarkt bestaat uit galeries, veilinghuizen en beurzen. Beeldende kunstbeurzen Kunstbeurzen zijn bedoeld voor de handel in beeldende kunst. Er zijn verschillende kunstbeurzen in Nederland en België. Voor actuele kunst zijn hier de internationaal georiënteerde beurzen Art Rotterdam en Art Brussels het belangrijkste. Op de jaarlijkse kunstbeurs in de Rai, de KunstRAI, komen zo'n honderdvijftig galerieën bijeen om werken van beeldende kunst te verhandelen. Daarnaast zijn er onder meer TEFAF in Maastricht, BRAFA in Brussel en Art & Antiques in 's-Hertogenbosch voor kunsthistorische objecten en moderne kunst. Unseen is een beurs in Amsterdam die zich vooral op fotografie richt, terwijl Art on Paper in Brussel voor tekeningen bedoeld is. Vaak worden tijdens grotere kunstbeurzen in de nabije omgeving ook kleinere, minder commerciële beurzen opgezet, zoals de Affordable Art Fair in Amsterdam en Brussel. Er zijn ook kunstbeurzen waaraan kunstenaars kunnen deelnemen zonder vertegenwoordigd te zijn door een galerie. De grootste organisator van deze beurzen is De Kunst Collega's. Zij organiseren beurzen als de Annual Dutch Art Fair, de EuropArtFair, Art Eindhoven, Art Arnhem en de Brabant Art Fair. Daarnaast is een van de oudste kunstbeurzen waaraan kunstenaars zélf kunnen deelnemen georganiseerd door Stichting Kunstweek. Deze kunstbeurs heeft als naam de Nationale Kunstdagen en vindt jaarlijks plaats in de Beursfabriek in Nieuwegein. Manifestaties Om de hedendaagse beeldende kunst naar een breder publiek te promoten organiseren sommige steden jaarlijks manifestaties, zoals het Amsterdam Art Weekend, het Antwerp Art Weekend en de Brussels Art Days. In veel steden worden in de zomer laagdrempelige kunstmarkten en braderieën gehouden waar regionaal werkende kunstenaars en ambachtslieden zelf hun oeuvre presenteren en verkopen. Een alternatief voor de grote kunstbeurzen waarin de kunsthandel centraal staat, was de door het Sandberg Instituut in het leven geroepen Kunstvlaai, die tussen 2007 en 2012 elk jaar plaatsvond; dit was een samenwerking en presentatie van kunstenaarsinitiatieven. De oudste tweejaarlijkse internationale kunstmanifestatie is de Biënnale van Venetië. Beeldende kunst en inkomen Slechts een zeer klein deel van de professionele kunstenaars kan leven van het eigen werk. De meeste carrières zijn alleen leefbaar door verschillende financiële bronnen aan te boren om zich te verzekeren van een inkomen, inclusief voldoende middelen om opnieuw te investeren in hun kunstpraktijk. Kunstenaars geven les, voeren (toegepaste) opdrachten uit, maken collectief werk of combineren tijdelijk werk of zelfstandig ondernemerschap met hun kunstenaarschap. Vanaf de jaren vijftig tot 1984 was er in Nederland de Beeldende Kunstenaars Regeling (BKR). Deze werd van 2005 tot 2012 opgevolgd door de Wet werk en inkomen kunstenaars (WWIK). Professionele kunstenaars zijn in de mogelijkheid om gestimuleerd en ondersteund te worden door middel van stipendia, werkbeurzen en geldprijzen van verschillende fondsen, zoals het Mondriaan Fonds (voorheen het Fonds BKVB) in Nederland, en Kunsten en Erfgoed in Vlaanderen. Sinds 2017 bestaat in Nederland een reglement kunstenaarshonoraria, waarin een richtlijn is opgenomen voor tentoonstellingsvergoedingen voor kunstenaars. In verhouding tot België telt Nederland minder privéverzamelaars voor beeldende kunst. Wel zijn er meerdere grote bedrijfscollecties, soms ondergebracht in een stichting. In Vlaanderen wordt relatief meer kunst verzameld door particulieren die hun kunstverzameling uitbouwen. Dit kan gebeuren door een kunstwerk te kopen in een galerie of direct in het atelier van de kunstenaar. In Nederland bestaat een systeem van kunstuitleen en centra voor beeldende kunsten (CBK's), waar schilderijen, beelden en grafiek kunnen worden bekeken, geleend en gekocht. Beeldend kunstenaars in de media Wim T. Schippers verwierf bekendheid met performances, en het maken van televisieprogramma's (Hoepla, We zijn weer thuis) en theaterstukken (Going to the Dogs). Schilder Anton Heyboer werd bekend omdat hij op een boerderij met vijf vrouwen woonde; hij kwam daarmee regelmatig in de krant. Schilder Rob Scholte verloor in 1994 zijn benen bij een aanslag. Herman Brood en Bennie Jolink waren oorspronkelijk opgeleid aan een kunstacademie, voordat zij een muziekcarrière begonnen. Roger Raveel was een van de beroemdste hedendaagse schilders van België: hij had een museum in Machelen-aan-de-Leie. Luc Tuymans en Michaël Borremans behoren tot de bekendste Vlaamse kunstenaars: hun werken halen hoge prijzen op de internationale kunstmarkt. In Nederland is Marlene Dumas een van de topkunstenaars. In Duitsland werd Joseph Beuys beroemd met performances en installaties. Hij stond kandidaat in de politiek voor de groene partij. Hij is de uitvinder van de 'verruimde kunstopvatting' (erweiterte Kunstbegriff). Friedensreich Hundertwasser liet bomen boven op de door hem bedachte huizen groeien. In de Verenigde Staten was Andy Warhol in de jaren zestig toonaangevend; hij werkte met de The Velvet Underground, maakte films en was later zelf acteur in reclamespotjes op de televisie. Salvador Dali is nog steeds een zeer geliefd schilder van het surrealisme. Performancekunstenaar Marina Abramović werkte samen met popster Jay-Z. Het werk van Christo en Jeanne-Claude komt vaak in de media door het inpakken van bruggen, eilanden en gebouwen, zoals het Rijksdaggebouw. Spencer Tunicks werk wordt geassocieerd met zijn installaties van vele duizenden naakte mensen. Druktechnieken en gerelateerde technieken Diepdruk ets, houtgravure, kopergravure, staalgravure Druktechniek rotaprint, offsetdruk Fotografie daguerrotype, zilvergelatinedruk Hoogdruk linosnede, houtsnede Houtgravure boekillustratie, gelegenheidsgrafiek Houtsnede 'houtsnijkunst' Tekenkunst lineaire kunst Typografie affiches, boeken, drukwerk Videokunst installaties, ambiant-art, projecties Vlakdruk offsetdruk, stencil, lithografie Materialen en technieken Zie ook Externe links Kunstenpunt: Organisatie voor de ondersteuning en ontwikkeling van de kunsten Richtlijnen kunstenaarshonorarium Mondriaanfonds Kunsten en Erfgoed (gearchiveerd) Art Rotterdam Art Brussels Unseen (gearchiveerd) Art on Paper (gearchiveerd)
141
https://nl.wikipedia.org/wiki/Beeldhouwkunst
Beeldhouwkunst
De beeldhouwkunst is een van de klassieke disciplines binnen de beeldende kunsten: een beeldhouwer vervaardigt op ambachtelijke wijze een artistiek object in 3D. Beeldhouwwerken zijn kunstobjecten die door een kunstenaar worden vervaardigd, die men beeldhouwer noemt. Naar gelang de grondstof spreekt men van een steenhouwer of houtsnijder. Deze kunstenaars zijn echter zelden de scheppers van de grondstof, en werken meestal samen met een steengroeve of bronsgieterij, die verschillende afgietsels kan maken. Door hun weerbestendigheid kunnen kunstobjecten uit natuursteen en brons openbaar tentoongesteld worden, en zijn ze al eeuwenlang een dankbare grondstof voor het vervaardigen van openbare monumenten waaronder graftekens. Vaak worden in musea alles beeldhouwwerken in een afzonderlijke verzameling opgenomen, sommige musea zijn gespecialiseerd in beeldhouwkunst zoals het openluchtmuseum Middelheim. Soorten beelden Plastiek, ruimtelijke (driedimensionale) beelden, opgebouwd uit kneedbare materialen Sculptuur, vervaardigd door materiaal te verwijderen (weghakken, snijden) uit starre materialen, zoals een blok steen of een stuk hout IJssculptuur, gehakt uit ijsblokken Zandsculptuur, gevormd uit aangestampt, compact rivierzand Assemblage, een beeld dat bestaat uit een samenstelling van meerdere materialen (driedimensionale collage) Installatie, een ruimtelijke opstelling van heterogene (veelsoortige) voorwerpen of objecten Environment of omgevingskunst landschapskunst (Engels: land art), heeft vaak sculpturale kenmerken, verhoudt zich veelal in relatie tot de omgeving (meestal rurale landschap) Readymade of objet trouvé Portretkop, een 3-dimensionaal portret van een hoofd Buste, borstbeeld vanaf de helft van de borst Borstbeeld, een half standbeeld, vanaf de heupen Standbeeld, bijvoorbeeld een staande figuur, een ruiterstandbeeld Monument, er bestaan vele variaties Gedenkteken, herinneringsteken, meestal voor slachtoffers van een oorlog Piëta, uitbeelding van het lijden van Christus Reliëf, een driedimensionale afbeelding op een platte achtergrond Laag reliëf, een ondiep uitgewerkte voorstelling, bijvoorbeeld op een munt of gevelsteen Hoog reliëf, een bijna vrijstaand beeldhouwwerk op een vlakke ondergrond, met grote diepteverschillen Materialen Een beeldhouwer wordt gevormd, en specialiseert zich in een welbepaalde materie. Steenhouwerij De Steenbeeldhouwer of steenkapper beoefent de bewerking van natuursteen, en kiezen hiervoor hun steensoort uit in een welbepaalde steengroeve. Marmer Arduinkappers Graniet Speksteen Metaal Deze beoefenen de kunst van het gieten van beelden in metaal. Email Metalen en legeringen Brons, bv. klokkengieterij en kanonnen Goud Koper Lood Staal Zilver Houtsnijders Deze beoefenen de kunst van het snijden van houtsoorten. Hout Eik Linde Ivoorsnijders Deze beoefenen de kunst van het ivoorsnijden, dat nog zelden gebeurt. Andere Beton Bijenwas Boetseerwas Gips, in diverse soorten Glas Karton Klei Rivierklei Chamotteklei Porselein Terracotta Papier Papier-maché Polystyreen Polyester Polyurethaanschuim Textiel Beelden, zoals installaties, kunnen van 'gemengde materialen' (de zogenaamde mixed media) gemaakt worden en van natuurlijke materialen, zoals takken, bladeren, bloemen, stuifmeel, mos, maar ook bloed, sperma, olie, voedingsstoffen, opgezette dieren … Tabel van beeldhouwkunst naar periode en stijl Niet-westerse beeldhouwkunst naar geografische herkomst Afrika In de koninkrijken Ife en Benin werd het gieten van brons ontwikkeld. Tussen de 11e en de 15e eeuw maakten de kunstenaars van de Ife-cultuur vooral hoofden van koningen. In het koninkrijk Benin tussen de 13e en 19e eeuw waren het vooral bronzen beelden. Onder andere de beelden gevonden bij Tada waarbij een bijzonder beeld in kleermakerszit gevonden is. Het beeld is nu in het Nationaal Museum in Lagos. De oudste Afrikaanse beelden dateren uit het midden van het eerste Millennium voor Christus; de tijd van Nok-beschaving in het midden van Nigeria. Dit waren vooral terracotta hoofden. Afrikaanse kunst is bekend door zijn vele expressieve maskers. Musea met Afrikaanse beeldhouwkunst: Wereldmuseum Amsterdam Wereldmuseum Rotterdam Wereldmuseum Leiden Koninklijk Museum voor Midden-Afrika in Tervuren India Onder invloed van het hindoeïsme kwamen er veel beelden in de hindoetempels in India. Beelden van goden zoals Shiva, Vishnoe en Brahma worden nog steeds gemaakt volgens de oude tradities. Ook het boeddhisme beïnvloedde de Indiase beeldhouwkunst. De eerste kunstenaars maakten nog geen Boeddhabeelden. Vanaf de 1e eeuw voor Christus gebeurde dit wel. Na het begin van de christelijke jaartelling werd het gemeengoed om Boeddha-voorstellingen te maken. Hierbij zijn voorbeelden bekend die duidelijk een hellenistische inspiratie lijken te hebben, maar ook voorbeelden waaruit een uniek Indiase beeldentaal spreekt. Hierbij lijkt sprake van een parallelle ontwikkeling. Zie ook: Indiase architectuur China De Chinese beeldhouwkunst bestaat vooral uit kleine voorwerpen zoals schalen van brons, begrafenisbeeldjes, aardewerk en porselein. Een bekend voorbeeld van monumentale Chinese beeldhouwkunst zijn de grote terracotta beelden de Xi'an-krijgers van het beroemde terracottaleger van Xi'an bij de graftombe van Qin Shi Huangdi, de eerste keizer van China. Musea met Chinese beeldhouwkunst: Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel Westerse beeldhouwkunst naar periode Mesopotamië Reeds de Assyriërs hadden monumentaal beeldhouwwerk en bas-reliëfs. Bekend zijn hun jachtscènes en voorstellingen van fabeldieren. De Babyloniërs maakten reliëfs in terracotta. Oud-Griekse kunst Een bekend voorbeeld van de oud-Griekse beeldhouwkunst is het beeld de Venus van Milo in het Louvre in Parijs. Ander oud-Griekse beelden zijn: Nikè van Samothrake, Dame van Auxerre, De Stervende Galliër, Korè, Kouros, Laocoöngroep, Romeinse kunst Alhoewel er gelijkenissen zijn tussen de Romeinse beeldhouwkunst en de Griekse zijn er verschillende kenmerken. In de klassieke Griekse kunst (voor het hellenisme) wordt de mens vaak geïdealiseerd weergegeven, terwijl de Romeinen meer streefden naar realisme. Net als de oude Grieken gebruikten de Romeinen zowel brons als marmer. In de Romeinse wereld werden concrete burgers of keizers vaak afgebeeld met een hoge graad van realisme. Mannelijke figuren komen vaker voor dan vrouwelijke, alhoewel uit de periode van de Flavische keizers ook vrouwenportretten met een zeer geraffineerde weergave van het kapsel bewaard zijn. Enkele beroemde sculpturen die historische figuren voorstellen: Brutus de Oudere, brons, eerste kwart 3e eeuw voor Chr., Musei Capitolini, Rome. Augustus van Prima Porta, marmer, eerste kwart van de 1e eeuw na Chr., Musei Vaticani, Rome. keizer Commodus als Hercules, marmer, rond 185 na Chr., Musei Capitolini, Rome. In de periode van het keizerrijk wordt architectuur en sculptuur gecombineerd in triomfbogen of zuilen. De bekendste triomfbogen zijn die van Titus, van Constantijn en van Septimus Severus op het Forum Romanum. Keizer Trajanus richtte te Rome een 30 meter hoge zuil op, versierd met reliëfs om zijn veldtochten tegen de Daciërs te vereeuwigen. Soms is de Romeinse beeldhouwwerk schematisch of dient ze als decoratie. Als er goden worden afgebeeld is er vaak een centrale god die de lengte van een mens heeft en daarbij een klein kind, Eros de god van de liefde, die deze god trouw bijstaat. Gotische beeldhouwkunst In de 14e eeuw ontstonden zuilachtige beelden bij voorgevels van kathedralen. Bekende voorbeelden zijn; Heiligen bij de kathedraal van Chartres bij het portaal van de westgevel, wangsculpturen, vroeg-gotiek circa 1145-1155, bij het noordelijke portaal, wangsculpturen, circa 1204-1234 zg. hooggotiek kenmerken vroeg-gotisch: de sculpturen hebben de vorm van een kolom, de plooival in de kleding is romaans, de gezichten tonen individualiteit. Kenmerken hoog-gotisch: de figuren vertonen een grotere bewegingsvrijheid, er is sprake van een hoge individualiteit in de gezichten, de plooival van de kleding is meer realistisch. ‘’De Ridder van Bamberg’’, 1236 en de ‘’Stichters’’ circa 1249 bij de Kathedraal van Naumburg ‘’Portico de la Gloria’’, 1188 gemaakt door Mateo de Compostela in de Kathedraal van Santiago de Compostella ‘’Maagd Maria en de heilige Elizabeth’’, 1260/circa 1252-1275 bij de kathedraal van Reims Sculpturengroep de Visitatie, het bezoek van Maria aan haar nicht Elisabeth aan de westfacade van de kathadraal. Hier is de klassieke sculptuur als voorbeeld gebruikt. De contra poste-houding en de klassieke plooival is hier aanwezig.Ook wel als gotisch classicisme aangeduid. ‘’Maria en kind’’, 1305 1306 van Giovanni Pisano in de kathedraal van Siena Bekende gotische beeldhouwers zijn: Arnolfo di Cambio | Nicola Pisano | Giovanni Pisano | Mateo de Compostela | Claus Sluter Renaissance We onderscheiden in de renaissance de periode van de vroegrenaissance en de hoogrenaissance. Bekende beeldhouwers uit de renaissance zijn: Michelangelo en Donatello Beeldhouwkunst in de negentiende eeuw Kunstenaars in de 19e eeuw begonnen te werken voor openbare instellingen en kregen opdrachten van rijke middenstanders. Portretten en standbeelden werden populair. Beeldhouwkunst in de twintigste eeuw De twintigste eeuw kent tal van nieuwe ontwikkelingen: modernisme, popart, sociale plastiek, arte povera, land-art, plasticisme, postmodernisme, en andere. Bekende beeldende kunstenaars zijn: Henry Moore - Ed Kienholz - Joseph Beuys - Jannis Kounellis - Fernando Botero - Christo Beeldenpark Sommige musea stellen beelden uit hun permanente collectie tentoon in een beeldenpark, bijvoorbeeld: Museum Boijmans Van Beuningen, Beeldenpark van het Kröller-Müller Museum in Nationaal Park De Hoge Veluwe Noordbrabants Museum Een aparte plaats wordt ingenomen door internationale beeldententoonstellingen in de open ruimte, bijvoorbeeld: Sonsbeek, een zevenjaarlijkse manifestatie (reeds vanaf 1949 en daarmee de eerste in Europa), de laatste editie was Sonsbeek 2008 op diverse locaties in Arnhem en in Park Sonsbeek Openluchtmuseum voor beeldhouwkunst Middelheim in het Nachtegalenpark bij Antwerpen Commerciële beeldentuinen stellen wel beelden tentoon, maar altijd als verkoopexpositie. Zie ook Lijst van kunstenaars uit de gotiek Lijst van beeldhouwers Beeldenpark Artistieke techniek Genre in de beeldende kunst
142
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bijbel%20%28christendom%29
Bijbel (christendom)
De Bijbel is het heilige boek van het christendom. Het is een van de invloedrijkste boeken ter wereld, het meest verspreide boek ooit en het eerste boek dat werd vervaardigd met de boekdrukkunst. De Bijbel bestaat uit twee delen: het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Deze zijn samengesteld uit theologisch bedoelde verhalen, hymnen, allegorische erotica, parabelen en didactische brieven. Ze werden geschreven of definitief gemaakt in bijna 1.000 jaar tussen de 8e eeuw v.Chr. tot rond het einde van de 1e eeuw. Sommige tekstdelen van het Oude Testament zijn ouder, maar we weten niet precies hoe oud. Het Oude Testament begint met de schepping van de aarde en de mens door God. Op het verhaal waarin de mens in het paradijs verviel tot zonde, volgt een lange serie verhalen die vooral gaan over de Israëlieten als Gods volk. In het Nieuwe Testament staat de komst van Jezus centraal. Zijn dood en opstanding leidt tot het herstel van de verstoorde relatie tussen God en de mens. Zijn volgelingen zullen het Koninkrijk van God beërven. Etymologie Het woord bijbel komt van het Oudgriekse woord βιβλία, biblia, dat "boeken" betekent. De eerste die de term biblia gebruikte voor wat wij nu de Bijbel noemen, was waarschijnlijk Johannes Chrysostomus rond 387 n.Chr. De term duidt aan dat de Bijbel een bloemlezing of verzameling is. Samenstelling De 66 boeken die de Bijbel vormen, bevatten ongeveer 800.000 woorden en zijn de canon van de Bijbel. In sommige versies van de Bijbel zijn meer dan 66 boeken opgenomen. Deze aanvullende boeken worden de apocriefen van het Oude Testament en apocriefen van het Nieuwe Testament genoemd. Voorbeelden hiervan zijn 1 Makkabeeën en het Evangelie van Thomas. Oude Testament Het Oude Testament werd grotendeels in het Hebreeuws geschreven en wordt daarom ook wel de Hebreeuwse Bijbel genoemd. Binnen het protestantisme bestaat het uit 39 boeken en is daarmee gelijk aan de Tenach. Binnen de Rooms-Katholieke Kerk wordt de samenstelling van de Vulgaat aangehouden en bestaat daarmee uit 46 boeken. De boeken die wel in de katholieke maar niet in de protestantse canon zijn opgenomen, worden door de Katholieke Kerk deuterocanonieke boeken genoemd. De boeken van het Oude Testament zijn het resultaat van een redactieproces dat vele eeuwen heeft geduurd. De boeken kregen hun definitieve vorm in de periode van de 8e eeuw v.Chr. tot de 2e eeuw v.Chr. Hierdoor vertonen deze boeken invloeden van andere culturen die in een bepaalde periode dominant waren. Dit geldt vooral voor die van het Babylonische rijk en Perzische rijk. De reconstructie van dit redactieproces voor de eerste vijf boeken van het Oude Testament (ook wel Thora of Pentateuch genoemd) heet de documentaire hypothese. Nieuwe Testament Het Nieuwe Testament bestaat uit 27 boeken. De oudste delen van het Nieuwe Testament zijn de brieven van Paulus, die tussen 50 en 60 n.Chr. werden geschreven. De jongste delen kregen hun definitieve vorm rond het einde van de 1e eeuw. Over de canon van het Nieuwe Testament bestaat geen discussie of verschil tussen een katholieke en protestantse versie. Reeds aan het einde van de 2e eeuw bestond een canon die niet veel van de huidige verschilde. Auteurschap Veel boeken van de Bijbel zijn pseudepigrafisch. Sommige zijn geschreven in naam van iemand anders, zoals Daniël in het Oude Testament en waarschijnlijk ook de katholieke brieven of zendbrieven in het Nieuwe Testament. Van zeven van de brieven van Paulus is het auteurschap van Paulus onomstreden, maar bij de andere zeven zijn twijfels of Paulus de brieven heeft geschreven. Andere boeken noemen geen auteur en zijn later toegeschreven aan bekende personen binnen het jodendom of christendom. Zo werd Job uit het Oude Testament traditioneel toegeschreven aan Mozes. In het Nieuwe Testament geldt dit met name voor de vier evangeliën. Tekstgeschiedenis Van geen enkel deel van de Bijbel is een originele bron bewaard gebleven. De oudste bronnen van het Oude Testament zijn de in 1947 ontdekte Dode Zee-rollen, waarvan de oudste gedateerd worden op ca. 250 v.Chr. Fragmentarische handschriften van het Nieuwe Testament gaan terug tot het eerste kwart van de 2e eeuw, zoals Papyrus 52 dat een passage uit het evangelie volgens Johannes bevat en dat wordt gedateerd op ± 125. Er bestaan vrij volledige Bijbelse handschriften uit de 4e eeuw, zoals de Codex Sinaiticus en Codex Vaticanus. Invloed van de Bijbel Vanwege de overheersende rol van het christendom in het Europa vanaf de late Romeinse tijd tot aan de Verlichting is de Bijbel in Europa van groot belang geweest. Niet alleen voor het godsdienstige leven, maar ook in taal, wetgeving, kunst en filosofie. Het maatschappelijke leven in het algemeen in de westerse beschaving is door de Bijbel beïnvloed. Vanwege de overheersende positie van Europa in de wereld gedurende de tweede helft van het tweede millennium strekt deze invloed zich ook buiten de westerse wereld uit. Met de Verlichting, de scheiding van kerk en staat en de wetenschappelijke revolutie in Europa en de Verenigde Staten, is de invloed van het christendom en daarmee van de Bijbel op het openbare leven afgenomen. De afgelopen eeuwen is er bij veel mensen twijfel aan de goddelijke oorsprong van de Bijbel ontstaan. Vanwege de secularisering in de westerse wereld heeft de Bijbel daar als religieuze en ethische leidraad bij velen aan belang ingeboet. Interpretaties van de Bijbel Christelijke visies Hoewel de Bijbel bestaat uit een grote verzameling losse geschriften van diverse auteurs, wordt hij in het christendom als één werk beschouwd, als de door God geopenbaarde waarheid, oftewel het "onfeilbare Woord van God", aangezien alle auteurs worden verondersteld direct te zijn geïnspireerd door God. Christenen noemen de Bijbel ook wel de "Heilige Schrift". Daarnaast is er de vraag of de Bijbel letterlijk moet worden genomen. Orthodoxe christenen beschouwen de Bijbel als het product van goddelijke inspiratie en in letterlijke zin het onfeilbare Woord van God. Die overtuiging wordt mede gebaseerd op een tekst uit de Bijbel zelf: Die overtuiging is voor hen een fundament van het christelijke geloof. Orthodox-protestanten neigen naar een letterlijke tekstgetrouwe lezing, terwijl vrijzinnig-protestanten de Bijbel juist meer allegorisch interpreteren. Binnen het christenfundamentalisme beschouwt men de Bijbel als historisch en natuurwetenschappelijk correct. Binnen de Rooms-Katholieke Kerk bestaat van oudsher naast de Bijbel ook de traditie, die het Woord van God uitlegt. Binnen het protestantisme werd daarentegen het sola scriptura-principe ontwikkeld, wat betekent dat alleen de Bijbel gezag en autoriteit heeft. Hierdoor kon er geen legitieme interpreterende instantie voor de Bijbel meer bestaan. De legitimiteit werd in de Bijbel zelf gelegd. Op de goddelijke invloed op de schrijver, de inspiratie, bestaan verschillende visies: Woordelijke inspiratie (ook wel mechanische inspiratie genoemd): de Heilige Geest gaf de schrijver woord voor woord de tekst door. Algehele inspiratie: de Heilige Geest gaf de Bijbelschrijvers de totale boodschap door en zij schreven het in hun eigen stijl en hun eigen (beeld)taal op. Dynamische of partiële inspiratie: de Heilige Geest hielp de schrijver de zaken die belangrijk zijn voor leer en leven onfeilbaar op te schrijven, maar in andere details kunnen fouten zitten. Neo-orthodoxie: De Bijbel wordt pas Gods woord in de confrontatie met de lezers. Liberaal: De Bijbel kan religieus inspirerend werken. Sinds de verlichting beschouwen vrijzinnige christenen de teksten als mensenwerk, voortkomend uit de tijd waarin ze zijn ontstaan en dienovereenkomstig de taal en beelden uit die periode bevattend. Ook rechtzinnige christenen zijn wat dit laatste betreft meestal deze mening toegedaan. Om die reden maakt onderzoek naar de context waarin een tekst is geschreven doorgaans deel uit van de exegese. De grens tussen rechtzinnig en vrijzinnig valt niet altijd scherp te trekken, want er zijn christenen met opvattingen die tussen beide groepen in vallen, in allerlei gradaties. Zo zijn er rechtzinnige christenen die het scheppingsverhaal in Genesis niet letterlijk nemen, maar een of andere vorm van de evolutietheorie aanhangen, maar daarin wel Gods handelen menen te zien. De meeste christenen achten zich niet gebonden aan de Joodse wetten in het Oude Testament. Bij het ontstaan van het christendom was dit een ernstige splijtzwam, zie Concilie van Jeruzalem. Wetenschappelijke bestudering De Bijbelwetenschap legt de Bijbel uit met behulp van de historisch-kritische methode en hermeneutiek. Dat betekent dat zij probeert een Bijbelse tekst in zijn eigen historische context te verstaan en uit te leggen. Daarbij speelt de reconstructie van de ontstaansgeschiedenis van de tekst en diens verbondenheid met zijn historische situatie een belangrijke rol. Hieronder valt ook het onderzoek naar de historische Jezus. De term "kritisch" betekent niet dat het doel is kritiek te hebben op de Bijbel. Het betekent dat het is gebaseerd op de algemeen inzichtelijke criteria voor het wetenschappelijk onderzoek van teksten. Zo moet iedere stap in het onderzoek voor anderen na te gaan zijn en is het niet toegestaan zich te beroepen op een bovennatuurlijke en dus oncontroleerbare verklaring. Christenen die de Bijbel wel als ultieme bron van gezag beschouwen, wijzen het historisch-kritische onderzoek naar de Bijbel doorgaans af als "Schriftkritiek." Verhouding tussen de wetenschap en de Bijbel De Bijbel was eeuwenlang de ultieme bron van gezag, omdat de meeste mensen de tekst van de Bijbel als het resultaat zagen van goddelijke openbaring en ze dus onfeilbaar was. Dat idee veranderde bij veel mensen met de opkomst van de wetenschap in de 16e eeuw toen de Copernicaanse revolutie plaatsvond. Nicolaas Copernicus zei toen dat niet de aarde maar de zon het middelpunt van het universum was. Hij werd gesteund door Galileo Galilei, die hierdoor in conflict met de Kerk kwam. In de periode van de Verlichting ontstond toenemende twijfel aan de onfeilbaarheid van de Bijbel. Zo zei Jezus dat het zaadje van de mosterdplant het kleinste plantenzaad was en de plant zelf de grootste plant (Matteüs 13:31-32), maar er werden kleinere zaadjes en grotere planten ontdekt. Omdat duidelijk werd dat in de Bijbel aantoonbaar onjuiste uitspraken staan, ontstond ook twijfel over andere zaken, zoals of wonderen van Jezus en andere bovennatuurlijke verschijnselen die in de Bijbel worden beschreven wel echt waren gebeurd. Tegenwoordig zien de meeste wetenschappers de Bijbel niet meer als geïnspireerd door God en onfeilbaar, maar als een zeer belangrijk cultureel, literair en bovenal religieus document. Mede door deze opvatting heeft de Bijbel in de geseculariseerde wereld minder of geen gezag meer als leidraad in ethische kwesties. Er is nog een minderheid van christenen en christelijke wetenschappers die vasthoudt aan de Bijbel als Gods openbaring, geloven in de onfeilbaarheid van de Bijbel en de Bijbel beschouwen als leidraad in ethische kwesties. Bijbelvertalingen In de loop van de geschiedenis zijn er vele vertalingen van de Bijbel gemaakt. Oude vertalingen Een belangrijke vertaling van het Oude Testament naar het Oudgrieks was de Septuagint, vervaardigd vanaf de 3e eeuw v.Chr. in de bibliotheek van Alexandrië. Deze Griekse vertaling was de gezaghebbende Bijbel in het Griekssprekende deel van de vroege kerk en tot vandaag in de oosters-orthodoxe kerken. De kerkvader Hiëronymus van Stridon vertaalde rond 400 n.Chr. de volledige Bijbel naar het Latijn: de Vulgaat. De Vulgaat was gedurende de middeleeuwen toonaangevend in het westen. De Bijbel kon daardoor enkel door geestelijken, die Latijn kenden, worden gelezen. De rest van de (katholieke) bevolking, die geen Latijn kon lezen, was hiervan afhankelijk. Het zelf lezen van de Bijbel door gelovigen kwam in opkomst na omstreeks 1500 door de eerste vertalingen in moderne talen, zoals die van William Tyndale naar het Engels en Maarten Luther naar het Duits, die bovendien door de uitvinding van de boekdrukkunst snel werden verspreid. Voor veel vertalingen was de Textus Receptus de brontekst, inclusief voor de Nederlandse Statenvertaling. De Bijbel in het Nederlands De oudste Middelnederlandse vertaling van het Nieuwe Testament is de Zuid-Nederlandse evangelievertaling. Het is ook de oudst bewaarde prozatekst in het Middelnederlands. De oorspronkelijke tekst moet begin dertiende eeuw zijn geschreven. De Hernse Bijbel, een historiebijbel, was de eerste nagenoeg complete Bijbel in een Europese volkstaal. De eerste Nederlandstalige Bijbel die geheel rechtstreeks uit de Hebreeuwse en Griekse bronteksten werd vertaald, verscheen in 1637. Tot deze vertaling was opdracht gegeven door de Staten-Generaal; vandaar de gangbare benaming Statenvertaling. Zie ook Bijbelse handschriften Concordantie Exegese Geschiedenis van het christendom Lijst van uitdrukkingen en gezegden ontleend aan de Bijbel Externe links De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) - debijbel.nl De Bijbel online in het Latijn (Nova Vulgata) - vatican.va De Bijbel in Statenvertaling met kanttekeningen, apocriefen, kunstwerken, zoekfunctie Het Boek (HTB) - bible.com De BasisBijbel (BB) - basisbijbel.nl
143
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bibliotheek%20%28algemeen%29
Bibliotheek (algemeen)
Een bibliotheek (Oudgrieks: βιβλιοθήκη bibliothḗkē, "boekenbewaarplaats") of boekerij is een verzameling boeken en andere documenten, of de plaats waar een dergelijke verzameling beheerd wordt. In de spreektaal wordt vaak "bieb" (Nederland) of "bib" (België) gezegd. Geschiedenis Bibliotheken zijn er al sinds de mens het schrift ontwikkelde en er behoefte ontstond om schriftelijke gegevens te bewaren. De eerste bibliotheken waren waarschijnlijk bij religieuze instellingen zoals tempels gevestigd. Functie Een bibliotheek verzamelt, beheert en ontsluit documenten en stelt ze beschikbaar. Onder documenten wordt het werk (alle neerslag uit intellectuele en creatieve activiteiten van mensen) en de informatiedrager verstaan. Soorten bibliotheken Openbare bibliotheken Een openbare bibliotheek heeft over het algemeen boeken, tijdschriften en muziekdragers, die het publiek kan lenen of raadplegen. In bibliotheken worden ook e-boeken (e-books) uitgeleend. In België (Vlaanderen) wordt onderscheid gemaakt tussen een erfgoedbibliotheek en een openbare bibliotheek. Daar waar de erfgoedbibliotheek vooral een conserverende doelstelling heeft en een steeds groeiende collectie nastreeft, wil een openbare bibliotheek vooral actuele zaken in collectie houden. De openbare bibliotheek met een evenwichtige collectie verkoopt periodiek een deel van haar collectie, om plaats te maken voor nieuwe boeken. Een collectie in evenwicht houdt in dat de aanschaf en de afvoer van materialen in evenwicht is. Een strandbibliotheek is een kleine openbare bibliotheekvestiging waar gratis, maar maximaal voor een dag, een boek kan worden geleend. Nationale bibliotheken Een nationale bibliotheek verzamelt zo veel mogelijk informatiedragers die in of over een bepaald land worden uitgegeven. De Koninklijke Bibliotheek (KB) in Den Haag is de nationale bibliotheek van Nederland. Ze beheert het Depot van Nederlandse publicaties, waarin een zeer groot deel van de publicaties die in Nederland verschijnen op basis van vrijwillig depot terechtkomt. Deze erfgoedcollectie mag alleen in de KB ingezien worden, maar van een flink deel van de collectie is een tweede exemplaar voor uitleen beschikbaar. De Koninklijke Bibliotheek van België in Brussel vervult een vergelijkbare functie voor België. De grootste nationale bibliotheek is de Library of Congress in Washington. Wetenschappelijke bibliotheken Aan elke universiteit of ander hoger opleidingsinstituut is een wetenschappelijke bibliotheek met specialistische vakliteratuur verbonden. Soms ontstond deze uit een oudere bibliotheek, zoals in Deventer de Athenaeumbibliotheek. De oudste universiteitsbibliotheek van Nederland is de Universiteitsbibliotheek Leiden, de grootste is de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam, met vele bijzondere collecties van kinder- tot kookboeken. Bij de universiteitsbibliotheken mogen bijzondere en/of kostbare werken ook alleen ingezien worden. De meeste wetenschappelijke organisaties en instituten hebben de beschikking over een eigen specialistische wetenschappelijke bibliotheek. Zo verzamelt een museumbibliotheek werken over onderwerpen die de museumcollectie betreffen. Muziekbibliotheek Een muziekbibliotheek verzamelt vooral bladmuziek, en soms ook boeken over muziek of opnames. Voorbeelden zijn de bibliotheken en bladmuziekcollecties van conservatoria, symfonieorkesten en ensembles, de Nederlandse Muziekbibliotheek van de Omroep, en organisaties van amateurorkesten en -koren. Ook zijn er aparte uitleenfaciliteiten voor muziek, de muziekbibliotheken, ze worden ook wel discotheek of fonotheek genoemd. De Centrale Discotheek van Rotterdam is de grootste fonotheek van Europa, er zijn 250.000 audio-cd's en 300.000 lp's uitleenbaar. Een variant is de kunstuitleen, waar kunstwerken tegen een vergoeding worden uitgeleend. Digitale bibliotheek Een recente ontwikkeling is de digitale bibliotheek, meestal te raadplegen in de plaatselijke bibliotheek of via Internet. Het grote verschil met de gewone bibliotheek is dat er geen fysieke collectie aan verbonden is. Een digitale bibliotheek verwijst meer naar bronnen, die vaak buiten de eigen collectie vallen. Het wel of niet in bezit hebben in eigen collectie is van minder belang. Op 20 november 2008 zag de online te raadplegen portaalsite Europeana, een website die je naar andere plekken leidt, het levenslicht. Deze site biedt meer dan twee miljoen cultuuritems aan waaronder beeldopnames, foto's, archiefstukken, schilderijen, boeken en filmfragmenten uit geheel Europa. Andere bibliotheken American Library Bibliotheekbus Blindenbibliotheek Campingbibliotheek Erfgoedbibliotheek Gevangenisbibliotheek Huisbibliotheek Luisterpuntbibliotheek Minibieb (waaronder straatbibliotheken) Museumbibliotheek Schoolbibliotheek Stationsbibliotheek Strandbibliotheek Vliegveldbibliotheek WSF-bibliotheek Zadenbibliotheek Ziekenhuisbibliotheek Rubricering van boeken Elk informatief boek in een bibliotheek draagt meestal een nummer van een bepaalde onderwerpscodering of plaatsingssysteem, bijvoorbeeld een SISO-nummer. Daarmee wordt het onderverdeeld in onderwerpen. Ook worden de eerste vier letters van de schrijver op het etiket vermeld. Zie ook Lijst van belangrijke bibliotheken al@din – De vragendienst op internet van de openbare bibliotheken in Nederland. Bibliothecaris Bibliotheek (informatica) Blindenbibliotheek Catalogus Council on Botanical and Horticultural Libraries Digitale bibliotheek European Botanical and Horticultural Libraries Group Ex libris International Standard Identifier for Libraries and Related Organizations, een uniek identificatienummer voor bibliotheken Internationaal Standaard Boeknummer (ISBN) Plaatsingssystemen zoals SISO en ZIZO Bibliografie Alberto Manguel, The Library at Night. Uitg. Knopf, Canada, 2006 (Nederlandse vertaling: De bibliotheek bij nacht), 2007. James W.P. Campbell, De bibliotheek: Hoogtepunten uit de wereldgeschiedenis, uitgeverij Thoth, 2013. Andrew Pettegree en Arthur der Weduwen, The Library. A Fragile History, 2021. ISBN 1541600770 Externe links Nederland Nederlandse Openbare Bibliotheken Koninklijke Bibliotheek, Den Haag België Openbare Bibliotheken in Vlaanderen en Brussel Koninklijke Bibliotheek van België (Albertina) UniCat is een uniecatalogus van Belgische bibliotheken. Europa Europese bibliotheek Europeana Wereld Worldcat is een wereldwijde catalogus van bibliotheekcollecties. Bibliotheekwezen Boek
144
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boeddhisme
Boeddhisme
Het boeddhisme is een levensbeschouwelijke en religieuze stroming die ontstond uit de leer die volgens de overlevering werd gesticht door Gautama Boeddha, de historische Boeddha, die volgens de overlevering in de 6e en 5e eeuw v.Chr. in het noorden van India leefde. Boeddhisme ontstond uit lokale religieuze tradities en in interactie met ritualistische en ascetische stromingen binnen het brahmanisme, een van de voorlopers van het huidige hindoeïsme. Boeddhisten geloven dat men bevrijd kan worden uit de cirkel van wedergeboortes door het volgen van de door de Boeddha onderwezen middenweg. De belangrijkste aspecten van deze middenweg zijn het uitbannen van alle materiële verlangens, het zich ethisch gedragen, en het ontwikkelen van de geest. Hoewel het in India zelf geleidelijk verdwenen is, heeft het boeddhisme zich over andere delen van Azië verspreid. Het heeft een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van Zuidoost- en Oost-Azië en op de ontwikkeling van de cultuur en samenleving in die gebieden. Recenter heeft het in het Westen (Europa, Noord-Amerika) aanhang gevonden. Het boeddhisme telt wereldwijd ongeveer 415 miljoen aanhangers. Ontstaan van het boeddhisme Het boeddhisme is ontstaan in India in de vijfde eeuw v.Chr. In die tijd was het brahmanisme dominant in de westelijke Ganges-delta van noord-India, waarin het strikt naleven van rituelen centraal stond. De Sramanabewegingen ontstonden in het oostelijk deel van de Ganges, waar het Brahmanisme niet domineerde, en streefden naar individuele verlossing uit de beheersing door negatieve emoties. Het boeddhisme was een van de stromingen die uit de sramana ontstonden, naast onder andere het jainisme en de leer van de Upanishaden. Biografie van de Boeddha Afgaande op de boeddhistische overlevering leefde Gautama Boeddha, geboren als Siddhartha Gautama, van circa 450 tot circa 370 v. Chr. in het gebied dat tegenwoordig in het noorden van India en Nepal valt. Door moderne geleerden wordt ook ca. 480-400 v.Chr. gesuggereerd. Gautama Boeddha zou tachtig jaar oud zijn geworden. In de Tripitaka staat geen complete biografie van Gautama Boeddha. Wel staan er her en der korte teksten in de Tripitaka die iets vertellen over het leven van de Boeddha. Pas in de 1e of 2e eeuw werd de Buddhacarita (Handelingen van de Boeddha) geschreven door Ashvagosa. Volgens enkele werken zou zijn vader koning Suddhodhana zijn geweest en zijn moeder koningin Maya. Dit lijkt echter onwaarschijnlijk, aangezien hij werd geboren in Shakya, een kleine gana-sangha of tribale oligarchie, waar dus geen koningen waren. Volgens vroege boeddhistische werken zou hij getrouwd zijn met Yasodhara met wie hij een zoon zou hebben gekregen, Rahula. Volgens de traditie verliet Siddhartha op een dag het paleis om een tochtje te gaan maken. Tijdens dat uitstapje zag hij vier mannen: een oude man, een zieke man, een dode man en een asceet, die zelf niets bezat, maar leefde van voedsel en geld dat hem geschonken werd. Niettemin zag hij er gelukkig uit. Siddhartha zag plotseling dat niets in het leven bestendig is, en besloot het voorbeeld van de asceet te volgen. Hij vertrok diezelfde avond nog uit het paleis, om de verlossing uit het lijden en de kringloop van het bestaan te vinden. Hij sloot zich aan bij vijf asceten die zich in de wildernis hadden afgezonderd. Ze volgden een strenge ascese, in de hoop zo de verlossing uit het lijden te bereiken. Siddharta volgde hun voorbeeld, en gaf zich over aan de extreemste vormen van ascese. Zes jaar later, toen hij bijna doodging van de honger, zag hij in dat dit niet de juiste manier was om de verlossing te bereiken. Hij trok daarom verder, en nam voedsel aan om weer op krachten te komen. Hij herinnerde zich hoe hij als kind in een staat van samadhi was geraakt toen hij een keer naar het ploegen van zijn vader had zitten kijken. Toen hij weer op krachten was besloot hij onder een boom te mediteren, en er niet onder vandaan te komen voordat hij de verlossing had bereikt. Op de negenenveertigste dag kreeg hij inzicht in zijn vorige levens, en zekerheid over de oorzaken van het lijden van de mens en hoe dat lijden kan worden weggenomen. Hierdoor was hij een ontwaakt persoon, de Boeddha. De rest van zijn leven trok hij door India, onderwijzend wat hij had geleerd. Zijn eerste volgelingen waren de vijf asceten. Ook zijn familie nam zijn leer aan, en zijn tante werd de eerste boeddhistische non. Op tachtigjarige leeftijd wist hij dat hij zou sterven. Ook zou hij niet opnieuw worden geboren, zelfs niet in de hemel, omdat hij nu verlicht was en nu voor altijd in het pari-nibbana opging. Toen men hem vroeg wie hem op moest volgen, vertelde hij dat er geen opvolger moest komen, maar dat zijn lessen bewaard moeten blijven. De boeddhistische leer De oorspronkelijke naam van het boeddhisme is Boeddha-sasana, wat de leer van de Boeddha betekent. De kern van deze leer is het inzicht in het menselijk lijden en de weg om dit lijden op te heffen. De boeddhistische leer is in de loop der eeuwen steeds verder uitgebreid. De basis wordt beschreven in de Tripitaka, de uitspraken van de Boeddha. Deze uitspraken bevatten veel rijtjes met kernwoorden, waardoor de essentie van de boeddhistische leer makkelijk te onthouden en over te dragen is. Maar in tegenstelling tot de westerse manier van kennis-representatie vormen deze rijtjes geen opeenvolgend geheel. Een term uit het ene rijtje kan verwijzen naar een ander rijtje, waarin een term staat dat het eerste rijtje weer samenvat. Dit kan verwarrend zijn voor westerse lezers. Waar het om gaat is dat boeddhistische leerstellingen worden toegepast in het eigen leven, en zo betekenis krijgen. De basis van het boeddhisme, die is terug te vinden in het Theravada-boeddhisme, handelt over het lijden (dukkha in het Sanskriet), en hoe we er definitief van bevrijd kunnen worden. De Vier Nobele Waarheden beschrijven het inzicht in het lijden en de mogelijkheid van verlossing. Het edele achtvoudige pad beschrijft de middenweg waardoor verlossing van het lijden mogelijk is. Betreding van dit pad gebeurt door de toevlucht tot het drievoudig juweel. In principe worden al onze schadelijke gedachten en emoties (hechting, woede, trots) veroorzaakt door een onjuist begrip van de werkelijkheid. Door het vasthouden aan deze gedachten en emoties verlangen we naar het voortbestaan van onszelf, waardoor wedergeboorte plaatsvindt. In wat voor vorm we worden wedergeboren wordt bepaald door ons karma, de effecten van ons handelen. Het Mahayana-boeddhisme voegde een aantal essentiële leerstellingen toe aan de boeddhistische leer. Een juist begrip van hoe de werkelijkheid bestaat (wijsheid van de leegte) is essentieel in het boeddhisme om een einde te kunnen maken aan de cyclus van wedergeboorte en het lijden dat daarbij hoort. De zes (of tien) perfecties beschrijven een aantal perfecties waar de arahat naar moet streven om volmaakt te worden. De vier edele of nobele waarheden De vier nobele waarheden beschrijven het lijden, de oorzaak hiervan, de mogelijkheid om er van verlost te worden, en de weg om deze verlossing te bereiken. Deze waarheden worden soms ook geformuleerd in termen van de aanwezigheid van geluk, haar oorzaak, de afwezigheid ervan en de oorzaak van deze afwezigheid. De vier nobele waarheden in de klassieke definitie zijn: Er is lijden en ontevredenheid in het leven Er is een oorzaak voor dit lijden: verlangens Er is een einde aan dit lijden mogelijk En er is een weg die hiernaartoe leidt: Het Achtvoudige Pad. De begrippen 'lijden' en 'verlangen' hebben in het westen een concrete betekenis. Bij lijden denken we aan zaken als ziekte, verlies, wanhoop. Met verlangen bedoelen we over het algemeen het verlangen naar concrete zaken, zoals een groter huis, veel geld of macht en aanzien. In het boeddhisme hebben deze begrippen een bredere en subtielere betekenis. Lijden, dukkha, betekent dat het leven onvolmaakt is. Het is alsof je de hele tijd met een steentje in je schoen loopt, en dat steentje wil maar niet verdwijnen. Dit leidt tot tanha, dorst, het verlangen dat de zaken anders zijn dan ze zijn: Als ik nou een groter huis / een betere baan / een leukere partner / rustigere kinderen / liefdevollere ouders had, dan zou het leven volmaakt zijn. Een tekstkritische interpretatie wordt gegeven door David Brazier: Dukkha: het bestaan is onvolmaakt, het is als een wagenwiel dat niet recht in de as zit; Samudhaya: tegelijkertijd met het ervaren van dukkha, anatta en acitta komt tanha op, dorst: het verlangen dat de werkelijkheid anders is dan deze lijkt. Mensen blijven gevangen in dit verlangen door de werkelijkheid niet te zien zoals ze is, namelijk onvolmaakt en veranderlijk; Nirodha: het verlangen dat de werkelijkheid anders is dan ze is, kan ingedamd en begrensd worden, de werkelijkheid zien zoals ze is, waardoor het lijden aan de onvolmaaktheid ingedamd wordt; Marga: dit indammen kan door het volgen van het achtvoudige Pad. Het achtvoudige pad Het edele achtvoudige pad bestaat uit: Juist (zuiver) begrijpen (van de oorzaken van het lijden en de oplossing hiervan) Juiste intenties (streven naar verlichting ten behoeve van alle levende wezens) Juist spreken (niet kwaadspreken en liegen) Juiste handelingen (niet doden, niet stelen, geen misbruik van zintuiglijke genoegens, niet liegen, geen alcohol en drugs). Men kan ook de acht voorschriften, de tien voorschriften of de geloften (patimokkha) voor monniken of nonnen naleven. Juist levensonderhoud (beroep) (geen beroep dat anderen kwaad doet) Juiste inspanning (streven naar de juiste gedachten en geestestoestand) Juiste aandacht (vipassana) Juiste mentale absorptie (samadhi (meditatie)). Het achtvoudige pad wordt vaak ook kort omschreven als prajna (inzicht, wijsheid), sila (moraliteit, ethisch goed gedrag), en samadhi (meditatie). Het achtvoudige pad wordt gezien als een pad naar de verlichting, maar veroorzaakt niet de verlichting, net zoals een pad naar de berg kan leiden, maar deze berg niet veroorzaakt. De leer van de middenweg benadrukt het vermijden van de twee extremen van het nastreven van sensueel geluk in sensueel plezier en het nastreven van zelfkwelling of zelfkastijding. Deze twee extremen zijn volgens de leer van de middenweg onvoordelig en leiden niet tot inzicht, nirwana en de verlossing uit de kringloop van wedergeboorte. De middenweg bestaat uit het achtvoudige pad, en heeft betrekking op de vier nobele waarheden. Wie de middenweg tot het einde volgt, bereikt het nirwana. Verlossing uit de kringloop van wedergeboorte ontstaat door inzicht in de werking van oorzaak en gevolg, in het ontstaan van gehechtheden en in de beheersing van de geest waardoor er geen gehechtheden en karma kunnen ontstaan. Door beheersing van de geest gaat men nirwana binnen, de staat van uitdoving. Of nirwana eeuwig en dus de fundamentele werkelijkheid vormt, of dat hier geen uitspraken over kunnen worden gedaan, is een nog steeds voortdurend punt van debat tussen de Yogacara en de Madhyamaka. Gautama de Boeddha nodigde iedere leerling uit om zelf de acht paden vorm te geven en dit niet als acht regels te zien: neem niets aan voor het zelf onderzocht te hebben. Hiermee is het Boeddhisme een van de weinige niet-dogmatische filosofieën. Het zelf onderzoeken van de individuele acht paden is het sterkst aanwezig in de Zen. Het zelf ontdekken van het achtvoudige pad wordt in deze stromingen compromisloosheid genoemd. Boeddhistische filosofie Het boeddhisme analyseert het bestaan en haar onvolmaaktheid in causale factoren (Pali: idapaccayata): dit veroorzaakt dat. Als dit verdwijnt, verdwijnt dat ook. Het is een belangrijke realisatie, die essentieel is voor het begrijpen van de Dhamma en het bereiken van het nirwana. In het latere boeddhisme is de boeddhistische leer systematisch doordacht en logisch onderbouwd. Groot discussiepunt hierbij was en is het al dan niet bestaan van onveranderlijke essenties achter de flux der verschijnselen. Wederzijds afhankelijk ontstaan Deze causaliteit wordt beschreven in het principe van afhankelijk ontstaan (Pali: paticca-samuppada). Alles wat bestaat is ontstaan door bepaalde oorzaken en omstandigheden. Indien de condities veranderen, of nieuwe condities ontstaan, leidt dit tot de verandering of het verdwijnen van een (fysiek of mentaal) object of ding. De keten van wederzijds afhankelijk ontstaan beschrijft in twaalf stappen de cyclus van geboorte, leven, sterven en wedergeboorte. De grondoorzaak van dukkha is onwetendheid. Als er onwetendheid is, worden de percepties en gevoelens verkeerd begrepen en ontstaat er verlangen. Als er verlangen is, ontstaat er gehechtheid. Als er gehechtheid is, ontstaat er wedergeboorte. Op deze manier leidt de aanwezigheid van onwetendheid tot de kringloop van het bestaan. De drie karakteristieken Alle dingen die bestaan (zowel materieel als geestelijk) hebben de volgende drie karakteristieken: Ze zijn vergankelijk en onderhevig aan verandering (Pali: anicca) Doordat dingen veranderlijk zijn, kunnen onze wensen met betrekking tot deze dingen nooit compleet vervuld worden. Ze zullen blijven veranderen en dat is pijnlijk (Pali: dukkha). Daarom zijn deze dingen ook niemands werkelijk bezit, niemand heeft er complete controle over. Er bestaat dan ook geen echte onveranderlijke essentie, zelf of ziel. Alle dingen zijn zelfloos (Pali: anattā). Karma en wedergeboorte Karma (Pali: kamma) betekent dat alle handelingen een gevolg hebben: goede acties hebben positieve gevolgen zoals geluk en slechte acties hebben slechte gevolgen. De gevolgen kunnen zich ook in een volgend leven manifesteren. Karma wordt vooral bepaald door de intentie die de actie motiveert. Door de motivatie te controleren kan men dus de eigen toekomst bepalen, en de verlossing uit de kringloop van wedergeboorte bewerkstelligen. Het boeddhisme gaat uit van wedergeboorte. Het is een fundamenteel boeddhistisch concept, direct verbonden met karma, omdat de wereld waarin men herboren wordt, alles te maken heeft met de acties (karma) uit het verleden. Filosofische scholen Het boeddhisme kent verschillende filosofische scholen. In de tripitaka staat de boeddhistische leer beschreven in een grote hoeveelheid uitspraken, met veel herhaling en overlap. De oudste systematisering van de boeddhistische filosofie staat in de abhidhamma. In het Mahayana ontwikkelden zich de Madhyamaka, de Yogacara, en de tathagatagarba. De Madhyamaka geeft een logische analyse van uitspraken over 'de' werkelijkheid, en laat zien dat er geen metafysische uitspraken mogelijk zijn. Avijja, onwetendheid, bestaat uit het niet correct zien van deze grens van het weten, waardoor er gehechtheid ontstaat. Het juiste inzicht laat de leegte van alle verschijnselen zien. De Yogacara geeft een beschrijving van de werking van de geest, en laat zien hoe we onze eigen werkelijkheid construeren. Deze geconstrueerde werkelijkheid is gekleurd door verlangen, en belet ons de dingen waar te nemen zoals ze zijn. Verlossing is mogelijk door te zien dat dit proces plaatsvindt, en ons hier niet meer door te laten leiden. De tathagatagarbaleer stelt dat iedereen de mogelijkheid van verlichting in zich heeft. Dit idee is uitgegroeid tot het idee van de Boeddha-natuur een essentieel, onveranderlijk bewustzijn dat iedereen in zich heeft.<ref> (1991): 'Sudden Enlightenment Followed by Gradual Cultivation: Tsung-mi's Analysis of Mind in (ed.) Sudden and Gradual. Approaches to Enlightenment in Chinese Thought, Motilal Banarsidass Publishers Private Limited, p. 288-290</ref> Bij niet-verlichte mensen is dit bewustzijn verduisterd door wolken van onwetendheid. Toch kan deze zuivere zon-achtige natuur nooit besmet of vervuild worden door de wolken. Deze zon geeft warmte (liefde) en licht (wijsheid) en zal altijd aanwezig blijven achter de wolken. Zolang de wolken van negatieve emoties de zon verduisteren blijft de mens lijden en reïncarneren. Zodra ze voorgoed oplossen ontstaat verlichting en kan de mens kiezen om niet meer geboren te worden na het overlijden. Boeddhistische psychologie De boeddhistische psychologie beschrijft de werking van de menselijke geest en het ontstaan van verlangen en gehechtheid. Nama-rupa De mens is nama-rupa, geest-stof. Door het samengaan van geest en stof ontstaat de bewuste mens die kan waarnemen en nadenken. De eerste vijf zintuigen hebben stoffelijkheid rupa als object. De geest nāma heeft geen fysieke objecten, maar kan een zintuigbewustzijn als object hebben. Ook herinneringen, concepten, fantasieën en ideeën zijn mogelijke objecten van de geest. De vijf khandhas (groepen) Nama-rupa wordt verder uitgesplitst in de vijf khandhas. Dit zijn de vijf groepen van ervaring: vorm (materie en energie), perceptie, gevoel, mentale formaties (gedachten en intenties) en het bewustzijn. Alles wat een mens ervaart behoort in een van deze groepen. Alleen het nirwana ligt erbuiten. Deze vijf vormen zijn niet iemands zelf, ze zijn leeg van een blijvende essentie. Het boeddhisme heeft dan ook de opvatting dat mensen geen ziel hebben. Zes zintuigen Perceptie en mentale formaties worden verder uitgesplitst in de zes zintuigen, met bijbehorende objecten en bewustzijn. Gezichtsvermogen, gehoor, reukzin, smaakzin en tastzin zijn de vijf bekende zintuigen. De tripitaka noemt daarnaast de gewaarwording van ideeën als een zesde zintuig. Werking van de geest In de tripitaka wordt beschreven hoe de menselijke geest werkt. In de Abbidhamma zijn de verspreide leerstellingen hierover gesystematiseerd. Door het contact van een van de zintuigen met een object ontstaat er bewustzijn, respectievelijk vorm, geluid, geur, smaak en aanraking (het voelt hard/zacht, warm/koud of bewegen/druk). Deze percepties zijn positief, negatief of neutraal. Afhankelijk van de waardering die aan de percepties wordt gegeven ontstaan er gedachten en beelden, mentale formaties. Hieruit ontstaan vervolgens de gehechtheden en de karmische consequenties, waardoor wedergeboorte mogelijk is. Kosmologie In de boeddhistische kosmos bestaan meerdere bestaansniveaus van voelende/bewuste wezens: van goden (een bestaan met bijna uitsluitend geluk) tot hellewezens (een bestaan met bijna uitsluitend lijden). Mensen bevinden zich in de middenmoot met levens waarin geluk en lijden elkaar afwisselen. Als een mens verlicht wil raken zal men die twee moeten ervaren. Goede acties leiden tot een wedergeboorte als een deva, een halfgod, of als een mens, in een relatief comfortabele situatie. Slechte acties veroorzaken een wedergeboorte in een oncomfortabele situatie: als een mens in een slechte situatie, als dier, als zogenaamde hongerige geest, of zelfs in een hel. Het huidige leven wordt volgens het boeddhisme voorafgegaan door een beginloze reeks vorige levens. Alleen inzicht in de keten van oorzaak en gevolg en de beheersing en uitdoving van de verlangens, brengt verlossing uit samsara, het almaar doorgaande rad van doodgaan en geboren worden. Mahayana-leerstellingen Het Mahayana-boeddhisme voegde een aantal essentiële leerstellingen toe aan het boeddhisme Bodhisattva-ideaal In plaats van het bereiken van de eigen verlossing en het boeddhaschap, ziet het Mahayana het bodhisattva-ideaal als belangrijkste doelstelling. De bodhisattva belooft de eigen volledige verlichting uit te stellen en telkens opnieuw op aarde terug te keren om iedereen te helpen, tot alle levende wezens verlost zijn. De nadruk ligt hiermee op medemenselijkheid. De dalai lama, leider van het Tibetaanse volk, als veertiende lama levend in ballingschap in Dharamsala, wordt gezien als de bodhisattva van mededogen. Hij keert telkens terug op aarde om mensen te helpen op hun pad naar verlichting. De paramita's De beoefening van de tien paramita's behoort tot het bodhisattva-ideaal. De tien paramita's van het Theravada zijn: vrijgevigheid, moreel gedrag, verzaking (afstand doen), wijsheid, volharding (in het toepassen van het heilzame), verdraagzaamheid, waarheidlievendheid, vastberadenheid, onvoorwaardelijke vriendelijkheid en gelijkmoedigheid. In het Mahayana-boeddhisme worden zes (of soms tien) paramita's beschreven. Deze perfecties zijn karaktereigenschappen, die door oefening kunnen groeien in het karakter van het individu. De zes perfecties van het Mahayana zijn: vrijgevigheid, moreel gedrag, geduld, vreugdevolle inspanning, concentratie en wijsheid (de vier extra zijn: methode, wensen, kracht en hoogste wijsheid). Sunyata en boeddha-natuur Daarnaast legt het Mahayana-boeddhisme nadruk op Sunyata, leegte, het inzicht dat niets een eigen essentiële aard heeft. Alles is veranderlijk. De essentie van het bestaan is niet te beschrijven in woorden, maar kan wel intuïtief begrepen worden. Het Chinese Mahayana-boeddhisme onderkent een essentiële werkelijkheid achter de wereld van de verschijnselen, die ook de basis vormt voor de mogelijkheid tot ontwaken, de zogeheten boeddha-natuur. Dit lijkt te botsen met het idee van sunyata. Het in overeenstemming brengen van deze twee ideeën is een rode draad in de eerste eeuwen van het Chinese boeddhisme Relatieve en absolute werkelijkheid Maar ook al is alles leeg, toch leeft ook de bodhisattva in een concrete wereld. De erkenning hiervan leidt tot een onderscheid tussen: een relatieve werkelijkheid waarin alles en iedereen in onderlinge afhankelijkheid van elkaar bestaat (het ik of ego, de zintuigen en de gewone, alledaagse geest) en een absolute werkelijkheid van de 'ware natuur van de geest'. Volgens de Madhaymaka-leer zijn er op dit niveau geen concrete uitspraken over de werkelijkheid mogelijkheid; alles is leeg. Volgens de tathagatagarba-leer is dit de oorspronkelijke, zuivere geest, ook wel de Boeddha-natuur genoemd, die aan alles ten grondslag ligt. Maar uiteindelijk zijn absoluut en relatief, nirvana en samsara, gelijk aan elkaar. In de prajna-paramita literatuur, zoals de Hart-soetra en de Diamant-soetra wordt dit verwoord met de formule Vorm is leegte, leegte is vorm. De monastieke traditie in het boeddhisme Het boeddhisme is vanaf het begin af aan gecentreerd rond de monastieke sangha. Boeddha was zelf een monnik en de grote meerderheid van zijn verlichte discipelen waren ook monnik (Pali: bhikkhu) of non (bhikkhuni). Er waren daarnaast echter ook genoeg verlichte leken. De Boeddha legde een code van discipline neer, de patimokkha (Pali). De patimokkha voor bhikkhu's (of monniken) bestaat uit ongeveer 227 regels. Naast de patimokkha zijn er nog meer dan duizend andere regels en richtlijnen waar de monniken en nonnen zich aan moeten houden. Het totaal aan gedragsregels en discipline wordt de Vinaya genoemd. De vier meest fundamentele regels (de vier parajikas, uitsluitingsgronden) voor de bhikkhu's zijn: Wanneer een bhikkhu aan geslachtsverkeer doet, is hij parajika. Wanneer een bhikkhu intentioneel een mens doodt, is hij parajika. Wanneer een bhikkhu iets van significante waarde steelt, is hij parajika. Wanneer een bhikkhu liegt over zijn eigen spirituele realisaties, is hij parajika. Indien een monnik een van deze acties toch doet, is hij geen bhikkhu meer en kan in zijn huidige leven geen bhikkhu meer worden. Een andere belangrijke regel is dat bhikkhu's en bhikkhuni's geen geld mogen gebruiken en ontvangen en zich niet mogen inlaten met directe ruil van goederen met leken. Monniken en nonnen leven in kloosters of tempels. Boeddhistische monniken richten zich volledig op het bereiken van het nirwana. Groot belang wordt gehecht aan ascese. Naast de monastieke traditie zijn er ook lekenaanhangers. De verplichtingen voor leken zijn relatief beperkt, wat het boeddhisme tot de meest succesvolle missionaire religie maakte in India, tot deze rol rond 1000 door de islam werd overgenomen. De geschriften van het boeddhisme Tripitaka De oudste verzameling geschriften in het boeddhisme is de tripitaka. Deze is bewaard gebleven in de Pali-canon zoals die door de Theravada-traditie op schrift is gesteld. De tripitaka bestaat uit drie korven (pitaka's): de Suttapitaka: de toespraken en uitspraken van de Boeddha. de Vinaya: de orderegels en discipline voor de monniken. de Abhidhamma: later filosofisch commentaar. In 250 v.Chr. is de Pali-canon gesloten. Sindsdien zijn er geen toespraken toegevoegd, veranderd of weggehaald. Naast de Pali-canon bestaat er een uitgebreide hoeveelheid commentaren en samenvattingen. De bekendste samenvatting is de Visuddhimagga van Buddhaghosa. Mahayana-geschriften Het Mahayana-boeddhisme ontwikkelde nieuwe geschriften met nieuwe leringen. Volgens de Mahayana-traditie zijn sommige van deze toespraken door de Boeddha in de hemel gegeven aan de goden daar, zijn daar behouden en ongeveer 600 tot 1200 jaar later weer opgetekend door monniken in de Mahayana-traditie.Latere lokale tradities, zoals in Tibet, China en Korea, hebben ook eigen geschriften toegevoegd. Stromingen in het boeddhisme In India splitste het boeddhisme zich al snel in achttien scholen. (1970): Indian Buddhism, Motilal Banarsidass Publishers Van deze oudste scholen is alleen het theravada-boeddhisme overgebleven, dat zich verspreid heeft in Sri Lanka, Thailand en Birma (het huidige Myanmar). Het Theravada-boeddhisme heeft zich hier in de 19e eeuw vernieuwd, onder invloed van het westerse kolonialisme. Tussen 150 v.Chr. en 100 n.Chr. ontstond het mahayana-boeddhisme dat de boeddhistische leerstellingen verder ontwikkelde in nieuwe geschriften. Het mahayana, dat grote voertuig betekent, noemde de oudste stromingen denigrerend hinayana, het kleine voertuig. Het mahayana heeft zich onder andere in Tibet, China en Japan verspreid. Door vermenging en vernieuwingen ontstonden hier nieuwe scholen. In het westen heeft het boeddhisme sinds de 19e eeuw langzaam maar zeker ingang gevonden. Naast de traditionele scholen ontwikkelde zich een eigen vorm van boeddhisme waarin de traditionele leerstellingen en meditatie-methodes vermengd zijn met westerse psychologie. De belangrijkste stromingen zijn: Theravada (Sri Lanka en Zuidoost-Azië) Mahayana (Oost-Azië) Vajrayana of tantrayana is onderdeel van het Mahayana en is ook bekend als boeddhistische tantra. Het bekendst is het Tibetaans boeddhisme, maar onderdelen kunnen ook in Japan gevonden worden. Zuiver Land-boeddhisme (China, Japan en Vietnam) Zen (China, Japan, Korea en Vietnam) Verspreiding van het boeddhisme Het boeddhisme breidde zich uit van Noord-India tot geheel India, waaronder het huidige Pakistan en Bangladesh. Via het zuiden verspreidde het Theravada zich naar Sri Lanka, Thailand, Laos, Myanmar, Cambodja en Vietnam. Via het noorden verspreidde het Mahayana zich naar Nepal, Bhutan, China, Mongolië, Taiwan, Maleisië, Indonesië, Noord-Korea en Zuid-Korea en Japan. Nog verder noordelijk en westelijk verspreidde het zich in Afghanistan, Tadzjikistan, Oezbekistan, Turkmenistan, Kirgizië, Kazachstan, en Rusland. Via de zijderoute en het rijk van Alexander de Grote was het boeddhisme in de periode van 300 v.Chr. tot ongeveer 600 n.Chr. ook in beperkte mate bekend in het Middellandse zeegebied, waaronder Egypte (Alexandrië). De invloed op de Grieken is ook terug te vinden in de eerste boeddhabeelden in de toenmalige Griekse staat Bactrië in het huidige Afghanistan. In de 12e eeuw is het boeddhisme verdwenen uit India als gevolg van de vervolging door de moslims en de invallen van de Mogols die India veroverden. Het was vooral in het noorden gebleven, in tegenstelling tot het hindoeïsme dat vroeg tot in het zuiden is doorgedrongen. Ook in Afghanistan, Pakistan en het Midden-Oosten verdween het boeddhisme mede door de opkomst van de islam. Vanaf 1950 is het boeddhisme onderdrukt in de landen China, Vietnam, Noord-Korea, Laos en Cambodja. In elk van deze landen is dit gebeurd gedurende een communistisch dictatoriaal bewind. In het westers boeddhisme is de belangstelling voor het boeddhisme sinds de 19e eeuw groeiende. Theravada, Tibetaans Boeddhisme en Zen zijn hier de bekendste stromingen geworden. Feest- en gedenkdagen De boeddhistische kalender is (met uitzondering van Japan) een maankalender, gebaseerd op de hindoekalender. Het jaar is in deze maankalender 11 dagen korter dan in de zonnekalender en de feestdagen verschuiven dan ook ten opzichte van onze op de zon gebaseerde kalender. Elke drie of vier jaar verschuift de maankalender een maand naar voren, zodat de feestdagen vaak grofweg in dezelfde zonnemaand vallen. In het boeddhisme zijn er verschillende belangrijke gedenkdagen. Deze dagen zijn ook nationale feestdagen in veel boeddhistische landen. De drie belangrijkste gedenkdagen gedenken de Boeddha, dhamma en sangha en zijn: Magha Puja (volle maan in januari)—de dag waarop 1250 Arahants tegelijkertijd een spontaan (zonder het vooraf te regelen) bezoek brachten aan de Boeddha. Deze dag gedenkt de sangha. Vesakha Puja (volle maan in mei)—de dag waarop Gautama Boeddha geboren werd, verlichting bereikte en overleed (het Parinibbana bereikte). Deze dag gedenkt de Boeddha en wordt soms ook wel Boeddhadag genoemd. Asalha Puja (volle maan in juli)—de dag waarop de Boeddha zijn eerste lering gaf in het hertenpark van Sarnath. Dit is ook de dag waarop de pansa (of vassa) begint; het drie maanden lange retraite voor bhikkhu's gedurende het regenseizoen. Deze dag gedenkt de dhamma. Overige belangrijke gedenkdagen in de diverse tradities zijn: de Uposatha is de wekelijkse religieuze dag, waarop er formele instructie gegeven wordt, vaak in de vorm van een toespraak in de avond. Sommige leken volgen op deze dag de meer ascetische Acht Voorschriften in plaats van de normale Vijf Voorschriften. Verjaardag van Avalokitesvara (Kuan Yin) in het Mahayana-boeddhisme (volle maan in maart). Ullambana: gedurende 15 dagen in augustus gaan (volgens een Mahayana-traditie die ook in Theravada-landen populair is) de poorten van de verschillende hellen open en kunnen de geesten de mensenwereld bezoeken. Door jezelf extra goed te gedragen en giften aan begraafplaatsen en de Sangha te geven ten behoeve van deze helbewoners, kun je jezelf hiertegen beschermen. Pavarana (volle maan in oktober): de dag waarop de pansa eindigt. Abhidhamma dag (volle maan in oktober, alleen in Myanmar): de dag waarop Gautama Boeddha naar de Tusita hemel ging om zijn (overleden) moeder in haar nieuwe leven de Abhidhamma te onderwijzen. Abhidhamma Dag valt samen met Pavarana. De Anapanasati dag valt ook op de volle maan in oktober. Hier wordt herdacht dat de Boeddha op deze dag de belangrijke toespraak over meditatie gericht op de ademhaling (letterlijk: aandachtig ademhalen) gaf. De Kathina: de Kathina vindt plaats van de volle maan in oktober tot de volle maan in november; de maand na pansa. Gedurende de Kathina kunnen leken kleden aan de Sangha geven. De precieze dag waarop deze dagen vallen is afhankelijk van de hindoe maankalender. De vermelde maand is daarom niet altijd geldig. Soms zal de genoemde dag op de volle maan in de vorige of volgende maand vallen. Vesakha Puja bijvoorbeeld valt soms op de volle maan in april, in plaats van in mei. Boeddhisme in Nederland en België In Nederland zijn er ongeveer 170.000 boeddhisten volgens de Boeddhistische Omroep Stichting. Daarvan zijn ongeveer 70.000 allochtoon of buitenlander. De meerderheid van deze boeddhistische allochtonen is Chinees. Er wonen ongeveer 40.000 boeddhistische Chinezen in Nederland. Dit aantal wordt betwist,Open Boeddhisme: Telt Nederland 170.000 boeddhisten? verschillende journalisten en onderzoekers komen niet verder dan een aantal tussen de 36.000 en de 50.000. In België is het boeddhisme een kleine minderheidsreligie, maar heeft in de afgelopen jaren een snelle groei getoond. Een schatting uit 2009 geeft aan dat van de Belgische bevolking 29.497 mensen zich hebben geïdentificeerd als boeddhistisch (ongeveer 0,29% van de totale bevolking). Zie ook Boeddhistische stromingen Boeddhisme van A tot Z Boeddhistische filosofie Boeddhisme en vegetarisme Geloof in het boeddhisme :Categorie:Boeddhisme naar land Verder lezen Dijk, Alphons van (1999) Over (de) Verlichting; een inleiding tot het boeddhisme voor humanistisch geïnspireerde mensen, Damon, Leende Lamotte, E. History of Indian Buddhism. Phra Prayudh Payutto, Buddhadhamma – Natural Laws and Values for Life. Robinson, Richard H., Johnson, Willard L. en Bhikkhu, Thanissaro, Buddhist Religions: A Historical Introduction''. Externe links Suttas.net, leringen van de Boeddha, vertaald in het Nederlands Sleutel tot Inzicht, teksten uit het Pali-canon Sutta Central, vertalingen van vrijwel alle sutta en sutra in diverse talen, waaronder Nederlands Access to Insight, website over Theravada-boeddhisme What the Buddha taught, leringen door monniken Buddhanet, website over het boeddhisme Referenties Eponiem
145
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bach%20%28doorverwijspagina%29
Bach (doorverwijspagina)
Duitse componisten Veit of Vitus Bach (±1550-1619), molenaar in Wechmar Johannes (Hans) Bach (±1580-1626), musicus, tapijtbewerker in Gotha en Wechmar Johannes (II) Bach (1604-1673), stadsmusicus, organist, componist in Sühl, Schweinfurt, Erfurt Johann Aegidus Bach (1645-1716), organist, stadsmusicus (dirigent) in Erfurt Johann Bernhard (I) Bach (1676-1749), organist en hofmusicus in Eisenach Johann Ambrosius Bach (1645-1695), stadsmusicus (dirigent), hofmusicus in Erfurt, Eisenach Johann Christoph (III) Bach (1671-1721), organist in Ohrdruf Johann Sebastian Bach (1685-1750), hofmusicus, organist, kapelmeester, cantor en componist te Weimar, Arnstadt, Mühlhausen, Köthen en Leipzig Wilhelm Friedemann Bach (1710-1784), organist, componist in Dresden en Halle Carl Philipp Emanuel Bach (1714-1788), klavecinist, componist, cantor in Frankfurt a/d Oder, Berlijn en Hamburg Johann Gottfried Bernhard Bach (1715-1739), organist in Mühlhausen Johann Christoph Friedrich Bach (1732-1795), klavecinist, componist in Bückeburg Johann Christian (II) Bach (1735-1782), klavecinist, organist, componist in Berlijn, Milaan en Londen Heinrich Bach (1615-1692), stadsmusicus, organist, componist in Schweinfurt, Erfurt, Arnstadt Johann Christoph (I) Bach (1642-1703), organist, hofmusicus, componist in Arnstadt en Eisenach Johann Michael Bach (1648-1694), organist, componist en stadsschrijver in Arnstadt, Gehren Philippus Bach (±1590-1620) Wendel Bach (1619-?) Johann Jacob (I) Bach (1655-1718), cantor in Rula Johann Ludwig Bach (1677-1731), hofkapelmeester en organist in Meiningen Andere (eventueel fictieve) personen Bach, bijnaam van Charles-Joseph Pasquier (1882-1953), Frans acteur en toneelschrijver Alexander Bach (1813-1893), Oostenrijks staatsman Andreas Bach (1968), Duits wielrenner August Bach (1897-1966), Oost-Duits politicus Barbara Bach (1947), Amerikaanse actrice Catherine Bach (1954), Amerikaanse actrice Charles Bach (1910-?), Frans wielrenner Christian Bach (1979), Duits wielrenner Constant Bach (1905-?), Frans wielrenner Edward Bach, (1886-1936) Brits homeopaat en bedenker van de Bach-bloesemtherapie Ernst Bach (1876-1929), Duits schrijver Franciscus Hermanus Bach (1865-1956), Nederlands kunstschilder Govert Jan Bach (1947), Nederlands schrijver en Bachkenner Johannes Martinus Bach (1866-1943), Nederlands kunstschilder John Bach (1946), Brits acteur P.D.Q. Bach, de fictieve zoon van Johann Sebastian Bach, bedacht door Peter Schickele Pamela Bach (1963), Amerikaans actrice Patrick Bach (1968), Duits acteur Richard Bach, (1936), Amerikaans schrijver Sabine Bach (1956), Duits actrice Sebastian Bach (1968), Canadees hardrock zanger Thomas Bach (1953), Duits sportbestuurder Vivi Bach (1939), Deens actrice Geo- en kosmografie Bach an der Donau, gemeente in de Duitse deelstaat Beieren Bach (inslagkrater), inslagkrater op de planeet Mercurius Bach (Lot), plaatsje in het Franse departement Lot Bach (Tirol), gemeente in het Oostenrijkse district Reutte Bach (Todtenweis), plaats in Todtenweis, Beieren, Duitsland overige Bach-bloesemtherapie, alternatieve geneeswijze Zie ook Bach (familie), familie Bach
146
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boris%20Becker
Boris Becker
Boris Franz Becker (Leimen, 22 november 1967) is een Duits voormalig professioneel tennisspeler. In de jaren tachtig won hij drie keer Wimbledon. Biografie Boris Becker werd geboren in Leimen, een kleine stad dicht bij Heidelberg. Hij won Wimbledon voor het eerst op zijn zeventiende in 1985. Hij was tot dan toe de jongste winnaar. Dat eerste Wimbledontoernooi bezorgde hem ook de bijnaam Boem, Boem, Becker, vanwege zijn voor die tijd ongekend harde opslag. Hij was daarmee in feite de voorloper van het zogenaamde powertennis, dat aan het eind van de 20e eeuw het traditionele serve-volley spel vrijwel verdrong. In 2003 trad Becker toe tot de International Tennis Hall of Fame. Tegenwoordig is Becker veelvuldig actief als commentator bij tennistoernooien voor de BBC. Becker was van 2013 tot december 2016 hoofdcoach van Novak Djokovic. Privéleven Op 17 december 1993 trouwde Becker met fotomodel Barbara Feltus. Becker kreeg samen met haar twee zonen in 1994 en 1999. Het huwelijk werd op 15 januari 2001 ontbonden nadat Becker in het nieuws kwam vanwege de zogenoemde "bezemkast-affaire", waardoor Angela Ermakowa zwanger raakte en een dochter kreeg in 2000. Becker was in 2008 kortstondig verloofd met Alessandra Meyer-Wölden, een dochter van zijn vroegere manager Axel Meyer-Wölden. Op 12 juni 2009 trouwde Becker met het Nederlandse model Sharlely „Lilly“ Kerssenberg. Met haar kreeg hij in 2010 nog een zoon. In mei 2018 werd de echtscheiding aangekondigd. Faillissement In juni 2017 verklaarde een rechtbank in Londen Becker failliet. In april 2022 werd hij veroordeeld tot tweeënhalf jaar gevangenisstraf voor het achterhouden van 2,5 miljoen euro voor zijn curator na zijn faillissement in 2017. Na acht maanden gevangenisstraf werd Becker vrijgelaten. Hij is in het Verenigd Koninkrijk, waar hij sinds 2012 woonde, niet meer welkom; hij zal het land worden uitgezet. Grand Slam-finales (enkelspel) Gewonnen (6) Runner-ups (4) Palmares Enkelspel Prestatietabel Prestatietabel grand slam, enkelspel Prestatietabel grand slam, dubbelspel Externe links Profiel van Boris Becker op de website van de BBC Duits tennisser Duits olympisch kampioen Tenniscommentator Tenniscoach
149
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bas%20van%20der%20Vlies
Bas van der Vlies
Bastiaan Johannis (Bas) van der Vlies (Sliedrecht, 29 juni 1942 – Utrecht, 7 november 2021) was een Nederlandse politicus voor de Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP). Hij was van 10 juni 1981 tot en met 16 juni 2010 lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, vanaf 1986 als fractievoorzitter. Van 1986 tot 2010 was hij tevens partijleider. In het parlement hield hij zich onder meer bezig met landbouw, financiën, volksgezondheid, welzijn, sport en onderwijs. Biografie Jeugd, studie en start loopbaan De ouders van Van der Vlies kwamen uit de Gereformeerde Kerk en zochten vanwege twijfels – moeder naar de Christelijke Gereformeerde Kerk en vader naar het Hervormd Lokaal – naar andere gemeenten. Hierdoor groeide hij, ondersteund door catechisaties, zondagsschoolvertellingen en preken, op in een orthodox hervormd gezin. Hij studeerde weg- en waterbouwkunde aan de Hogere Technische School te Dordrecht en voltooide deze opleiding aan de Technische Hogeschool Delft. Tijdens zijn studententijd was Van der Vlies praeses van Johannes Calvijn, het Delftse dispuut der Civitas Studiosorum in Fundamento Reformato. Voordat hij de politiek in ging, was Van der Vlies leraar wiskunde en plaatsvervangend rector van de toenmalige protestants-christelijke middelbare scholengemeenschap College Blaucapel in Utrecht. Politieke loopbaan Tijdens zijn studietijd was Van der Vlies lid geworden van de SGP. Voor de Tweede Kamerverkiezingen 1971 werd hij als representant van de jongeren binnen de partij op de achtste plaats op de kandidatenlijst gezet. Bij de verkiezingen in 1972 en 1977 kwam hij op een vierde plaats op de lijst, direct achter de drie toenmalige vertegenwoordigers in de Tweede Kamer. Inmiddels was hij bij de Provinciale Statenverkiezingen 1974 gekozen als Statenlid in Utrecht. Bij het vertrek uit de Tweede Kamer van fractievoorzitter Hette Abma schoof Van der Vlies op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen 1981 door naar de verkiesbare derde plaats. Dit leverde veel discussie op in de SGP, waarbinnen Van der Vlies destijds als uiterst rechts-orthodox gold. In een advertentie in landelijke dagbladen riepen tientallen partijleden, onder wie prominenten Abma en Koert Meuleman, op tot een voorkeurstem voor de nummer vier op de lijst; Gerrit Holdijk. Het leidde tot een tegenactie van Van der Vliesaanhangers. Van der Vlies won glansrijk en trad toe tot de Tweede Kamer. In 1982 trad hij na afloop van zijn tweede termijn uit de Provinciale Staten. Bij de Tweede Kamerverkiezingen 1986 was hij voor het eerst lijsttrekker van de SGP. Zijn benoeming ruim een jaar eerder leidde tot het vertrek uit het SGP-hoofdbestuur van Abma, die eerder op verzoek van het bestuur Cor van Dis jr. had gepolst voor de functie. Van der Vlies was in totaal zeven keer lijsttrekker van de SGP. In 1994 zakte de partij voor het eerst naar twee zetels, na jarenlang drie zetels bezet te hebben gehouden. Gevraagd naar hoogtepunten noemde Van der Vlies steevast de Tweede Kamerverkiezingen van 1998. Bij de uitslagen op de verkiezingsavond stond de SGP opnieuw op twee zetels, maar diep in de nacht bleek de partij met slechts een minimale winst ten opzichte van de verkiezingen van 1994 dankzij een restzetel toch weer op drie zetels uit te komen: "Dat was een wonder". In 2002 zakte de partij opnieuw naar twee zetels. Tijdens de kabinetsformatie in 2003 was er even sprake van kabinetsdeelname (bekend onder de Staphorster variant), toen de informateurs Rein Jan Hoekstra en Frits Korthals Altes spraken met D66 en tegelijkertijd met ChristenUnie en SGP. Op 29 april 2003 kozen CDA en VVD voor een coalitie met D66. Met name de ideologische afstand tussen de liberale VVD en de streng-christelijke SGP was hieraan debet. Op voorspraak van Van der Vlies kwam in 2001 bij de invoering van de euromunten de tekst God zij met ons op de Nederlandse 2-euromunt te staan. De andere Nederlandse euromunten waren daar technisch niet geschikt voor. De tekst stond al eerder op verscheidene Nederlandse guldenmunten. Ofschoon de SGP het beleid had dat zij om religieus-ethische redenen een actief optreden op de televisie vermijdt (men liet zich wel door de parlementaire pers in de wandelgangen van het parlementsgebouw interviewen), verscheen Van der Vlies op 30 september 2005 voor het eerst in een tv-actualiteitenrubriek (NOVA). Daarna trad hij vaker op in televisieprogramma's. Zo werd er door de EO in 2006 een tv-portret van hem gemaakt door het actualiteitenprogramma Netwerk. De Gulden-Vliesregeling, een regeling voor bedrijfsovernames voor jonge boeren, is naar hem vernoemd. Van der Vlies initieerde het Mantelzorgcompliment, waardoor vrijwilligers in de zorg op jaarbasis een blijk van waardering ontvangen. In 2006 overwoog Van der Vlies om het fractievoorzitterschap over te dragen aan fractiegenoot Van der Staaij, maar naar eigen zeggen gaf hij gehoor aan een beroep dat het partijbestuur en partijgenoten op hem deden om in elk geval nog eens vier jaar bij te tekenen, met name om de partij in een rustig vaarwater te laten komen en pas over te stappen naar een opvolger als de golven gestild zijn. Begin 2008 liet hij zich in het Historisch Nieuwsblad in negatieve zin uit over de kleding van bepaalde collega-Kamerleden ("... soms lijkt het wel of Kamerleden rechtstreeks van de camping komen") en verklaarde hij dat er in en voor de politiek geen gezag en respect meer is. Hij meende dat televisiekijkers het beeld krijgen van het parlement als een "zooitje ongeregeld". Op 25 oktober 2008 werd er bij stilgestaan dat Van der Vlies tienduizend dagen Tweede Kamerlid was. Hij was op dat moment het langstzittende Kamerlid. CDA-fractievoorzitter in de Tweede Kamer Pieter van Geel pleitte in september 2009 voor een Van der Vlies-norm, een norm voor het voeren van een waardig en inhoudelijk debat in de trant van Van der Vlies. In december dat jaar kondigde Van der Vlies aan na de eerstvolgende Tweede Kamerverkiezingen het parlement te verlaten. Na de val van het kabinet-Balkenende IV droeg hij op de SGP-partijdag op 27 maart 2010 het partijleiderschap en het lijsttrekkerschap voor de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni 2010 over aan Van der Staaij. In een interview in mei 2010 gaf hij aan na zijn terugtreden meer tijd aan zijn gezin te willen besteden; ook had hij toegezegd weer scriba van zijn kerkelijke gemeente te worden, dit naast zijn bestaande werk voor classis, synode en huisbezoeken in de gemeente. Op zijn laatste dag als Kamerlid reikte Kamervoorzitter Gerdi Verbeet hem de versierselen uit die behoren bij het ridderschap in de Orde van Oranje-Nassau. Van der Vlies ontving een staande ovatie van de overige leden van de Kamer; zijn laatste woorden als Kamerlid waren: "Soli Deo gloria" (Alleen aan God de eer). Met 29 jaar en één week (10.599 dagen) is hij de parlementariër met de meeste dienstjaren sinds de jaren 1960 in een van de Kamers van de Staten-Generaal. Persoonlijk Van der Vlies woonde met zijn vrouw en vijf kinderen in Maartensdijk (provincie Utrecht). In deze plaats werd hij lid van de Hersteld Hervormde Kerk, het deel van de Nederlandse Hervormde Kerk dat niet meeging in de fusie tot de Protestantse Kerk in Nederland (PKN). Hij was ook actief in de kerk, als ouderling, eerst in de Nederlandse Hervormde Kerk, later in 2004 in de Hersteld Hervormde Kerk. In 2016 onderging hij nadat hij onwel was geworden een operatie waarbij zijn hartklep werd vervangen. Bij een nacontrole werd darmkanker geconstateerd, waardoor hij verschillende zware operaties moest ondergaan. Hij lag zeven weken in het ziekenhuis, waarna hij een revalidatietraject moest volgen. In december 2020 liep Van der Vlies COVID-19 op. Kort nadat hij opnieuw gediagnosticeerd werd met darmkanker overleed hij in november 2021 op 79-jarige leeftijd. Prijzen en onderscheidingen Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw (29 april 1994) "Oranje-Boven Prijs", ontvangen van de SGP-jongeren, vanwege zijn inzet voor de SGP (2010) Ridder in de Orde van Oranje-Nassau (16 juni 2010) Uitslagen verkiezingen Van der Vlies was twaalf keer namens de SGP kandidaat bij de Tweede Kamerverkiezingen. In onderstaande tabel een overzicht hiervan, met de plaats op de kandidatenlijst van de SGP en het aantal stemmen dat op hem werd uitgebracht. Zie ook Lijst van partijleiders van de SGP Externe links Tweede Kamer der Staten-Generaal - biografie (pagina uit 2006) (gearchiveerd) Parlement & Politiek - Bas van der Vlies 25 jaar Kamerlid Nederlands provinciaal politicus SGP-politicus Tweede Kamerlid
150
https://nl.wikipedia.org/wiki/Wit-Rusland
Wit-Rusland
Wit-Rusland of Belarus (uitspraak: [bɛlaˈrus]; Russisch en Wit-Russisch: Беларусь, getranslitereerd als Belaroes; Łacinka: Biełaruś), officieel de Republiek Belarus, is een binnenstaat in Oost-Europa. Het land grenst aan Rusland in het noordoosten, aan Oekraïne in het zuiden, aan Polen in het westen en aan Litouwen en Letland in het noordwesten. De hoofdstad is Minsk. Wit-Rusland was samen met Rusland, Oekraïne en Transkaukasië een van de oorspronkelijke Sovjetrepublieken. Het land verklaarde zich op 25 augustus 1991 onafhankelijk, na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. Naam De benaming Belarus, met de klemtoon op de laatste lettergreep, is afkomstig van de Russische woorden Белая (Belaja, dat wit betekent) en Русь (Land van de Roes, Roethenië), een oude historische benaming voor het gebied waar Oost-Slaven woonden (waar ook Rusland van afgeleid is). Dit gebied werd traditioneel onderverdeeld in Wit-Roethenië (grotendeels het huidige Wit-Rusland), Zwart-Roethenië (een gebied in het zuidwesten van Wit-Rusland), en Rood-Roethenië (een gebied in Polen en Oekraïne). Later werd de naam Roethenië beperkt tot het huidige gebied Oblast Transkarpatië in Oekraïne. De Nederlandse benaming Wit-Rusland is derhalve een letterlijke vertaling van Belarus. In officiële teksten wordt in het Nederlands de naam Belarus gebruikt. Het land zelf gebruikt sinds 1991 de naam Belarus. De naam Wit-Rusland wordt door een kleine groep als ongewenst beschouwd omdat deze te veel refereert aan buurland Rusland, hetgeen de suggestie kan wekken dat het land onderdeel zou zijn van Rusland. Geschiedenis De Wit-Russische gebieden maakten sinds de veertiende eeuw deel uit van het Groothertogdom Litouwen. Toen dat land in 1569 samen met Polen een nieuwe staat vormde, werd Wit-Rusland onderdeel van dit Pools-Litouwse Gemenebest. Met de Poolse Delingen (1773/1793/1795) kwam het gebied aan het Keizerrijk Rusland en in 1922 werd het onder de naam Wit-Russische SSR een deelstaat van de Sovjet-Unie. Wit-Rusland is zeer zwaar getroffen in de Tweede Wereldoorlog. Het aantal dodelijke slachtoffers was in percentage hoger dan in het zwaarst getroffen zelfstandige land, Polen. Volgens de Russische historicus Vadim Erlikman kwamen 2,29 miljoen Wit-Russen om het leven, 25,3% van de bevolking (Polen 17,2%). In 1990/1991 maakte Wit-Rusland zich los van de Sovjet-Unie en richtte samen met andere voormalige Sovjetrepublieken het Gemenebest van Onafhankelijke Staten op. In 1994 kwam de huidige president Aleksandr Loekasjenko via democratische verkiezingen aan de macht. Hij was tegen het uiteenvallen van de Sovjet-Unie en maakt zich onder andere sterk voor een Euraziatische Unie. Geografie Wit-Rusland is met een oppervlakte van 207.600 km², waarvan 4700 km² water, ongeveer vijf maal zo groot als Nederland. In totaal is de Wit-Russische grens 3098 km lang. Dat bestaat uit 141 km met Letland, 502 km met Litouwen, 605 km (of 418 km) voor de grens met Polen, 891 km met Oekraïne, maar het grootste deel - 959 km - met Rusland. Het is geheel door land omsloten en heeft dus geen kust of zeehavens. Het is een vlak land, het ligt gemiddeld op zo'n 160 meter boven zeeniveau en van de hoogste berg, de Dzjarzjynskaja hara, ligt de piek op 345 meter boven de zeespiegel. Van het landoppervlak is ruim 40% geschikt voor agrarische doeleinden en ook ruim 40% van het land is met bos bedekt. Van de beroepsbevolking is zo'n 10% werkzaam in de primaire sector. Het land ligt op de grens van een land- en zeeklimaat, met koude winters en koele en natte zomers. Wit-Rusland kreeg zijn huidige vorm in 1946 (toen nog Wit-Russische SSR geheten). Steden Enkele steden in Wit-Rusland zijn: Babruisk Borisov Brest Grodno Homel Minsk (hoofdstad) Polotsk Vitebsk Rivieren Rivieren in Wit-Rusland zijn: Dnjepr Memel Pripjat Westelijke Dvina Bestuurlijke indeling Bestuurlijk is Wit-Rusland opgedeeld in zes oblasten (provincies) en de hoofdstad Minsk. De oblasten zijn onderverdeeld in rajons (districten). De huidige indeling is opgezet in 1957 als oblasten. Na de onafhankelijkheid werd deze indeling uit het Sovjet-tijdperk overgenomen, met als enig verschil dat het Russische oblast werd veranderd in het Wit-Russische voblast. Politiek Hoewel er formeel een volksvertegenwoordiging en een gekozen president is, wordt Wit-Rusland toch over het algemeen gezien als een autocratie of dictatuur onder president Loekasjenko. Kritiek op het staatshoofd is ten strengste verboden en wordt bestraft. De verkiezingen worden openlijk georkestreerd en burgerlijke vrijheden zijn beperkt. Na enige versoepeling van de regels teneinde betere betrekkingen met de Europese Unie en de Verenigde Staten te bewerkstelligen, heeft de regering deze in 2018 teruggedraaid, door beperkingen aan journalisten, online media en demonstraties op te leggen om zo de controle te vergroten. De persvrijheid is zeer beperkt. Bij Verslaggevers Zonder Grenzen stond Wit-Rusland ver onderaan op plaats 153 van de in totaal 180 beoordeelde landen. De Wit-Russische KGB is nog een belangrijke steunpilaar van de huidige regering. Een van de voorlopers van die geheime dienst is de Tsjeka en de Wit-Russische regering stimuleert de verering van de eerste leider van deze organisatie. Deze Feliks Edmoendovitsj Dzerzjinski geldt in Wit-Rusland als nationale held. Staatshoofd: president Aleksandr Loekasjenko (sinds 1994) Minister-president: Roman Golovtsjenko (sinds 2020) President Het staatshoofd van Wit-Rusland is de president, die op directe wijze wordt gekozen voor een periode van vijf jaar. Loekasjenko werd in 1994 tot president gekozen en liet zijn ambtstermijn in 1996 via een referendum verlengen tot 2001. In 2001 werd hij herkozen met 75,65% van de stemmen en 15,65% voor de tegenkandidaat Oeladzimir Hontsjaryk en 2,48% voor Sjarhej Hajdoekevitsj. De oppositie stelde echter dat een derde van de stemmen vervalst was. Omdat een president volgens de Wit-Russische grondwet niet meer dan twee termijnen aan de macht mag zijn, hield Loekasjenko op 21 oktober 2004 (dezelfde dag als de parlementsverkiezingen) een referendum waarin hij het volk vroeg een grondwetswijziging door te voeren om de termijnenlimiet af te schaffen. Een ruime meerderheid van de bevolking (79,42%) was vóór de grondwetswijziging die daarna werd doorgevoerd. Internationale waarnemers oordeelden dat er gefraudeerd was. Op 19 maart 2006 won Loekasjenko de presidentsverkiezingen met meer dan 80% van de stemmen. Ook deze uitslag is volgens sommige onafhankelijke waarnemers vervalst. De dagen na de verkiezingen verzamelden duizenden demonstranten zich op het Oktoberrevolutieplein in Minsk. De ordebewakers van gemeentelijke politie en federale KGB verjoegen de demonstranten na enkele dagen met veel geweld van het plein. In 2010 en 2015 werd Loekasjenko opnieuw herkozen. De presidentsverkiezingen van 2010 gingen gepaard met grove tegenwerking van de campagne van de oppositie, het niet toelaten van waarnemers en stemfraude. Ook in 2015 won Loekasjenko met dezelfde tactieken. 2020 (fraude) In 2020 wist Loekasjenko opnieuw, door middel van grootschalige fraude, met meer dan 80% van de stemmen de verkiezingen te winnen. De enig toegelaten tegenkandidaat Svetlana Tichanovskaja kreeg volgens de telling minder dan 10% van de stemmen. Dit leidde tot massale burgerprotesten. De veiligheidstroepen van de dictator reageerden met grootschalig terreur tegen de eigen bevolking om de demonstraties te beëindigen. De bekendste oppositieleiders, onder wie Tichanovskaja, vluchtten naar het buitenland, voorzover zij niet al gevangen zaten. Loekasjenko wordt sinds de valse verkiezingen van 2020 door steeds meer landen en door de Europese Unie als onwettige president bestempeld. Tichanovskaja wordt regelmatig uitgenodigd door Europese regeringen en parlementen om te komen praten als vertegenwoordiger van het Wit-Russische volk over de situatie in het land en over mogelijke sancties. Premier en Raad van Ministers De premier is voorzitter van de Raad van Ministers. De leden moeten lid zijn van het parlement en worden door de president benoemd. Volksvertegenwoordiging De volksvertegenwoordiging (Nationale Assemblée) bestaat uit een lagerhuis en een hogerhuis. Het lagerhuis heet Huis van Afgevaardigden en bestaat uit 110 leden. Daarnaast is er een uit 64 leden bestaand hogerhuis, de Raad van de Republiek. De leden van het Huis van Afgevaardigden worden voor een periode van vier jaar gekozen. 56 leden van de Raad van de Republiek worden indirect gekozen, terwijl 8 door de president worden benoemd. Rechterlijke macht De rechterlijke macht bestaat uit het Hooggerechtshof, (speciale) rechtbanken en het Constitutioneel Hof. Wit-Rusland is het enige Europese land dat nog steeds de doodstraf kent. Hoewel er stappen worden ondernomen om de doodstraf af te schaffen, voert Wit-Rusland ook nog steeds executies uit. De doodstraf wordt vaak opgelegd na een oneerlijke rechtszaak en marteling komt voor om bekentenissen te verkrijgen. Daarnaast weten zowel de gevangenen zelf als hun familie niet wanneer de voltrekking van de doodstraf zal plaatsvinden, waardoor beide in voortdurende angst voor het moment van executie verkeren. Alle informatie over de doodstraf in Wit-Rusland wordt geheimgehouden. Er zijn geen statistieken te verkrijgen over het aantal executies. Volgens Amnesty International krijgen familieleden enkele dagen na de executie een brief thuisgestuurd met het bericht dat de gevangene is geëxecuteerd. Executies worden uitgevoerd door een kogel in het achterhoofd. Politieke partijen De macht en invloed van politieke partijen in Wit-Rusland is zeer gering. Het parlement bestaat grotendeels uit "partijlozen" die achter het beleid van Loekasjenko staan. Daarnaast zijn er drie partijen in het parlement die het regeringsbeleid steunen: Communistische Partij van Wit-Rusland (3 zetels) Agrarische Partij van Wit-Rusland (1 zetel) Republikeinse Partij van de Arbeid en Gerechtigheid (1 zetel) Partijen die niet in het parlement vertegenwoordigd zijn, maar wel achter het beleid van Loekasjenko staan: Wit-Russische Socialistische Sportieve Partij Republikeinse Partij van de Arbeid en Gerechtigheid Liberaal-Democratische Partij van Wit-Rusland De oppositie is niet in het parlement vertegenwoordigd. De belangrijke alliantie van oppositiepartijen is de Verenigde Democratische Krachten, bestaande uit vijf partijen, zoals het Wit-Russisch Volksfront en de Verenigde Burgerspartij van Wit-Rusland. Bevolking Volgens de meest recente statistieken telde Wit-Rusland op 1 januari 2020 zo'n 9,408 miljoen inwoners. Het aantal inwoners bereikte een hoogtepunt in het jaar 1994: het land telde toen 10.243.500 inwoners. Het inwonersaantal is tussen 1994 en 2020 met ruim 800.000 personen afgenomen. Vooral de bevolking op het Wit-Russische platteland loopt in een rap tempo terug. In 1940, kort voor de bezetting van Wit-Rusland door nazi-Duitsland, woonden er ruim 7 miljoen mensen op het platteland, terwijl dat aantal in 2018 slechts 2 miljoen personen bedroeg. Een gemiddeld Wit-Russisch dorpje telde in de 21e eeuw slechts 89 inwoners, voornamelijk gepensioneerden. Wit-Rusland is het zwaarst getroffen land in de Tweede Wereldoorlog. Gedurende deze oorlog werden 209 steden en 9200 dorpen vernield en kwamen ruim 2,2 miljoen personen te overlijden. Het inwonersaantal daalde van 10,2 miljoen in 1939 tot een dieptepunt van een 7,7 miljoen in 1945 (bijna een kwart van de bevolking). Demografische situatie Wit-Rusland kampt sinds 1993 met een negatieve natuurlijke bevolkingsgroei. Het geboortecijfer is jarenlang lager dan het sterftecijfer. In 2019 bedroeg het geboortecijfer 9,3‰, het sterftecijfer ongeveer 12,8‰ en de natuurlijke bevolkingskrimp 3,5‰. Bevolkingssamenstelling Wit-Russen vormen de grootste bevolkingsgroep, gevolgd door Russen en Polen. In het westen leeft een kleine minderheid van Lipka-Tataren, terwijl de Roma verspreid over Wit-Rusland wonen. Joodse gemeenschap Lange tijd had Wit-Rusland een van de grootste Joodse gemeenschappen in Europa. In 1897 werden er ongeveer 720.000 Joden in Wit-Rusland (en Oost-Polen) geteld, oftewel 13,6% van de totale bevolking van de regio. Joden waren tot de eerste helft van de twintigste eeuw de op twee na grootste etnische groep in Wit-Rusland, en in sommige steden en dorpen vormden ze meer dan 40% van de bevolking. De bevolking van steden zoals Minsk, Pinsk, Mogilev, Bobruisk, Vitebsk en Gomel was merendeels Joods. Gedurende de Holocaust kwam 90% van de Wit-Russische Joden om het leven. Na de val van het communisme hebben de meeste Joden Wit-Rusland verlaten voor Israël, de Verenigde Staten of Duitsland. De overgebleven Joden zijn grotendeels geassimileerd in de Wit-Russische samenleving en weinig praktiserend. In de laatste volkstelling van 2009 werden er 12.926 etnische Joden geregistreerd. Officiële talen De officiële talen in Wit-Rusland zijn het Wit-Russisch en het Russisch. Ongeveer 70% spreekt in het dagelijks leven Russisch, terwijl slechts 23% Wit-Russisch spreekt. Religie Wit-Russisch-orthodox en Russisch-orthodox 80 %, katholieken 7 % (westerse en oosterse ritus), protestanten ca. 2,7 %, joden en moslims. Bezienswaardigheden Woud van Białowieża, een van de vier nationale parken Kasteel Mir Kasteel van Njasvizj, architectonisch, residentieel en cultureel complex van de familie Radziwill in Njasvizj Geodetische boog van Struve Economie Wit-Rusland deed als enig ex-Sovjetland niet aan schoktherapie, maar de economie had desondanks zwaar te lijden na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie. De economische activiteit kelderde met zo'n 30% in de periode 1993 tot en met 1995 en de inflatie liep heel sterk op. Het duurde tot 2005 voordat de inflatie weer onder de 25% op jaarbasis was uitgekomen. In de vijf jaren van 2004 tot en met 2008 lag de jaarlijkse economische groei rond de 10% op jaarbasis al kampte de overheid wel met grote begrotingstekorten. Na 2011 stagneerde de economie en het bruto binnenlands product, ook per hoofd van de bevolking, is per saldo licht gedaald tot en met 2018. Wit-Rusland is economisch sterk afhankelijk van handel met Rusland. Rusland levert voordelig aardolie; daarvoor in ruil kunnen de Russen gratis gebruikmaken van pijpleidingen onder de Wit-Russische bodem (zie ook Wit-Russisch-Russisch gasconflict). De Wit-Russische economie is nog sterk op de communistische leest geschoeid met een groot aantal staatsbedrijven en strenge regelingen. De werkloosheid is laag en schommelt rond tussen de 2% en 3%. Munteenheid: 1 Wit-Russische roebel (BYN) = 100 kopeken; koers 1 januari 2021: 1 BYN = euro 0,311; 1 euro = 3,207 BYN BNP: US$ 63,2 miljard (2019) (dit is US$19.150 per persoon, in dollars van 2010) groei BNP: 1,2% (2019) Export: US$28,5 miljard (2017) waarvan: chemie- en aardolieproducten (US$5,34 miljard), kalimeststoffen (US$2,27 miljard), vrachtwagens (US$1,04 miljard), kaas (US$797 miljoen) en tractoren (US$614 miljoen). Grootste exportpartners: Rusland (US$12,5 miljard), Oekraïne (US$3,39 miljard), Verenigd Koninkrijk (US$2,38 miljard), Duitsland (US$1,12 miljard) en Nederland (US$1,11 miljard). Import: US$33 miljard (2017), waarvan: ruwe aardolie (US$5,32 miljard), aardgas (US$2,79 miljard), geraffineerd olieproducten (US$1,08 miljard), auto's (US$549 miljoen) en geneesmiddelen (US$455 miljoen). Importpartners: Rusland (US$18,5 miljard), China (US$2,59 miljard), Duitsland (US$1,72 miljard), Polen (US$1,41 miljard) en Oekraïne (US$1,18 miljard). Op economisch vlak wordt Wit-Rusland gekenmerkt door het voortbestaan van grote staatslandbouwbedrijven, hoewel een vrijgave van de marktsector voorzichtig aangevat werd met ondersteuning uit Moskou. Wit-Rusland is minder sterk getroffen door de crisis van 2008-2009 dan de buren Rusland, Oekraïne en Letland en is momenteel welvarender dan de eerste twee landen. Het verschil met Oekraïne bestaat al jaren, maar de hogere levensstandaard ten opzichte van Rusland is een recent verschijnsel. Wit-Rusland is een corrupt land. In 2019 stond het land op de 66e plaats van de in totaal 180 landen die Transparency International in kaart heeft gebracht. Energie Wit-Rusland is voor zijn energie sterk afhankelijk van Rusland. Na het gasconflict in 2004 besloot de Wit-Russische regering de afhankelijkheid van Russische aardgas terug te dringen door de bouw van een steenkoolgestookte elektriciteitscentrale en een kernenergiecentrale. Verder werden kleinere projecten opgestart op basis van windenergie en waterkrachtcentrales. Als deze plannen volledig ten uitvoer zijn gebracht, neemt de afhankelijkheid van het Russische aardgas af van 80% in 2009 naar 55% in 2020. Het grootste project is de bouw van de kernenergiecentrale Wit-Rusland op 23 kilometer van de grens met Litouwen bij de plaats Ostrovets. Het Russische Atomstrojeksport is in 2013 gestart met de bouw van de centrale met een totaal vermogen van 2400 megawatt, verdeeld over twee VVER-reactoren. In november 2018 komt de eerste reactor in bedrijf en medio 2020 de tweede als alles volgens plan verloopt. Externe links National Statistical Committee of the Republic of Belarus CIA: The World Factbook - Belarus
152
https://nl.wikipedia.org/wiki/Belegging
Belegging
Een belegging is een vorm van investering waarbij geld wordt vastgelegd voor langere of kortere tijd met als doel om in de toekomst financieel voordeel te behalen. Bij beleggen biedt men kapitaal in ruil voor onzekere inkomsten in de toekomst. Juridisch wordt het beleggen geregeld door het effectenrecht en in mindere mate door het vennootschapsrecht. Iedereen is in de praktijk direct of indirect belegger. Al maakt men veelal een onderscheid tussen sparen en beleggen, in feite heeft men het over vrijwel hetzelfde: we zetten geld uit tegen een vergoeding en lopen daarbij risico. Het wordt ook vaak omschreven als investering, al is een belegging vooral gericht op rendement zonder verdere inzet. Zelfs bij een spaartegoed waarvan men zeker weet dat men altijd minimaal het ingelegde geld zal terugkrijgen, loopt men risico. In de eerste plaats heeft men het debiteurenrisico, de spaarbank kan immers failliet gaan. Een veel groter risico op de lange termijn is het inflatierisico. Indien over de waarde van het spaartegoed een lager rentepercentage wordt uitgekeerd dan de geldontwaarding wordt men in de praktijk alsnog armer. Iedereen die bijdraagt aan een pensioenfonds of een pensioenverzekeraar zet daarmee gelden uit in obligaties en aandelen, soms in combinatie met afgeleide producten als opties en beleggingen in hedgefondsen. Rendement en risico Er bevindt zich een relatie tussen het rendement van een investering en het hiermee gepaard gaande risico. Hoe groter het risico dat een belegger neemt, des te hoger is het verlangde rendement. Aandelen hebben bijvoorbeeld een hoger risico dan obligaties en hier hoort ook een hoger rendement bij. Liquide middelen hebben minder risico dan obligaties en vastgoed zit over het algemeen qua risico en rendement weer tussen obligaties en aandelen in. Beleggers proberen zoveel mogelijk rendement te maken bij zo min mogelijk risico. Als een belegger bijvoorbeeld kan kiezen tussen twee beleggingen met hetzelfde risico, maar de ene belegging heeft een rendement van 4% per jaar en de andere 2%, dan zal een belegger kiezen voor het hoogste rendement. Hoe een belegger tot deze keuze komt wordt geanalyseerd in de moderne portefeuilletheorie van professor Harry Markowitz. In de beleggingstheorie wordt risico vaak gezien als de beweeglijkheid van de historische beurskoersen. Een maat voor deze historische beweeglijkheid is de standaard deviatie. Uiteraard zegt deze waarde uitsluitend iets over het verleden en is het hooguit een indicatie voor de toekomst. De uitkomst van een investering blijft altijd onzeker. Een belangrijke conclusie van de moderne portefeuilletheorie is dat deze onzekerheid alleen kan worden verkleind door de portefeuille te spreiden over meerdere soorten beleggingen. De gedachte hierachter is dat een tegenvaller in het ene fonds wordt opgevangen door een meevaller in een ander fonds. Ditzelfde geldt ook voor spreiding tussen verschillende soorten beleggingen zoals: aandelen, obligaties, onroerend goed en cash. Behalve het passieve beleggingsbeleid van het gespreide beleggen, bestaat er ook een stroming binnen de beleggingswereld die een meer actieve vorm van beleggingsbeleid voorstaat. Een actieve belegger probeert door te handelen volgens een eigen visie het gemiddelde van de markt of beursindex te verslaan. In de praktijk blijkt het voor actieve beleggers lastig te zijn om betere resultaten te boeken dan passieve beleggers. Dit wordt mede veroorzaakt door de hogere kosten van het actief handelen op de beurs. Defensief beleggen is beleggen met weinig risico, maar ook een gemiddeld laag rendement. Offensief beleggen is het omgekeerde. Soorten beleggers Men kan een onderscheid maken tussen een aantal soorten beleggers. Particuliere belegger De particuliere belegger is een privépersoon die op verschillende manieren kapitaal kan aanwenden om te investeren. Dit kan in individuele aandelen of obligaties zijn, maar ook beleggingsfondsen behoren tot de mogelijkheden. De belegger opent een beleggingsrekening bij een bank of broker. Hierin wordt het effectenbezit geregistreerd in termen van aantal stuks en soort. Met deze rekening kan de belegger aan- en verkopen doen. Bij een beleggingsrekening bij een beleggingfondsenfamilie kan het assortiment van effecten beperkt zijn tot aandelen in de betreffende beleggingsfondsen. Bij een beleggingsrekening kan er al niet de mogelijkheid zijn om als onderdeel daarvan een geldtegoed aan te houden. Particuliere beleggers kunnen ook beleggen in vastgoed, door panden aan te kopen of door gezamenlijk te investeren in vastgoed met weinig geld via vastgoedbeleggingsfondsen. Verder zijn er steeds meer particuliere beleggers die beleggen in cryptovaluta, een relatief nieuwe assetklasse, die zichzelf op het lange termijn nog moet bewijzen. Beleggingen in cryptovaluta brengen een hoog risico met zich mee en zijn vooral populair bij jongeren en middelvolwassenen. Institutionele beleggers Institutionele beleggers zijn instellingen die het vermogen van bijvoorbeeld pensioenfondsen of verzekeringsmaatschappijen beheren. Deze professionele beleggers nemen een groot deel van het aandelenbezit voor hun rekening. Zij hebben financiële verplichtingen jegens hun deelnemers respectievelijk polishouders. Uit het rendement op de hun toevertrouwde middelen (premies) moeten die voldaan kunnen worden. Institutionele beleggers hebben in absolute zin vaak zeer grote bedragen te beleggen. De Nederlandse pensioenfondsen hadden ultimo 2016 EUR 2619 miljard aan beleggingen, volgens het CBS. Ondernemingen Voorts zijn ook grote ondernemingen regelmatig actief op de geld- of kapitaalmarkt, bijvoorbeeld bij het uitzetten van tijdelijk niet benodigde liquide middelen, of het aantrekken van middelen bij tijdelijke liquiditeitstekorten. Beleggers kunnen verder natuurlijk ook onderverdeeld worden aan de hand van hun beleggingsfilosofie. Men onderscheidt grofweg vijf verschillende soorten beleggers: Zij die beleggen op basis van vaak macro-economische kortetermijnverwachtingen. Zij worden ook wel handelaren genoemd. De meeste particuliere beleggers vallen in deze categorie. Zij die (geautomatiseerd) gespreid in een mandje van aandelen beleggen waarvan het rendement ongeveer gelijk is aan dat van de aandelenmarkt als geheel. Dit wordt Indexbeleggen genoemd. Zij die koersen proberen te voorspellen aan de hand van het verloop van koersgegevens uit het nabije verleden. Dit wordt ook wel technische analyse genoemd. Zij die beleggen op basis van verwachtingen met betrekking tot de toekomstige groei van de winsten van hun beleggingen. Dit zijn de zogenaamde groeibeleggers. Een van de grondleggers van deze beleggingsfilosofie is de Amerikaan Philip Fisher. Een andere bekende groeibelegger is Peter Lynch. Zij die de huidige waarde van beleggingen proberen in te schatten en daarbij proberen te profiteren van het verschil met de marktwaarde. Deze beleggers worden ook wel waardebeleggers genoemd. Bekende voorbeelden zijn de Amerikanen Warren Buffett en zijn leermeester Benjamin Graham. Alternatief beleggen In tijden waarin de beurzen een lager of zelfs negatief rendement laten zien, zijn mensen geneigd om naar alternatieve beleggingen te kijken, zoals het beleggen in zeeschepen, hout, wijn en kunst. In 2001 is in Nederland het fiscale begrip vermogensrendementsheffing ingevoerd. Over bezittingen in box III dient normaal gesproken belasting betaald te worden. Er bestaat een vrijstelling van de vermogensrendementsheffing voor voorwerpen van kunst. Het lijkt daarom voordelig om fiscaal belaste vermogensbestanddelen om te zetten in fiscaal vrijgestelde voorwerpen van kunst. Echter, wanneer kunstwerken hoofdzakelijk als belegging dienen (de bewijslast hiervan ligt bij de fiscus), bestaat de mogelijkheid dat het kunstbezit alsnog fiscaal wordt belast. Met de toenemende aandacht voor het behoud van het milieu en sociaal-ethische thema's is de aandacht voor duurzaam beleggen de laatste jaren enorm toegenomen. Ook groen beleggen valt daaronder te scharen. Een relatief nieuwe en risicovolle assetklasse is cryptovaluta. Deze assetklasse is nog zo nieuw dat het in boeken en studiemateriaal voor de wet financieel toezicht, nauwelijks tot niet wordt benoemd. Door een gebrek aan regelgeving en bescherming kent beleggen in cryptovaluta behoorlijke risico's. Beperkingen in verband met wetgeving in de VS Op sommige websites staat "Toegang tot informatie van deze website voor ingezetenen uit de Verenigde Staten is verboden." Ook worden mensen met bepaalde banden met de VS soms niet als klant geaccepteerd door (bijvoorbeeld Nederlandse) financiële dienstverleners zoals banken. Een en ander heeft te maken met bijzondere wetgeving in de VS over financiële dienstverlening en aanbieding van financiële producten. Soms worden US persons uitgesloten, zoals gedefinieerd in Regulation S van de Securities Act 1933. Zie ook Beleggen van A tot Z Capital asset pricing model Fundamentele analyse Technische analyse Beleggerscompensatiestelsel (Nederland) Beleggen
153
https://nl.wikipedia.org/wiki/Burgemeester
Burgemeester
Een burgemeester is een bestuursfunctionaris op gemeentelijk niveau. Internationaal is er een verscheidenheid aan functies en macht die een burgemeester heeft. Etymologie Vroeger sprak men van borghmeester, burchmeester of borgermeyster, dat wil zeggen hoofd van borg of burg (stad, wijk). België Benoeming De burgemeester is in België het hoofd van het gemeentebestuur en wordt door de gewestregering benoemd uit de leden van de gemeenteraad voor een periode van zes jaar. De gemeenteraadsleden kunnen daarvoor kandidaten voordragen bij de provinciegouverneur. Een kandidaat-burgemeester heeft de steun nodig van de meerderheid van zijn eigen fractie. De steun van de meerderheid in de hele gemeenteraad is formeel niet nodig, maar is bijna altijd het geval. In uitzonderlijke gevallen kan de burgemeester ook worden benoemd buiten de verkozenen voor de gemeenteraad. De burgemeester staat aan het hoofd van de gemeentelijke administratie en is meestal voorzitter van de gemeenteraad (sinds 2007 kan in Vlaanderen een gemeenteraad zijn eigen voorzitter kiezen) en het college van burgemeester en schepenen. Daarnaast staat hij ook aan het hoofd van de lokale politie op bestuurlijk vlak of zetelt hij in de politieraad indien het lokale politiekorps verschillende gemeenten bedient. Hij moet ervoor zorgen dat de wetten en de besluiten van hogere overheden uitgevoerd worden. Belgische burgemeesters dragen een sjerp in de kleuren van de Belgische vlag. Franstalige burgemeesters heten in België "bourgmestre"; opmerkelijk want in Frankrijk heet de functie "maire" (letterlijk "meier"). Bij de staatshervorming van 2001 (Lambermontakkoord) werd de bevoegdheid inzake de organisatie van de lokale besturen overgedragen aan de drie Gewesten, zodat er geleidelijk aan verschillende regelingen ontstaan voor het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het Vlaams Parlement keurde op 6 juli 2005 een nieuw gemeentedecreet goed waarin de rol en bevoegdheden van alle actoren in de lokale besturen grondig werden geherdefinieerd. In Wallonië wordt sinds 2006 de burgemeester zo goed als rechtstreeks verkozen: de verkozene met de meeste voorkeurstemmen op de lijst met de meeste stemmen binnen de gevormde meerderheidscoalitie, wordt automatisch voorgedragen als burgemeester. Voor de verkiezingen van 2024 wil de Vlaamse regering dat in Vlaanderen ook invoeren. In Brussel en Wallonië luidt de eed die burgemeesters moeten afleggen nog steeds "Je jure fidélité au Roi, obéissance à la Constitution et aux lois du peuple belge." terwijl dit in Vlaanderen slechts "Ik zweer de verplichtingen van mijn mandaat trouw na te komen." is. Praktijk Een burgemeester wordt in de praktijk voorgedragen door de meerderheid van de gemeenteraad, maar formeel is dat niet noodzakelijk. Meestal is hij ook gemeenteraadslid maar in uitzonderlijke omstandigheden kan dit ook iemand van buiten de raad zijn. Enkele burgemeesters benoemd buiten de raad zijn 'erfopvolgingen' tijdens een legislatuur waarbij de nieuwe burgemeester een familielid opvolgt en nog geen raadslid kon zijn omdat twee zulke dichte familieleden niet samen in de gemeenteraad mogen zetelen: Hulshout, 1981: Mark Verhaegen (CVP) volgde zijn vader Joris op; Ichtegem, 1968-71: Pharaïlde Stael (CVP) volgde haar man Alberic Verscheure op; Nieuwkerke (Heuvelland), 1962: José Lemaire (CVP) volgde zijn vader Leon op; Booischot (Heist-op-den-Berg), 1959: Carl Demolder (CVP) volgt zijn vader Germain op; Zwevegem, 1962: Antoine Bekaert (CVP) volgt zijn vader Leon op. Andere voorbeelden van burgemeesters benoemd buiten de raad : Ravels, 2010: Walter Luyten (CD&V), was daarvoor OCMW-voorzitter; Koksijde, 1990: Jos Leye; Bredene, 1983: Roger Eerebout (CVP), was daarvoor gedeputeerde. Lochristi, 1959: Jan De Schrijver, was niet verkiesbaar ten tijde van de gemeenteraadsverkiezingen. De benoeming van Jos Leye tot burgemeester van Koksijde in 1990 is een zeldzaam voorbeeld waarbij men op zoek ging naar een neutraal persoon buiten de lokale politiek om burgemeester te worden. De reden voor deze demarche van de gouverneur was dat er door verschillende overlopingen geen stabiele meerderheid was, er waren al drie verschillende kandidaat-burgemeesters door verschillende meerderheden na elkaar voorgedragen. Een burgemeester die niet gesteund wordt door een meerderheid in de gemeenteraad is zo mogelijk nog zeldzamer. Vlaams minister van Binnenlands Bestuur Liesbeth Homans (N-VA) heeft in 2015 gemeenteraadslid Eric De Bruycker van de oppositiepartij ProLink (2 zetels) benoemd tot burgemeester van Linkebeek, dit tegen de meerderheidspartij LB in, die Damien Thiéry (MR) bleef steunen. Een randgeval is Diepenbeek in 2006: Etienne Steegmans (VDD) was oorspronkelijk voorgedragen door een meerderheid (CD&V-VDD + VLD) en tot burgemeester benoemd, maar bij de installatievergadering van de gemeenteraad kwam er een andere meerderheid tot stand voor de verkiezing van het schepencollege (sp.a + VLD + Groen + één onafhankelijk raadslid afkomstig van CD&V-VDD). Charles-Ferdinand Nothomb (PSC) dacht in een neutrale burgemeester buiten de raad de oplossing gevonden te hebben voor het probleem-Happart in Voeren. Hij liet de koning op 17 oktober 1986 de benoeming ondertekenen van Roger Wynants, een toen 43-jarige Franstalige leraar Nederlands in Visé, afkomstig uit Sint-Martens-Voeren, waar zijn vader burgemeester was voor de fusie. Maar de Happart-groep zette Wynants zodanig onder druk dat die de benoeming niet durfde aanvaarden, hij wilde de eed niet afleggen. Nothomb nam de dag daarop ontslag als minister van binnenlandse zaken om zijn verantwoordelijkheid te nemen voor het mislukken van 'zijn' oplossing. In België wordt het burgemeesterschap soms (in het verleden dikwijls) gekenmerkt door lange bestuursperiodes door een en dezelfde persoon of familie. Alfred Amelot was 68 jaar burgemeester in de gemeente Zingem; zijn grootvader Jacques-Chrétien Amelot was het 46 jaar. Graaf Amedée Visart de Bocarmé stond 48 jaar aan het hoofd van de stad Brugge. Joseph Matthys stond 60 jaar aan het hoofd van de gemeente Herzele. Jules Storme, 56 jaar burgemeester van Waregem (1848-1904). Jozef Browaeys, 54 jaar burgemeester van Horebeke (1965-2018). Jules Maenhaut van Lemberge, 52 jaar burgemeester van Lemberge. Carlos van Crombrugghe werd in 1956 gevierd voor 50 jaar burgemeesterschap; 7 leden van zijn familie bestuurden er de voormalige gemeente Sint-Martens-Leerne, samen goed voor 148 jaar bestuur. August Lippens was 47 jaar burgemeester van Moerbeke en ook de volgende 73 jaar werd de sjerp door iemand van de familie Lippens gedragen. De burgemeesters kwamen meestal uit de families van regenten, adel, grootgrondbezitters, herenboeren of industriëlen. Die namen dan zelf de taak op of lieten het over aan anderen. In België waren de burgemeesters vroeger vaak bierbrouwers, zoals in de gemeenten Drongen, Merchtem, Laarne, Opwijk, Steenhuffel, Wieze, Landegem en Ulbeek. Pas na de Tweede Wereldoorlog kwam er een democratisering van het ambt. België kent het fenomeen van de "verhinderd burgemeester": ambtsdragers die de uitvoering van hun bevoegdheden overlaten aan een waarnemer omdat zij een conflicterende dubbelfunctie hebben aanvaard, bijvoorbeeld die van minister of eurocommissaris. Zo bleef federaal premier Elio Di Rupo burgemeester van Bergen tijdens zijn periode aan het hoofd van de regering en bleef eurocommissaris Karel De Gucht burgemeester van Berlare. Er wordt in deze gevallen ook wel gesproken van "titelvoerend burgemeester". Districtsburgemeester Sinds de decentralisatie in 2001 hebben de Antwerpse districten ook een uitvoerend districtscollege met "districtsschepenen" en een "districtsvoorzitter" die sinds 1 januari 2019 officieel ook wel "districtsburgemeester" wordt genoemd. Nederland Benoeming Een burgemeester wordt in Nederland door de Kroon benoemd, nadat het kabinet met de benoeming heeft ingestemd op grond van een voordracht door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gebaseerd op een aanbeveling van de gemeenteraad van de bewuste gemeente. Het is echter niet nodig dat de gemeenteraad iemand voordraagt. In een aantal gemeenten (Delfzijl, Best, Vlaardingen, Boxmeer, Leiden, Zoetermeer, Utrecht en Eindhoven) is een burgemeestersreferendum gehouden, waarin de bevolking kon kiezen tussen twee kandidaten. Dit referendum had een raadplegend karakter en was niet bindend. Aangezien de ervaringen niet positief waren (lage opkomst bij referenda en beperkte keuze voor de kiezer) wordt het burgemeestersreferendum niet meer toegepast. Nederlandse burgemeesters dragen (in bepaalde omstandigheden) een ambtsketen en worden benoemd voor een ambtsperiode van zes jaar. Na afloop van die termijn van zes jaar zijn zij telkens weer voor zes jaar herbenoembaar. In 2009 kondigde PvdA-minister Guusje ter Horst aan dat zij voornemens was om het burgemeesters niet toe te staan langer dan drie termijnen (18 jaar) in het ambt te zijn van één gemeente. Na kritiek van haar coalitiegenoot CDA en van oppositiepartij VVD trok zij dit voorstel weer in. Artikel 43 van het Rechtspositiebesluit burgemeesters bepaalt: Aan de burgemeester wordt met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op die waarin hij de leeftijd van 70 jaar heeft bereikt, eervol ontslag verleend. Dit was eerder 65 jaar. In het verleden zijn er burgemeesters geweest die ook nog na hun 70e burgemeester waren. De burgemeesters met de langste ambtstermijn in de Nederlandse geschiedenis bij één gemeente zijn Nicolaas Stephanus van Meurs, die tussen 1802 en 1863 61 jaar burgemeester van Heerde was en Jan Dirk Preuijt die tussen 1823 en 1886 zelfs ongeveer 62 jaar burgemeester van Geervliet was. Willem Götte werd in 1811 schout van Goor, dat enkele jaren later gesplitst werd in de gemeente Goor en de gemeente Markelo. Tot 1872 bleef hij de burgemeester van Markelo. Voor de jongste burgemeester zie de lijst van jongste burgemeesters van Nederland. De Grondwet bepaalt dat de burgemeester bij koninklijk besluit wordt benoemd. De burgemeester vormt samen met de wethouders het dagelijks bestuur van de gemeente, het college van burgemeester en wethouders geheten (of vaak ook wel kortweg het college van B en W genoemd). De burgemeester is voorzitter van het college van burgemeester en wethouders en heeft stemrecht. Als de stemmen staken is die van de burgemeester doorslaggevend. De burgemeester is voorzitter van de gemeenteraad maar kan niet tevens raadslid zijn. In de gemeenteraad heeft de burgemeester geen stemrecht. In 2008 is een eerste stap gezet om het voorzitterschap van de gemeenteraad niet meer verplicht bij de burgemeester te leggen door deze bepaling uit de Grondwet te schrappen, maar de Gemeentewet blijft deze verplichting vooralsnog voorschrijven. Iemand kan gelijktijdig burgemeester zijn van meer dan één gemeente. Op het moment van de benoeming van de burgemeester mogen die gemeenten samen niet meer dan 10.000 inwoners hebben. Vanwege de samenvoeging van gemeenten (gemeentelijke herindeling), zijn er steeds minder kleine gemeenten die een burgemeester delen met een andere. De burgemeester moet wonen in de gemeente - of in een van de gemeenten - waarvan hij of zij burgemeester is. Een van buiten de gemeente benoemde burgemeester moet uiterlijk binnen één jaar na de benoeming zijn verhuisd. Gemeenteraden kunnen een ontheffing verlenen van deze verplichting, bijvoorbeeld als de gemeente op de nominatie staat om heringedeeld te worden binnen de ambtstermijn van de burgemeester. Deconstitutionalisering burgemeesterbenoeming In 2002 is een wetsvoorstel om de bepaling in de Grondwet dat de burgemeester bij koninklijk besluit wordt benoemd te schrappen, door beide Kamers der Staten-Generaal aanvaard in eerste lezing (de Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel toen zonder debat bij acclamatie aangenomen). Op 22 maart 2005 heeft de Eerste Kamer dit wetsvoorstel in tweede lezing (waarbij een tweederdemeerderheid vereist is) in de Nacht van Van Thijn met 42 stemmen voor en 31 stemmen tegen verworpen, waardoor de Grondwet ongewijzigd bleef. Zeven jaar later, in 2012, diende het Tweede Kamerlid Schouw een initiatiefvoorstel in van een vergelijkbare strekking. Dit voorstel werd wederom in eerste lezing door beide kamers aangenomen: de Tweede Kamer in 2013 en de Eerste Kamer in 2015. De Tweede Kamer heeft het na de verkiezingen van 2017 op 23 januari 2018 in tweede lezing aangenomen. De Eerste Kamer stemde ook in op 20 november 2018. De benoemingsprocedure van de burgemeester wordt hierdoor niet meer voorgeschreven door de grondwet, waardoor het mogelijk is om met een gewone wetswijziging een andere procedure vast te stellen. Daar zijn echter nog geen plannen voor ingediend, waardoor voorlopig burgemeesters benoemd zullen blijven bij koninklijk besluit. Bevoegdheden en taken De burgemeester is in Nederland niet het hoofd van de gemeente. Hoofd van de gemeente is de gemeenteraad, die bestaat uit door de bevolking gekozen vertegenwoordigers. De burgemeester maakt daar geen deel van uit en hij heeft daar geen stemrecht of het recht onderwerpen voor te dragen. Wel is de burgemeester voorzitter van de raad en mag hij deelnemen aan de discussies (beraadslagingen), maar in die functie heeft hij vooral organisatorische taken en geen extra bestuurlijke bevoegdheden. De burgemeester is hoofd van de politie en de brandweer in zijn gemeente en de verantwoordelijke voor de openbare orde en de veiligheid. Als voorzitter van het college en de raad heeft de burgemeester mede tot taak om de kwaliteit van het bestuur in de gemeente te bewaken en de interne afstemming binnen de gemeente te bevorderen. De burgemeester is niet alleen voorzitter van de raad en voorzitter van het college. Hij is ook zelf een bestuursorgaan en heeft zijn eigen bevoegdheden. Deze hebben vooral betrekking op openbare orde en veiligheid. De burgemeester heeft het toezicht op openbare bijeenkomsten en op voor het publiek openstaande gebouwen, zoals horecagelegenheden. In geval van nood is hij bevoegd noodbevelen te geven en noodverordeningen vast te stellen. De burgemeester heeft het opperbevel bij brand en ongevallen, waarbij de brandweer is ingeroepen. Ook heeft de burgemeester representatieve taken. Hij vertegenwoordigt de gemeente "in en buiten rechte", dus als de gemeente partij is in een rechtszaak moet de burgemeester worden gedagvaard en als namens de gemeente een overeenkomst of andere stukken moeten worden ondertekend, is hij als enige bevoegd. Elk jaar brengt de burgemeester het burgerjaarverslag uit. Daarin wordt verslag uitgebracht onder andere over de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening richting de burger, inspraak en burgerparticipatie. Loco- en waarnemend burgemeester Als de burgemeester verhinderd is zijn ambt uit te oefenen of als er geen burgemeester is, dan wordt het ambt waargenomen door een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen wethouder. De wethouder die het burgemeestersambt waarneemt wordt locoburgemeester genoemd. Wanneer alle leden van het college van burgemeester en wethouders afwezig zijn wordt de nestor van de gemeenteraad, en daarna de in anciënniteit tweede enzovoort, locoburgemeester. De gemeentesecretaris komt als ambtenaar niet in aanmerking voor de tijdelijke vervulling van dit ambt. Een waarnemend burgemeester is een door de commissaris van de Koning tijdelijk aangestelde vervanger als er langere tijd geen gewone burgemeester in functie is in een gemeente. BES-eilanden Hoewel de BES-eilanden zich binnen het Koninkrijk der Nederlanden bevinden, hebben zij geen burgemeesters. Deze drie afzonderlijke Caribische openbare lichamen worden daarvoor in de plaats vertegenwoordigd door een gekozen eilandraad, met aan het hoofd de gezaghebber en de eilandgedeputeerden. Historisch Het ambt van burgemeester komt reeds voor in de Nederlandse steden in de middeleeuwen. Zo komen de eerste burgemeesters van Groningen en van Dordrecht voor in de 13e eeuw en de eerste burgemeesters van Amsterdam in de 14e eeuw. Eeuwenlang was het mogelijk dat steden tot vier burgemeesters gelijktijdig hadden. Vanaf 1824 was in Nederland het “Reglement voor het Bestuur in de Steden” van kracht, dat bepaalde dat er voortaan sprake zou zijn van niet meer dan één burgemeester. De Gemeentewet van 1851 heeft die beleidslijn voortgezet, die opnieuw werd bevestigd door de herziene Gemeentewet van 1994. Aan het begin van de 15e eeuw verleende graaf Albrecht van Beieren aan Amsterdam een privilege waarbij de hoofdmacht van de stad in handen werd gelegd van burgemeesteren, gekozen door de oud-raad. Dit college, bestaande uit schepenen, oud-schepenen, 'burgemeesteren' en 'oud-burgemeesteren', koos op Vrouwendag (2 februari) drie burgemeesters, die uit de aftredende functionarissen een vierde benoemden. Bijna vier eeuwen lang, tot de omwenteling van 1795 bleef die unieke macht van burgemeesters van de stad op deze wijze geregeld. De schepenen van Antwerpen stelden in 1409 twee borchmaistres aan, zonder toestemming van de hertog, een binnenburgemeester en een buitenburgemeester. Ook deze bijzondere macht bleef er tot 1794 zo geregeld. In onder meer Noord-Brabant was de functie van de burgemeester vóór 1795 een heel andere; de burgemeesters of borgemeesters beheerden de dorpskas. In Venlo (toentertijd onderdeel van het Hertogdom Gelre) kwamen vanaf 1348 twee burgemeesters voor (tot 1679, toen het één functie werd), namelijk de regerend burgemeester en de paijburgemeester (beide functies bestonden overigens ook in Roermond), waarbij paij betekent "betaal", dus wat we nu een wethouder van financiën zouden noemen. In Wijk aan Zee werd eenmaal per jaar (op vastenavond) twee burgemeesters of 'kiezers' uit de gelederen der oud-schepenen aangesteld. Hun enige rol was om een deel van het college van schepenen te vervangen door nieuw gekozen kandidaten. De aanstelling was voor twee achtereenvolgende jaren en hun termijne overlapte, zodat er elk jaar een aftrad en een nieuwe burgemeester erbij verkozen werd. Ook op Schokland (een voormalig eiland in de voormalige Zuiderzee) kent men voor 1795 'burgemeesters'. Hun functie is min of meer te vergelijken met die van de tegenwoordige wethouder. In 1767 bestaat het gerecht van Emmeloord (het noordelijke deel van Schokland) - op dat moment eigendom van Amsterdam - uit een schout, die tegelijk secretaris is, en vijf burgemeesters, die ook schepen zijn. Zij leggen een schepeneed af en blijven twee jaar in functie. Rond Pasen worden het ene jaar drie burgemeesters vervangen, het andere jaar twee. Na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk in 1810 en de invoering van de Franse wetgeving in 1810 en 1811 kwam de functie van burgemeester aan de maire, geassisteerd door een adjunct-maire. Bij de invoering van de grondwet van 1814 werd als vanouds onderscheid gemaakt tussen stedelijke gemeenten en plattelandsgemeenten. In de steden werden de maires weer aangeduid als burgemeester, terwijl in de plattelandsgemeenten de maires tot 1825 schouten werden genoemd. Tot ruim in de twintigste eeuw was het burgemeestersambt in Nederland in de praktijk voorbehouden aan mannen. In 1946 kwam met de benoeming van Truus Smulders-Beliën hierin echter verandering. Maar na haar benoeming bleef zij nog lang de enige vrouwelijke burgemeester van Nederland. Pas op 16 oktober 1964 werden twee andere vrouwen tot burgemeester benoemd: M. van der Wall-Duyvendak (Geldermalsen) en mr. C.M. s'Jacob-des Bouvrie (Leersum). Daarna kwamen er langzamerhand meer zoals: Henriëtte Louise Mathie van Hangest d'Yvoy (Rozendaal, 1968), Joke Stoffels-van Haaften (Heiloo, 1968), Gerda van den Bosch-Brethouwer (Puttershoek, 1972), Anneke le Coultre-Foest (Blaricum, 1973), Rie van Soest-Jansbeken (Arcen en Velden, 1974), Woudy Veenhof (Barradeel, 1975), Marianne de Jong-Meijer (Graft-De Rijp, 1976) en Elly den Haan-Groen (Voorburg, 1976). Crisissituaties Evenals de wethouders van een gemeente zijn burgemeesters steeds meer afhankelijk geworden van het vertrouwen van de gemeenteraad. Uit een onderzoek naar bestuurlijke probleemsituaties rond burgemeesters, dat in 2006 in opdracht van de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Remkes en het Nederlands Genootschap van Burgemeesters werd verricht door de Open Universiteit en een particulier adviesbureau, bleek het belang van persoonlijke eigenschappen om crisissituaties het hoofd te kunnen bieden, om het vertrouwen van de gemeenteraad te kunnen blijven genieten. Het onderzoek werd uitgevoerd door een team onder leiding van prof. dr. A.F.A. Korsten en prof. dr. H. Aardema en richtte zich op het gedwongen vertrek van burgemeesters in Nederlandse gemeenten in de periode 2000 tot en met 2005. In deze periode werden 36 ‘gevallen’ burgemeesters getraceerd (op een totaal aantal van ca. 460 gemeenten). Het moeilijkst bleek het voor burgemeesters te overleven in "bestuurlijk risicovolle" gemeenten, dat wil zeggen gemeenten die worden gekenmerkt door een optelsom van factoren zoals een instabiel college, een in kleine fracties opgedeelde gemeenteraad en wat genoemd werd een "negatieve bestuurscultuur". Burgemeester in oorlogstijd De positie van een (niet fascistische) "burgemeester in oorlogstijd" was moeilijk tijdens de Tweede Wereldoorlog. Op grond van het landoorlogreglement, een internationaal verdrag, moesten zij de Duitse bezetter bijstaan, maar deze moest op zijn beurt de Nederlandse en Belgische wet en rechtsorde respecteren. Van dat laatste kwam niets terecht. De burgemeesters stonden zo voor een dilemma. Zij zouden kunnen aftreden en zouden dan worden vervangen door een fascist die nog meer schade aan zou richten. Ze konden ook aanblijven om hun burgers zoveel mogelijk te beschermen en liepen dan het risico gecompromitteerd te raken door in te gaan op de eisen van de bezettende macht. Afgezien van de door Rijkscommissaris Seyss-Inquart benoemde burgemeesters die lid van de N.S.B. waren en onmiddellijk na de bevrijding buiten functie werden gesteld, zijn als resultaat van de zuivering 700 Nederlandse burgemeesters na de oorlog ontslagen. Hun gedrag was volgens het Centraal Orgaan voor de Zuivering van Overheidspersoneel niet in overeenstemming met de door de Nederlandse regering in 1937 gegeven richtlijn. Vriendschappelijke contacten met Duitsers telden zwaar, maar vooral het meewerken aan verdedigingsmaatregelen dan wel het (gedwongen) rekruteren van arbeiders die die stellingen aanlegden, werd de burgemeesters zwaar aangerekend. Nederlander van het Jaar 2018 Op 6 december 2018 maakte de redactie van Elsevier bekend dat ze de (bedreigde) burgemeester had uitgeroepen tot Nederlander van het Jaar 2018. Volgens het blad konden de burgemeesters wel een steuntje in de rug gebruiken, aangezien tientallen met de dood worden bedreigd of te maken hebben met ander fysiek of verbaal geweld. Dat heeft niet alleen te maken met de bestrijding van drugscriminaliteit, waarvan de burgemeester vaak het gezicht is (en niet de politie of de officier van justitie). Maar ook de "gewone" burger weet de burgemeester te vinden als het gaat om locaties voor asielzoekerscentra, Zwarte Piet of vuurwerkverboden. Duitsland In Duitsland heet een burgemeester Bürgermeister. Grote steden, om precies te zijn kreisfreie Städte, hebben een Oberbürgermeister en meerdere Bürgermeister. De wetgeving rond de gemeentes en daarmee de burgemeesters hangt van de deelstaten af. In vrijwel alle deelstaten wordt de burgemeester direct door het volk gekozen. Zijn ambtstermijn duurt vier, vijf of zes jaar. Hij is niet alleen hoofd van de administratie maar ook van de gemeenteraad. De drie steden Berlijn, Hamburg en Bremen zijn deelstaten. De burgemeesters worden er door het deelstaatparlement en niet door het volk gekozen. Ze zijn dus eerder vergelijkbaar met de ministers-presidenten van deelstaten dan met de burgemeesters van normale steden. De burgemeester van Berlijn heeft de titel Regierender Bürgermeister, die van Hamburg Erster Bürgermeister en de burgemeester van de deelstaat Bremen Bürgermeister und Präsident des Senates. Gemenebest van Naties In Engeland, Wales en Noord-Ierland is het een ceremoniële functie, gewoonlijk voor één jaar. Een Lord Mayor heeft soms reguliere mayors onder zich, met uitvoerende bevoegdheden. Alleen plaatsen met stadsrechten kunnen een Lord Mayor hebben; een stad die zich niet ‘city’ mag noemen, bezit hooguit een mayor. De Lord Mayor (of Lord Provost) wordt door de gemeenteraad benoemd en hoeft niet uit de regerende factie te komen: de bekleder van het ambt moet de stad vertegenwoordigen en politiek neutraal zijn. De functie als dusdanig is onbezoldigd; activiteiten die door de Lord Mayor in het kader van zijn of haar ambt worden georganiseerd, kunnen echter door de kas van de stad worden bekostigd. De vrouwelijke tegenhanger Lady Mayoress slaat daarentegen op een andere, optionele functie, die in de vaste begeleiding en ondersteuning van de Lord Mayor bestaat. De Lord Mayor kan, indien hij dat wenst, een Lady Mayoress aanduiden; in de tijd dat alleen mannen Lord Mayor werden, was de Lady Mayoress gewoonlijk hun vrouw. Daar evenwel Lord Mayor en Lady Mayoress twee verschillende protocollaire functies zijn, wordt een vrouwelijke burgemeester eveneens als Lord Mayor aangesproken. Zij kan desgewenst een Lady Mayoress aanwijzen; is de persoon die zij benoemt echter een man, dan vervalt voor dat jaar de functie van Lady Mayoress en spreekt men van de escort van de Lord Mayor. De Lord Mayor moet in het openbaar steeds de toepasselijke ceremoniële gewaden met ketting en eventueel een pruik dragen. De volgende steden hebben een Lord Mayor: In Engeland: Birmingham, Bradford, Bristol, Canterbury, Chester, Coventry, Exeter, Kingston upon Hull, Leeds, Leicester, Liverpool, City of London, Manchester, Newcastle upon Tyne, Norwich, Nottingham, Oxford, Plymouth, Portsmouth, Sheffield, Stoke-on-Trent, City of Westminster en York In Noord-Ierland: Belfast In Wales: Cardiff en Swansea Schotland gebruikt in plaats van de titel Lord Mayor de titel Lord Provost. Steden met een Lord Provost zijn: Aberdeen, Dundee, Edinburgh en Glasgow. In Australië is Lord Mayor een politieke functie en bestaat in de volgende steden: Adelaide, Brisbane, Darwin, Hobart, Melbourne, Newcastle, Parramatta, Perth, Sydney en Wollongong. In Canada is de enige plaats met een Lord Mayor Niagara-on-the-Lake, de eerste hoofdstad van de Britse kolonie Opper-Canada. De Maleisische stad Kuala Lumpur heeft sinds 1972 een Lord Mayor. Elders In Denemarken bestaat de titel Overborgmester, een functie die alleen in de hoofdstad Kopenhagen voorkomt. In Finland bestaat de titel ylipormestari voor de burgemeester van de hoofdstad Helsinki. In Ierland is Lord Mayor ook een ceremoniële functie die alleen bestaat in Dublin en Cork. De titel "burgemeester" is formeel afgeschaft in 2014 toen de "county boroughs" ophielden te bestaan. Deze wet laat echter wel toe dat de voorzitter van een stedelijke kiesdistrict informeel als burgemeester wordt aangeduid. In Tsjechië bestaat de titel Primátor, waarmee de burgemeester wordt aangeduid van een van de 23 statutaire steden (Tsjechisch: statutární město), de grotere Tsjechische steden. Zie ook Nederlands Genootschap van Burgemeesters Trivia In het Nederlands kent men de uitdrukking: iemand burgemeester maken. Het betekent dat de broek van een jongen naar beneden wordt getrokken en daar water in wordt gegoten. De vrouwelijke vorm die een stuk minder gebruikelijk is en vooral in België voorkomt, is 'burgemeesteres'. Externe links Ambtelijke titulatuur Gemeentepolitiek Politieke functie
154
https://nl.wikipedia.org/wiki/Brussels%20Hoofdstedelijk%20Gewest
Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Frans: Région de Bruxelles-Capitale) is sinds 1989 een van de drie gewesten van België en bestaat uit 19 gemeenten, waaronder de stad Brussel, die de hoofdstad van België is. Het Gewest vormt een enclave in Vlaanderen die een totale oppervlakte van 161 km² heeft en 1.251.845 inwoners (juni 2023) telt. Het hele stedelijk gebied van Brussel, inclusief de voorsteden buiten het eigenlijke gewest, telt ongeveer 1,8 miljoen inwoners en is daarmee de grootste agglomeratie van het land. Zowel de Vlaamse als Franse Gemeenschap oefenen hun bevoegdheden uit op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Geschiedenis Middeleeuwen en hertogdom Brabant Het gebied waarbinnen de stadsrechten van toepassing waren werd de Kuip van Brussel genoemd. Het kende toen een grote bloei onder het hertogdom Brabant en rivaliseerde toen sterk met Leuven. Beide steden waren afwisselend de hoofdstad van het hertogdom. Brussel werd min of meer de hoofdstad van de Habsburgse Nederlanden en later de Zuidelijke Nederlanden. Tegen het einde van de Oostenrijkse Nederlanden kreeg het de overhand boven Leuven. Ettelijke adellijke families vestigden er zich, evenals (delen van) de regering. Brussel consolideerde zijn hoofdstedelijke functie voor de eerste keer onder het Franse regime. Tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was het samen met Den Haag zetel van het parlement. In de Belgische Revolutie van 1830 was Brussel het centrum van de rebellen, waar het Voorlopig Bewind zich vestigde. Belgische hoofdstad De nieuwe Belgische staat zorgde voor een aanzienlijke versnelling in de uitbouw van Brussel. Vóór 1830 was Brussel een Brabantse, Nederlandstalige stad. Na de onafhankelijkheid kende het een sterke inwijking van Fransen (gevluchte revolutionairen en anderen), en van Waalse ambtenaren, die het jonge Belgische bewind aantrok uit de Waalse provincies om er zijn nationale administratie mee te bemannen. Dat bewind werd namelijk beheerst door de hogere burgerij en de adel. Alleen deze groepen genoten toen stemrecht. Zij wensten de nationale instellingen enkel in hun eigen taal, het Frans, uit te bouwen. Hierdoor werd het Nederlands radicaal verbannen uit alle instellingen en uit het bestuur. Deze taalkundige discriminatie viel samen met zware sociale en politieke discriminatie van de arbeiders en de Vlaamse Nederlandstalige burgerij. In de negentiende eeuw kende Brussel ook een sterke industriële ontwikkeling. Door deze druk van overheidswege en door de inwijking van Walen en Fransen nam de verfransing van de bevolking, de verbeulemansing toe. Toch vormden de Franstaligen pas rond het midden van de twintigste eeuw in Brussel de meerderheid. Samen met deze evolutie groeide ook het hoofdstedelijke gebied. Begin 19e eeuw telde dat slechts een zestal gemeenten rond de hoofdstad. Naarmate de verstedelijking en de verfransing oprukten werden omringende gemeenten geannexeerd. Dat gebeurde bij tienjaarlijkse talentellingen. Zodra daarbij het aantal Franstaligen en tweetaligen boven bepaalde grenzen raakte, werd de betrokken gemeente bij het hoofdstedelijke gebied gevoegd. Sinds de jaren 1960 werd Brussel de facto de hoofdstad van de Europese Gemeenschap, later van de Europese Unie. Stedenbouwkundige ingrepen, zoals het slopen van bestaande gebouwen, soms van hele wijken, werden toegestaan zonder dat daarbij esthetische aspecten zwaar meewogen. Art-decohuizen verdwenen, tenzij ze reeds beschermd waren. Deze architecturale kakofonie van oud en nieuw gaf aanleiding tot het ontstaan van de term verbrusseling. Eigen Brusselse instellingen: agglomeratie en gewest Eigen politieke instellingen verkreeg Brussel pas vrij laat, eerst met een Brusselse Agglomeratieraad, en vervolgens, tien jaar na het Vlaamse en het Waalse gewest (in 1989), met zijn eigen hoofdstedelijke gewestinstellingen: het Brussels Hoofdstedelijke Parlement en de Brusselse Hoofdstedelijke Regering. Daarbij werd er een wettelijke regeling uitgewerkt ter bescherming van de Vlaamse minderheid in Brussel (volgens de meest optimistische schattingen ongeveer 20% van de Brusselse bevolking, maar minder als men het verkiezingsresultaat van de Nederlandstalige partijen als maatstaf neemt). Zo is de Brusselse gewestregering (evenals de federale) paritair samengesteld, dat wil zeggen dat er evenveel Nederlandstalige als Franstalige ministers zijn (met uitzondering van de minister-president). Later kregen de Vlamingen ook een gewaarborgd aantal zetels in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad, omdat hun aantal zetels anders onder een kritische drempel dreigde te raken. Daarnaast oefenen de Vlaamse en de Franse Gemeenschap ook bevoegdheden uit in het Brussels Gewest; dit zijn de typische gemeenschapsbevoegdheden, ook wel de 'persoonsgebonden materies' genoemd (bijvoorbeeld cultuur). Voor de Vlaamse Gemeenschap berusten deze bevoegdheden bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC), voor de Franse Gemeenschap bij de COCOF. Voor een beperkt aantal materies is er de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. De huidige institutionele regeling voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is het resultaat van ettelijke rondes staatshervormingen, waarbij de Franstaligen Brussel proberen uit te bouwen tot een volwaardig gewest ('une région-à-part entière'), terwijl de Vlamingen Brussel meer willen zien als een lagere, intermediaire bestuursvorm – een sterk opgewaardeerde agglomeratie annex provincie of zelfs stad (met een fusie van de 19 gemeenten). Het Brussels Gewest heeft een iets andere juridische status dan het Vlaamse en Waalse gewest. Geografie Beschrijving Het huidige Brussels Hoofdstedelijk Gewest valt naar grondgebied samen met het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en het arrondissement Brussel-Hoofdstad, dat naast Brussel nog 18 andere gemeenten omvat die in de loop van de 19e en 20e eeuw urbanistisch met de kernstad vergroeid raakten. In tegenstelling immers tot de meeste andere grote agglomeraties in België (als Antwerpen, Gent, Charleroi en Luik) werd de Brusselse agglomeratie niet betrokken bij de fusieoperatie van gemeenten in 1977, zodat het aantal gemeenten onveranderd bleef. In het verleden (1922) werden alleen de gemeenten Laken, Haren en Neder-over-Heembeek door de gemeente Brussel ingelijfd. Bodem & reliëf Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ligt in de Brabantse Leemstreek aan de noordoostkant van Midden-België op een hoogte die varieert van 9,40 meter in de vallei van de vrijwel geheel overdekte Zenne, die het gewest van zuid tot noord doorsnijdt, tot 148 meter in het Zoniënwoud aan de zuidoostkant. Behalve de Zenne zorgen ook haar bijrivieren de Maalbeek en de Woluwe in het oosten van het gewest voor aanzienlijke hoogteverschillen. Bossen en parken zijn samen goed voor ongeveer 20% van de totale oppervlakte van het gewest, deze zijn vooral geconcentreerd in het zuidoosten van het gewest (Zoniënwoud, Ter Kamerenbos). In het westen (o.a. Anderlecht) is er een beperkt gedeelte weide en akkerland. Onbebouwde gronden (inclusief bossen, parken en landbouwgrond) zijn samen goed voor een derde van het grondgebied. Klimatografie Bestuurlijke indeling Arrondissement Arrondissement Brussel-Hoofdstad Gemeenten De 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (met hun postcodes): Demografie en diversiteit Toen België in 1830 onafhankelijk werd telden de gemeenten die nu deel uitmaken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ongeveer 135.000 inwoners waarvan Brussel zelf met ongeveer 95.000 inwoners zowat 70% van het totaal. De andere gemeenten waren toen nog dorpen, waarvan slechts enkele meer dan 3.000 inwoners telden, die nog niet vergroeid waren met de stad. In 1900 telde de agglomeratie al 626.075 inwoners en rond 1960 werd de mijlpaal van 1.000.000 inwoners bereikt. Het aandeel van Brussel in het totaal bedraagt dan nog slechts 17%, in de 19e eeuw zijn het vooral de direct aan Brussel grenzende gemeenten die spectaculair groeien (Anderlecht, Molenbeek, Schaarbeek, Sint-Gillis, Elsene, Sint-Joost), in de 20e eeuw ligt de groei vooral bij de gemeenten van de buitenrand. In 1990, net na de oprichting van het gewest in 1989, telde de agglomeratie 991.355 inwoners, terwijl er in 1970 nog 1.075.136 waren. Tot 2000 zou dit aantal blijven teruglopen tot 959.318, ongeveer gelijk aan het niveau van 1947 (955.929). In het eerste decennium van de 21e eeuw keerde de tendens, om in 2019 de kaap van 1.200.000 te ronden. Deze sterke groei concentreert zich vooral in de gemeenten Anderlecht, Sint-Jans-Molenbeek, Schaarbeek, Elsene, Sint-Joost-ten-Node, Koekelberg, Laken (Brussel II) en Sint-Gillis, en is zowel het gevolg van een hoog natuurlijk saldo (hoog geboortecijfer en laag sterftecijfer, voornamelijk door het grote aandeel van de jonge uit het buitenland ingeweken bevolking), als van een sterke migratie uit het buitenland. Ondanks deze groei hebben enkele van deze gemeenten (Brussel, Elsene, Sint-Gillis, Etterbeek en Sint-Joost) nog steeds minder inwoners dan het geval was op hun hoogtepunt. De andere gemeenten kennen een lagere groei, die dichter aansluit bij het nationale gemiddelde. Het fenomeen van stadsontvluchting, ontstaan in de tweede helft van de 20e eeuw doet zich echter nog steeds voor, want het intern migratiesaldo blijft jaar na jaar negatief (meer inwoners verlaten het gewest richting Vlaanderen of Wallonië dan omgekeerd). Eind 2008 was zo'n 68% van de inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van vreemde origine. Zo'n 35% van de Brusselaars is van niet-Europese afkomst. Het percentage Brusselaars van Europese afkomst en van niet vreemde afkomst bedraagt beide 32%. Vluchtelingen maken het overige 1% uit. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat de inwoners van gemengde afkomst (zowel Belgische als buitenlandse) gerekend worden als zijnde van vreemde origine. Volgens een rapport van het Brussels Observatorium voor Gezondheid en Welzijn uit 2006 zijn 46,3% van de inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van buitenlandse oorsprong (dat wil zeggen niet in België geboren). 26,8% van de inwoners van Brussel hebben niet de Belgische nationaliteit (zijn immigrant). In sommige zones van het gewest gaat het vooral om arbeidsmigranten. In andere wijken zijn de niet-Belgen vooral werknemers van internationale organisaties of buitenlandse studenten. Evolutie van de bevolking per gemeente Alle cijfers voor Brussel zijn inclusief Brussel II (Laken, Haren en Neder-Over-Heembeek); Oudergem maakte in 1846 nog deel uit van Watermaal-Bosvoorde. Geboorten/overlijden per 1000 inw. zijn voor het jaar 2014. Ter vergelijking voor België bedragen deze cijfers respectievelijk: 371 inw./km² 11,2 geboorten per 1000 9,4 overlijdens per 1000 De welvaartsindex is indicatief voor de gemiddelde rijkdom van de inwoners van een gemeente. Hij wordt berekend als het gemiddeld netto belastbaar inkomen per inwoner in een bepaalde gemeente in vergelijking met dezelfde gemiddelde waarde voor België (= index 100). Een index lager dan 100 betekent dat dit inkomen lager ligt dan het nationaal gemiddelde, een index hoger dan 100 het omgekeerde. Deze gegevens hebben betrekking op het inkomensjaar 2020. Met een index van 78,5 loopt het Brussels Gewest ver achterop bij de andere gewesten van het land. Voor Vlaanderen bedraagt de index 107,2 en voor Wallonië 94,1. Sint-Joost-ten-Node kent met index 53,7 de laagste welvaartsindex van alle 581 Belgische gemeenten. Opvallend is dat, over de periode 2006-2017, in 15 van de 19 gemeenten de welvaartsindex gedaald is, slechts in 2 gemeenten (Elsene en Sint-Gillis, resp. met 5% en 7%) gestegen is en in 2 gemeenten (Ukkel en Etterbeek) vrijwel gelijk is gebleven. Het gewest dat in 2006 (index 84,6) al 15% armer was dan het Belgische gemiddelde kent nog een terugval van bijna 8%. Ganshoren, Sint-Agatha-Berchem, Koekelberg, Anderlecht en Evere kennen zelfs een terugval van 15% of meer en zijn daarmee over deze periode de grootste verliezers van alle 581 gemeenten die België telt. Bevolkingsdichtheid per gemeente Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft een gemiddelde bevolkingsdichtheid van meer dan 7.400 inwoners per km² zowat 20 keer hoger dan het nationaal gemiddelde. Er bestaan echter grote verschillen in bevolkingsdichtheid tussen een aantal gemeenten van het gewest. De centraal gelegen gemeenten en ook de historische stadskern van Brussel, de zogenaamde vijfhoek, kennen een veel hogere dichtheid dan de gemeenten van de tweede kroon, die later verstedelijkten. Voor de gemeenten van de zuidoostrand (vooral Watermaal-Bosvoorde maar ook Ukkel, Oudergem en Sint-Pieters-Woluwe) is dit ook deels te verklaren doordat een groot gedeelte van hun oppervlakte ingenomen wordt door het onbewoonde Zoniënwoud, en anderzijds omdat ze ook een vrij grote residentiële zone hebben met vrijstaande bebouwing. Voor Brussel-stad inclusief de opgeslorpte gemeenten Laken, Haren en Neder-Over-Heembeek ligt de verklaring voornamelijk bij de aanwezigheid van het grote koninklijk domein en de havenzone waar haast geen bewoning is. Hoewel Sint-Joost-ten-Node met bijna 24.000 inwoners per vierkante kilometer de dichtstbevolkte gemeente is, is de hoogste concentratie op wijkniveau terug te vinden in de Bosniëwijk van Sint-Gillis waar de dichtheid bij 38.000 inwoners per km² ligt. Zowel Sint-Joost als Sint-Gillis kenden in het midden van de 20e eeuw (voor het inzetten van de stadsvlucht) een nog hogere dichtheid van ongeveer 25.000 inwoners per km². Belgen en inwoners van buitenlandse herkomst per gemeente De Lokale Inburgerings- en Integratiemonitor 2018 gepubliceerd door de Vlaamse Gemeenschap geeft voor de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onderstaande cijfers met betrekking tot de diversiteit van de bevolking. Van de bijna 1,25 miljoen inwoners heeft 65% de Belgische nationaliteit, 35% heeft een andere nationaliteit. Naar nationaliteit zijn in 10 van de 19 gemeenten de Fransen het sterkst vertegenwoordigd in 6 gemeenten de Roemenen. Bulgaren, Marokkanen en Indiërs komen elk in 1 gemeente (resp. Schaarbeek, Molenbeek en Evere) op de eerste plaats. In Elsene, Sint-Gillis en Etterbeek heeft telkens bijna 50% van de inwoners een andere dan de Belgische nationaliteit, Watermaal-Bosvoorde en Sint-Agatha-Berchem zijn de enige gemeenten waar net iets meer dan 80% van de inwoners de Belgische nationaliteit bezit. Eind 2017 was 71,8% van de inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van buitenlandse herkomst (zelf in het buitenland geboren of ten minste een van de ouders in het buitenland geboren). 28,3% van alle inwoners heeft wortels in een van de landen van de Europese Unie, 43,5 % heeft een band met landen buiten de EU, 24,6% komt uit de Maghreb of Turkije, die daarmee, tot nu toe, de belangrijkste immigratieregio's zijn. Sint-Joost-Ten-Node telt als enige gemeente meer dan 90% inwoners van buitenlandse origine, Watermaal-Bosvoorde als enige gemeente minder dan 50%. Molenbeek telt het grootste aandeel (65%) van inwoners afkomstig uit niet EU landen, Sint-Pieters-Woluwe het minst met 17%. Heterogeen grondgebied Het gewest is heterogeen: er zijn aanzienlijke verschillen in bevolkingsdichtheid en de gemiddelde rijkdom tussen de verschillende gemeentes. Dit uit zich in een verschillend uitzicht van de wijken en gemeenten. Centraal is er de stad Brussel, met een zeer grote aantrekkingskracht om er te werken en cultuur te beleven, met een grote variatie op sociaaleconomisch en ruimtelijk vlak. Rond de kanaalzone zijn er de gemeenten Vorst, Anderlecht, Molenbeek en Schaarbeek, in industriële reconversie, met een sterk stijgende, veelal buitenlandse bevolking en een lager dan gemiddeld inkomen. Ook in de gemeentes in de "eerste gordel" (Etterbeek, Elsene, Sint-Gillis en Sint-Joost-Ten-Node) is er een lager inkomen dan gemiddeld, een hoge bevolkingsdichtheid, vooral singles. Er bevinden zich veel kantoorgebouwen. Daarnaast zijn er zowel in het noordwesten als zuidoosten residentiële gemeentes. Het gaat in het noordwesten om Ganshore, Evere, Koekelberg, Jette en Sint-Agatha-Berchem, gemeentes met stijgende bevolkingsaantallen, vooral gezinnen, en iets rijker dan gemiddeld. In het zuidoosten gaat het om de twee Woluwes, Oudergem, Ukkel en Watermaal-Bosvoorde. Deze gemeentes zijn relatief rijker, met een stagnerende en verouderende bevolking. Cultuur Taal Taalgebruik Het gewest heeft het Nederlands en het Frans als officiële talen. Vrijwel alle officiële (bestuur, politie, gerecht, straatnaambordjes, ...), semi-officiële zaken en instellingen (MIVB, Bpost) en diverse private entiteiten (zoals grote winkelketens) zijn tweetalig. Ook de meeste andere aanduidingen zijn in de twee talen te vinden. Toch is de voertaal op straat veelal het Frans, in overeenstemming met de indeling van de bevolking: 80 tot 90 procent hanteert het Frans als voertaal, 20 tot 10 procent Nederlands, afhankelijk van de bron en de gebruikte maatstaven. Zulke percentages geven echter niet altijd een duidelijk beeld. Veel inwoners die Frans als eerste taal opgeven spreken ook Nederlands, al dan niet op moedertaalniveau. Dit kunnen (veelal oudere) inwoners zijn die zowel Nederlands, Frans als het Brusselse dialect spreken, maar ook mensen die in het Frans opgevoed zijn en naar een Nederlandstalige school gegaan zijn. Rond 2010 valt een trend te bespeuren dat Franstalige ouders hun kinderen naar een Nederlandstalige school sturen, omdat ze op die manier meer kansen zouden hebben, en omdat het Franstalige onderwijs in Brussel de reputatie heeft van minderwaardige kwaliteit te zijn. Veel Franstalige Brusselaars spreken Nederlands uit commerciële overwegingen: in de stad werken immers 200.000 tot 300.000 Vlaamse of andere Nederlandstalige forenzen. Tot slot moet opgemerkt worden dat een groot deel van de inwoners een andere thuistaal heeft (onder meer Arabisch, Turks, Engels, Portugees, Italiaans, Pools, Roemeens, Bulgaars en diverse Afrikaanse talen), waarbij het Frans en/of Nederlands in wezen dus tweede of derde talen zijn voor deze inwoners. In het gemeentebestuur van elk van de 19 gemeenten van het gewest zit gewoonlijk een (of uitzonderlijk soms meerdere) Nederlandstalige schepen(en), die soms bevoegd is voor alle Nederlandstalige aangelegenheden. Gemeentelijke ambtenaren die in contact staan met het publiek (zoals loketbedienden) zouden tweetalig moeten zijn. In praktijk bevestigen officiële rapporten dat er grote aantallen eentalige (in praktijk vooral Franstalige) ambtenaren in dienst zijn. De meeste burgemeesters hebben een goede kennis van beide talen. Af en toe zijn er incidenten tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. Zo was er in de jaren 60 en 70 de Schaarbeekse burgemeester Roger Nols, die verschillende maatregelen nam om Nederlandstaligen quasi weg te pesten. Het beste voorbeeld hiervan is de lokettenkwestie: Roger Nols zorgde ervoor dat er nog slechts één loket voor Nederlandstaligen was in het gemeentehuis, hoewel een Nederlandstalige aan elk loket in het Nederlands terecht zou moeten kunnen. Door het aantal inwoners van Schaarbeek, het hoogste na dat van Brussel-Stad, was er behoefte aan meer loketten voor Nederlandstaligen. Binnen Brussel lijken deze spanningen af te nemen. De taalproblemen verplaatsten zich veeleer naar de Vlaamse Rand rond Brussel, waar zich veel Franstalige Brusselaars hebben gevestigd. In sommige gemeenten zijn ze zelfs een grote meerderheid, wat een tegenstelling vormt met het feit dat die gemeenten tot Vlaanderen behoren en dus formeel Nederlandstalig zijn. Van alle handelsvennootschappen met zetel in Brussel gebruikt 35 procent het Nederlands als interne voertaal en als communicatietaal met de overheden. Een derde van alle jobaanbiedingen vraagt om tweetaligheid, een vijfde vraagt daarnaast ook nog kennis van het Engels. Meertalige banen worden meestal ingevuld door Vlamingen. Van alle reclamecampagnes in Brussel is zo'n 41,4 procent tweetalig Frans-Nederlands, een derde eentalig Frans, een tiende tweetalig Frans-Engels en 7,2 procent drietalig. In 2006 kwamen er overdag 230.000 pendelaars uit het Vlaams Gewest (65% van het totaal), aanzienlijk meer dan de 126.500 pendelaars uit Wallonië (35%). Deze cijfers waren in 2018 dezelfde gebleven. Taalkundige evoluties De oorspronkelijke taal van Brussel, een lokale variant van het Brabants, behoort tot de voorlopers van het hedendaagse Nederlands. Het huidige Standaardnederlands is in de loop der eeuwen ontstaan uit diverse dialecten, waarbij het Brabants en het Hollands een hoofdrol hebben gespeeld. Binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn het Frans en het Nederlands officiële talen, maar de meesten (zowel inwoners, forenzen, buitenlanders, als de toevallige bezoeker) gebruiken het Frans als aanspreektaal. Het Brussels is een van de Brabantse dialecten van het Nederlands. Voor de Franse bezettingen en de Belgische onafhankelijkheid werd Frans enkel gebruikt door de hogere adel en hun huispersoneel, en in de betrekkingen met de naburige Franstalige regio's zoals de streek rond Nijvel, Henegouwen en Namen. Tijdens de Franse bezettingen werd het Frans hardhandig opgelegd als bestuurstaal. Bij de Belgische onafhankelijkheid was de lokale Brusselse bevolking nog voor meer dan 90% Nederlandstalig. Het aantal Franstaligen nam tijdens de 19de eeuw toe door de inwijking van Franse vluchtelingen en het aantrekken van Waalse ambtenaren voor de centrale administratie van de nieuwe staat. De nieuwe staat koos immers voor de taal van een zeer beperkte groep stemgerechtigden, de uitsluitend Franstalige adel, hogere burgerij en hogere clerus. De laatste decennia van de twintigste eeuw heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich ontwikkeld van een tweetalig tot een veeltalig gebied, dankzij de vestiging van Europese ambtenaren en hun families, buitenlandse arbeiders uit het Middellandse Zeegebied, immigranten uit de voormalige Belgische kolonie Congo, vluchtelingen uit alle delen van de wereld en recentelijk veel Midden- en Oost-Europeanen. In toenemende mate wordt Engels gebruikt als aanspreektaal en ook andere talen winnen aan belang, met name als huistaal en communicatiemiddel binnen bevolkingsgroepen, zoals Spaans, Turks, Arabisch, Berber, Italiaans, enz. Na de laatste talentelling in 1947, waarbij 74,2% Frans en 25,5% Nederlands als meest gesproken taal opgaf, zijn geen officiële statistieken over het taalgebruik in Brussel meer bijgehouden. Sinds 2000 wordt er wel periodiek enquêteonderzoek gedaan naar de taalverhoudingen, uitgevoerd door het Brussels Informatie-, Documentatie- en Onderzoekscentrum (BRIO), een wetenschappelijk onderzoeksinstituut. Uit de ontwikkeling van de huistaal in Brussel blijkt dat de laatste jaren het aandeel eentalige (Franse) gezinnen sterk daalt en het aandeel tweetalige gezinnen toeneemt. Opmerkelijk is dat tussen 2000 en 2012 het aandeel gezinnen waar alleen of mede Frans gesproken wordt licht gedaald is (van 82% naar 78%), terwijl het aandeel gezinnen waar alleen of mede Nederlands gesproken wordt sterk is gestegen (van 14% naar 22%). Dit is waarschijnlijk mede te danken aan de populariteit van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. Uit de antwoorden op de vraag welke taal of talen worden gebruikt in communicatie met buren, kortom de aanspreektaal in de eigen buurt, blijkt een afnemend belang van het Frans ten gunste van het Engels. In 2000 sprak nog 83% van de Brusselaars uitsluitend Frans met de buren, 12% gebruikte Frans en Nederlands, 2% uitsluitend Nederlands, 2% Frans en Engels, en 1% afwisselend Frans, Nederlands en Engels. In 2012 had zich dit ontwikkeld tot 62% uitsluitend Frans, 12% Frans en Nederlands, 1% uitsluitend Nederlands, 6% Frans en Engels, en 18% Frans, Nederlands en Engels. Openbare bibliotheken De subsidiëring van openbare bibliotheken in België is gemeenschapsmaterie, omdat de inhoud persoonsgebonden is. De 19 gemeenten van het Brussels gewest hebben een erkende Nederlandstalige openbare bibliotheekvoorziening. Samen met de Hoofdstedelijke Openbare Bibliotheek Muntpunt zijn er in het Brussels gewest in totaal dus 20 Nederlandstalige openbare bibliotheken. Deze bibliotheken vallen onder de VGC-subsidiëring net als het Brusselse bibliotheken-netwerk. Daarnaast heeft de Franstalige COCOF ook haar eigen bibliothekennetwerk, met 57 uitleenbibliotheken en 7 gespecialiseerde centra. De Koninklijke Bibliotheek is tweetalig en wordt aangestuurd vanuit de Federale overheid. Literatuur Brussel in de literatuur Evenementen Bright Brussels Museum Night Fever Beschermd onroerend erfgoed Lijst van beschermd onroerend erfgoed in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Politiek Structuur Bestuur Regering en Parlement Sinds 1989 kunnen de Brusselaars hun eigen gewestelijke vertegenwoordigers kiezen: het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. Deze raad stelt de Brusselse hoofdstedelijke regering aan. Deze regering dient over een parlementaire meerderheid te beschikken in beide taalgroepen en moet, naar analogie met de federale regering, ook evenveel ministers tellen uit elke taalgroep (in de praktijk elk twee), geleid door een minister-president waarvoor deze taalpariteit niet geldt. Daarnaast kunnen ook nog enkele staatssecretarissen, ondergeschikt aan een van de ministers, toegevoegd worden aan de regering, ook voor hen geldt de taalpariteit niet. Uit de raad worden ook de respectieve raden voor de Vlaamse en Franstalige gemeenschap samengesteld (VGC en COCOF). Belangrijke bestuurlijke taken zijn toevertrouwd aan instellingen van de twee gemeenschappen in Brussel, zijnde de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Commission Communautaire Française (COCOF), evenals ook een kleine Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). VGC en COCOF beschikken elk over een eigen verkozen raad en een eigen bestuur. De gemeenschapsraden bestaan daarbij uit de verkozenen van de eigen gemeenschap in het Brusselse parlement. Verkiezingen Zoals voor alle verkiezingen in België geldt ook voor de verkiezingen voor het Brussels Hoofdstedelijk Parlement de stemplicht. In 1989 bedroeg het aantal kiezers 582.947 goed voor 60,45% van de bevolking. In 2014 was het aantal kiezers haast onveranderd gebleven (584.310) terwijl de bevolking ondertussen met twintig procent is toegenomen. Omdat deze nieuwe inwoners vrijwel uitsluitend niet-Belgen zijn die niet over stemrecht beschikken is de verhouding kiezers/inwoners hierdoor teruggevallen tot 50,22%, beduidend lager dan het geval is op nationaal niveau en in de andere gewesten. Daarnaast is ook het hoog absenteïsme (16,5% in 2014) kenmerkend voor het Brussels gewest. Oorspronkelijk telde het parlement 75 leden en waren er geen vastgelegd aantal zetels bepaald per taalgroep. Met het Lambermontakkoord van 2001 werd het aantal zetels opgetrokken naar 89 en werd voor elke taalgroep een vast aantal zetels voorzien, 72 voor de Franstalige lijsten en 17 voor de Nederlandstalige lijsten. Deze 80%-20% verhouding weerspiegelt niet de reële stemverhoudingen tussen beide taalgroepen. Sinds 1989 viel het aandeel stemmen voor de NL-talige lijsten immers terug van 15,01% naar 11,54% in 2014, terwijl het aan FR-talige kant steeg van 84,99% naar 88,46%. Hierbij dient opgemerkt dat stemmen voor NL-talige lijsten niet noodzakelijk enkel en alleen afkomstig kunnen zijn van NL-talige kiezers, omgekeerd geldt dit ook voor stemmen op FR-talige lijsten. Hoe groot dit fenomeen van taaloverschrijdend stemmen is, valt niet te achterhalen, wel is het zo dat het Vlaams Belang (voorheen Vlaams Blok) een aantal keren bewust ook een tweetalige campagne gevoerd heeft met de bedoeling ook FR-talige stemmen te veroveren, wat voor 1999 en 2004 het hogere aantal stemmen voor NL-talige lijsten zou verklaren. Als gevolg van het voorbehouden aantal zetels per taalgroep zijn tweetalige lijsten voor deze verkiezingen niet mogelijk. Nederlandstaligen die op een Franstalige lijst kandideren worden als Franstalig beschouwd en omgekeerd. Ook voor deze verkiezingen is er voor het behalen van zetels een kiesdrempel van 5%, zij het dat deze in dit geval per taalgroep geldt en niet berekend wordt op het geheel van de uitgebrachte stemmen. Een bijzonderheid is dat partijen binnen dezelfde taalgroep een lijstverbinding (apparentering) met elkaar kunnen aangaan. De techniek van de apparentering, die in België alleen bestaat bij provincieraadsverkiezingen en voorheen bij federale verkiezingen, maar daarbij tussen lijsten van dezelfde partij in verschillende kieskringen, wordt hier dus gebruikt voor lijsten van verschillende partijen in dezelfde kieskring. Doel hiervan was te vermijden dat het Vlaams Blok een meerderheid van de zetels zou kunnen halen doordat kleinere partijen, zoals destijds N-VA, spirit, Agalev of Vivant, de kiesdrempel niet zouden halen. Op die wijze kon in 2014 de lijst PTB*PVDA-GO! vier zetels behalen hoewel hij met 3,86% onder de kiesdrempel bleef. De partij ging immers een lijstverbinding aan met de partijen Pro Brussel, Belgische Unie-Union Belge en de Piratenpartij. Opgeteld behaalden de vier partijen samen meer dan 5%, en werden hun dus zetels toebedeeld; deze kwamen uiteindelijk allemaal toe aan de PVDA. De partijen CD&V, sp.a, N-VA, Open Vld, Groen en Vlaams Belang gingen bij deze verkiezingen geen lijstverbinding aan. Resultaten gewestverkiezingen sinds 1989 VGC – Vlaamse Gemeenschapscommissie De VGC vervult een belangrijke rol voor de Nederlandstalige Brusselaars. Ze krijgt haar middelen vooral via de trekkingsrechten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de dotaties van de Vlaamse Gemeenschap, aangevuld met een klein deel federale middelen. Ook uit het budget van de Vlaams Minister voor Brusselse Aangelegenheden gaan middelen naar de Nederlandstalige instellingen en initiatieven in Brussel. De Vlaamse Gemeenschapscommissie financiert zo b.v. de gemeenschapscentra in Brussel, ze ondersteunt de werking van de Nederlandstalige scholen en van de Nederlandstalig Brusselse organisaties, kinderopvang, welzijnsinstellingen en initiatieven. Ze neemt daarbij de facto een deel van de taken op zich die de gemeentelijke overheden – alle geleid door Franstalige burgemeesters – niet verplicht zijn om uit te oefenen, en dat om evidente redenen ook niet doen. Vele gemeenten hadden decennialang geen gemeentelijke Nederlandstalige bibliotheek, al is dat euvel intussen verholpen. COCOF De Franse Gemeenschapscommissie oefent vergelijkbare bevoegdheden uit als de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). Ze heeft echter ook decretale bevoegdheden. Ze beschikt ook over meer middelen dan de Vlaamse gemeenschapscommissie VGC. Overzicht bestuursniveaus (N = Nederlandstalig, F = Franstalig) (1) De Minister-President hoeft niet van een bepaalde taalgroep te zijn, maar hij is de facto van de Franse taalgroep. (2) Twee Nederlandstalige ministers van de Brusselse regering en de Nederlandstalige staatssecretaris van de Brusselse regering. (3) De Franse Gemeenschap heeft haar decreterende bevoegdheid overgeheveld naar de Franse Gemeenschapscommissie. Bevoegdheden Binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn de Vlaamse en Franse Gemeenschap bevoegd voor onderwijs, de zogenaamde culturele aangelegenheden en de zogenaamde persoonsgebonden aangelegenheden. Die bevoegdheden zijn echter beperkt tot de instellingen die uitsluitend behoren tot de Vlaamse of Franse Gemeenschap wegens hun activiteiten (inzake onderwijs en culturele aangelegenheden), of wegens hun organisatie (inzake persoonsgebonden aangelegenheden). Zo is de Vlaamse en Franse Gemeenschap in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad bevoegd voor scholen die onderwijs aanbieden in, respectievelijk, het Nederlands en het Frans. De gemeenschappen zijn in het tweetalige gebied ook bevoegd voor theaters die zich uitsluiten richten tot een eentalig publiek. Het beleid inzake maatschappelijk welzijn, tot uitvoering gebracht door de OCMW's, is een gemeenschapsmaterie. In het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad kunnen de OCMW's echter niet worden geacht uitsluitend tot de Vlaamse of Franse Gemeenschap te behoren. Sedert de Vierde Staatshervorming van 1988–1989 is die bevoegdheid, die wordt aangeduid met de term bicommunautaire persoonsgebonden aangelegenheden, de bevoegdheid van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie. Hoofdstedelijke financiering Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest draagt als stadsgewest zelf heel wat uitgaven die verbonden zijn aan het uitoefenen van centrumfuncties (bv. ziekenhuizen en scholen) en van de hoofdstedelijke functie (bv. infrastructuur). De meeropbrengsten uit haar internationale rol (bv. Brussel is na Singapore de grootste congresstad) zijn geen gewestelijke financieringsbron. Bovendien ontvangt het gewest geen belastingen op de inkomens van ongeveer 350.000 forenzen uit de andere gewesten. Wel krijgt het gewest extra investeringsmiddelen van de federale overheid in het kader van de Belirisakkoorden. De Belirismiddelen worden gezamenlijk beheerd door de federale overheid en de Brusselse overheid. Een bijkomend probleem voor het gewest is de aanhoudende verarming van de bevolking waardoor de fiscale inkomsten uit de personenbelasting teruglopen. Waar in 1993 het gemiddeld belastbaar inkomen per inwoner nog bijna gelijk was aan het nationaal gemiddelde ligt dit in 2010 bijna 20% lager. De financiering van de hoofdstedelijke overheden is onderwerp van discussie in de Belgische politiek. Franstalige politici en sommige Brussels-Vlaamse mandatarissen beweren dat Brussel te weinig middelen krijgt omwille van haar centrumfuncties. Anderen beweren dat Brussel meer middelen krijgt dan de bevolking verantwoordt, en dat er veel middelen verspild worden door het ontbreken van homogene bevoegdheden en van een kerntakendebat tussen de plaatselijke overheden en het gewest. Een aandeel van de gewestmiddelen gaat naar taken van de gemeenschappen, en dan in hoofdzaak de Franse gemeenschap. Achter deze discussie gaat een strijd schuil om macht en invloed in de hoofdstad. In de gewestregering weten de Vlamingen zich met twee wettelijk gewaarborgde ministerfuncties (op vijf ministers) verzekerd van deelname aan de macht. Die deelname staat niet in verhouding tot de numerieke sterkte van Nederlandstalige partijen bij verkiezingen in het Brussels Gewest (ong. 15%). Er bestaat een vergelijkbare beschermingsmaatregel voor de Franstalige minderheid in de federale regering. Op gemeentelijk niveau ontbreekt een dergelijke bescherming van de Vlaamse minderheid, en staat deelname aan de macht dus rechtstreeks in functie van het verkiezingsresultaat, ook al is het zo dat sedert het afsluiten van de Lambermontakkoorden in 2001 het opnemen van een Nederlandstalige schepen of OCMW voorzitter in het bestuur de gemeente extra federaal overheidsgeld oplevert. Uit deze situatie volgt dat elke overdracht van bevoegdheden van de gemeenten naar het Gewest de positie van de Vlamingen versterkt. Dit communautair standpunt verklaart deels ook de Vlaamse ijver voor de afschaffing van het gemeentelijke niveau, en het Franstalige verzet ertegen. Verkeer en vervoer Wegen Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt omsloten door de R0, beter bekend als de "Grote Ring rond Brussel". Deze ligt slechts voor ongeveer 5 kilometer binnen de grenzen van het eigenlijke gewest. De belangrijkste invalswegen die aansluiten op deze ringweg en soms nog verder doorlopen richting centrum zijn de E19, E40, E411 en de A12. De autosnelwegen binnen de gewestgrenzen worden samen met een aantal andere gewestwegen beheerd door Mobiel Brussel. Daarnaast is er rond het centrum de kleine ring R20: serie van tunnels en doorgaande wegen die het centrum van Brussel bedienen en die de stadsomwalling uit de 14e en 15e eeuw volgt. Daarbij duiken namen op die herinneren aan de oude stadspoorten zoals de poort van Namen, Halle, Ninove, Anderlecht, Leuven, Schaarbeek, enzovoort. Luchtvaart Brussel wordt bediend door Brussels Airport, gelegen in de nabijgelegen Vlaamse gemeente Zaventem, en door het kleinere Brussels South Charleroi Airport gelegen in de buurt van Charleroi in Wallonië, zo'n 50 km ten zuiden van Brussel. Trein De Noord-Zuidverbinding is het drukste en centrale verkeersknooppunt van heel het treinverkeer in België en het Gewest. Vandaar rijden treinen naar alle uithoeken van het land. Voor het regionaal verkeer is er het Gewestelijk ExpresNet (ook wel de S-trein genoemd). Dit is te vergelijken met de RER in Parijs. Op Brussels grondgebied bevinden zich 34 stations. Het hele Brussels S-net telt meer dan 140 stations. Reizigers kunnen gebruikmaken van verschillende treinstations. De belangrijkste voor het personenvervoer bevinden zich op de noord-zuidverbinding: Station Brussel-Zuid: het belangrijkste internationale station van België (bediend door TGV, Eurostar, Thalys, ICE en andere internationale verbindingen) Station Brussel-Centraal Station Brussel-Noord Alle nationale reizigerstreinen die Brussel aandoen, stoppen in Brussel-Noord, Brussel-Centraal en Brussel-Zuid. Alle treinen richting Namen en Luxemburg stoppen op Station Brussel-Luxemburg en station Brussel-Schuman, nabij de Europese instellingen. Hogesnelheidstrein Brussel wordt ook bediend door directe hogesnelheidsverbindingen: naar Londen met de Eurostar via de Kanaaltunnel, naar Amsterdam, Parijs en Keulen met de Thalys en naar Keulen en Frankfurt door de Duitse ICE. Vanuit Brussel zijn de steden Amsterdam, Rotterdam, Londen, Keulen, Parijs en Rijsel per trein in 1-2 uur te bereiken. Een treinreis naar Frankfurt, Lyon en Straatsburg duurt 3-4 uur. De treinen naar Marseille, Montpellier en Nice leggen meer dan 1000 km af in 5 uur Waterwegen Brussel heeft een eigen haven aan het Zeekanaal Brussel-Schelde gelegen in het noordwesten van de stad. Het Kanaal Charleroi-Brussel verbindt Brussel met de industriegebieden van Wallonië. Openbaar vervoer De Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel (MIVB) verzorgt binnen het Gewest het vervoer per bus, tram en metro. Enkele van haar tram- en buslijnen lopen tot buiten de gewestgrenzen (Tervuren, Vilvoorde, Groot-Bijgaarden, Drogenbos), omgekeerd hebben ook de Vlaamse vervoersmaatschappij De Lijn en zijn Waalse tegenhanger TEC een aantal buslijnen die in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest eindigen. Metro De Brusselse metro dateert uit 1976, maar ondergrondse trajecten bekend als premetro, die worden bereden door trams, zijn er al sinds 1968. De Brusselse metro is een metrosysteem dat voornamelijk het westen (Anderlecht, Molenbeek, Jette, Laken) en het oosten (Woluwe, Etterbeek, Oudergem) van het gewest met het centrum verbindt, het noorden (Schaarbeek, Evere) wordt voorlopig niet en het zuiden (Sint-Gillis, Ukkel, Vorst) slechts zeer beperkt bediend met enkele premetro haltes. Het bestaat uit een netwerk met vier lijndiensten met een aantal gemeenschappelijke trajectdelen. De metro heeft een netwerklengte van 49,9 km en telt 59 stations. Het premetro netwerk in Brussel bestaat uit twee ondergrondse delen die door trams worden gebruikt die ook bovengronds rijden. Het traject is dusdanig ontworpen dat het eventueel kan worden omgevormd tot een conventionele metrolijn. Stations in het premetro-netwerk maken gebruik van hetzelfde design als de metrostations. Verder bestaan er nog een paar ondergrondse tramlijnendelen, wat het totaal netwerk op 51,9 km brengt met 69 metro-en premetrostations. Het grootste deel van de gemeenschappelijke as van de eerste twee metrolijnen (tussen de stations De Brouckère en Schuman) werd ingehuldigd op 17 december 1969 als premetro (dus met trams) en werd in 1976 omgevormd tot het eerste deel van de werkelijke metro (die vervolgens werd beschouwd als een lijn met twee takken) tussen De Brouckère en Tomberg en De Brouckère en Beaulieu. De Brusselse metro wordt beheerd door de MIVB (Nederlands : Maatschappij voor Intercommunaal Vervoer te Brussel, Frans STIB : Société de Transport Intercommunal de Bruxelles ). In 2011 vervoerde de Brusselse metro 48% van het totaal aantal reizigers van de MIVB goed voor ongeveer 150 miljoen ritten, daarmee is ze het belangrijkste openbaar vervoermiddel in Brussel. Het netwerk staat ook in verbinding met 6 treinstations van de NMBS, maar ook met vele Brusselse tram- en bushaltes die uitgebaat worden door de MIVB zelf en het Vlaamse De Lijn en Waalse TEC. Tram Trams zijn in Brussel in gebruik sedert 1869, sinds 1954 wordt het stedelijk net uitgebaat door de MIVB, behalve op het stedelijk netwerk reden er tot 1978 ook trams van de NMVB en dit op eigen rails gezien de verschillende spoorbreedte. Het stedelijk tramnetwerk is in de loop der tijd wel verminderd in lengte. Van een stijging in de eerste helft van de 20e eeuw tot 246 km in 1955 tot een daling in de tweede helft van de 20e eeuw, als gevolg van de popularisering van vervoer per bus en per auto, naar slechts 134 km in 1988. In de late jaren 2000 stopte de vermindering van het tramnet dat in 2007 nog slechts 131 km lang was. Sindsdien is het tramnet weer gegroeid tot 133 km in 2008. Verdere uitbreidingen van het MIVB netwerk zijn gepland of in aanleg en ook De Lijn (opvolger van de NMVB) plant nieuwe tramverbindingen vanuit Vlaams-Brabant naar het Brussels Gewest. Een beslissing omtrent de aanleg van deze laatste is er anno 2021 echter nog niet. Tweewielers Sinds 2009 is in het Gewest een openbaar fietsverhuur systeem beschikbaar onder de merknaam Villo! uitgebaat door de firma JCDecaux. Waren oorspronkelijk in slechts enkele gemeenten verhuurstations beschikbaar, dan is dit anno 2012 reeds het geval in 16 van de 19 gemeenten. Voor de uitbater is het belangrijkste logistieke probleem een gevolg van het Brusselse reliëf. Vele huurders maken de trip van de bovenstad naar de benedenstad maar niet omgekeerd zodat er tekorten ontstaan in de hoger gelegen stations en een surplus in de lager gelegen stations. Voorlopig vangt men dit op door overtollige fietsen uit de benedenstad per bestelwagen naar de bovenstad te transporteren. In 2019 heeft Villo naast de bestaande fietsen ook elektrische fietsen geïntroduceerd. Villo heeft ondertussen een aantal concurrenten gekregen waarvan de bekendste wellicht JUMP is (filiaal van Uber). Vanaf 2018 zijn er ook verschillende aanbieders van elektrische deelsteps (o.a. Lime) en scooters (Felyx) aanwezig. Sport Het Koning Boudewijnstadion, het vroegere Heizelstadion, is een van de belangrijkste sportstadions van het land. Hier speelt onder meer de nationale voetbalploeg en wordt jaarlijks de Memorial Van Damme gehouden, een belangrijke internationale atletiekmeeting. In de straten van Brussel worden jaarlijks de marathon van Brussel en 20 km van Brussel gelopen. In het wielrennen is de stad de aankomst van de klassieker Parijs-Brussel. In de laatste decennia van de 20ste eeuw werd in Brussel ook de Grote Prijs Eddy Merckx gereden. Van voor de Eerste Wereldoorlog tot begin jaren 70 werd hier ook regelmatig de Zesdaagse van Brussel georganiseerd. Brussel was kandidaat voor de organisatie van de Olympische Zomerspelen van 1960 en 1964, maar andere steden kregen de voorkeur. Voetbal Brussel was een van de belangrijkste voetbalsteden in de beginjaren van het Belgische voetbal. Nadat de eerste landstitel in 1896 nog naar Luik was gegaan, werd in 1897 Racing Club Brussel de tweede Belgische landskampioen. De club zou tijdens die beginjaren in totaal zes landstitels veroveren. De Brusselse clubs waren in de eerste jaren ruim vertegenwoordigd in de hoogste klasse. Na Racing Club behaalde Union Saint-Gilloise uit Sint-Gillis meerdere landstitels, en daarna ook Daring Club Brussel. Andere Brusselse clubs die voor de Tweede Wereldoorlog in de nationale reeksen speelden, waren Léopold Club, Uccle Sport uit Ukkel, CS La Forestoise uit Vorst en CS Saint-Josse uit Sint-Joost. Deze clubs zouden later alle vier wegzakken en aan het einde van de eeuw samensmelten in Royal Léopold Uccle FC. Na de Eerste Wereldoorlog maakte de Anderlechtse club SC Anderlecht langzaam opmars. In de jaren 30 behaalden Racing Club, Daring Club en Union hun laatste titels. Union werd in totaal elf keer landskampioen. De oude clubs waren niet langer nationale toppers, hun rol werd overgenomen door SC Anderlecht, dat in 1947 zijn eerste landstitel behaalde. De club groeide de volgende jaren uit tot de absolute topclub in Brussel en België. De oude clubs Racing Club en Daring Club versmolten met White Star AC tot RWDM, dat in 1975 nog eenmaal de titel wist te pakken, maar in 2002 verdween. Andere Brusselse clubs die in de loop der jaren in de nationale reeksen speelden waren Ixelles SC, Crossing Club de Schaerbeek (ontstaan uit een fusie van RCS de Schaerbeek en Crossing Club Molenbeek), Scup Jette, RUS de Laeken, Racing Jet de Bruxelles, AS Auderghem, KV Wosjot Woluwe en FC Ganshoren. In de Eerste klasse A van het Belgische voetbal zijn in seizoen 2022-2023 RSC Anderlecht en Royale Union Saint-Gilloise uit Sint-Gillis de enige Brusselse clubs. RSCA speelt zijn thuiswedstrijden in het Lotto Park (ongeveer 21.500 plaatsen) en Royale Union Saint-Gilloise in het Joseph Marienstadion (ongeveer 9400 plaatsen), gelegen in het Dudenpark in de aangrenzende gemeente Vorst. Brussel was met het Koning Boudewijnstadion speelstad bij het EK voetbal van 1972 en 2000. In 1972 werd zelfs de finale in Brussel gespeeld. Het Koning Boudewijnstadion, vroeger Heizelstadion geheten, werd meermaals gebruikt voor het spelen van finales van Europese clubtoernooien. In 1985 vond voorafgaand aan de Europacup 1 finale het zogeheten Heizeldrama plaats, waarbij 39 bezoekers om het leven kwamen. Duiken In Ukkel is Nemo 33 gevestigd. Een zwembad met een diepte van 34,5 meter waar men kan duiken en vrijduiken. Dit is het diepste zwembad van België. Van bij de opening in 2004 tot 2014 was dit ook het diepste zwembad ter wereld. Zie ook Brussel van A tot Z Geschiedenis van Brussel Tijdlijn van Brussel Verfransing van Brussel Lijst van gemeenten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Lijst van spoorwegstations in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Externe links Officiële website van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse Website van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering BruGIS: Geografisch informatiesysteem – Brussels Hoofdstedelijk Gewest met onder andere Vergelijking luchtfoto's van 1930, 1953, 1971 en 2012 Interactieve kaart van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Literatuur Gewest van België Enclave NUTS-1-regio NUTS-2-regio
155
https://nl.wikipedia.org/wiki/Brugge
Brugge
Brugge (Frans en Engels: Bruges; Duits: Brügge) is de hoofdstad en naar inwonertal grootste stad van de Belgische provincie West-Vlaanderen en van het arrondissement Brugge. De centrumstad, gelegen in het noordwesten van het land, is tevens de hoofdplaats van het kieskanton Brugge, telt zelf vier gerechtelijke kantons en is de zetel van het bisdom Brugge en van een hof van assisen. Het historisch centrum is als middeleeuwse stad opgenomen op de werelderfgoedlijst van UNESCO. Het is eivormig en ongeveer 430 hectare groot. De volledige gemeente heeft een oppervlakte van ruim 14.099 hectare, waaronder zo'n 1.075 hectare gewonnen op de zee, bij Zeebrugge. De stad telt circa 120.000 inwoners; ongeveer 20.000 daarvan wonen in de binnenstad. De inwoners van Brugge worden Bruggelingen genoemd. De economische betekenis van Brugge vloeit voornamelijk voort uit de zeehaven, Zeebrugge, maar ook uit de industrie, dienstensector en scholen op alle niveaus. Tevens is de stad een wereldberoemde toeristische trekpleister. Naamgeving De oudste geschreven bron waarin de naam van de stad wordt gebruikt, is het "Breviarium de thesauro sancti Bavonis, quod invenerunt fratres remansisse post Nordmannicam infestationem". Deze inventaris van een kerkschat van de Gentse Sint-Baafsabdij werd opgesteld na plundering van de abdij door Noormannen, vermoedelijk tussen 851 en 864. Daarin heeft men het over een gouden kruis, dat ter bescherming naar Brugge was gestuurd, maar niet was teruggekomen: "crux illa aurea, que Bruggis fuit ad servandum missa nec postea reversa". Het vroegste afschrift van deze inventaris dateert pas uit de 12e eeuw. De oudste tastbare bron waarop voor het eerst de naam van de stad wordt gebruikt, zijn enkele munten die volgens de recentste inzichten gedateerd worden tussen 864 en 898. Ze bevatten de vermeldingen Bruggas, Bruccas, Briuggas en Briuccas. Waar de naam Brugge vandaan komt, is niet exact bekend. Mogelijk is het een verbastering van de Keltische naam voor de ondertussen gekanaliseerde rivier de Reie, die door Brugge stroomde en in de Noordzee uitmondde. Reie zelf komt van het Keltische woord Rogia, wat "Heilig Water" betekent. De Kelten beschouwden rivieren en bronnen als goddelijke wezens, en het is waarschijnlijk dat de Keltische naam aan de Brugse waterloop is blijven kleven. Door evolutie zou de naam van het water, Rogia of Ryggia, ook de naam van de stad geworden zijn, Bryggia. Het is mogelijk dat er in latere eeuwen ook een contaminatie plaats heeft gevonden met het Oudnoordse woord bryggja, wat "landingsbrug" of "aanlegkaai" betekent. Zo waren er vanaf 800 veel contacten met Scandinavië via handel over de Noordzee en door de invallen van de Noormannen. De naam Brugge vertoont dan ook gelijkenissen met Bryggen, de historische haven van Bergen, dat net als Brugge vanaf de 14e eeuw een belangrijke stad was van de Hanze. Regelmatig wordt naar Brugge verwezen als het "Venetië van het Noorden", refererend aan de vele waterlopen en bruggen. De meeste van deze kanaaltjes worden "reien" genoemd, naar de rivier de Reie. Een andere theorie luidt dat de bijnaam te maken heeft met het feit dat de middeleeuwse handelssteden Brugge en Venetië economisch enigszins vergelijkbare functies vervulden als belangrijkste distributiecentra, elk in eigen regio. Ook wordt Brugge vaak de "Breydelstad" genoemd, naar de Brugse volksheld uit de 14e eeuw, Jan Breydel. De bijnaam van de Bruggelingen is "(Brugse) zotten". Deze bijnaam danken ze aan een weinig waarschijnlijke legende: nadat ze Maximiliaan I van Oostenrijk, in hun strijd om autonomie, voor een tijd gevangen hadden gehouden, verbood deze het houden van een jaarmarkt en andere festiviteiten. In een poging om hem te sussen, hield Brugge voor hem een groot feest en vroeg daarna de toestemming opnieuw een jaarmarkt te houden, belastingen te innen én ... een nieuw "zothuis" te bouwen. Hij antwoordde: "Sluit alle poorten van Brugge en je hebt een zothuis!". Geschiedenis De eerste tekenen van leven op het huidig Brugse grondgebied stammen uit de 2e eeuw n.C., toen er zich een Gallo-Romeinse nederzetting bevond. De naam van Brugge werd voor de eerste keer vermeld tussen 850 en 875. Tussen de 9e en 12e eeuw groeide de stad dankzij de belangrijke haven uit tot een internationaal handelscentrum. Even dreigde de haven in het gedrang te komen door de verzanding van het gebied tussen Brugge en de huidige kuststrook. Het ontstaan van het Zwin, de vaargeul tussen Brugge en de zee, in 1134 zorgde er echter voor dat de verbinding standhield. In 1089 werd Brugge uitgeroepen tot 'hoofdstad' van het graafschap Vlaanderen en van de 13e tot de 15e eeuw kon Brugge gerust beschouwd worden als de economische hoofdstad van Noordwest-Europa. Door zijn belang als handelscentrum zag in Brugge het eerste beursgebouw ter wereld het levenslicht. Daarnaast werd ook de Waterhalle op de Grote Markt als ontmoetingsplaats voor handelaars gebouwd. De periode tussen ca. 1280 en 1480 mag het gouden tijdperk van Brugge genoemd worden. In die tijd telde de stad 46.000 inwoners. De binnenstad kreeg een tweede stadswal waarvan tot op vandaag enkele poorten de tand des tijds hebben doorstaan. Het Bourgondische vorstenhuis had van Brugge haar residentiestad gemaakt en trok heel wat uitmuntende kunstenaars aan, waaronder schilders en architecten. Dit resulteerde in een enorme verrijking van de stad op bouwkundig, artistiek en cultureel vlak. Het monumentale stadhuis is hier een mooi voorbeeld van, maar ook heel wat indrukwekkende kerken en huizen stammen uit die periode. De dood van Maria van Bourgondië in 1482 zorgde echter voor een keerpunt en al gauw trok het vorstenhuis zich uit de stad terug. Het einde van Brugge als internationale handelsmetropool was in zicht. Antwerpen nam gedurende een eeuw deze rol over en Brugge raakte volledig in verval. De Spaanse koning was ook graaf van Vlaanderen van 1592 tot 1713; deze Spaanse heerschappij, gepaard met enkele godsdienstoorlogen, sleurde de stad steeds verder de dieperik in. Daarna volgden een Oostenrijks bewind, een Franse annexatie, een herenigd Nederland en de Belgische onafhankelijkheid. Volgens sommigen behoorde Brugge van 1600 tot 1885 tot de armste steden in de Nederlanden. Hiervoor wordt meestal de cijfers vernoemd van de behoeftige bevolking. Anderen halen hieruit argument dat de stad integendeel rijk bleef, aangezien ze zo veel armen kon onderhouden. Het bouwen van grote stadswoningen doorheen de zeventiende tot achttiende eeuw toont aan dat er minstens een rijke bovenlaag aanwezig was. De industriële revolutie in de negentiende eeuw beroerde Brugge niet in aanzienlijke mate. De strijd voor een nieuwe zeehaven was het grote actiepunt in Brugge. Vanaf het begin van de negentiende eeuw werd Brugge vooral geprezen als verblijfplaats en historisch oord door Engelse auteurs. Tegen het einde van de eeuw was de roman Bruges-la-Morte van Georges Rodenbach een van de elementen die de stad bijkomend onder de aandacht bracht. In het boek werd Brugge als verarmd maar mysterieus voorgesteld en dit zorgde voor een bijkomende internationale belangstelling. Het historisch patrimonium werd herontdekt en de bouw van de zeehaven in Zeebrugge in 1896 beloofde ook op economisch vlak voor een heropleving te zorgen. De tentoonstelling van de Vlaamse Primitieven in 1902 was het startschot voor de sterke culturele en toeristische ontwikkeling die de stad sindsdien heeft gekenmerkt. Tijdens de twee wereldoorlogen bleef Brugge zo goed als volledig gespaard van vernielingen. In 1971 werd het grondgebied van de stad aanzienlijk uitgebreid door een fusie met de omliggende randgemeenten en in 2000 kwam de binnenstad op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO te staan. Tijdens het jaar 2002 was Brugge culturele hoofdstad van Europa. Geografie Het gebied waarin Brugge is gegroeid, ligt op de grens van een zandleemgebied en de zeepolders, op circa 15 km van de Noordzee. Het grootste deel van de stad kan tot de Zandstreek gerekend worden. Brugge heeft acht deelgemeenten, waarvan er zes – Brugge, Sint-Andries, Sint-Michiels, Assebroek, Sint-Kruis en Koolkerke – een stedelijk karakter hebben en twee – Dudzele en Lissewege – gekenmerkt zijn door een enerzijds landelijk en anderzijds havengerelateerd landschap. De binnenstad – het historisch stadsgedeelte binnen de vesten – heeft gemiddeld de grootste bevolkingsdichtheid. Ook wijken grenzend aan het stadscentrum kennen vaak een hoge bevolkingsdichtheid, soms hoger dan van enkele wijken in de binnenstad. Over het algemeen, op uitzondering van bepaalde wijken, neemt de bevolkingsdichtheid licht af naarmate men verder verwijderd is van de binnenstad. Bestuurlijke indeling Deelgemeenten In de loop der jaren is de oppervlakte van de gemeente/stad Brugge aanzienlijk vergroot. Hieronder een overzichtje van de geannexeerde gemeenten en woonkernen (weergegeven is het jaartal waarin de fusie geschiedde plus de opgeheven gemeenten). 1899 - gemeente Sint-Pieters-op-den-Dijk, woonkern Sint-Jozef en de latere industriezone Zwankendamme 1901 - het latere Zeebrugge 1932 - woonkern Zwankendamme 1971 - de gemeenten Assebroek, Dudzele, Koolkerke, Lissewege, Sint-Andries, Sint-Kruis en Sint-Michiels Enkel de gemeenten die zich in 1971 bij de stad gevoegd hebben, mogen zichzelf deelgemeente noemen. Bron: Stad Brugge Randgemeenten Klimaat In Brugge heerst voornamelijk een gematigd zeeklimaat. Door zijn ligging nabij de zee wordt het klimaat in Brugge hier sterk door bepaald. De winters zijn relatief zacht en de zomers vrij koel. De warme golfstroom van de Atlantische Oceaan warmt de Noordzee op, wat een temperende invloed op het klimaat heeft. Ook de westelijke en zuidwestelijke winden zijn hierdoor zachter. In de winter schommelt de temperatuur rond 2 °C, in de zomer wordt een gemiddelde temperatuur van 20 °C bereikt. De natste maanden van het jaar zijn normaal augustus, oktober, november en december, maar het hele jaar door kan er vrij veel neerslag vallen. De zonnigste maanden zijn van mei tot en met augustus, hoewel deze maanden ook vaak gekenmerkt worden door periodes van hevige neerslag. September kan dan weer een aangename nazomermaand zijn. De luchtvochtigheid is het hoogst tijdens de wintermaanden en is gemiddeld het laagst tijdens de maand mei. Demografie Van de 118.187 inwoners op 1 januari 2017 waren er 57.406 mannen en 60.781 vrouwen. Er bevonden zich toen 22.359 Bruggelingen in de leeftijdsgroep van 0 tot en met 19 jaar, 68.412 in de leeftijdsgroep van 20 tot en met 64 jaar, en 27.416 in de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder. De stad telde op dat moment ook 53.903 huishoudens en 6.316 personen – of 5,3% van de bevolking – met een vreemde nationaliteit. In 2016 werden in Brugge 1.024 geboortes en 1.287 overlijdens geteld. Evolutie van het inwoneraantal Bron: NIS - Opm.: 1806 t/m 1970=volkstellingen; vanaf 1971=inwonertal per 1 januari 1899: aanhechting van Sint-Pieters-op-den-Dijk en gebiedsdelen van Dudzele, Koolkerke, Lissewege en Uitkerke (+ 20,97 km² met 2.984 inwoners) 1901: aanhechting van gebiedsdelen van Heist, Lissewege, Sint-Andries en Uitkerke (+ 3,90 km² met 465 inwoners) 1932: aanhechting van gebiedsdelen van Dudzele, Lissewege en Zuienkerke (+ 5,73 km² met 732 inwoners) 1956: aanhechting van een gebiedsdeel van Sint-Michiels (+ 0,16 km² met 24 inwoners) 1971: aanhechting van Assebroek, Dudzele, Koolkerke, Lissewege, Sint-Andries, Sint-Kruis en Sint-Michiels en gebiedsdelen van Heist, Loppem en Oostkamp; afstand van een gebiedsdeel aan Oostkerke (+ 95,54 km² met 65.903 inwoners) 1977: afstand van een gebiedsdeel aan Damme (−2,75 km² met 367 inwoners) Demografische ontwikkeling van de fusiegemeente Alle historische gegevens hebben betrekking op de huidige gemeente, inclusief deelgemeenten, zoals ontstaan na de fusie van 1 januari 1971. Bronnen:NIS, Opm:1831 tot en met 1981=volkstellingen; 1990 en later= inwonertal op 1 januari Cultuur Bezienswaardigheden en toerisme Brugge is vooral bekend als een historische stad met veel cultureel erfgoed. Het historisch centrum is goed geconserveerd, in het bijzonder het middeleeuws stratenpatroon en patrimonium. Het huidige uitzicht van de binnenstad is ook beïnvloed door de belangstelling voor de neogotiek in de 19e eeuw, die resulteerde in de 'neo-Brugse stijl', gaande van neogotiek tot eclecticisme. Veel gebouwen werden toen verfraaid, gerestaureerd, herbouwd of nieuw gebouwd in deze stijl. De reien, de geschiedenis, de archeologische vondsten, maar ook de winkelstraten lokken dagelijks heel wat mensen naar deze stad. In ruime mate te voet, maar onder andere ook per fiets(koets), paardenkoets of -tram, met City-Tourbusjes of met bootjes op de reien kan de Brugse binnenstad verkend worden. Voor het verblijfstoerisme telt de stad ruim 90 hotels, goed voor meer dan 7.800 bedden. De jeugdlogies en gastenkamers zijn goed voor elk nog eens ruim 1.000 bedden. In 2015 telde men in Brugge zo'n 1,13 miljoen aankomsten, waaronder circa 27.100 in Zeebrugge, en ruim 2,03 miljoen overnachtingen, waaronder circa 52.300 in Zeebrugge. In vergelijking met andere grote Vlaamse steden vertoont een kleiner aandeel hiervan een zakelijk karakter, al blijkt dit aandeel de laatste jaren wel toe te nemen. Het autoverkeer wordt zo veel mogelijk uit het centrum van de stad geweerd. De snelheidsbeperkingen (30 km per uur), een lussenplan met veel eenrichtingsverkeer (twee richtingen voor fietsers) en randparkings moeten van Brugge een aangename wandel- en winkelstad maken. De aanwezigheid van horecazaken en winkels verdringt evenwel gedeeltelijk de woonfunctie in de kern van de binnenstad. Elk jaar gaat op Hemelvaartsdag de Heilig Bloedprocessie rond in Brugge. Hierbij wordt de relikwie van het Heilig Bloed, die Diederik van de Elzas vanuit Jeruzalem naar Brugge zou hebben gebracht, vereerd door de stad. De processie bestaat uit drie gedeelten: de Bijbel, de geschiedenis van het Kostbaar Bloed en de prelatuurstoet met de relieken. Een andere grote stoet die in Brugge wordt gehouden, is de Gouden Boomstoet. Deze vijfjaarlijkse praalstoet werd in 1958 gecreëerd met als centraal gegeven de "Wapenpas van de Gouden Boom", die in 1468 op de Brugse Markt werd gehouden ter gelegenheid van het huwelijk van Karel de Stoute en Margaretha van York. In 2002 was Brugge culturele hoofdstad van Europa. Naar aanleiding hiervan werd onder andere een nieuw multifunctioneel concertgebouw opgetrokken, met de ambitie er een internationale uitstraling aan te geven. Van 1968 tot 1974 en opnieuw sinds 2015 vindt driejaarlijks de Triënnale Brugge plaats, oorspronkelijk gestart als een traditionele overzichtstentoonstelling van actuele Belgische kunst en na de lange onderbreking geëvolueerd tot een openluchttentoonstelling met monumentale installaties van internationale kunstenaars en architecten, telkens rond een centraal thema. Brugge is tevens het centrum van een van de Vlaamse toeristische regio's: het Brugse Ommeland. Bouwkundig erfgoed Civiel De Grote Markt, met het Belfort met Stadshallen, en verscheidene (neo)gotische gebouwen, zoals het Provinciaal Hof (tot het eind van de 18de eeuw de Waterhalle). De Burg, met het stadhuis, de gebouwen van het Brugse Vrije, de Proosdij en de basiliek van het Heilig Bloed. Het Jan van Eyckplein, met de Poortersloge en het Tolhuis. Het Hof van Gruuthuse (inclusief museum) en het Groeningemuseum aan de Dijver, en de Rozenhoedkaai, met een van de bekendste stadsgezichten van Brugge. De Vismarkt en het Huidenvettersplein. Het Sint-Janshospitaal, dat het stedelijk museum 'Memling in Sint-Jan' herbergt, en het negentiende-eeuwse Sint-Jan, door een Spaanse vennootschap uitgebaat en dat schilderijen van en Pablo Picasso tentoonstelt. Het Gezellehuis, in het geboortehuis van de dichter Guido Gezelle. De oude stadspoorten, namelijk de Smedenpoort, de Ezelpoort, de Kruispoort en de Gentpoort (de Dampoort, de Katelijnepoort en de Boeveriepoort zijn verdwenen), en de vier (gedeeltelijk) historische molens op de Kruisvest, namelijk de Sint-Janshuismolen, de Bonne-Chièremolen, de Koeleweimolen en De Nieuwe Papegaai. De oude godshuizen. Religieus Het Begijnhof Ten Wijngaerde, met het Monasterium De Wijngaard. De Heilig Bloedbasiliek, de voormalige Sint-Donaasproosdij en – onder het Crowne Plaza Burghotel – de fundamenten van de Sint-Donaaskathedraal (waar Karel de Goede werd vermoord) op de Burg. De Onze-Lieve-Vrouwekerk (115,6 meter hoge bakstenen toren) met hierin de praalgraven van Karel de Stoute en zijn dochter Maria van Bourgondië. De Sint-Salvatorskathedraal, gesticht in de 9e eeuw. De Jeruzalemkerk, met onder andere het mausoleum voor Anselmus Adornes en zijn vrouw, Margaretha van der Banck. De Sint-Walburgakerk (barokkerk), oorspronkelijk de kerk van een jezuïetenklooster, nu van de Sint-Walburgaparochie. Het Engels Klooster. Andere kerken of kapellen, zoals de Sint-Annakerk, de Sint-Gilliskerk, de Sint-Jakobskerk, de Heilige-Magdalenakerk, de Karmelietenkerk, de Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potteriekerk, de Onze-Lieve-Vrouw-van-Blindekenskapel, de kerk van de Godelieveabdij en de voormalige Theresianenkerk (tegenwoordig Joseph Ryelandtzaal). Musea Stedelijke musea Sinds 2019 is de koepel van de stedelijke musea onder de naam Musea Brugge erkend als Culturele Erfgoedinstelling. De vroegere onderverdeling in drie museale groepen (Groeningemuseum, Hospitaalmuseum en Bruggemuseum) is daardoor vervallen. Musea Brugge is de overkoepelende organisatie van de veertien musea van de Stad Brugge. De collecties bevatten beeldende en toegepaste kunst van de 15de tot en met de 21ste eeuw en zijn ondergebracht in beschermde monumenten in de historische binnenstad van Brugge. Arentshuis Belfort Brugse Vrije Gezellehuis Groeningemuseum Gruuthusemuseum Onze-Lieve-Vrouwekerk Museum Onze-Lieve-Vrouw ter Potterie Poortersloge Sint-Janshospitaal Sint-Janshuismolen Stadhuis Volkskundemuseum Religieuze gebouwen met museale nevenfunctie Engels Klooster Heilig Bloedbasiliek Hof Bladelin Jeruzalemkerk Sint-Salvatorskathedraal met schatkamer Sint-Trudoabdij Male Onze-Lieve-Vrouw-Bezoekingskerk, Lissewege Privémusea Adornesdomein Begijnhuisje Brouwerijmuseum Brugs Biermuseum Choco-Story (chocolademuseum) Diamantmuseum Foltermuseum De Oude Steen Frietmuseum (in de Saaihalle) Historium (belevenismuseum over de middeleeuwse geschiedenis van Brugge) Kantcentrum Lumina Domestica (lampenmuseum) Museum-Gallery Xpo: Salvador Dalí (in de Stadshallen) Expo Picasso (in het Oud Sint-Jan) Sint-Jorisgilde (schuttersgilde) Sint-Sebastiaansgilde (schuttersgilde) Volkssterrenwacht Beisbroek Schuur van de Abdij Ter Doest, Lissewege De Groene Tente (volkskundig museum), Dudzele Museum in het maritiem themapark Seafront, Zeebrugge Uitgaans- en ontspanningsgelegenheden Gastronomie Brugge biedt tal van uiteenlopende drank- en eetgelegenheden. De binnenstad telt meer dan 500 horecazaken. De Grote Markt en 't Zand tellen een groot aantal tearooms. Onder de vele restaurants in de stad bevinden zich ook diverse sterrenrestaurants. De Karmeliet, een restaurant dat in 1985 een eerste Michelinster kreeg en 20 jaar aan een stuk 3 sterren had, maar eind 2016 werd stopgezet, was jarenlang een van de toonaangevende namen in België.'t Zand en de omgeving van de Eiermarkt, het Kraanplein en de Kuipersstraat genieten bekendheid als uitgaansbuurten met diverse (dans)cafés en clubs. Streekproducten Een groot aantal bieren wordt gebrouwen in of is gerelateerd aan Brugge, waaronder: Basilius, Bourgogne des Flandres (Blond en Bruin), Brugge Tripel, Brugs Tarwebier, Brugse Babbelaar, Brugse Bok, Brugse Zot (Blond en Dubbel), De Garre Tripel, Den IJzeren Arm, De Witte Zwaan, Fort Lapin (diverse varianten), Galbert Van Brugge, Steenbrugge (Blond, Dubbel Bruin, Tripel, Wit en Abdij Bock) en Straffe Hendrik (Tripel, Quadrupel, Heritage en Wild). Er zijn in Brugge verschillende biercafés en -winkels. Echter, van de vele brouwerijen die ooit in Brugge gevestigd waren, blijft vandaag alleen nog De Halve Maan over en zijn er verder nog de in 2012 opgerichte brouwerij Fort Lapin en de in 2015 opgerichte brouwerij Bourgogne des Flandres. Brugge staat daarnaast bekend als chocoladestad: de stad telt heel wat chocolatiers en een chocolademuseum (Choco-Story). Een specialiteit is het Brugsch Swaentje, de officiële stadspraline. Het precieze recept blijft geheim, maar amandelpraliné, gruut en Brugse kletskoppen spelen een duidelijke hoofdrol. Ook op gebied van gebak heeft Brugge enkele plaatselijke specialiteiten: Brugs Beertje, Brugse achten, Brugs beschuit, Brugse cigaretjes, Brugse kletskoppen en Brugse mokken. Tot slot zijn diverse kazen, hoewel niet in Brugge gemaakt, wel naar de stad genoemd: Brugge Abt, Brugge Belegen, Brugge Blomme, Brugge Broodje Apero, Brugge Broodje Classic, Brugge Dentelle, Brugge Goud, Brugge Jong, Brugge Oud, Brugge Pater, Brugge Prestige, Brugge Prior en Brugge Rodenbach. Deze kazen worden geproduceerd in Moorslede met melk uit het Brugse ommeland. Ze worden echter wel in de Brugse Sint-Godelieveabdij te rijpen gelegd. Theaters en concertzalen De twee belangrijkste theater- en concertzalen in Brugge zijn het Concertgebouw en de Stadsschouwburg. In het Concertgebouw, een modern cultureel complex gelegen aan 't Zand en gebouwd naar aanleiding van Brugge 2002 - Culturele Hoofdstad van Europa, bevinden zich onder andere een grote concertzaal, die beschikt over zo'n 1.300 zitplaatsen, en een kamermuziekzaal, die plaats biedt aan 320 toeschouwers. Dankzij een bijzondere architecturale ingreep – de hele constructie rust als het ware op immense veren – biedt het gebouw een uitstekende akoestiek.Ook de Stadsschouwburg, die geldt als een van de best bewaarde stadstheaters in Europa, doet vooral dienst als platform voor nationale en internationale topproducties. De zaal beschikt over zo'n 700 zitplaatsen. Daarnaast zijn er nog verschillende middelgrote en kleinere concert- en/of theaterzalen. In de theaterzaal van de Biekorf, die beschikt over een in- en uitklapbare tribune met 232 zitplaatsen, vinden concerten en vaak kleinschalige en eerder experimentele producties van zowel theater, muziektheater als dans plaats. De zaal bevindt zich in het Biekorfcomplex, waarin onder andere ook de hoofdstadsbibliotheek gelegen is.Theaterzaal De Dijk, in Sint-Pieters, is een gepaste locatie voor eerder toegankelijke producties die een groot publiek aanspreken, maar door de aard van de voorstelling toch een kleinere zaal vereisen. De Dijk beschikt over een 250-tal zitplaatsen.De kleine theater- en concertzaal De Werf, in het Stübbenkwartier, neemt in de Belgische jazzwereld een vooraanstaande plaats in; jaarlijks passeren er vele topnamen de revue. Daarnaast brengt De Werf ieder jaar zowel een tiental eigen theaterproducties als gastvoorstellingen, en is er ruime aandacht voor kindertheater.Het jongerencentrum Het Entrepot, aan de rand van de binnenhaven, beschikt over een grote en een kleine zaal, die beide regelmatig worden gebruikt voor (rock)concerten. Daarnaast vindt er vaak ook (jong) theater- en danswerk plaats.De Joseph Ryelandtzaal is een concertzaal die zich in de kerk van het voormalige kloostercomplex van de Theresianen bevindt. Er kunnen zowel klassieke als andere concerten gehouden worden.In de Magdalenazaal (Ma/Z), in Sint-Andries, worden vaak op jongeren gerichte evenementen, zoals rock- en popconcerten, georganiseerd, met grote optredens naast kleinere clubevenementen, en regelmatig ook theater- en danswerk. De zaal heeft een uitrolbare tribune en voorziet in een 400-tal zitplaatsen en circa 900 staanplaatsen. Voor clubconcerten kan de zaal verkleind worden. Het Cactus Muziekcentrum beschikt over een eigen concertzaal met een capaciteit tot 700 toeschouwers op het Kanaaleiland, net ten zuiden van de binnenstad.De Oberbayernzaal is een grote polyvalente hal in het Boudewijn Seapark die af en toe voor concerten of muziekevenementen wordt gebruikt. Ook in de polyvalente zalen van Studio Hall, in Sint-Kruis, worden regelmatig concerten of stand-upcomedyvoorstellingen georganiseerd. Het sport- en cultuurcomplex Daverlo, in Assebroek, beschikt over een toneel- en concertzaal voorzien van een uitschuifbare tribune met 232 plaatsen.Het Auditorium, een polyvalente theater- en concertzaal in het Sint-Lodewijkscollege, biedt zitplaatsen voor 400 personen. Het Sirkeltheater (180 zitplaatsen) en het Aquariustheater (240 zitplaatsen) zijn theaterzaaltjes in respectievelijk het Sint-Franciscus-Xaveriusinstituut en het Sint-Leocollege. Verder zijn er nog tal van andere zalen en zaaltjes verspreid over de stad, maar ook kerken worden gebruikt voor bijvoorbeeld klassieke concerten. Bioscopen Vroeger lagen er in de binnenstad en daarbuiten tal van bioscopen. De eerste openbare cinemavoorstelling had plaats op 5 september 1896 in De Gouden Arend, in de Vlamingstraat 46, tegenover de Stadsschouwburg. Men sprak toen van Beweegende Photografieën en ze werden gebracht door Le Cinématographe Parisien. Het waren beelden uit Parijs met mensen, koetsen en treinen. De toegangsprijs was 50 centiem. Het waren eenmalige voorstellingen en men kon nog niet spreken van een cinemazaal. De eerste echte cinema in Brugge, cinema Pathé, opende in 1909 zijn deuren op de Grote Markt. Hierna volgden er nog vele andere, zoals de Gilde-Filmuniversiteit (1910), de cinema van de hogere klasse Vieux Bruges/Oud Brugghe (1911), de toenmalige cinema van de liberalen Zwart Huis (1919; vanaf 1984 Gulden Vlies, en vanaf 1995 Liberty), de cinema Coliseum (1919; vanaf 1935 Rio) in de Saaihalle, de cinema Den Yzer (±1920; vanaf 1954 Nova, en vanaf 1965 Forum), de erotische cinema Edison (1921; vanaf 1956 Ritz), de toenmalige cinema van de socialisten Scala (1926; vanaf 1968 Chaplin), de luxueuze cinema Hollywood (1928; vanaf 1929 Crosly Palace, vanaf 1945 Palace, en vanaf 1953 Memling), de Familie Cinema (1932), de toenmalige cinema van de katholieken City (1947; vanaf 1969 Kennedy en Richelieu), de cinema Royal (1954), de cinema Capitole (1957; vanaf 1975 Rembrandt, en vanaf 1989 Van Eyck), de cinema Forum (1955) in Assebroek, de cinema Orly (1959) in Sint-Andries, de cinema Metro (1958) in Sint-Kruis en de buurtcinema Wevo (1952; vanaf 1957 Canada) in Sint-Jozef. Door de komst van de televisie en later de grote bioscoopcomplexen moesten ook in Brugge veel cinema's noodgedwongen de deuren sluiten. Nu bevinden zich in de binnenstad nog Cinema Lumière en Cinema Liberty. Lumière is een bioscoop die vooral bekendstaat om zijn eerder alternatieve programmering, met aandacht voor niet-commerciële (lowbudget)films en cultfilms. Voor de commerciële film bevindt zich in Sint-Michiels ook een vestiging van bioscoopketen Kinepolis.Zowel Lumière, Liberty als Kinepolis zijn vaak gebruikte locaties voor het jaarlijkse filmfestival MOOOV (voorheen Cinema Novo). Festivals en evenementen Jaarlijks vinden in Brugge tal van festivals plaats die ieder jaar of om de zoveel jaar terugkeren. Deze zijn van heel uiteenlopende aard, gaande van muziekfestivals tot culturele of culinaire feesten. Enkele belangrijke en/of frequente muziekfestivals die in Brugge plaatsvinden zijn: het tweejaarlijkse accordeonfestival Airbag, gedurende twee à drie weken op verschillende locaties in de stad; het vijf dagen durende bluesfestival Blues in Bruges, in diverse kroegen in de binnenstad; het Afro-Caribisch Bomboclat Festival, gedurende twee dagen op het strand van Zeebrugge; het driedaagse festival Brugge Tripel Dagen op de Grote Markt; het driedaagse Cactusfestival in het Minnewaterpark; het festival van harmonieën en fanfares Hafabrugge op de Grote Markt; de Internationale Fedekam Taptoe, iedere eerste zaterdag van juli op de Burg; het tweejaarlijkse vierdaagse jazzfestival Jazz Brugge, in verschillende zalen in de binnenstad; het driejaarlijkse Koorfestival, op verschillende locaties in de binnenstad; het tiendaagse festival voor oude muziek MAfestival (het Brugse luik van het Festival van Vlaanderen) en het daaraan gekoppelde internationaal concours voor klavecimbel, pianoforte en oude strijk- en blaasinstrumenten. het jaarlijkse atmosferische hedendaagse-muziekfestival More Music!, gedurende vier dagen in het Concertgebouw en de Magdalenazaal; het één dag durende jazzfestival September Jazz; het elektronische-muziekfestival WeCanDance, gedurende twee dagen op het strand van Zeebrugge. Voorts zijn er nog tal van kleine rockfestivals, met als bekendste BurgRock (op de Burg), Comma Rocks (Jeugdhuis Comma), Red Rock Rally (in het Koningin Astridpark) en Wacko (op de Burg). Tot 2007 had in Dudzele jaarlijks het festival Dudstock plaats. Enkele festivals en evenementen van culturele of culinaire aard zijn: het BAB-bierfestival, gedurende twee dagen in de hallen van het belfort en op de Grote Markt; de Brugse Kantdagen, gedurende twee dagen in en rond het Begijnhofkwartier; het elfdaagse filmfestival MOOOV (voorheen Cinema Novo); het circusfestival Cirque Plus, gedurende drie dagen in de binnentuin van het Grootseminarie; het Europees Jeugdfilmfestival Vlaanderen, gedurende een week in Cinema Lumière; het ijssculpturenfestival Ice Magic, rond de eindejaarsperiode gedurende anderhalve maand op het Stationsplein; het gastronomisch foodfestival Kookeet rond eind september op het stationsplein kant Sint-Michiels; het één dag durende folkloristische Midwinterfeest in en rond het Museum voor Volkskunde; het zes dagen durende Razor Reel Flanders Film Festival, festival voor films binnen het fantastische genre; de Reiefeesten, een zesdaags zomerfestival langs de reien; de Triënnale Brugge, een driejaarlijks kunst- en architectuurfestival. Enkele muzikaal-culturele festivals zijn: de Coupurefeesten, gedurende één dag langs de Coupure; het dansfestival December Dance, gedurende twaalf dagen in verschillende zalen in de stad; het mondiaal eendagsfestival Feest in 't Park in het Minnewaterpark; het ongeveer twee weken durende stadsfestival Moods! (voorheen Klinkers), met als afsluiter Benenwerk - Ballroom Brugeoise; de Sint-Michielse Feeste, elke eerste zondag van september in Sint-Michiels; het zomerfestival Vama Veche, gedurende acht dagen in het Koningin Astridpark. Kermissen Jaarlijks staan in Brugge verschillende kermissen, zo'n 23 in totaal. Enkele voorbeelden zijn de Krokuskermis op het Simon Stevinplein, de Halfvastenkermis, de Paaskermis, de Winterfoor en de Verloren Hoekkermis, allemaal in de binnenstad, de Lentekermis in Sint-Kruis en de Oktoberkermis in Sint-Andries. Verder zijn er nog verscheidene andere kermissen in de stadsrand, alsook diverse (dorps)kermissen in Dudzele, Lissewege, Zwankendamme en Zeebrugge. De grootste kermis in Brugge is de Meifoor. Ze palmt elk jaar rond mei gedurende ongeveer een maand heel 't Zand, een deel van het Koning Albertpark, de Hauwerstraat, het Beursplein en een deel van het Simon Stevinplein in, en telt een negentigtal attracties. De Meifoor ontstond in het jaar 1200, toen de eerste jaarmarkt werd gehouden. Een recentere traditie is dat de Meifoor start met een verklede kinderstoet. Parken en domeinen In de binnenstad en Kristus-Koning bevinden zich volgende stadsparken: Arentshof Baron Ruzettepark Graaf Visartpark Hof De Jonghe en Hof Campers Koning Albertpark Koningin Astridpark (in de volksmond: "Botanieken 'of", Brugs voor Botanische tuin) Minnewaterpark Pastoor Van Haeckeplantsoen Poertorenpark Sincfalpark Sint-Janshospitaalpark Sebrechtspark Park Ter Potterie De Vesten In en aan de rand van de deelgemeenten rond de binnenstad liggen nog volgende parken en parkbossen: Boudewijn Seapark Het Boudewijn Seapark is een attractiepark even buiten het stadscentrum. Het herbergt een van Europa's grootste dolfinaria voor dolfijnen en zeeleeuwen. Bibliotheken Dialect In Brugge wordt een typische variant van het West-Vlaams algemeen als omgangstaal gebruikt. Het "echte" Brugse stadsdialect onderscheidt zich duidelijk van andere West-Vlaamse dialectvarianten. Media In de negentiende eeuw werden in Brugge meer dan een half dozijn week- en dagbladen gepubliceerd, zowel in het Frans als in het Nederlands (zie ook Kranten in Brugge en Franstalige kranten in Brugge). De ene na de andere verdween, tot alleen nog het Brugsch Handelsblad overbleef. Het werd een lokale editie van de Krant van West-Vlaanderen. Daarnaast zijn er Vlaamse dagbladen, zoals Het Nieuwsblad of Het Laatste Nieuws, met een regionaal katern voor Brugge (en de Oostkust). Vanuit Brugge opereert de nationale radio-omroep BNL (voorheen VBRO), met de focus op Belgische en Nederlandstalige muziek. Daarnaast kent Brugge ook nog enkele lokale radio-omroepen: Radio Brugs Ommeland (102.7 MHz), Elisa FM (105.3 MHz), Villa Bota (106.4 MHz) en Star FM (107.7 MHz). De regionale televisiezender voor de ruime Brugse regio is Focus. Economie Tewerkstelling Brugge is economisch een belangrijk centrum. De stad telt na Antwerpen, Gent en Leuven het hoogste aantal arbeidsplaatsen in Vlaanderen: meer dan 75.000 in 2016. De werkgelegenheidsgraad (het aantal arbeidsplaatsen per 100 inwoners op arbeidsleeftijd) in Brugge bedroeg dat jaar 109,9%. Het aantal uitgaande pendelaars uit Brugge is dan ook relatief laag: 35-40% van de werkende bevolking verlaat de stad voor het werk (37,3% in 2011). Dit aandeel ligt bij de laagste in België. De overige 60-65% woont én werkt dus in de stad (62,7% in 2011). Van het totaal aantal werknemers met een job in Brugge, komt circa 60% uit een andere gemeente (58% in 2007). Van de Brugse bevolking op beroepsactieve leeftijd (20-64 jaar) werkte 74,1% in 2016. Op 1 januari 2015 had Brugge een werkloosheidsgraad van 6,7%, of 4.596 personen op beroepsactieve leeftijd. Dit is een status quo tegenover 2002. Hiermee scoort Brugge iets beter dan het Vlaamse gemiddelde. Het gemiddelde jaarinkomen per inwoner van Brugge bedroeg 19.912 euro in 2016. De tertiaire en quartaire sector zijn de belangrijkste in Brugge, met elk meer dan 30.000 arbeidsplaatsen (resp. 32.053 en 32.375 in 2010), gevolgd door de secundaire sector (8.577 jobs in 2010). De primaire sector biedt slechts circa 450 arbeidsplaatsen (2010). Concreet zijn de belangrijkste tewerkstellingssectoren in Brugge metaal & mechatronica, zorg, transport, distributie & logistiek, voeding, en de print-, multimedia- en creatieve sector. In tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen, is de tewerkstelling in de binnenstad slechts in beperkte mate rechtstreeks gelinkt aan toerisme, maar hoofdzakelijk aan de klassieke sectoren zoals onderwijs, gezondheidszorg, dienstverlening en groot- en kleinhandel. In 2016 telde Brugge op 1 januari 10.720 btw-plichtige ondernemingen. Haven Zeebrugge, de zeehaven van Brugge, is een moderne haven en een belangrijke speler in Europa, vooral op vlak van nieuwe wagens, waarvoor het de belangrijkste haven ter wereld is, roroverkeer en aardgas. De haven in zijn geheel is de grootste werkverlener van Brugge. Hoewel vaak wordt aangenomen dat het toerisme een van de belangrijkste werkverschaffers van de stad is, zorgt de toeristisch-recreatieve sector voor slechts ongeveer 6.000 van de in totaal circa 75.000 jobs in Brugge. Daartegenover brengt de haven ruim 20.000 directe en indirecte jobs met zich mee (vte). De haven, die anno 2020 een oppervlakte van ca. 3400 ha beslaat en zo'n 320 bedrijven telt, bestaat uit drie delen: de voorhaven en achterhaven bij Zeebrugge, en de kanaalzone met binnenhaven die helemaal tot aan de noordrand van de Brugse binnenstad loopt. De kanaalzone omhelst tevens de bedrijvenzone Herdersbrug (met onder meer de STEG-centrale Electrabel). Overige bedrijven- en industriezones Naast de haven zijn er nog verschillende andere handels- en industriezones; zo zijn er (met tussen haakjes de eventuele aanwezigheid van een groot bedrijf uit de Brugse regio): Blauwe Toren (met onder meer Marine Harvest Pieters), De Spie, Ter Panne, Steenkaai (met Structo Beton), Ten Briele (met onder meer Bombardier Transportation (La Brugeoise et Nivelles) en Dana Incorporated), Vogelzang en Waggelwater. Op de Chartreusesite en nabij de Kinepolis-site, in het zuiden van de stad, is een Headquarterszone gepland. Deze zone zou zich richten op het samenbrengen van diensten van grotere, dikwijls internationaal gerichte ondernemingen, organisaties en instellingen. De diensten zouden betrekking hebben op centrale leiding zoals strategische planning en coördinatie, ondersteunende diensten, opleiding, research en development, innovatie en kenniscentra, financiële operaties, marketing en verkoop, telecommunicatie en dergelijke meer. Detailhandel De belangrijkste winkelstraten in de binnenstad zijn deze twee die 't Zand met de Grote Markt verbinden; ze lopen parallel. Komende van 't Zand heet de noordelijke over ca. twee derde van de lengte Noordzandstraat, en verder Geldmuntstraat. De zuidelijke heet over ca. één derde van de lengte - tot aan de Sint-Salvatorskathedraal - Zuidzandstraat, en verder Steenstraat. Tussen deze twee assen in ligt ter hoogte van de kathedraal het winkelcentrum Zilverpand. Beide assen worden voornamelijk gedomineerd door filialen van winkelketens. Andere winkelstraten in het centrum zijn de Academiestraat, de Braambergstraat/Predikherenstraat, de Ezelstraat/Sint-Jakobsstraat, de Gentpoortstraat, de Grote Markt, de Katelijnestraat/Mariastraat, het Genthof, de Langestraat/Hoogstraat, de Philipstockstraat, het Simon Stevinplein, de Sint-Amandsstraat, de Smedenstraat, 't Zand, de Vlamingstraat en de Wollestraat/Eekhoutstraat. Aan de Burg is er nog de winkelgalerij Ter Steeghere. Buiten de binnenstad vormen de Maalse Steenweg in Sint-Kruis, de as Sint-Pieterskaai–Fort Lapin in Sint-Pieters, de winkelcentra Hoge Express in Sint-Andries, Expresspark in Sint-Michiels en V-Market in Sint-Pieters, het Winkelcentrum Sint-Kruis, en het bedrijventerrein Blauwe Toren, inclusief het winkelcentrum B-Park, belangrijke winkelzones, dan wel met een beperkter funshopping-karakter. Markten De zaterdagmarkt wordt elke zaterdagvoormiddag gehouden op 't Zand. Op de zaterdagmarkt wordt voornamelijk nieuwe koopwaar aangeboden. De twee zondagsmarkten vinden elke zondagvoormiddag plaats, enerzijds op de terreinen van de veemarkt in Sint-Michiels en anderzijds aan de Boogschutterslaan in Sint-Kruis. Op de zondagmarkten wordt nieuwe koopwaar aangeboden. De woensdagmarkt staat elke woensdagvoormiddag op de Grote Markt, en soms op de Burg. Op deze markt is er enkel verkoop van voeding, groenten en fruit, bloemen en planten. De vismarkt vindt iedere voormiddag behalve zondag, maandag en dinsdag plaats onder de overdekte gaanderijen van de Vismarkt. Op deze markt worden verse, bewerkte en bereide vis, schaal- en schelpdieren verhandeld. De maandagmarkt wordt elke maandagvoormiddag gehouden op het plein 'Onder de Toren' in Lissewege. Op de maandagmarkt wordt nieuwe koopwaar aangeboden. De vrijdagmarkt staat elke vrijdagvoormiddag op het Marktplein in Zeebrugge. Op de vrijdagmarkt wordt nieuwe koopwaar aangeboden. De folkloremarkt wordt - uitgenomen in de winter - gehouden onder de bomen langs de Dijver en onder de overdekte gaanderijen van de Vismarkt; dit elke zaterdag, zondag, feestdag en brugdag en elke vrijdag tijdens de maanden juni, juli, augustus en september. Op deze markt is enkel de verkoop van tweedehands koopwaar van minstens vijftig jaar oud of van zelfvervaardigde afgewerkte producten van een folkloristisch of kunstberoep toegestaan. De artiestenmarkt vindt - behalve tijdens de winter - dagelijks plaats onder de overdekte gaanderijen van de Vismarkt. Deze markt is er voor de verkoop van eigen gemaakte artistieke of ambachtelijke producten. Verkeer en vervoer Wegen en snelwegen Langs de zuidrand van Brugge loopt de A10/E40, die de kust met Gent, de hoofdstad Brussel en het binnenland verbindt. Net ten westen van Brugge, in Jabbeke, is er aansluiting met de A18/E40, vanaf waar de E40 de A18 volgt, parallel met de kust naar Frankrijk, en niet meer de A10, die doorloopt naar Oostende. Vanuit Brugge loopt zuidwaarts de A17/E403 door de provincie naar Kortrijk en Doornik. Aansluitend op de A17 in Brugge loopt noordwaarts de expresweg N31 verder naar Zeebrugge en de zeehaven; deze weg fungeert tevens als westelijke grote ring van de stad. Naast de N31 geldt ook de N49/E34, ten noordoosten van de stad, als belangrijke ontsluitingsweg voor de haven. De A11, die langsheen de achterhaven loopt, verbindt de N31 in het noorden van de stad met de N49 bij Westkapelle. Verschillende gewestwegen doen ook de stad aan. De belangrijkste zijn de N9, die Brussel via Gent en Brugge met Oostende verbindt, en de twee wegen die ongeveer parallel aan de snelweg A17 naar het zuiden van de provincie lopen, namelijk de N50 naar Kortrijk, en de steenweg Brugge-Torhout-Roeselare-Menen (N32). Rond het centrum van Brugge loopt de stadsring R30. Spoorwegen Brugge heeft een hoofdstation, Station Brugge, gelegen aan de zuidwestelijke rand van de binnenstad, en vier (onbemande) haltestations: Brugge-Sint-Pieters, Lissewege, Zeebrugge-Dorp en Zeebrugge-Strand. Twee nieuwe haltestations zijn nog gepland: in het noorden van de stad, bij Blauwe Toren, en het zuiden, op de Chartreusesite. Vanuit Brugge is er een spoorlijn westwaarts naar Oostende (lijn 50A), noordwestwaarts naar Blankenberge (lijn 51), noordwaarts naar Zeebrugge (lijn 51A), noordoostwaarts naar Knokke-Heist (lijn 51B), zuidoostwaarts naar Gent en Brussel (lijn 50A), en zuidwaarts naar Kortrijk (lijn 66). Minstens één IC-trein per uur verbindt Brugge (hoofdstation) rechtstreeks met andere belangrijke steden in België, zoals Brussel, Gent, Antwerpen, Luik, Kortrijk of Hasselt. Daarnaast zijn er verschillende lokale treinen en piekuurtreinen. In het kader van het Neptunusplan van De Lijn zijn er ontwerpen voor een lightrailverbinding tussen Zeebrugge en Brugge (met een eventuele doortrekking tot in Torhout) en tussen Brugge en Oostende. Waterwegen De historische verbinding van het stadscentrum met de Noordzee via het Zwin is verdwenen; in de plaats ligt een moderne zeehaven bij Zeebrugge. Brugge zelf ligt nog steeds op een knooppunt van verscheidene kanalen en vaarten. Het Boudewijnkanaal loopt door het hele havengebied en verbindt de Brugse binnenhaven met de Zeebrugse voorhaven en de Noordzee. De Damse Vaart loopt van de Dampoortsluis, aan de Dampoort, noordoostwaarts naar het Nederlandse grensstadje Sluis, en dient tegenwoordig vooral voor pleziervaart en recreatieve doeleinden. De kanalen Gent-Brugge en Brugge-Oostende zijn belangrijker voor de industriële binnenvaart. Ze zijn met elkaar verbonden via de Ringvaart, die langs de oost- en noordzijde rond het stadscentrum loopt. De Ringvaart is via de Boudewijnsluis met de binnenhaven verbonden. Vanwege het toenemende gebruik van de binnenvaart door Brugge, met veel openstaande bruggen over de Ringvaart als gevolg, ontstaan er geregeld verkeersopstoppingen op het stuk stadsring parallel met de Ringvaart. Om de Ringvaart te ontlasten en de ontsluiting van de haven via de binnenwateren te verbeteren, zijn er ontwerpen voor de verbreding van het Schipdonkkanaal, zodat dit volledig toegankelijk wordt voor binnenschepen. Dit zou het aldus mogelijk moeten maken voor binnenschepen om vanuit de haven het binnenland in te kunnen zonder daarvoor nog door Brugge heen te moeten, met alle verkeersproblemen van dien. Deze mogelijke verbreding stuit echter op ernstige tegenstand, omdat een uniek landschap, dat zich culmineert in de kanalenkruising bij De Siphon, dreigt te worden aangetast. Door de binnenstad lopen verschillende reien (grachten). Sommige daarvan worden in de zomer en tijdens het voor- en najaar bevaren door toeristenbootjes. Jachthavens en aanmeerplaatsen voor kortverblijf zijn er aan de Coupure, aan de Houtkaai, aan het Kanaaleiland en in Zeebrugge. Voor woonboten zijn er plaatsen op de Ringvaart aan de Kruisvest, en op het kanaal Brugge-Oostende aan de Kolenkaai. Luchthaven Op het grondgebied van Brugge zelf ligt er geen luchthaven, maar de dichtstbijzijnde luchthaven ligt op ongeveer 25 kilometer van het centrum van de stad. Deze luchthaven ligt in Oostende en heet officieel "Internationale Luchthaven Oostende-Brugge". Openbaar stadsvervoer Tussen 1913 en 1951 bestond het openbaar vervoer in Brugge grotendeels uit elektrische trams, uitgebaat door de NMVB. In 1950 begon Brugge als eerste stad in België haar trams te vervangen door 'modern stadsvervoer', de stadsbus. De laatste tram vanuit de stad was de lijn naar Knokke in 1956. Dit was tevens de oudste tramlijn die Brugge aandeed: sinds 1890. Op vandaag wordt het openbaar vervoer in Brugge, net zoals in de rest van Vlaanderen, geëxploiteerd door De Lijn. Het bestaat uit een uitgebreid busnetwerk, onderverdeeld in stads- en streeklijnen. Er zijn achttien stadslijnen, die naar alle hoeken van de stad leiden, en 24 streek- en voorstadslijnen, die Brugge verbinden met voorsteden, dorpen of steden in de grote regio rond de stad. De busverbinding met het Nederlandse Breskens wordt mede geëxploiteerd door Connexxion. Door Zeebrugge passeert sinds 1908 ook nog de Kusttram. Daarnaast wordt er ook internationaal openbaar busvervoer aangeboden door Flixbus. Zoals aangehaald onder Spoorwegen, zijn er ook plannen voor een noord-zuidlightrailverbinding door Brugge. Onderwijs Brugge is in het noorden van de provincie een scholencentrum. In de binnenstad liggen een vijftiental middelbare scholen, een aantal basisscholen en enkele hogescholen, zoals een afdeling van de Hogeschool West-Vlaanderen (HOWEST), de verschillende campussen van het postuniversitaire Europacollege, en het Grootseminarie. In de gebouwen van het Grootseminarie is tevens een afdeling van de Universiteit van de Verenigde Naties (UNU-CRIS) gehuisvest, een onderzoeksinstituut dat nauw samenwerkt met het Europacollege en ingebed is in de academische werking van de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel. In Sint-Michiels bevinden zich ook nog enkele hogescholen, zoals een campus van HOWEST en een campus van de Katholieke Hogeschool Vives. Nabij het hoofdstation ligt een universiteitscampus van de Katholieke Universiteit Leuven: KU Leuven Campus Brugge. Voorts zijn er in Sint-Michiels een topsportschool in het Koninklijk Technisch Atheneum (KTA) en twee hbo-scholen voor verpleegkunde. Andere scholen liggen verspreid over de deelgemeenten van de stad. Sport Voetbal Als grote stad in de provincie was Brugge een van de belangrijke plaatsen voor de ontwikkeling van het voetbal in het westen van Vlaanderen op het eind van de 19e eeuw. Club Brugge en Cercle Brugge zijn twee van de oudste clubs van het land, haalden beide landstitels en spelen nog steeds in de hoogste afdelingen, met Club Brugge als een van de topclubs van het land. Vroeger hadden de twee teams hun eigen stadion: Club het Albert Dyserynckstadion (in de volksmond "De Klokke"), Cercle het Edgard De Smedtstadion. Tegenwoordig spelen beide clubs in het Jan Breydelstadion (29.062 zitplaatsen) in Sint-Andries, hetgeen eigendom is van de stad Brugge. Er zijn echter plannen voor twee nieuwe stadions ter vervanging van het Jan Breydelstadion. Voor Club Brugge ontwikkelen de stad en de club een nieuw stadion op de Olympia-site, pal naast het Jan Breydelstadion, dat nadien wordt afgebroken. Het is hierbij de bedoeling dat ook Cercle Brugge een nieuw, eigen stadionproject ontwikkelt, elders in de stad. Andere Brugse clubs die zijn aangesloten bij de KBVB zijn Daring Brugge, Eendracht Brugge, KSK Steenbrugge, Dosko Sint-Kruis, Jong Male VV, Zeehaven Zeebrugge, RFC Lissewege en VK Dudzele, alle uitkomend in de provinciale reeksen, de damesvoetbalclubs Club Brugge Dames en Cerkelladies Brugge, uitkomend in respectievelijk de eerste en derde klasse van het damesvoetbal, en de jeugdvoetbalclub JVV Sint-Andries. In 2000 was Brugge een van de gaststeden voor het Europees voetbalkampioenschap Euro 2000. Naar aanleiding hiervan werd het voormalige Olympiastadion uitgebreid en kreeg het de naam "Jan Breydelstadion". Wielrennen Brugge speelt een zekere rol in de Ronde van Vlaanderen; van 1998 tot en met 2016 werd elk jaar op de Grote Markt het officieuze startschot van de Ronde gegeven. De officiële start vond telkens op een locatie buiten de binnenstad plaats. Na enkele jaren met Antwerpen als vertrekpunt, wordt de start van de Ronde vanaf 2022 afwisselend in Antwerpen en Brugge gegeven. Tot en met 1989 en terug opnieuw sinds 2017 is Brugge de start- en aankomstplaats van de Elfstedenronde. Voorts start jaarlijks de Driedaagse Brugge-De Panne op de Brugse Grote Markt. In het Sport Vlaanderen-centrum "Julien Saelens" in Assebroek ligt een openluchtwielerbaan, genoemd naar voormalig Belgisch wielrenner Patrick Sercu. Andere In het basketbal, het volleybal, het veldhockey, het rugby noch het handbal heeft Brugge een echt grote club. De best geklasseerde basketbalteams in de nationale afdelingen zijn Avanti Brugge en Racing Brugge, die in Eerste Landelijke spelen. Het hoogst geklasseerde volleybalteam, VC Olva Brugge, komt uit in Tweede Nationale, de Brugsche Rugby Club in Derde Nationale. De hoogst geklasseerde handbalclub, HC Olva Brugge, speelt in de Liga-reeksen. De herenploeg van de Koninklijke Hockey Club Brugge komt uit in de Derde Nationale, de damesploeg schommelde de laatste jaren geregeld tussen de Eerste Nationale en de Eredivisie. Jaarlijks afgewerkte loopwedstrijden in het Brugse zijn onder andere Dwars door Brugge (15 km), de Great Bruges Marathon (42,2 km) Oostende-Brugge Ten Miles (16,1 km), Damme-Brugge-Damme (10 km), Urban Trail Brugge (10 km), de Kerstloop Brugge (10 km) en de Midzomerrun Brugge (13 km). Jaarlijkse zwemwedstrijden zijn onder meer de Brugse Zwemdoortocht, door de reien, en de Internationale zwemwedstrijd Damme-Brugge, via de Damse Vaart. Daarnaast zijn er elk jaar onder andere ook de Triatlon door Brugge, de Haventriatlon Zeebrugge, de Brugse Kajakdoortocht en de roeiwedstrijd Brugge Boat Race. De sport krachtbal is door de Brugse sportleraar Etienne Schotte uitgevonden. In de regio Brugge zijn er dan ook tal van krachtbalclubs, waarvan zes uit Brugge zelf: Sporting Brugge, KBC Sint-Michiels, KSVV Inter Assebroek, KBC Male, Avanti Lissewege en Noordster Dudzele. In Sint-Andries ligt naast het Jan Breydelstadion het polyvalent zwembadcomplex LAGO Brugge Olympia, met onder andere een olympisch topsportbad, warmwaterbaden, buitenbaden en sauna's. Het complex werd in 2015 geopend en verving het voormalige Olympiabad, dat ernaast lag. Andere belangrijke openbare zwembaden zijn het Interbad in Sint-Kruis en het Jan Guilinibad in Kristus-Koning. In het Sport Vlaanderen-centrum "Julien Saelens" bevindt zich voorts nog een atletiekstadion (de thuishaven van atletiekclub Olympic Brugge) en is sinds 2012 het grootste overdekte topsportcomplex van Sport Vlaanderen gevestigd. Verder is er in het Boudewijn Seapark een overdekte schaatsbaan, en in Vogelzang (Sint-Michiels), een indoor skipiste. Gezondheidszorg De twee grootste ziekenhuizen in Brugge zijn het AZ Sint-Jan en het AZ Sint-Lucas, gelegen in respectievelijk het noordwesten (Sint-Pieters) en het zuidoosten (Steenbrugge) van de stad. Het zijn grote algemene ziekenhuizen waar men terechtkan voor basiszorg tot zeer gespecialiseerde zorg. Het AZ Sint-Jan is samen met het Sint-Franciscus Xaveriusziekenhuis, dat zich in het stadscentrum bevindt, onderdeel van het AZ Sint-Jan Brugge-Oostende AV. Net buiten het stadscentrum, in Sint-Michiels, ligt het PZ Onze-Lieve-Vrouw, een algemeen psychiatrisch ziekenhuis dat beschikt over vier gespecialiseerde klinieken en een afdeling voor psychiatrische intensieve zorg. Voorts bevindt zich in Sint-Pieters nog het Psychotherapeutisch Centrum Rustenburg, een centrum voor psychotherapie. Religie In Brugge zetelt de bisschop van het rooms-katholiek bisdom Brugge. In de kathedraal is het Sint-Salvatorskapittel gevestigd. Het stadscentrum telt 10 parochies. In de stad liggen enkele kloosters van diverse orden. Aan de rand liggen enkele abdijen, zoals de Sint-Andriesabdij Zevenkerken in Sint-Andries, de voormalige Sint-Trudoabdij in Male en de voormalige Sint-Pietersabdij in Steenbrugge. Het religieuze volksleven wordt gekenmerkt door de Heilig Bloedcultus en de Brugse Belofte, die worden georganiseerd door broederschappen die in de stad zetelen. Ook de talrijke oude godshuizen, het Oud Sint-Janshospitaal en het begijnhof zijn belangrijke religieuze plaatsen in de stad. Daarnaast zijn er ook andere kerken en religies vertegenwoordigd, zoals de Verenigde Protestantse Kerk, de Adventkerk, de Anglicaanse Kerk, de Vrije Evangelische Kerk, de Oosters-Orthodoxe Kerk, Jehovagetuigen en de Islam. In de stad bevinden zich ook meerdere loges van de vrijmetselarij en de para-vrijmetselarij. Politiek Brugge is de provinciehoofdstad van de provincie West-Vlaanderen; het Provinciehuis Boeverbos staat in de deelgemeente Sint-Andries van de stad Brugge. Aan de westkant van het station van Brugge staat het Jacob van Maerlantgebouw met daarin het Vlaams Administratief Centrum (VAC) van de Vlaamse overheid en van de federale overheid. Structuur College van burgemeester en schepenen Verkiezingsresultaten sinds 1976 Resultaten van de gemeenteraadsverkiezingen in Brugge na de gemeentefusie van 1971. (*) 1976: ONAFH (2,94%), BP (0,92%) / 1982: NORMAL (2,0%), BP (0,74%), RAD (0,27%) / 1988: ALLEEN (0,58%), ZWP (0,39%), PAIX (0,11%), GPR (0,11%) / 1994: WOW (2,12%), ROSSEM (0,94%), ROBINH (0,92%), LIEFDE (0,54%), PAIX (0,24%), NWP (0,19%) / 2000: ZOOZ (0,41%), NWP (0,25%) / 2006: BRON & Decoorne (1,45%), BEU (0,51%), Belg.Unie-BUB (0,4%) / 2012: Lijst Burgemeester (0,79%), LDD (0,50%), VCD (0,35%) / 2018: Doe Geweune (1,6%), Vlaamse Christen Partij (0,3%)De zetels van de gevormde coalitie staan vetjes afgedrukt. De grootste partij staat in kleur.. Samenwerkingsverbanden Om principiële redenen was de stad Brugge tot 2020 nooit jumelages (stedenband) aangegaan met andere steden. Zonder het nut te willen ontkennen van deze jumelages voor gemeenten met minder internationale contacten, was de voornaamste reden dat men steeds van oordeel is geweest dat het moeilijk is een keuze te maken en een internationaal gerichte stad als Brugge zich in feite mag beschouwen als 'gejumeleerd met de wereld'. Verder vreesde men dat, zoals men vaak elders kon vaststellen, deze jumelages vooral aanleiding zouden zijn voor reisjes van mandatarissen en bestuursleden van verenigingen, op kosten van de stadskas. Als gevolg hiervan heeft de stad Brugge in de jaren 1950 een jumelage geweigerd met Nice, Neurenberg, Locarno en Venetië, die door een Belgisch ambassadeur was ondertekend buiten het medeweten van het stadsbestuur. Een Belgisch consul in Oldenburg liet het stadsbestuur van Brugge een vriendschapsoorkonde ondertekenen in de jaren 1970, die hij dan vergeefs als een 'jumelage' heeft willen doen doorgaan. De jumelages die bestonden op vroegere randgemeenten werden na de samenvoeging tot Groot-Brugge in 1971 niet meer voortgezet. Dit alles belette niet dat concrete vormen van samenwerking van kortere of langere duur tot stand kwamen: Bastenaken Na Wereldoorlog II en tot in de jaren 1970 had Brugge (meer bepaald de Brugse Brandweer) vriendschapsrelaties met Bastenaken (Bastogne) in de provincie Luxemburg. Elk jaar werd aan een aantal kinderen uit deze geteisterde stad een vakantie in Zeebrugge aangeboden. Arolsen De stad Brugge was vanaf de jaren 1950 tot in de jaren 1980 de peter van het Eerste Regiment Jagers te Paard, gelegerd in Arolsen (Duitsland). Salamanca Naar aanleiding van het feit dat beide steden in 2002 culturele hoofdstad van Europa waren, heeft Brugge contacten aangeknoopt met Salamanca (Spanje), wat tot bescheiden uitwisselingen en een paar gezamenlijke initiatieven heeft geleid. Bergen In 2007 is tussen de steden Brugge en Bergen (Mons) (Henegouwen) een samenwerking tot stand gekomen op cultureel en artistiek gebied, in het vooruitzicht van Bergen als Europese culturele hoofdstad. Burgos De burgemeesters van Burgos (Spanje) en Brugge ondertekenden op 29 januari 2007 een intentieverklaring over een toekomstige samenwerking. Vooral op het vlak van cultuur, toerisme en economie wilden beide steden samenwerken. Hiervan is weinig of niets in huis gekomen. In 2019 stond in de beleidsnota van de stad Brugge opgenomen dat een nieuw partnerschap met een stad in het zuiden onderzocht zou worden. Na grondig onderzoek van mogelijke kandidaat-steden werd beslist om de kandidatuur van de stad Ebolowa, gelegen in het zuiden van Kameroen, verder te onderzoeken. Deze stad, midden in het tropisch regenwoud, kwam naar voor om verschillende redenen. Zowel Brugge als Ebolowa zijn Fair Trade-steden. Verder vormt chocolade een verbindende factor: Brugge, met zijn verschillende chocolatiers en chocolademuseum, profileert zich als chocoladestad, en in Ebolowa is cacaoproductie een belangrijke bron van inkomsten. Naast de ontwikkeling van een keten in eerlijke chocoladehandel willen beide steden ook bestuurlijk samenwerken. Dit stedelijk mondiaal partnerschap werd begin 2020 bekrachtigd. Bekende personen Bekende naamdragers Galbert van Brugge (begin 12de eeuw), geestelijke, notarius van de kanselarij van de graaf van Vlaanderen Jacob van Brugge, Vlaams edelman en zeevaarder Petrus van der Brugge (1480-1539), Vlaams humanist en Neolatijns dichter Robrecht van Brugge, monnik Sjors Brugge, Nederlands voetballer Varia Fictie Films, series of boeken waarin Brugge een hoofdrol speelt of (als decor) voorkomt: A Dog of Flanders (1999): verfilming van de roman van Ouida (Een hond van Vlaanderen) door Kevin Brodie. Als het mes valt in Brugge (2004): een titel uit de stripreeks Bakelandt van Hec Leemans. Aspe: misdaadromans van Vlaams schrijver Pieter Aspe. De verhalen spelen zich bijna allemaal volledig in Brugge af. De eerste tien misdaadromans werden in opdracht van VTM verfilmd tot de televisieserie Aspe. Ook een tweede, derde, vierde, vijfde, zesde, zevende en achtste reeks werden opgenomen, en een negende wordt voorbereid, maar deze zijn geen verfilmingen van de boeken. Bruges-la-Morte: het vervallen Brugge van de 19e eeuw, een sluimerende stad zonder veel drukte en 'lelijkheid' van de moderne wereld, ondervond aan het einde van de 19e eeuw een romantische heropleving. Victor Hugo beschreef de stad al uitvoerig in zijn reisverhaal over België (1837), maar het hoogtepunt kwam met de roman Bruges-la-Morte van Georges Rodenbach in 1892. Het werk had een groot succes in Europa en werd verfilmd in 1924 door Paul Flon als Dans Bruges-la-morte en in 1981 door de Vlaamse cineast Roland Verhavert als Brugge, die stille. Het diende ook als scenario voor de opera Die tote Stadt van Erich Wolfgang Korngold. Buddenbrooks (2008): verfilming van de roman van Thomas Mann door Heinrich Breloer, waarin Brugge de rol van het Amsterdam uit de 19e eeuw heeft. De astroloog van Brugge (1994): een titel uit de stripreeks Yoko Tsuno van Roger Leloup. De bossen van Vlaanderen (1991): een televisieserie op de BRT. De Filosoof van 't Sashuis: een roman van Maurits Sabbe, verfilmd in 1963 door Maurits Balfoort. De kantwerkster van Brugge (1921): een film van Armand du Plessy. De Kluis (2000): een kortfilm van Mathias Delacourt. De Leeuw van Vlaanderen: verfilming uit 1985 van het boek van Hendrik Conscience door Hugo Claus en assistent-regisseurs Stijn Coninx en Dominique Deruddere. De Ronde (2011): een fictiereeks van Jan Eelen op Eén. De Tartaarse helm (1953): een titel uit de blauwe reeks van de stripreeks Suske en Wiske, geschreven door Willy Vandersteen. De vorstinnen van Brugge (1972): een populaire tv-reeks op de BRT. Diamond 13 (2009): een film naar de roman van Hugues Pagan. Floris (1969): een televisieserie van de NTS, bedacht door Paul Verhoeven. Happy birthday (2000): een kortfilm van Mathias Delacourt. Heilig Bloed (2002): een titel uit de stripreeks Suske en Wiske, geschreven door Marc Verhaegen. Herz aus Schokolade (2008): een Duitse televisiefilm van Oliver Dommenget. Het monster van Brugge (1995): een titel uit de stripreeks Bakelandt van Hec Leemans. Het verdriet van België (1995): verfilming van de roman van Hugo Claus door Claude Goretta. In Bruges (2008): een film van Oscar-winnend regisseur Martin McDonagh met Colin Farrell, Brendan Gleeson en Ralph Fiennes. Deze zwarte komedie speelt zich voor drie vierde af in Brugge, de rest in Londen. l'Assassino... è al telefono (1972): een film (horror) van Alberto De Martino. l'Œuvre au noir (1988): een film van André Delvaux naar de roman van Marguerite Yourcenar. La Force des vingt ans (1921): een film van Isidore Moray. La Salamandre d'or (1962): een film van Maurice Régamey. La Vénus noire (2010): een Belgisch-Franse film van Abdellatif Kechiche. Brugge heeft de rol van het 19e-eeuwse Londen. Les Lèvres rouges (1971): een film (horror) van Harry Kümel. Niccolò Rising, het eerste van de acht delen van de boekenserie House of Niccolo van Dorothy Dunnett, speelt zich grotendeels af in Brugge. Pietje Bell (2002): een Nederlandse jeugdfilm van Maria Peters. P.K. (2014): een Bollywoodfilm van regisseur Rajkumar Hirani met Aamir Khan, Anushka Sharma en Sushant Singh Rajput. Deze satirische komedie speelt zich voor een deel af in Brugge, de rest in India. Que personne ne sorte (1964): een film van Ivan Govar. Schijnheilig bloed (2013): een titel uit de stripreeks De Kiekeboes van Merho. Science Fiction (2002): een film van Danny Deprez. Si le vent te fait peur (1960): een film van Emile Degelin. The Nun's Story (1959): een film van Fred Zinnemann, gebaseerd op het boek van Kathryn Hulme. The White Queen (2013): een dramaserie van de BBC waarin onder andere Brugse locaties dienstdoen als decor. Traum aus Schokolade (2010): een Duitse televisiefilm van Oliver Dommenget. Uilenspiegel leeft nog (1935): een komedie van Jan Vanderheyden. Zwanen Op de reien in Brugge zijn vaak zwanen te vinden. De naam Pieter Lanchals wordt voor altijd met deze zwanen verbonden. Hij was schout, baljuw en raadsheer van Maximiliaan van Oostenrijk. Vooral na de dood van Maria van Bourgondië (1482) beleefde Brugge woelige tijden. Maximiliaan wilde de macht van de gemeenten breken en hen een maximum aan belastingen opleggen. Brugge was zijn eerste doelwit. Daarom sloten de Bruggelingen Maximiliaan een tijdlang op in het huis Craenenburg op de Markt. Vanuit een getralied raam was hij dagenlang getuige van de folteringen die men een aantal hem trouw gebleven edellieden en burgers oplegde alvorens ze onthoofd werden. Ook Pieter Lanchals verloor er letterlijk het hoofd: dit werd op een piek op de Gentpoort geplaatst. Aan deze echt gebeurde feiten voegt de legende toe dat Maximiliaan, eenmaal weer vrijgelaten en opnieuw aan de macht, de Bruggelingen verplichtte ten eeuwigen dage "langhalzen" of zwanen op de reien te onderhouden. Echter, dankzij oude rekeningen van de stad, die de kosten voor het onderhoud van de zwanen vermelden, is geweten dat ze al lang voor de geboorte van Pieter Lanchals op de Brugse wateren te zien waren. Zo worden ze al in 1403 vermeld. Literatuur Adolphe DUCLOS, Bruges, histoire et souvenirs, Brugge, 1910. Karel DE FLOU, Woordenboek der toponymie van Westelijk Vlaanderen, 1914-1938. M. GYSSELING, Etymologie van Brugge, in: Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie, Brussel, 1944. Jos DE SMET, De hydrografie van de stad Brugge, in: Handelingen van het Genootschap voor geschiedenis te Bugge, 1949. Adriaan VERHULST, Les origines et l'histoire ancienne de la ville de Bruges, in: Le Moyen Age, 1960. Jos DESMET, De evolutie van het Brugse stadsgebied, in: Handelingen van het Genootschap voor geschiedenis te Brugge, 1963. Hervé ANECA, Het slopen van het castrum in Oudenburg en de vroegste geschiedenis van Brugge, in: Belgisch Tijdschrift voor filologie en geschiedenis, 1964. M. GYSSELING, Een nieuwe etymologie van Brugge, in: Naamkunde, 1971. Panorama van Brugse geschiedschrijving sedert Duclos, Brugge, 1972. André VANHOUTRYVE, Bibliografie van de geschiedenis van Brugge, 6 delen, Handzame/Brugge, 1972-1990. Jan A. VAN HOUTTE, De geschiedenis van Brugge, Tielt, Lannoo, 1982. Valentin VERMEERSCH (red), Brugge en de zee, Antwerpen, Mercatorfonds, 1982. Fernand BONNEURE, Brugge Beschreven. Hoe een stad in teksten verschijnt, Brussel, 1984. Marc RYCKAERT, Brugge. Historische stedenatlas, Brussel, Gemeentekrediet, 1991. André VANDEWALLE (red), Brugge, de geschiedenis van een Europese stad, Tielt, Lannoo, 1999. Werkgroep Brugs Woordenboek, Brugs Woordenboek, Brugge, 2001. Bieke HILLEWAERT & Marc RYCKAERT (red.), Op het Raakvlak van Twee Landschappen, De Vroegste Geschiedenis van Brugge, Brugge, 2011. S.O.S. voor een Leefbaar Brugge vraagt om interventie van UNESCO, in: Brugge die Scone, 2016. Ellen VERNACKT, Ondergronds Brugge aan de oppervlakte gebracht via MAGIS Brugge, in: Brugge die Scone, 2016. Jan DUMOLYN & Andrew BROWN (ed.), Medieval Bruges (850-1550), Cambridge University Press, 2018. [Dieter DEWULF] e. a., Een klavertje vier voor het toerisme in Brugge. Strategische visienota toerisme 2019-2024, Brugge, 2019. Jan DUMOLYN & Andrew BROWN (ed), Middeleeuws Brugge (850-1550), 2019. Lisa DEMETS, De Flandria Generosa C. Een kroniek van Vlaanderen uit de Brugse Eeckhoutabdij aan het begin van de vijftiende eeuw, in: Handelingen voor het Genootschap voor geschiedenis te Brugge, 2020. Koen ROTSAERT, Vluchten naar en uit Brugge in de Eerste en de Tweede Wereldoorlog'', in: Brugs Ommeland, 2021. Externe links Officiële website Stad Brugge Beeldbank Brugge; oude foto's en beelden uit het stedelijk archief Plaats in West-Vlaanderen Hoofdstad van een Belgische provincie Werelderfgoed in België
156
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst%20van%20popmuzikanten%20en%20popbands
Lijst van popmuzikanten en popbands
Dit is een (onvolledige) lijst van popmuzikanten en popbands met een artikel op de Nederlandstalige Wikipedia. 0-9 10cc – 2ManyDJs – The 5th Dimension – 50 Cent A Aaliyah – ABBA – ABC – AC/DC – Acda en De Munnik – Ace of Base – Adamo – Bryan Adams – Oleta Adams – Ryan Adams – Aerosmith – Afroman – Christina Aguilera – a-ha – The Alan Bown Set – Alcazar – Alice in Chains – All Saints – Jan Akkerman – Alquin – Shola Ama – America – Amina – Anastacia – Benny Andersson – Lynn Anderson – Adam Ant / Adam & the Ants – The Animals – Anouk – Aphex Twin – The Applejacks – Aqua – Armand – Billie Joe Armstrong – Louis Armstrong – Arno – Artiesten voor het Ronald McDonaldhuis – Ashford & Simpson – The Association – Melissa Auf der Maur – Brian Auger – Charles Aznavour – Bob Azzam B Ali B – Babyshambles – The Bachelors – Backstreet Boys – Gus Backus – Badfinger – Ignace Baert – Balthazar – Bananarama – Band Zonder Banaan – The Bangles – Banaroo – The Bar-Kays – Lou Barlow – Syd Barrett – The Barron Knights – Barry & Eileen – Basement Jaxx – Bay City Rollers – The Beatles – Gilbert Bécaud – Melanie Blatt – The Beach Boys – Beastie Boys – The Beatles – Beck – Jeff Beck – Daniel Bedingfield – Natasha Bedingfield – Bee Gees – William Bell – Harry Belafonte – Pat Benatar – Ralf Bendix – Bob Benny – Pete Best – Gert Bettens – Sam Bettens – Bettie Serveert – Ron van den Beuken – Beyaz Kelebekler – Billy J. Kramer with The Dakotas – Björk – Cilla Black – Frank Black – Blink-182 – BLØF – Blondie – Luka Bloom – Blue Mink – Blur – BodyRockers – Marc Bolan – Bon Jovi – Bonnie & José – Bono – Booker T. Jones – Booker T. & the M.G.'s – Marco Borsato – Bow Wow Wow – David Bowie – Boy George – Greg Boyer – Boyzone – Braak – Glenn Branca – Brainpower – Arjan Brass – Bread – Jacques Brel – Johnny Bristol – Herman Brood – James Brown – Jackson Browne – Maxine Brown – Jeff Buckley – Tim Buckley – Buena Vista Social Club – Eric Burdon – Chris de Burgh – Jean-Jacques Burnel – Rocky Burnette – Heinz Burt – Burton Cummings – Kate Bush – Busted – The Butterflies – Armin van Buuren – The Byrds – BZN C Captain Darling – Caravan – Carlos – Carlsberg – The Carpenters – Clarence Carter – Johnny Cash – Cassie – The Cats – Clem Cattini – Nick Cave – Cees & Marjan – Cerrone – Greg Cerrone – Chamillionaire – Chas Chandler – Tracy Chapman – Ray Charles – The Chemical Brothers – Chicago – Chicks On Speed – Chicane – Chili Hi Fly – Cidinho & Doca – Eric Clapton – Alain Clark – Dave Clark – the Clash – Judy Clay – Adam Clayton – Julien Clerc – Jimmy Cliff – Cliff Bennett and the Rebel Rousers – George Clinton – Rosemary Clooney – Clouseau – Club X – The Coasters – Kurt Cobain – Cock Robin – Joe Cocker – Cocktail Trio – Eddie Cochran – Cocteau Twins – Leonard Cohen – Coldplay – Edwyn Collins – Phil Collins – Les Compagnons de la chanson – Ray Conniff – Consortium – Ry Cooder – Norman Cook – Roger Cook – Alice Cooper – Corry en de Rekels – Ferry Corsten – Alex R. Costandinos – Elvis Costello – Crash Test Dummies – Counting Crows – Cream – The Cranberries – Randy Crawford – Creed – Creedence Clearwater Revival – Jim Croce – Bing Crosby – David Crosby – Crosby, Stills & Nash (and Young) – Steve Cropper – Cross – Sheryl Crow – Crowded House – The Crystals – Cuby + Blizzards – Culture Club – Jamie Cullum – The Cure – Curiosity Killed the Cat – Ian Curtis D DAAU – Daft Punk – Daughters of Soul – Dave Clark – The Dave Clark Five – David and Jonathan – Lenny Davidson – Doris Day – Silvy De Bie – Dead Can Dance – Death By Stereo – Death Cab for Cutie – Deep Purple – Desmond Dekker – Ilse DeLange – Michel Delpech – John Denver – Depeche Mode – dEUS – Willy DeVille – Dexys Midnight Runners – Amy Diamond – Neil Diamond – Dido – De Dijk – Dinosaur Jr. – Céline Dion – DI-RECT – Dire Straits – Do – Trea Dobbs – Doe Maar – Joe Dolan – Fats Domino – Donovan – Jason Donovan – Val Doonican – The Doors – Nick Drake – The Dresden Dolls – Dune – Duran Duran – Paul van Dyk – Bob Dylan E Eagles – Eamon – Earth & Fire – Earth, Wind & Fire – Echo & the Bunnymen – The Edge – Dave Edmunds – Eels – Einstürzende Neubauten – Ekseption – Electric Light Orchestra – Emerson, Lake & Palmer – Eminem – Brian Eno – Enya – Eruption – Gloria Estefan – Melissa Etheridge – Europe – Eurythmics – Euson – The Everly Brothers – The Ex – The Exciters – Esmée Denters F Faith No More – Jad Fair – Marianne Faithfull – The Fall – Agnetha Fältskog – Mylène Farmer – Fatboy Slim – Felix da Housecat – Bryan Ferry – Ferry Aid – Fiction Factory – Amp Fiddler – Mickey Finn – Neil Finn – Tim Finn – Fischer-Z – Roberta Flack – Fleetwood Mac – Flogging Molly – The Flower Kings – Eddie Floyd – Focus – Dan Fogelberg – Wayne Fontana – Foo Fighters – The Fortunes – The Four Aces – The Fourmost – The Four Pennies – The Four Seasons – Four Tops – Black Francis – Frankie Goes to Hollywood – Aretha Franklin – John Fryer – Fuel – Fugees – Nelly Furtado G Peter Gabriel – Tess Gaerthé – Rosie Gaines – The Gap Band – Garbage – Boris Gardiner – Art Garfunkel – David Garrick – David Gates – Marvin Gaye – Genesis – Gentle Giant – Bobbie Gentry – Gerry & the Pacemakers – Get Ready! – Andy Gibb – Gitti & Erika – Het Goede Doel – Golden Earring – Gomez – Gong – Good Charlotte – Goo Goo Dolls – Gorillaz – Gorki – Lucas Grabeel – Larry Graham – David Gray – Dobie Gray – Roger Greenaway – Ferre Grignard – Green Day – Boudewijn de Groot – Guns N' Roses – Guster – Grey Eye Glances H Nico Haak – Nico Haak en de Paniekzaaiers – Half Japanese – Johnny Hallyday – Jan Hammer – Peter Hammill – Tim Hardin – Françoise Hardy – Ben Harper – Emmylou Harris – George Harrison – PJ Harvey – Donny Hathaway – Lalah Hathaway – John Hawken – Sophie B. Hawkins – Hawkwind – Isaac Hayes – André Hazes – Heart (Amerikaanse band) – Heart (Nederlandse band) – De Heikrekels – John Helliwell – Levon Helm – Jimi Hendrix – Clarence 'Frogman' Henry – The Herd – Herman's Hermits – Paul Hester – Het – Lauryn Hill – HIM – Henk Hofstede – Hole – The Hollies – Buddy Holly – Rupert Holmes – The Honeycombs – Peter Hook – Hooverphonic – Nicky Hopkins – Trevor Horn – Hot Chocolate – Whitney Houston – The Human League – Hüsker Dü – Michael Hutchence – Rick Huxley – Chrissie Hynde I Janis Ian – Idols – Frank Ifield – Iggy Pop – Enrique Iglesias – Julio Iglesias – India.Arie – INXS – IQ – Iron Maiden – Chris Isaak – Yusuf Islam J Junior Jack – Roberto Jacketti & the Scooters – Jackpot – Joe Jackson – Michael Jackson – Marike Jager – Mick Jagger – Etta James – Rick James – Jammah Tammah – Jan & Kjeld – Jane's Addiction – Arne Jansen – Japan – Jean-Michel Jarre – The Jayhawks – DJ Jean – Wyclef Jean – Jefferson Airplane – Barry Jenkins – Jet – Jethro Tull – Billy Joel – Elton John – Johnny & Mary – Johnny Kidd and the Pirates – John's Children – Puff Johnson – Brian Jones – Grace Jones – Norah Jones – Tom Jones – Janis Joplin – Johnny Jordaan – Montell Jordan – Joy Division – June in December K K3 – Kadanz – Kane – Keane – Kansas – Kayak – Kelis – The Kelly Family – Johnny Kendall & the Heralds – Alicia Keys – Anthony Kiedis – Killerpilze – Carole King – Rosa King – King Crimson – The Kingston Trio – The Kinks – Kiss – Mac & Katie Kissoon – Klein Orkest – Gladys Knight – Gladys Knight & the Pips – David Knopfler – Mark Knopfler – Kool & The Gang – Korn – Kraftwerk – Lenny Kravitz – Krezip – Kris Kristofferson – K's Choice L L7 – La Seine – Lacuna Coil – Dany Lademacher – Frankie Laine – Rick Laird – John Lamers – k.d. lang – Lange Frans & Baas B – Daniel Lanois – Cyndi Lauper – Avril Lavigne – Vicky Leandros – Amanda Lear – Fud Leclerc – Led Zeppelin – Jerry Lee Lewis – Peggy Lee – Thijs van Leer – John Lennon – Level 42 – Shaznay Lewis – Leona Lewis – Jan Leyers – Li-Ann – Liars – Lighthouse Family – Limp Bizkit – Bob Lind – Espen Lind – Lindisfarne – Linkin Park – Little Richard – Live – LL Cool J – Luttenberger*Klug – Kenny Loggins – Jennifer Lopez – Trini Lopez – Courtney Love – Nick Lowe – Lowland Trio – Lulu – Donna Lynton M Michael Jackson – Macbeth – Machiavel – Madonna – Madness – Ron Mael – Russell Mael – Mai Tai – The Mamas and the Papas – Maria Mena – Mar-Keys – Marillion – Mark 'Oh – Bob Marley – Dean Martin – Al Martino – The Marvelettes – Matchbox Twenty – Paul Mauriat – John Mayall – Paul McCartney – Van McCoy – George McCrae – Barry McGuire – Malcolm McLaren – Don McLean – Tom McRae – David McWilliams – Meat Loaf – Meat Puppets – Melanie – Melanie C – The Melody Sisters – The Melvins – Harold Melvin – Men at Work – Freddie Mercury – The Merseybeats – The Merseys – Metallica – George Michael – Bette Midler – Midnight Oil – Mrs. Miller – Jody Miller – Roger Miller – Steve Miller (gitarist) – Steve Miller (pianist) – The Millionaires – CB Milton – Mina – The Mindbenders – Kylie Minogue – The Miracles – Miranda Sex Garden – Miss Kittin – Missy Elliott – Guy Mitchell – Joni Mitchell – Mitch Mitchell (drummer) – Mitch Mitchell (gitarist) – The Mo – Moby – Modern English – Domenico Modugno – Mogwai – The Monkees – Chris Montez – Moody Blues – Barry Moore – Christy Moore – Alanis Morissette – Stephen Morris – Van Morrison – Mother's Finest – Mother Love Bone – Motörhead – Marc Moulin – Georges Moustaki – Alison Moyet – Mr. So & So – Ms. Dynamite – Mudhoney – Larry Mullen jr. – Mungo Jerry – Murderdolls – Muse – My Morning Jacket N Nailpin – Napoleon XIV – Graham Nash – Johnny Nash – The Nashville Teens – Nelly – Ricky Nelson – Nena (band) – Nena (zangeres) – The Neptunes – Neutral Milk Hotel – N.E.R.D – Aaron Neville – The Neville Brothers – The New Christy Minstrels – Randy Newman – New Power Generation – The Newbeats – Newsboys – Ne-Yo – Stevie Nicks – Nickelback – Ninthe – Nirvana – Nits – No Doubt – The (International) Noise Conspiracy – Peter Noone – Normaal – Novastar – Astrid Nijgh O Oasis – One Direction – Billy Ocean – Sinéad O'Connor – Esther & Abi Ofarim – Mike Oldfield – Will Oldham – The Offspring – Renee Olstead – Roy Orbison – William Orbit – Lee Oskar – The Osmonds – OutKast – The Overlanders – Owl City – Ozark Henry P Robert Palmer – Dolly Parton – Alan Parsons – The Alan Parsons Project – Pavement – Denis Payton – Peaches & Herb – Pearl Jam – Peneři Strýčka Homeboye – Pennywise – Peret – A Perfect Circle – Pet Shop Boys – Peter & Gordon – Tom Petty – An Pierlé – Pillar – P!nk – Pink Floyd – Gene Pitney – Pixies – Placebo – Plastic Ono Band – De Poema's – The Pogues – Bonnie Pointer – The Pointer Sisters – The Police – Brian Poole – Iggy Pop – Porcupine Tree – Portishead – Portugal. The Man – Sandy Posey – Elvis Presley – Billy Preston – Johnny Preston – The Pretenders – Alan Price – Prince – P.J. Proby – Procol Harum – Propaganda – Katie Pruitt – Eric Prydz – Public Enemy Q Q65 – Queen – Queens of the Stone Age R Racoon – Radiohead – Rihanna – The Radios – Gerry Rafferty – Eros Ramazzotti – Ramones – Rancid – Glenn de Randamie – The Rasmus – DonRay – Chris Rea – Rank 1 – Matthias Reim – Axelle Red – Red Hot Chili Peppers – Otis Redding – Lou Reed – Jim Reeves – Django Reinhardt – R.E.M. – Renaissance – REO Speedwagon – Re-Play – Cliff Richard – Keith Richards – Lionel Richie – Johnny Rivers – Johnny Rodrigues – The Rolling Stones – The Ronettes – Rose Royce – Marianne Rosenberg – Diana Ross – Demis Roussos – Dave Rowberry – Roxette – Roxy Music – Rozalla – Run-D.M.C. – Rush – Leon Russell – Bianca Ryan S Sade – Sandy Coast – Carlos Santana – Joe Sample – Sasha – Saybia – Ton Scherpenzeel – Steve Schroyder – Scooter – The Scorpions – Scritti Politti – Marie Serneholt – Sex Pistols – The Shadows – Marlena Shaw – Shakira – Shalamar – Sam the Sham & the Pharaohs – Helen Shapiro – The Sheer – Tony Sheridan – The Shirts – Shocking Blue – Mark Shreeve – Andy Sierens – Carly Simon – Paul Simon – Simon & Garfunkel – Afric Simone – Nina Simone – Simple Minds – Frank Sinatra – Nancy Sinatra – Richard Sinclair – Siouxsie and the Banshees – Sisqó – De Sjonnies – Skik – Skunk Anansie – Skyline – Slayer – Percy Sledge – Slipknot – Sly & the Family Stone – The Smashing Pumpkins – Millie Small – Mike Smith – Patti Smith – The Smiths – Sneaker – Sneakerfreak – Soft Machine – Sonic Youth – Soul Coughing – The Soul Children – Soulive – Soulwax – Soundgarden – Sparks – Britney Spears – The Specials – Jeremy Spencer – Frédérique Spigt – Spirit – Split Enz – Splitsing – The Spokesmen – Spring & De Groot – Dusty Springfield – Bruce Springsteen – Squeeze – Lisa Stansfield – Ringo Starr – Mavis Staples – The Staple Singers – Star Sounds Orchestra – The Statler Brothers - Candi Staton – John Steel – Peter Steele – Stereophonics – Steve Miller Band – Shakin' Stevens – Dave Stewart – David A. Stewart – Jermaine Stewart – Rod Stewart – Stephen Stills – Sting – Robert Jan Stips – Joss Stone – Sly Stone – Story of the Year – The Stranglers – Barbra Streisand – The Strokes – Supertramp – Sugababes – The Sugarcubes – Sum 41 – Bernard Sumner – Support Lesbiens – The Supremes – The Surfers – The Swinging Blue Jeans – Sylver T Die Tahiti-Tamourés – Take That – Talking Heads – Norma Tanega – Tangerine Dream – t.A.T.u. – James Taylor – Teach-In – Teena Marie – Telex – Temple of the Dog – Carla Thomas – Rufus Thomas – Timmy Thomas – Storm Thorgerson – Tanita Tikaram – Tiësto – The Time – Ashley Tisdale – Tiq Maya – Time Bandits – Toby Mac – Toe Fat – The Tokens – Tomàn – Steve Peregrin Took – Toppers – The Tornados – Toto – Rachel Traets – Train – The Transplants – The Tremeloes – T. Rex – The Tubes – Tina Turner – This Bike is a Pipe Bomb – Phil Thornton – Total Touch – Treble – Tröckener Kecks – Typhoon – Tokio Hotel – Conway Twitty U U2 – UB40 – Udo – U.K. – UKZ – Unit 4 + 2 – Unitopia – Urban Dance Squad – Uriah Heep – Usher – Hikaru Utada V Hilton Valentine – Vandenberg – Vangelis – Roland Van Campenhout – Van der Graaf Generator – Van Halen – VanVelzen – Vaya Con Dios – Suzanne Vega – The Velvet Underground – Venice – Cyrille Verdeaux – Roland Verstappen – Violent Femmes – The Visitor – Tim Visterin – Henny Vrienten W Martha Wainwright – Rufus Wainwright – Tom Waits – Gary Walker – John Walker – Scott Walker – The Walker Brothers – Warumpi Band – Dee Dee Warwick – Dionne Warwick – Grover Washington jr. – Roger Waters – Charlie Watts – Weezer – Bob Welch – Gerhard Wendland – Keith West – Wet Wet Wet – Jerry Wexler – What Fun! – Wheatus – Barry White – Tony Joe White – The White Stripes – The Who – Cherry Wijdenbosch – Kim Wilde – Deniece Williams – Larry Williams – Pharrell Williams – Robbie Williams – Amy Winehouse – Wishbone Ash – Bill Withers – Steve Winwood – Wir sind Helden – Alain Wisniak – Florian Wolff – Stevie Wonder – Ron Wood – World Party – Link Wray – Richard Wright – Syreeta Wright – Bill Wyman X X!NK – XYP Y The Yardbirds – Yello – Yellowcard – Yes – Yazoo – Yazz – Yo La Tengo – Neil Young – Paul Young – Marc Ysaÿe – Yui Z Frank Zappa – Dweezil Zappa – Het Zesde Metaal – Warren Zevon – Zita Swoon – Zornik – Zwarte Riek – Led Zeppelin – ZZ en de Maskers – ZZ Top Zie ook Popmuziek Lijst van Nederlandse artiesten Lijst van Vlaamse artiesten Lijst van Nederlandse bands Lijst van Vlaamse bands naar genre Lijst van metalbands Popmuziek Popmuzikanten en popbands
157
https://nl.wikipedia.org/wiki/Provincies%20van%20Belgi%C3%AB
Provincies van België
De Belgische provincies vormen het bestuurlijke niveau tussen de gemeenten enerzijds en de regionale en federale overheid anderzijds. België heeft tien provincies die elk hun eigen volksvertegenwoordiging en bestuur hebben. Sinds de laatste staatshervormingen behoren de provincies tot de bevoegdheden van de gewesten. Het Vlaams Gewest en het Waals Gewest tellen elk vijf provincies. Het derde Belgische gewest, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, maakt van geen enkele provincie deel uit en is zelf evenmin onderverdeeld in provincies. Overzicht Actueel (Tussen haakjes staat de Franse naam. Bij de provincie Luik ook de Duitse naam omdat in het oostelijk deel van deze provincie deze taal wordt gesproken.) Historisch De eerste voorlopers van de Belgische provincies kwamen grofweg tot stand in de Bourgondische tijd en maakten deel uit van het gebied dat bekendstaat als de Zeventien Provinciën en het Prinsbisdom Luik. Met uitzondering van het prinsbisdom maakten daar sinds de 15e eeuw op het grondgebied van het huidige België de graafschappen Vlaanderen, Namen en Henegouwen en de hertogdommen Brabant, Limburg en Luxemburg deel van uit. Bepaalde instellingen zoals de Statenvergadering bestonden al eerder, in Vlaanderen sinds de 12e eeuw. De huidige indeling van de Belgische provincies volgt in grote lijnen de grenzen van de kreitsen of cercles uitgetekend door keizer Jozef II in 1787. Dit waren negen bestuurlijke eenheden bestuurd door een intendant die benoemd werd door de centrale regering. Elke kreits groepeerde de vorstendommen, heerlijkheden en religieuze entiteiten in negen min of meer even grote territoriale omschrijvingen, allen op dezelfde manier gestructureerd. Het centraal gezag werd uitgeoefend vanuit de hoofdstad Brussel. De oude namen van de gewesten verdwenen en werden vervangen door die van de hoofdplaatsen (Antwerpen, Bergen, Brugge, Brussel, Doornik, Gent, Luxemburg, Namen en Limburg). Onmiddellijk rees er verzet. De Brabantse Omwenteling fnuikte de hervorming definitief. Ze werd opnieuw opgepikt door de Franse revolutionairen, die na de verovering van de Oostenrijkse Nederlanden en het Prinsbisdom Luik in 1794 op het grondgebied van het huidige België de Verenigde Departementen inrichtten. Ze werden bestuurd door een regeringscommissaris of een prefect, de benaming die vanaf 1800 werd gebruikt. Het bestuur bestond verder uit een conseil de préfecture die bestond uit een vijftal personen die voor 5 jaar werden verkozen. Daarnaast vergaderde de conseil de département eenmaal per jaar. Bij de hereniging met Nederland in 1815 werd de indeling grotendeels overgenomen. Er werden zeventien provincies ingericht met aan het hoofd de gouverneur. De gouverneur zat de Gedeputeerde Staten voor, die instond voor het dagelijkse bestuur van de provincie, en ook de Provinciale Staten, bevoegd voor materies als belastingen, toezicht op ondergeschikte besturen, enz. De Belgische Grondwet bevestigde in 1831 de provincies en in 1836 richtte men met de Provinciewet de Provincieraden in. België claimde aanvankelijk de gehele provincies Limburg en Luxemburg, maar na het akkoord met Nederland in 1839 werden beide provincies verdeeld: Limburg in een Belgisch en een Nederlands deel, Luxemburg in een Belgisch en een onafhankelijk deel. Met de vierde staatshervorming werd de provincie Brabant vanaf 1 januari 1995 opgesplitst in drie delen: Vlaams-Brabant, Waals-Brabant en het hoofdstedelijk gebied van 19 gemeenten, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Hierdoor werd het aantal provincies van negen naar tien gebracht. De vijfde staatshervorming droeg vrijwel de hele bevoegdheid over de organisatie en inrichting van de provincies over naar de Gewesten, behalve de afspraken die in de zogenaamde Pacificatiewet van 1988 werden vastgelegd om de taalminderheden te beschermen. In Vlaanderen volgde daarop het Provinciedecreet dat op 29 december 2005 in het Belgisch Staatsblad verscheen. Opdrachten De provincie is de overheid tussen het federale en regionale niveau enerzijds en de gemeenten anderzijds. De opdrachten zijn in de Grondwet slechts vaag omschreven als het regelen van de provinciale belangen en ook de provinciewet van 1836 omschreef de bevoegdheid in die termen. In het Vlaamse provinciedecreet blijft de omschrijving zeer ruim: de provincies beogen bij te dragen tot het welzijn van de burgers en de duurzame ontwikkeling van het provinciaal gebied. Dit betekent dat de provincies ook op een zeer breed terrein taken uitvoeren. In het algemeen kunnen ze samengevat worden, zoals in het Vlaamse provinciedecreet wordt gedaan: Aangelegenheden die het lokale gemeentelijke belang overstijgen, voor zover ze streekgericht blijven en gericht op realisaties binnen de grenzen van het grondgebied van de provincie. Ondersteunende taken op verzoek van de lokale overheden. Initiatieven nemen met het oog op gebiedsgerichte samenwerking. Zogenaamde medebewindstaken: dit zijn taken die hen door de hogere overheden via een wet of decreet worden toevertrouwd. Vanaf 2018 zullen de provincies echter niet langer persoonsgebonden bevoegdheden zoals sport, jeugd, welzijn, of cultuur mogen uitoefenen. Als gevolg hiervan wordt het aantal provincieraadsleden en gedeputeerden verminderd vanaf de provinciale verkiezingen 2018. Organisatie Structureel De provincies bestaan uit diverse arrondissementen. Op grond van art. 5, derde lid, van de Grondwet kunnen bij bijzondere meerderheidswet bepaalde gebieden, waarvan die wet de grenzen vaststelt, aan de indeling in provincies onttrokken worden. De bijzondere wet kan ze onder het rechtstreekse gezag plaatsen van de federale uitvoerende macht en een eigen statuut toekennen. Van deze mogelijkheid, die ingevoerd werd om eventueel een oplossing te bieden voor de Voerencarrousel, wordt tot op vandaag geen gebruik gemaakt. Al zou Brussel als voorbeeld kunnen dienen aangezien dat sinds 1995 aan de indeling in provincies is onttrokken. Ook de Duitstalige Gemeenschap oppert deze mogelijkheid vaak, aangezien deze graag los zou komen van de provincie Luik. Zoals eerder gezegd, volgen de huidige provinciegrenzen de grenzen van de departementen van de Nederlanden uit de Franse periode, met de belangrijke uitzondering van de provincie Brabant die ten tijde van de vierde staatshervorming met ingang van 1 januari 1995 werd opgesplitst in Vlaams-Brabant, Waals-Brabant en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Het Vlaamse en het Waalse Gewest zijn bevoegd voor het wijzigen of corrigeren van de grenzen van de provincies en van de gemeenten, met uitzondering van de grenzen van de gemeenten genoemd in artikel 7 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en van de gemeenten Komen-Waasten en Voeren (art. 6, § 1, VI, 8°, BWHI). Deze grenswijzigingen kunnen enkel binnen hetzelfde gewest plaatsvinden, en dus niet de verandering van de gewestgrens tot gevolg hebben. Sedert de overdracht van de organieke wetgeving over de lokale besturen hebben de gewesten van deze mogelijkheid nog geen gebruik gemaakt. Art. 260 van het Provinciedecreet voorziet dat de provincieraad over deze grenswijzigingen zijn advies dient te geven. Abstractie gemaakt van de wijzigingen aan het grondgebied van de provincies die het gevolg waren van de wijziging van de Rijksgrens van België en van de splitsing van de provincie Brabant, vonden de volgende wijzigingen van de provinciegrenzen plaats, voor een groot deel ten gevolge van de vastlegging van de taalgrens (die ook een aantal gemeenten uit de toenmalige administratieve arrondissementen Brussel en Leuven deed overgaan naar het arrondissement Nijvel en op die manier een invloed had op de latere provinciegrens tussen Vlaams-Brabant en Waals-Brabant) of van de fusieoperatie van 1977: 19 maart 1923: Burcht en Zwijndrecht, met inbegrip van de Borgerweertpolder en de Sint-Annaparochie die sedertdien als Linkeroever deel uitmaken van de gemeente Antwerpen van Oost-Vlaanderen naar Antwerpen overgedragen 1 september 1963: de Nederlandstalige gemeenten Bever, met uitzondering van de gehuchten Groenstraat en Warresaet, en Sint-Pieters-Kapelle gaan van Henegouwen naar Brabant (sinds 1994 Vlaams-Brabant), evenals het gehucht Akrenbos van de gemeente Twee-Akren, dat bij Bever wordt gevoegd 1 september 1963: de Nederlandstalige gemeenten Attenhoven, Eliksem, Laar, Landen, Neerhespen, Neerlanden, Neerwinden, Overhespen, Overwinden, Rumsdorp, Waasmont, Walsbets, Walshoutem, Wange en Wezeren (sinds 1977 tezamen onderdeel van gemeente Landen) gaan van Luik naar Brabant (sinds 1994 Vlaams-Brabant) 1 september 1963: de Nederlandstalige gemeente Everbeek gaat van Henegouwen naar Oost-Vlaanderen, evenals de gehuchten Broeken, Koekomere en La Haute van de gemeente Elzele, die bij Ronse worden gevoegd, het gehucht d'Hutte van de gemeente Vloesberg, dat bij Opbrakel wordt gevoegd, en de gehuchten Donkerstrate en Haie-de-Viane die bij Viane worden gevoegd 1 september 1963: de grotendeels Franstalige gemeenten Moeskroen, Lowingen, Dottenijs en Herzeeuw (sinds 1977 tezamen onderdeel van gemeente Moeskroen) evenals Neerwaasten, Komen, Houthem, Ploegsteert en Waasten (sinds 1977 tezamen onderdeel van gemeente Komen-Waasten) gaan van West-Vlaanderen naar Henegouwen, evenals het gehucht Clef de Hollande van de gemeente Nieuwkerke en het gehucht Risquons-Tout van de gemeente Rekkem 1 september 1963: de Franstalige gemeenten Orroir, Amougies en Rozenaken gaan van Oost-Vlaanderen naar Henegouwen 1 september 1963: de Nederlandstalige gemeenten Moelingen, 's-Gravenvoeren, Sint-Martens-Voeren, Sint-Pieters-Voeren, Remersdaal en Teuven (sinds 1977 tezamen onderdeel van gemeente Voeren) gaan van Luik naar Limburg, evenals een strook grondgebied in het noorden van de gemeente Elch, die bij het Limburgse Rutten wordt gevoegd 1 september 1963: de Franstalige gemeenten Corswarem (onofficieel Korsworm), Wouteringen, Bitsingen, Eben-Emael, Ternaaien, Rukkelingen-aan-de-Jeker en Wonck gaan van Limburg naar Luik, evenals de gehuchten La Bosquée, Al Savate en Haut-Vinâve die respectievelijk bij de Luikse gemeenten Cras-Avernas, Elch en Glaaien worden gevoegd 1 januari 1977: Muizen gaat van Brabant naar Antwerpen en wordt bij de stad Mechelen gevoegd 1 januari 1977: Noville-sur-Mehaigne gaat van Brabant naar Namen 1 januari 1977: Boignée gaat van Henegouwen naar Namen 1 januari 1977: Seilles en Landenne gaan van Luik naar Namen 1 januari 1977: My en Arbrefontaine van Luxemburg naar Luik 1 januari 1977: Ambly, Fronville, Bure en Resteigne gaan van Namen naar Luxemburg 1 januari 1977: Sugny gaat van Luxemburg naar Namen In maart 2006 lanceerde het Diestse stadsbestuur het idee om de gemeentegrens met Halen, en dus ook de provinciegrens met Limburg, te wijzigen zodat ze gelijk zou lopen met de E314, maar dit leidde nog niet tot een officiële procedure tot grenswijziging. Functioneel De provincieraad Om de zes jaar worden de leden van de provincieraad (Frans: Conseil provincial) verkozen. Deze verkiezingen vinden gelijktijdig plaats met de gemeenteraadsverkiezingen. De eerste verkiezing voor de provincieraden die werd georganiseerd door de gewesten, was de verkiezing van oktober 2006. Enkel personen van de Belgische nationaliteit kunnen kiezen of verkozen worden. De provincieraad is in zekere zin de "wetgevende" macht. Ze neemt de beslissingen over alle materies van provinciaal belang en keurt de budgetten en de rekeningen goed. De deputatie Het dagelijks bestuur van de provincie wordt waargenomen door de deputatie (Frans: Collège provincial) die bestaat uit "gedeputeerden" (députés), elk met hun eigen bevoegdheid zoals milieu, onderwijs, economie enz.. Ze worden voorgedragen door de verkozen leden van de provincieraad. De gouverneur Aan het hoofd van een provincie staat een door de gewestregering benoemde gouverneur. In Vlaanderen is de gouverneur tevens voorzitter van de deputatie. In Wallonië neemt hij wel deel aan de vergaderingen, maar vervult er enkel de functie van vertegenwoordiger van de regering. Wetgeving De basiswetgeving voor de organisatie, werking en bevoegdheden van de provincies is vastgelegd in: De Belgische Grondwet: onder meer artikel 41 dat de provincies de bevoegdheid toekent voor het regelen van provinciale belangen. De federale Provinciewet van 30 april 1836 (met aanpassingen). Hiervan zijn een aantal artikelen geldig gebleven omdat in de huidige stand van de staatshervorming de regionale overheden niet de bevoegdheid hebben om die te wijzigen. Het gaat om zaken die betrekking hebben op politie, federale verplichte uitgaven, de rechtsprekende taak van de deputatie, pensioenen, de tussenkomsten van het Rekenhof, de federale opdrachten van de gouverneur, de arrondissementscommissarissen en de verbindingsambtenaren gedetacheerd bij de gouverneur. De provinciekieswet van 19 oktober 1921 (en aanpassingen). De provinciedecreten. Ze vormen de basis voor de organisatie van de provincies en hun werking: voor het Vlaamse Gewest is dit het provinciedecreet van 9 december 2005 ; voor het Waals Gewest is dit het provinciedecreet van 12 februari 2004. De Code de la démocratie locale et de la décentralisation. De Waalse regering codificeerde bij besluit van 22 april 2004 de decreetgeving betreffende de plaatselijke besturen. Deze codificatie is het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie en bevat onder meer de bepalingen uit het provinciedecreet. Het Bestuursakkoord van 25 april 2003. Dit werd onderhandeld en ondertekend tussen het Vlaams, het provinciaal en het lokaal bestuursniveau en vormt het sluitstuk van het zogenaamde “kerntakendebat” waarbij de drie bestuursniveaus in Vlaanderen in 2002 discussieerden over effectief en burgergericht overheidsbestuur. Toekomst Vooral na 2010 is in België veel gediscussieerd over het voortbestaan van de provincies. Veel politici vinden dat deze bestuurslaag door de invoering van de gewesten overbodig is geworden. De relatief weinige taken die de provincie nog heeft, kunnen vrij eenvoudig worden verdeeld over de gemeenten en de gewesten. Bovendien zou de afschaffing van de provincies de ingewikkelde staatkundige structuur van het land iets vereenvoudigen. Een argument tegen afschaffing is de rol die provincies hebben bij regionale zaken rond onder meer ruimtelijke ordening. Zonder provinciebestuur moeten dergelijke zaken door intercommunales worden opgelost, die minstens zo bureaucratisch (en niet democratisch gekozen) zijn. Verder bestaat de angst dat de grotere steden nog meer begunstigd worden en dat perifere provincies als West-Vlaanderen en Limburg daaronder zullen lijden. In Vlaanderen is de N-VA de meest uitgesproken voorstander van afschaffing. Diverse kopstukken van die partij spraken zich hiervoor uit, en in de aanloop naar de gewestverkiezingen van 2019 maakte ze een belangrijk punt van de provincies. Ook politici van Open Vld en Groen hebben voor afschaffing gepleit. Vooruit en CD&V willen de provincies juist behouden. Onder invloed van die laatste partij, die in 2019 met N-VA en Open Vld de Vlaamse regering vormde, blijven de Vlaamse provincies voorlopig bestaan. Ook in Wallonië wordt de discussie op brede schaal gevoerd. Het afschaffen van de provincies is daar onder meer een programmapunt van Ecolo. In 2017 nam de nieuwe Waalse regering van cdH en MR de afschaffing van de provincies op in het regeerakkoord. Zie ook Bestuurlijke indeling van België Lijst van provinciale vlaggen van België Externe links Vereniging van de Vlaamse Provincies Association des Provinces wallonnes - Vereniging van de Waalse Provincies Belgische rechtspersoon
159
https://nl.wikipedia.org/wiki/Jan%20Peter%20Balkenende
Jan Peter Balkenende
Jan Pieter (Jan Peter) Balkenende (; Biezelinge, 7 mei 1956) is een Nederlands emeritus hoogleraar en voormalig politicus van het Christen-Democratisch Appèl (CDA). Hij was van 22 juli 2002 tot 14 oktober 2010 minister-president van Nederland. Sinds 14 oktober 2022 is hij minister van staat. Balkenende groeide op in het dorp Biezelinge in de provincie Zeeland. Hij voltooide het atheneum aan het Christelijk Lyceum voor Zeeland in Goes en haalde aan de Vrije Universiteit Amsterdam het doctoraalexamen voor Geschiedenis en Nederlands recht. Zijn politieke carrière begon in Amstelveen, waar hij van 1982 tot en met 1998 gemeenteraadslid was. In deze periode promoveerde hij ook tot doctor in de rechtsgeleerdheid en werd hij (parttime) bijzonder hoogleraar christelijk sociaal denken aan de VU, een functie die hij tot zijn beëdiging als minister-president in 2002 vervulde. Balkenendes politieke opmars verliep snel en verrassend: hij trad in 1998 toe tot de CDA-fractie in de Tweede Kamer en werd in 2001, na een machtsstrijd binnen de partij, fractievoorzitter. Als lijsttrekker leidde Balkenende het CDA naar een grote zege bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2002, na een campagne die in het teken stond van de kiezersonvrede over de paarse kabinetten en de opkomst, en dood, van Pim Fortuyn. Het kabinet dat CDA, VVD en Fortuyns LPF vervolgens vormden, met Balkenende als premier, was echter geen lang leven beschoren en viel binnen drie maanden. Na nieuwe verkiezingen volgde het tweede kabinet-Balkenende (2003-2006), maar ook CDA, VVD en D66 haalden de eindstreep niet. Het vertrek van D66 leidde tot het kortstondige rompkabinet Balkenende III dat wegens nieuwe verkiezingen al na enkele maanden demissionair werd. Het vierde kabinet-Balkenende (2007-2010) gold vanaf het begin als een 'vechtkabinet' waarin CDA, PvdA en ChristenUnie uiterst moeizaam samenwerkten en kwam in 2010 ook ten val (na de kabinetscrisis over het Uruzganbesluit). Toen het CDA bij de Tweede Kamerverkiezingen onder zijn lijsttrekkerschap vervolgens fors verloor, trad Balkenende af als partijleider. Met het aantreden van het kabinet-Rutte kwam in oktober 2010 ook aan Balkenendes (demissionaire) premierschap een einde. Een groot deel van Balkenendes premierschap vond plaats onder gunstig economisch gesternte. Identiteit domineerde het Nederlandse publieke debat: sociale vraagstukken over multiculturalisme en immigratie drongen de politiek binnen. Balkenende zelf profileerde zich als een voorvechter van normen en waarden en ging voorop in de zoektocht naar een nationale identiteit (zie de discussie over de VOC-mentaliteit). Pas tegen het einde van Balkenende premierschap keerde het economische tij, als gevolg van de kredietcrisis. De overheid greep onder meer in door een aantal wankele banken met staatssteun te hulp te schieten. Beleidsmatig was ook de hervorming van het zorgstelsel in 2006 ingrijpend. Sinds eind 2010 is Balkenende emeritus hoogleraar Governance, Institutions and Internationalisation aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Sinds 2011 is hij, eerst als partner en later als extern adviseur, werkzaam voor accountancy- en adviesbureau Ernst & Young (EY). Sinds 2021 is hij ook werkzaam als zelfstandig professional bij Hague Corporate Affairs. Jeugd, studie en vroege carrière Balkenende is geboren in een gereformeerd gezin als oudste van drie zonen. Zijn vader Jan Pieter Balkenende was graanhandelaar en zijn moeder Thona Johanna Sandee was - voor haar huwelijk - onderwijzeres. Balkenende volgde de lagere school in Kapelle en het atheneum aan het Christelijk Lyceum voor Zeeland (tegenwoordig Ostrea Lyceum) in Goes. In 1974 begon hij met een studie Geschiedenis aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, waar hij in 1980 zijn doctoraalexamen in behaalde. Tevens studeerde hij vanaf 1979 Nederlands recht aan dezelfde universiteit waarin hij in 1982 zijn doctoraalexamen behaalde (meester in de rechten). Tijdens zijn studententijd was hij vanaf 1972 lid van de studentenvereniging Liber en daarbinnen lid van het mannendispuut de o.v. P.A.S.C.A.L. In 1976 werd Balkenende voorzitter van dit dispuut. In deze periode (1976-1981) maakte P.A.S.C.A.L. de overstap van Studentenvereniging Liber naar Studentenvereniging L.A.N.X. In 1982 werd Balkenende in zijn woonplaats Amstelveen lid van de gemeenteraad, wat hij zestien jaar zou blijven. Tussen 1982 en 1984 werkte Balkenende als beleidsmedewerker juridische zaken bij het bureau van de Academische Raad. In 1984 stapte hij over naar het Wetenschappelijk Instituut van het CDA waar hij stafmedewerker werd. In 1992 promoveerde hij tot doctor in de rechtsgeleerdheid op een proefschrift getiteld Overheidsregelgeving en maatschappelijke organisaties. In 1993 werd hij parttime bijzonder hoogleraar Christelijk sociaal denken over maatschappij en economie aan de Vrije Universiteit, maar hij bleef ook bij het Wetenschappelijk Instituut van het CDA werken. In deze periode vormde Balkenende veel van zijn ideeën over overheid en maatschappij, die hij later als minister-president zou uitdragen. Zo pleitte hij in zijn proefschrift al voor de eigen verantwoordelijkheid van maatschappelijke organisaties in plaats van hun (financiële) afhankelijkheid van de overheid (waar het CDA volgens Balkenende overigens ook aan had meegewerkt: een van de stellingen in het proefschrift van Balkenende luidde dan ook: De christendemocraten hebben helaas meegewerkt aan de afbraak van het maatschappelijk middenveld door allerlei organisaties afhankelijk te maken van overheidsgeld). Politieke loopbaan Van 1982 tot en met 1998 was Balkenende gemeenteraadslid in Amstelveen. Bekend uit zijn periode als Amstelveens raadslid is Balkenendes krokettenmotie, ingediend en aangenomen op 25 november 1993: de (nog steeds in Amstelveen geldende) bepaling dat de gemeenteraadsleden recht hebben op een kroket als de raadsvergadering tot na 23.00 uur duurt. Tweede Kamer In 1998 werd hij - als zevende op de kandidatenlijst met 2.471 stemmen - gekozen tot lid van de Tweede Kamer. Het CDA had toen net de tweede verkiezingsnederlaag op rij geleden en kwam in de oppositie tegen het tweede paarse kabinet terecht. Balkenende werd financieel woordvoerder van het CDA. Daarnaast hield hij zich bezig met sociale zaken, justitie en binnenlandse zaken. Nadat CDA-fractievoorzitter Jaap de Hoop Scheffer na een machtsstrijd met partijvoorzitter Marnix van Rij het veld had moeten ruimen, werd Balkenende op 1 oktober 2001 fractievoorzitter. Korte tijd later werd hij gekozen tot nieuwe lijsttrekker van het CDA voor de komende Tweede Kamerverkiezingen. Op dat moment was Balkenende bij het grote publiek nog onbekend. Balkenende I Onder andere door Pim Fortuyn niet te hard aan te vallen (in de media werd wel gesproken van een niet-aanvalsverdrag tussen Fortuyn en het CDA), kon Balkenende meeprofiteren van de anti-paarse stemming die kort voor de verkiezingen in Nederland heerste. Zo was er op 29 april 2002 een uitzending van NOVA/Den Haag Vandaag waarin Fortuyn te gast was en via een live-verbinding met Balkenende in Drachten (waar een regionale manifestatie had plaatsgevonden) werd gesproken over kabinetsdeelname waarin CDA over links (PvdA/D66/GroenLinks) of over rechts (VVD/LPF) zou gaan. Bij de Tweede Kamerverkiezingen 2002 was het CDA naast de LPF de grote winnaar. Het CDA steeg van 29 naar 43 zetels en werd veruit de grootste partij. Jan Peter Balkenende werd op 22 juli 2002 minister-president van het kabinet-Balkenende I, een samenwerking van het CDA, de VVD en de LPF. Vanaf het begin had dit kabinet het moeilijk. Staatssecretaris Philomena Bijlhout trad al na enkele uren af nadat oude foto's van haar waren opgedoken waaruit bleek dat zij onjuiste informatie had verstrekt over haar verleden. Nederland bevond zich ten tijde van het aantreden van Balkenende in een diepe economische recessie en het vorige kabinet had enkele moeilijke besluiten (onder meer over herziening van het zorgstelsel en de WAO) voor zich uitgeschoven. Maar het moeilijkst had Balkenende het met zijn ministers. In tegenstelling tot zijn voorgangers Ruud Lubbers en Wim Kok, die als premier overal bovenop zaten, gaf Balkenende zijn ministers veel meer de ruimte en hield hij zich op de achtergrond. Deze vrijheid bij ministers leidde tot een groot aantal proefballonnetjes: ministers die in interviews ferme verklaringen aflegden en daarop later moesten terugkomen. Al snel werd duidelijk dat met name de LPF-ministers Eduard Bomhoff en Herman Heinsbroek veel publiekelijk ruzie maakten. Toen hierover in de Tweede Kamer vragen werden gesteld, stuurde Balkenende de Tweede Kamer een door alle ministers 'in gezamenlijkheid en eenheid' ondertekende ansichtkaart met groeten uit de Trêveszaal, de vergaderzaal van de ministerraad. Dit schoot bij onder meer de PvdA in het verkeerde keelgat. Balkenendes leiderschap werd mede hierdoor al snel in twijfel getrokken. Sommigen zagen in de minister van Justitie, Piet Hein Donner, de ware strateeg van het kabinet-Balkenende I. Tijdens het kamerdebat over de prinses Margarita-affaire moest Balkenende zich meerdere malen laten souffleren door Donner. Hij kon in Moskou een 20-jarig (Siberisch aard-)gas-contract sluiten met Poetin, waarbij de CEO van Gasunie had gewaarschuwd dat Rusland zijn aardgas als geopolitiek wapen zou kunnen gaan gebruiken. In oktober 2002, 87 dagen na het aantreden, diende Balkenende het ontslag van het kabinet in bij de Koningin, nadat de ministers Heinsbroek en Bomhoff eerder die dag waren afgetreden. Dit ontslag van het kabinet vond plaats op de dag van de begrafenis van prins Claus en velen verweten het Balkenende dat zijn ministers zelfs tijdens de rouwdienst hun conflict niet opzij konden zetten. Balkenende II Omdat een nieuwe coalitie niet mogelijk was, werden er in 2003 opnieuw Tweede Kamerverkiezingen gehouden. Bij deze verkiezing won het CDA onder leiding van Balkenende een zetel en werd de partij met 44 zetels wederom de grootste partij van Nederland. Omdat de PvdA een groot deel van haar verlies van een jaar eerder goedmaakte en naar 42 zetels steeg, werden aanvankelijk coalitiebesprekingen gevoerd tussen het CDA en de PvdA. Deze mislukten echter, waarna het CDA in zee ging met de VVD en D66. Op 27 mei 2003 werd het kabinet-Balkenende II geïnstalleerd. Het thema van dit kabinet werd "Meedoen, meer werk, minder regels". In de plannen werden harde maatregelen voorgesteld, die de economie er weer bovenop moesten helpen. Ook werd een akkoord over bestuurlijke vernieuwing opgenomen, waaronder een gekozen burgemeester en commissaris van de Koningin, alsook voorstelontwikkeling voor een nieuw kiesstelsel. Direct na de beëdiging van het kabinet kondigde Balkenende aan dat eerst enkele moeilijke jaren zouden volgen, maar dat aan het einde van de regeerperiode zou kunnen worden geoogst. Het lukte Balkenende en zijn ministers echter niet deze boodschap goed over te brengen op de Nederlandse bevolking en de aanhang van de coalitiepartijen en ook het vertrouwen in het kabinet en in Balkenende persoonlijk, zakte vrijwel direct na installatie van het kabinet dramatisch. Het tweede kabinet-Balkenende slaagde er wel in enkele moeilijke dossiers die vorige kabinetten hadden laten liggen, waaronder de eerder genoemde herziening van het zorgstelsel en de WAO en een verlaging van de belastingen voor bedrijven, relatief snel en eenvoudig door de Tweede en Eerste Kamer te loodsen. Aanhangers van het kabinet roemden het kabinet-Balkenende om zijn daadkracht, maar vanuit een groot deel van de maatschappij ontstond een steeds sterkere weerstand tegen het economische en sociale beleid van Balkenende. Critici – vooral de linkse oppositiepartijen – lieten felle tegengeluiden horen vanwege de zware maatregelen die het kabinet nam om de economie weer in het gareel te krijgen. Veel mensen gingen er in koopkracht op achteruit. Toen in maart 2003 de Irakoorlog begon, met de inval van de Verenigde Staten en Groot-Brittannië in Irak, steunde het Nederlandse kabinet de oorlog "politiek, maar niet militair". Dit betekende dat Nederland achter de aanval stond, maar zelf geen troepen leverde. Nederland trad hiermee volgens de Amerikanen toe tot de door hen als zodanig aangeduide Coalition of the Willing. Deze steun kwam de regering op veel kritiek te staan: veel mensen vonden dat Balkenende zich te veel naar de Amerikaanse president voegde. Later in 2003 kreeg Balkenende te maken met het voorgenomen huwelijk van prins Johan Friso met Mabel Wisse Smit, de Mabelgate. Nadat gebleken was dat het stel onjuiste informatie had verschaft aan de koningin en de premier over de eerdere relatie van Mabel Wisse Smit met de crimineel Klaas Bruinsma, weigerde Balkenende een toestemmingswet voor het huwelijk bij de Tweede Kamer in te dienen. Het stel trok daarop de aanvraag voor toestemming in. Balkenende zei tijdens de persconferentie onder meer dat tegen "onwaarheden geen kruid gewassen is". Aanvankelijk werd Balkenende gecomplimenteerd om zijn daadkracht, maar later werd hem gebrek aan tact verweten. Balkenende werd erop gewezen dat zijn voorganger Wim Kok het dossier rondom de vader van Máxima Zorreguieta tactvoller had aangepakt. Van 14 september tot 15 oktober 2004 was Balkenende opgenomen op de intensive care van het IJsselland Ziekenhuis in zijn woonplaats Capelle aan den IJssel vanwege een necrotiserende fasciitis aan zijn rechtervoet. Vicepremier Gerrit Zalm nam de honneurs tijdens zijn ziekte waar. Tijdens het Nederlands voorzitterschap van de Europese Unie van 1 juli tot en met 31 december 2004 werd het Europese beleid inzake asiel, immigratie, misdaadbestrijding en terrorisme ingrijpend herzien: het Haagse Programma van 26 oktober, tekenden op 29 oktober de EU-leiders tijdens een ceremonie in Rome het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa en werd 17 december het groene licht gegeven voor de start van toetredingsonderhandelingen met Turkije per 3 oktober 2005. Op 22 maart 2005 stemde de Eerste Kamer niet in met de Grondwetswijziging waarmee de benoeming van de burgemeester en de commissaris van de Koningin uit de Grondwet werd gehaald. Voor een wijziging van de Grondwet is een tweederdemeerderheid in beide kamers nodig, maar GroenLinks, SP, ChristenUnie, SGP en (na lang aarzelen) de PvdA stemden tegen. Toen op 23 maart de VVD ook afstand nam van het door minister en vicepremier Thom de Graaf voorgestelde nieuwe kiesstelsel (waarbij kiezers op een persoon en op een partij konden stemmen), stapte Thom de Graaf uit de regering. D66 brak hierop het regeerakkoord open en eiste (en kreeg) nieuwe onderhandelingen met de coalitiepartners. Twee dagen later, op de zaterdag voor Pasen, werd een nieuw coalitieakkoord gesloten, dat het Paasakkoord werd genoemd. De leden van D66 stemden op een bijzonder congres, dat live op televisie werd uitgezonden, in met het Paasakkoord, waarmee de coalitie gered was. Alexander Pechtold verving Thom de Graaf als nieuwe minister van Binnenlandse Zaken en Laurens Jan Brinkhorst verving De Graaf als vicepremier. Op 1 juni 2005 werd in Nederland het referendum over de Europese Grondwet met een grote meerderheid verworpen. Hoewel ook linkse partijleiders als Wouter Bos en Femke Halsema campagne hadden gevoerd voor invoering van de grondwet, werd de verwerping toch vooral als een nederlaag voor Balkenende beschouwd. In oktober 2005 werd bekend dat de economische groei voor 2006 op 2,3% begroot werd. Rond dezelfde tijd werden ook de eerste miljardenmeevallers sinds jaren behaald. Aanhangers van het kabinet-Balkenende claimden dit als een succes van de harde maatregelen die het kabinet tijdens de economisch mindere jaren had moeten nemen; tegenstanders wezen erop dat de Nederlandse economische groei vooral te danken was aan de aantrekkende wereldeconomie. In december 2005 scoorde Balkenende een succes door -tegen de verwachting in- de Nederlandse bijdrage aan de Europese Unie met 1 miljard euro per jaar te verlagen door vast te houden aan het Nederlandse eisenpakket. Eind 2005, begin 2006 dreigde opnieuw een kabinetscrisis. De Nederlandse regering was gevraagd om troepen te leveren voor een vredesmissie in Afghanistan. Coalitiegenoot D66 was hier zwaar op tegen. Ook de D66-ministers wilden niet instemmen met een kabinetsbesluit. Het kabinet-Balkenende besloot daarom eind december 2005 niet formeel tot het leveren van troepen, maar sprak het voornemen uit positief te beslissen en droeg de zaak over aan de Tweede Kamer. Na felle protesten van met name de VVD en de PvdA, die pas in de Tweede Kamer over uitzending van de troepen wilden praten als het kabinet daartoe besloten had, kwam het kabinet alsnog met een positief besluit. Inmiddels had D66-leider Boris Dittrich gedreigd uit het kabinet te stappen als de Tweede Kamer zou instemmen met uitzending van Nederlandse troepen naar Afghanistan. Tijdens het kamerdebat waarin besloten werd tot uitzending van Nederlandse troepen, moest Dittrich deze dreiging intrekken en bleef D66 in de coalitie. Op 29 juni 2006 viel het kabinet, nadat D66 zich terugtrok uit het kabinet vanwege een door die partij maar niet door een Kamermeerderheid gesteunde motie van wantrouwen tegen minister van Vreemdelingenzaken Rita Verdonk. Balkenende III Na de val van het tweede Kabinet-Balkenende werd oud-premier Ruud Lubbers als informateur met de taak belast om de mogelijkheden voor een derde Kabinet-Balkenende te onderzoeken. Dit kabinet, het derde kabinet-Balkenende, bestond uit CDA en VVD, met zogenaamde gedoogsteun van de LPF, D66, ChristenUnie en de SGP. Het derde kabinet-Balkenende trad op vrijdag 7 juli 2006 in functie. In november 2006 kwam het demissionaire kabinet zwaar onder vuur te liggen door een stemming in de net nieuw gekozen kamer over het vreemdelingenbeleid. Nadat een motie van afkeuring tegen minister Verdonk was aangenomen, boden de VVD-ministers collectief hun ontslag aan. Balkenende weigerde dit ontslag goed te keuren en deed een klemmend beroep op de VVD-bewindslieden om aan te blijven voor de regeerbaarheid van het land. Besloten werd tot een gedeeltelijke portefeuillewissel tussen de ministers Verdonk en Hirsch Ballin. Over deze constructie werd verschillend gedacht: sommigen (onder wie hoogleraar staatsrecht Paul Bovend’Eert) vonden dat premier Balkenende de demissionaire status van het kabinet had misbruikt door de gebruikelijke vertrouwensregel in de wind te slaan, anderen vonden juist dat er een oplossing was gevonden voor een staatsrechtelijk novum (een demissionair (minderheids-)kabinet dat dreigde te vallen). Balkenende IV Bij de Tweede Kamerverkiezingen 2006 verloor het CDA onder leiding van Balkenende drie zetels, maar werd het voor de derde achtereenvolgende keer de grootste partij van Nederland. Bekend was de uitspraak bij een verkiezingsdebat op 29 oktober 2006 tegen zijn opponent Wouter Bos: "U draait en u bent niet eerlijk". Omdat het CDA een half jaar eerder in de peilingen nog op 25 zetels had gestaan en omdat de PvdA veel meer zetels verloor, werd de verkiezingsuitslag door veel CDA'ers als een overwinning gezien. Na informatierondes door mede-CDA'ers Rein Jan Hoekstra en Herman Wijffels werd Balkenende op 9 februari 2007 benoemd tot formateur van het kabinet-Balkenende IV, een coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie. Op 22 februari 2007 werd het vierde kabinet-Balkenende beëdigd. Aanvankelijk werd de nieuwe samenstelling van het kabinet door een meerderheid van de Nederlanders gesteund, maar al snel sloeg het sentiment om. Het kabinet gebruikte de eerste honderd dagen om 'te luisteren naar de bevolking' door een dialoog met de samenleving aan te gaan, maar critici vonden dat het land de eerste honderd dagen niet bestuurd werd. Het kabinet nam daarnaast enkele maatregelen die op veel kritiek kwamen te staan, zoals een aangekondigde verhoging van de btw (per 1 januari 2009) en verhoging van de accijns op diesel. Daarnaast kwam de economie onder druk te staan door de (wereldwijde) kredietcrisis en de naar recordhoogte stijgende olieprijzen, waardoor veel mensen er in koopkracht op achteruit gingen. In de peilingen zakte vooral coalitiepartner PvdA weg en in iets mindere mate het CDA zelf. Het kabinet voerde een rookverbod voor de horeca in en trof voorbereidingen voor de invoering van kilometerheffing. Najaar 2007 sloot Balkenende weer een gasakkoord met Rusland. Nederland ging meedoen met de Nord Stream Pipeline, waardoor Russisch gas naar West-Europa gepompt wordt. Gazprom zou een aandeel krijgen in een gasleiding van Nederland naar Groot-Brittannië. In oktober 2009 gingen er geruchten dat Balkenende mogelijk de eerste vaste voorzitter van de Europese Raad zou worden na ratificatie van het Verdrag van Lissabon. Op 29 oktober noemde de voorzitter van de christendemocraten in het Europarlement, de Fransman Joseph Daul, Balkenende "een heel goede kandidaat". Balkenende zelf wilde niet speculeren over wie er EU-president zou worden en noemde de geruchten over hem eerder een gezelschapsspel van de media. Uiteindelijk ging deze post naar Herman Van Rompuy. Op 20 februari 2010 viel het kabinet na onenigheid over de missie in Uruzgan. De PvdA stapte uit het kabinet, waarna CDA en ChristenUnie verdergingen als demissionair kabinet. Balkenende werd door het partijbestuur, ondanks openlijke twijfel van prominenten in het CDA, voorgesteld als lijsttrekker voor de Tweede Kamerverkiezingen 2010. Op het partijcongres in april gingen de leden met zijn lijsttrekkerschap akkoord en werd hij opnieuw lijsttrekker van het CDA. Na de teleurstellende nederlaag van het CDA bij deze verkiezingen (een verlies van 20 zetels) maakte Balkenende op televisie bekend dat hij per direct stopte als partijleider en geen zitting zou nemen in de Tweede Kamer in de nieuwe samenstelling. Ook liet hij weten niet terug te keren in een eventueel kabinet van de VVD en het CDA als minister van Buitenlandse Zaken. Op 14 oktober kwam met het aantreden van het kabinet-Rutte een eind aan het kabinet-Balkenende IV en daarmee aan het premierschap van Balkenende. Na zijn aftreden ontving Balkenende het Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau. Leven en werk na de politiek Na enkele maanden 'sabbatical' nam Balkenende een hoogleraarschap op aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij doceert er 'Governance, Institutions & Internationalisation'. In 2011 was Balkenende een van de oud-premiers die door Annemarie Gualthérie van Weezel werd geïnterviewd voor haar boek De smaak van de macht - gesprekken met oud-premiers. Hij wordt hierin door haar bestempeld als "plichtsgetrouw". Op 1 april 2011 trad Balkenende als partner toe tot Ernst & Young Nederland, waarbij op zijn rijke internationale ervaring werd gerekend voor het verlenen van advies aan de cliënten van de onderneming, vooral op het snijvlak van de publieke en de private sector, en aan het internationale topmanagement van de groep. Balkenende is trekker van de 'Dutch Sustainable Growth Coalition', een samenwerkingsverband van acht multinationals die zich inzetten voor duurzame groei. Vijf jaar fungeerde hij als partner bij EY, waar hij in 2016 uit de maatschap trad vanwege het bereiken van de statutaire leeftijd (60) – de leeftijd waarop partners bij EY uittreden. Sindsdien is hij als extern senior adviseur verbonden aan EY. Op 1 mei 2021 trad hij toe als associate partner bij Hague Corporate Affairs. In 2017 werd Balkenende lid van de raad van commissarissen van ING, een bank die tijdens de kredietcrisis in 2008 onder zijn premierschap staatssteun ontving. Op 14 oktober 2022, exact twaalf jaar na zijn aftreden als premier, werd Balkenende benoemd tot minister van staat. Balkenende Award Balkenende bleef nauw betrokken bij de activiteiten van het CDA en sprak onder meer het congres toe dat op 2 april 2011 Ruth Peetoom tot nieuwe voorzitter verkoos. Als eerbetoon voor zijn bijdrage tot de christendemocratie werd door het CDA een Jan Peter Balkenende-Award in het leven geroepen, jaarlijks toe te kennen aan een jongere die een bijzondere bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van het christendemocratisch gedachtegoed. In 2012 ging de award naar Paul Schenderling, in 2013 naar Gerard Adelaar en in 2014-2015 naar Hans van den Heuvel en Dave Ensberg. Persoonlijk leven In 1996 trouwde Balkenende met de juriste Bianca Hoogendijk, die hij in 1988 had leren kennen toen ze fractieassistent van de Tweede Kamerfractie van het CDA was. Ze werkt als universitair docent arbeidsrecht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In 1999 werd dochter Amelie geboren. Balkenende is belijdend lid van de Protestantse Kerk in Nederland (tot de fusie in 2004 van de Gereformeerde Kerken in Nederland). Tijdens de 35e EO-Jongerendag op 13 juni 2009 zei hij: Er is er Een die je altijd kracht geeft, ook als het moeilijk is. Dat geldt ook voor mij als premier en ik heb dat ook regelmatig ervaren. Met onder anderen de Amerikaanse oud-president Bill Clinton en de voormalige Britse premier Tony Blair heeft Balkenende zich meermaals als een groot bewonderaar en aanhanger van het communitarisme van Amitai Etzioni geprofileerd. Hij schreef het voorwoord voor Etzioni's boek De nieuwe gulden regel (Kampen, 2005; Nederlandse vertaling van The New Golden Rule: Community and Morality in a Democratic Society. New York, 1997). Wetenswaardigheden Balkenendes kapsel en bril leverden hem de bijnaam Harry Potter op. Aanvankelijk speelde Balkenende hier handig op in, later zou de bijnaam Harry Potter worden overgenomen door politieke tegenstanders. Naar Balkenende is de balkenendenorm vernoemd. Deze richtlijn schrijft voor dat openbare bestuurders niet meer zouden mogen verdienen dan de minister-president (voor 2005: ongeveer euro 120.000 per jaar). In de dramaserie Het jaar van Fortuyn (2022) wordt de rol van Jan Peter Balkenende vertolkt door Arnoud Bos. Publicaties Jan Peter Balkenende, Anders en beter. Pleidooi voor een andere aanpak in de politiek vanuit een christendemocratische visie op samenleving, overheid en politiek, Soesterberg : Aspekt, 2002, Jan Peter Balkenende, Aan de kiezer. Brieven van Jan Peter Balkenende, Amsterdam : Bert Bakker, 2006, Jan Peter Balkenende e.a., Een schrijnend gebrek. Een begin van een christelijk-sociale visie op rentmeesterschap, Utrecht : Kok, 2011, Externe links Geschiedenis over Jan Peter Balkenende, CDA prof.dr. (Jan Peter) JP Balkenende op website van de Erasmus Universiteit Rotterdam CDA-politicus Gemeenteraadslid van Amstelveen Hoogleraar aan de Erasmus Universiteit Rotterdam Hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam Minister-president van Nederland Nederlands minister van Staat Nederlands rechtsgeleerde Tweede Kamerlid
160
https://nl.wikipedia.org/wiki/Babylon%20%28stad%29
Babylon (stad)
Babylon of Babel (Arabisch: بابل, Bābil) is een stad uit de oudheid, die zich in het huidige Irak bevindt, 80 km ten zuiden van Bagdad. De naam Babylon is een Griekse verbastering van het Akkadische Bāb-Ilim, hetgeen betekent "de Poort van God". Beschrijving van de stad Babylon was aan de Eufraat gebouwd en in de bloeiperiode van de stad lagen er zowel delen of wijken op de linker- als op de rechteroever. Er waren steile dijken om de jaarlijkse vloed te keren. De oppervlakte bedroeg 890 ha (enkel Rome en Carthago zijn in de oudheid ooit groter geweest). Binnen de ommuring was veel open ruimte met groen, ook grasland voor vee en begraafplaatsen. Men schat dat Babylon tussen 1770 en 1670 v.Chr. de grootste stad van de wereld was en nogmaals tussen 612 en 320 v.Chr. Mogelijk was het ook de allereerste stad die een bevolkingsaantal van boven de 200.000 telde. Archeologen en historici schatten een mogelijk bevolkingsaantal doorgaans in een verhouding van tussen de honderd en de vierhonderd personen per hectare. Tempels en een ziggoerat Er zijn acht tempels opgegraven. Er was in de 6e eeuw v.Chr. ook een ziggoerat, al weet men niet of die ook reeds in de vorige, oudere stad aanwezig was. Op een reliëf van een Babylonisch vorst staat een afbeelding ervan. Een schrijver uit 230 v.Chr. uit Uruk geeft de afmetingen op van 91 m hoog en breed, met bovenaan een tempel voor Isjtar. Het geheel bevond zich in een temenos van 400 op 400 meter. De muren van Babylon In de 3e eeuw v.Chr. schreef de Alexandrijnse dichter Callimachus een werk met de titel (vertaald) "Een verzameling wonderen in landen van de hele wereld". Hij benoemt hierin de zeven wereldwonderen. Opmerkelijk wordt hierin de Pharos van Alexandrië niet beschreven, dit kan betekenen dat toen hij het werk maakte de vuurtoren nog niet bestond of nog gebouwd werd. Callimachus beschreef dat de muren van Babylon tot de wereldwonderen behoorden. In werken van Griekse en Romeinse filosofen waren de afmetingen enorm afwijkend: Volgens Lucius Flavius Arrianus was de omwalling 200 stadiën (ongeveer 37 kilometer) lang, terwijl er ook een bron is gevonden die 480 stadiën (ongeveer 88,8 kilometer) aangeeft als lengte. Voor de breedte gaf Gaius Iulius Hyginus 25 voet (ongeveer 7,75 meter)aan, maar geeft een ander gevonden bron 200 voet (ongeveer 62 meter). De hoogte werd ten slotte door Lucius Flavius Arrianus op 25 voet (ongeveer 7,75 meter) geschat en bij Oros. 2.6.8 wordt er 200 el (ongeveer 92 meter) aangegeven. De Hangende Tuinen van Babylon De Hangende tuinen van Babylon gelden als een van de zeven wereldwonderen uit de Oudheid. Nebukadnezar II zou degene geweest zijn die deze tuinen liet aanleggen. Volgens sommigen zouden de tuinen zich in werkelijkheid in Ninive hebben bevonden, al is het niet uitgesloten dat in Babylon gelijkaardige terrastuinen voorkwamen op eerste en tweede verdiepingen van gebouwen. Bij opgravingen van de Duitse archeoloog Robert Koldewey lijken er fundamenten van te zijn gevonden (een grote bronput, extra zware verstevigde muren, gebruik van bewerkte stenen, uniek op die plaats), maar veel historici betwijfelen de juiste locatie. Assyrische vorsten zoals Assurbanipal hadden inderdaad hangende tuinen, dat wil zeggen terrastuinen op eerste verdiepingen, laten aanleggen en verzamelden er planten en bomen. Volgens de legende zorgde Semiramis, de dochter van de godin Derketo en de echtgenote van een Assyrische vorst, voor de hangende tuinen in Assur. Hun faam zou mogelijk op Babylon zijn geprojecteerd. Desalniettemin wordt van dit wereldwonder gewag gemaakt door een vijftal belangrijke schrijvers uit de Oudheid. Stadsarchitectuur Nebukadnezar II was degene die de stad herbouwde en ze volgens een raster liet indelen in wijken van gelijke grootte, vier op de westelijke en negen op de oostelijke oever van de Eufraat. Langs de noordelijk gelegen Ishtarpoort volgde men een geasfalteerde processieweg tot aan de ziggoerat. Hij had eveneens een noordelijk en een zuidelijk paleis laten bouwen waarvan de beide delen aan deze poort lagen. Rondom werd 8 km aan buitenmuren gebouwd, die in een grote driehoek de stad tussen zich en de Eufraat insloten. Naamgeving Sommige onderzoekers, zoals linguïst Ignace Gelb, menen dat de naam Babil de weerklank zou zijn van een vroegere vestiging of stadsnaam. Deze bevond zich volgens dr. Ranajit Pal in het oosten. Herzfeld had het over Bawer in Iran, dat nadien door Jamshid werd ontdekt. Babil zou dan een weerklank van Bawer kunnen zijn. Volgens David Rohl zou het oorspronkelijke Babylon in feite Eridu zijn. In een Akkadische tekst uit de late Vroeg Dynastische periode III (ca. 2500 v.Chr.) is sprake van een gouverneur van 'BAR-BAR' die een tempel bouwt ter ere van de god Marduk. Fonetisch kan dit gelezen worden als 'ba(b)bar' of 'ba(b)bal', mogelijk identificeerbaar met 'Babylon', een naam afgeleid van het Akkadische "Bāb-ilim" of "Bāb-ilī' (Poort van God, van de Goden). De Bijbelse vermelding 'Babel' van het Hebreeuwse werkwoord 'balal' (= verwarren) sluit hierbij aan. Rond 2200 v.Chr. is de identificatie zekerder wanneer op een Sumerisch tablet staat dat ten tijde van de Akkadische vorst Shar-kalli-shari (2217–2193 v.Chr.) twee tempels gebouwd worden voor de oorlogsgoden Anunîtum en Il-aba in de stad 'KA.DINGIR.RA', de Sumerische transcriptie voor het Akkadische 'Bāb-ilim', 'Babylon'. Geschiedenis De mythische oorsprong van Babylon ligt bij een opdracht van de godin Nanna aan de koning van Ur om deze stad te bouwen. Volgens een latere mythe was het de god Marduk die haar bouwde. De stad was gevestigd op beide oevers van de rivier de Eufraat, ongeveer 300 kilometer stroomopwaarts van haar samenloop met de Tigris. In het 4e millennium v.Chr. was het een aanzienlijk dorp op de oostelijke oever, waar in het 2e millennium v.Chr. de Amurru hun hoofdstad van maakten nadat zij zich in Mesopotamië kwamen vestigen. Eerste historische vermeldingen (2500 v.Chr.) De vroegste bron die Babylon vermeldt wordt gedateerd aan de hand van een kleitablet uit het rijk van Sargon van Akkad (circa 24e eeuw v.Chr.) Volgens de zogenoemde Weidner Kroniek was het Sargon zelf die de stad bouwde "tegenover Akkad". Een andere kroniek vermeldt in dezelfde termen dat het Sargon was die "het slijk van de put van Babylon heeft opgedolven, en een tegendeel van Babylon maakte vlak bij Agade". Tijdens de Derde dynastie van Ur (Ur III) (2119–2004 v.Chr.) vermelden verschillende administratieve teksten Babylon als zetel van een gouverneur ondergeschikt aan de politieke macht van Ur. De namen van de ambtenaren zijn overwegend Akkadisch, wat overeenkomt met de vrij noordelijke ligging van Babylon ten opzichte van de echt Sumerische steden van het Zuiden, een ligging wellicht dichter in de buurt van (het nog niet teruggevonden) Akkad. De indrukwekkende koningslijst gaat terug tot circa 2300 v.Chr. en bevat onder andere de legendarische koning Hammurabi. Na de politieke val van Ur III ten gevolge van de verovering van Sumer door de Elamieten, houden alle vermeldingen van Babylon voor een periode van meer dan honderd jaar op. Oud-Babylonische Rijk (1894–1595 v.Chr.) Vanaf de 20e eeuw v.Chr. nam de macht van Babylon af en werd het bezet door de Amorieten, nomadenstammen uit het westen die Semitisch spraken zoals de Akkadiërs, maar nog niet aan landbouw toe waren. Ze verkozen het hoeden van schapen. De Eerste Dynastie van Babylon werd gevestigd door Sumu-abum, al was er maar weinig land in de omgeving dat tot de stadstaat behoorde. Dit zou veranderen onder Hammurabi. Vanaf 1850 v.Chr., 500 jaar na Zababa, werd Marduk de god van Babylon. Hij is geen militaire spion, met zekere trots noemt hij zich 'Ontdekkingsreiziger'. Ten slotte wist Hammurabi de stad uit de greep van zijn veroveraars te halen en startte het nieuwe koninkrijk Chaldea, waarvan Babylon de hoofdstad werd. Hammurabi (omstreeks de 18e eeuw v.Chr.) maakte van Babylon de hoofdstad van zijn rijk, dat Babylonië heette. Uit 1750 v.Chr. dateert de Zuil van Hammurabi, waarop hij de wettafels vasthoudt. Ze bevatten een nieuwe formulering van de wet- en rechtspraaktraditie, (die teruggaat tot ver in het 3e millennium v.Chr.), met 250 wetten, gelijksoortig aan die van Ur-Nammu (3e dynastie van Ur). De profeet Mozes werd later op gelijkaardige wijze afgebeeld. Babylonië brengt nu geheel Mesopotamië onder zijn heerschappij, waarmee het begin van het Oud-Babylonische Rijk wordt gemaakt. In feite namen de Babyloniërs de beschaving van de Sumeriërs over. Tot dan hadden Semitische leiders elkaar voortdurend bekampt, iets wat reeds ca. 20e eeuw v.Chr. was begonnen. Met de dood van Hammurabi kwam er een einde aan het Oud Babylonische Rijk. De Babylonische schrijver Sin-liqi-unninni legde het Gilgamesj-epos rond 1600 v.Chr. vast. Een groot aantal veel oudere verhalen komt erin samen. Kassietische periode (1595–1185 v.Chr.) De door Hattusilis (met voorbijgaan aan zijn eigen kinderen) aangewezen Hettitische opvolger Mursilis maakte Aleppo met de grond gelijk en deed ook Babylon vallen. In 1595 v.Chr. plunderde het Hettitische leger onder Mursilis Babylon. Mursilis keerde met kisten goud terug naar Hattusas en liet Babylon verder ongemoeid. Maar dit betekende het einde van de Hammurabi-dynastie en had een hergroepering van de politieke krachten in Klein-Azië tot gevolg. Opdringerige Hurrieten leverden toen nog geen moeilijkheden op. Onder de 440 jaar durende heerschappij van de Kassieten, werd de naam van de hoofdstad omgedoopt tot Karanduniash. Babylon groeide snel in omvang en aanzien, maar werd vanaf 1530 v.Chr. onderhorig aan Assyrië, wat de instorting van het Babylonische rijk betekende. De Elamieten vielen het koninkrijk Chaldea binnen (te weten: Lager Mesopotamië, ook Shinar of Sumer geheten, en Hoger Mesopotamië, ook Akkad geheten) en heersten over de stad. In 1158 v.Chr. veroverden zij onder Shutruk-Nahunte (1185–1155 v.Chr.) Babylon en sleepten het cultusbeeld van Marduk mee naar Susa. Hiermee eindigde officieel de Kassietische periode. Vanaf 1080 v.Chr. doken in Syrië en Mesopotamië zonder zichtbaar verleden nieuwe nomadengroepen op. Aramese en Chaldese stammen infiltreerden het Babylonische gebied. Beide waren West-Semitische volkeren waarvan de onderlinge relatie niet zo duidelijk is. Blijkbaar waren ze voortdurend met elkaar in conflict. De eerste golf streek neer over Assyrië en ongeveer tegelijk over Babylon. Complexe Bijbelse tradities wijzen op een nauwe relatie tussen Arameeërs en Israëlitische voorouders: "Mijn vader was een ronddolende Aramees". Mogelijk waren het eerst in een overeenkomstig gebied wonende afstammelingen van Amorieten of een nauw verwante groep. Vooral de Chaldeeërs gingen een belangrijke rol spelen in de latere geschiedenis van Babylon. Zij vestigden zich in het Zuiden, rondom Ur (Akkadisch: mât Khaldu) waar ze kleine rijkjes vormden. Assyrische periode (900–626 v.Chr.) Toen rond 900 Assyrië begon aan zijn glansperiode, kwam Babylon zo goed als volledig onder Assyrische overheersing en begon er een verwarrende periode waarin niet minder dan 26 koningen, behorende tot verschillende dynastieën (Assyrische, Chaldese, en lokaal Babylonische) elkaar opvolgden tot 681 v.Chr. Vooral de Chaldese vorsten voerden een sterke verzetspolitiek tegen Assyrië. De Assyriërs hadden de stad altijd min of meer ontzien uit eerbied voor haar tradities; dikwijls wierpen zij zich op als beschermers van de Babyloniërs tegenover de Chaldeeën. Toen echter een Chaldese koning de Babylonische troon usurpeerde, greep Tiglath-Pileser in: hij lijfde Babylonië in en liet zichzelf tot koning van Babylon kronen (729 v.Chr.). Onder het bewind van Sennacherib (Sanherib) van Assyrië verkeerde Babyonië voortdurend in staat van oproer, geleid door Mušezib-Marduk. Hieraan kwam pas een einde toen de hele stad werd verwoest. In 710 v.Chr. steunde Hizkia, de koning van Juda een Babylonisch plan van Merodah-baladan tegen Sanherib en sloot zich aan bij een door Egypte gesteunde coalitie. In 689 v.Chr. verwoestte de Assyrische koning Sanerib de Verschrikkelijke ten slotte Babylon en werden de wallen gesloopt en de tempels en paleizen met de grond gelijk gemaakt. Het puin werd in de Arakhtu gesmeten, de zee waaraan Babylon vroeger in het zuiden grensde. Dit drama was een shock voor het religieus bewustzijn in heel Mesopotamië. De daarop volgende moord op Sennacherib werd ermee in verband gebracht, en diens opvolger Esarhaddon haastte zich in 668 v.Chr. om de hele stad weer op te bouwen. Babylon en de grote Marduktempel werden hersteld door deze energieke vorst en ook door zijn latere opvolger Assurbanipal. Dit leidde tot de opkomst van het nieuwe Babylon. Esarhaddon werd er gekroond en maakte het gedurende een deel van het jaar tot zijn residentie. Zijn oudste zoon Shamash-shum-ukin regeerde verder na zijn dood en liet het hoofd bij een revolte onder leiding van zijn broer in Niniveh, Assurbanipal. Opnieuw werd Babylon belegerd en uitgehongerd door de Assyriërs en moest het zich overgeven. Assurbanipal 'zuiverde' de stad en vierde dan een "dienst van verzoening". Maar hij waagde het niet "de handen te nemen" van Bel. In de daarop volgende overheersing door het Assyrische Rijk zagen de Babyloniërs een nieuwe wraak van de goden. Met de val van Ninivé (612 v.Chr.) wierp de stad het Assyrische juk af en werd het de hoofdstad van het groeiende Babylonische Rijk. Onder koning Nebukadnezar werd het een van de mooiste steden van de Oudheid. De stad werd beroemd om haar Hangende tuinen van Babylon, een van de zeven wereldwonderen. Nieuw-Babylonische Rijk (626–539 v.Chr.) Onder Nabopolassar wierp Babylonië in 626 v.Chr. het Assyrische bewind omver en werd Babylon de hoofdstad van het Nieuw-Babylonische Rijk. Na de onafhankelijkheid brak een tijd van vernieuwde bouwkunst aan. Nebukadnezar II (605–562 v.Chr.), telg van een Semitische dynastie, de Chaldeeën, maakte van Babylon een wonder uit de antieke wereld. Hij zorgde voor de volledige heropbouw van het keizerlijk domein, waarbij hij ook de Etemenanki ziggurat en de Ishtarpoort liet herstellen, de meest opvallende van de acht poorten die de ringwallen telde. Vandaag is deze nog te bezichtigen in het Pergamonmuseum in Berlijn. Hij bouwde brede geplaveide en geasfalteerde lanen, zoals de processiestraat door de Ishtarpoort met 2 paar torens met naar elkaar toegewende rijen stieren en draken in baksteen reliëf op blauwe email achtergrond. De Duitse archeologe Koldewey groef in Babylon ook een administratief archief op met 200 tabletten. In 600 v.Chr. verdreef Nebukadnezar de Egyptenaren uit Syrië. In 597 v.Chr. kwam plaatsvervangend koning Zedekia van de provincie Juda in opstand tegen Babylon in een poging tot autonomie. Nebukadnezar reageerde toen met een beleg van Jeruzalem. Een Babylonisch verslag in spijkerschrift maakt melding van reeds een vroegere strafexpeditie tegen Jeruzalem op 16 maart. Omdat het oproer zelfs daarna niet staakte, werd de tempel van Jeruzalem verwoest, en werd overgegaan tot het in ballingschap brengen van de joodse intelligentsia die als aanstoker van het oproer werd beschouwd (de Babylonische ballingschap). Nabonidus, zoon van een priesteres uit Babylon, de koning van Babylon in 555 v.Chr., werd door de Joden gesteund en v.v., omdat zij geleidelijk de Arabische oasen mochten koloniseren om de handelsroute te beschermen. Oud-Perzische heerschappij (539–331 v.Chr.) In 550 v.Chr. nam Cyrus de Grote, de sjah (koning) van het Perzische Rijk, heerser van het rijk der Meden en Perzen, de macht in het grootste deel van Klein-Azië over en isoleerde Babylon. In 539 v.Chr. werd Mesopotamië een deel van het Perzische Rijk en werd Babylon bezet door Cyrus II, koning van de Perzische Achaemeniden. Hij slaagde erin door een tot dan ongeëvenaarde manoeuvre de onneembare wallen van de stad te belegeren en in te nemen. Van de beroemde wallen van Babylon was er slechts één die doorgang gaf naar de koninklijke stadskern en dat was dan nog via de bazaar. Daarnaast was er ook de afwatering naar de Eufraat, maar die werd door dikke metalen hekken afgesloten, waar iemand die lang genoeg de adem had in gehouden om onder water te zwemmen tegenaan stootte. Cyrus of zijn staf smeedden een plan om de Eufraat toch als toegang te kiezen. Aan elke toegangspoort liet hij een grote legermacht zijn kamp opslaan om het signaal af te wachten. Op een avond toen er feest in de stad was, begonnen zijn soldaten stroomopwaarts een kanaal te graven om de Eufraat af te leiden. Toen het rivierpeil voldoende was gedaald trok een kleine voorhoede de stad binnen en kon de poorten openen, waarop het hele leger binnenstormde. Herodotus maakt melding van dit wapenfeit. Het wordt tevens in de Hebreeuwse Bijbel verhaald. Cyrus nam de stad zonder veel verweer van de dronken feestvierders in. Later zou hij in een decreet opnieuw volledige godsdienstvrijheid toestaan, wat ertoe leidde dat afstammelingen van de uit Juda verbannen joden vrij konden terugkeren naar het land van hun voorouders. Babylon werd de hoofdstad van de 9e satrapie en een belangrijk centrum van studie en wetenschap. Onder de Achaemeniden bloeiden de antieke Babylonische kunsten en kundes, zoals de astronomie, de mathematica en de geneeskunde. De dierenriem werd volledig in kaart gebracht en benoemd. De stad werd tevens het administratieve centrum van het Perzische Rijk, dat in die tijd de hele bekende wereld aanvoerde. Gedurende twee eeuwen zou het een vitale rol in de geschiedenis spelen. Er zijn talloze archeologische ontdekkingen gedaan die een beter licht werpen op die tijd, waaronder de Cyruscilinder die tijdens opgravingen in 1879 door Hormuzd Rassam gevonden werd. De eerste Perzische koningen (of sjahs) hielden de religieuze dienst van Marduk in stand, maar onder Darius III leidden overtaxering en talloze oorlogen tot verval van de belangrijkste heiligdommen en de kanalen van Babylon. Hierdoor desintegreerde het omliggende land. Ondanks verwoede pogingen tot opstand (in 522 v.Chr., 521 v.Chr. en 482 v.Chr.) bleven het land en de stad onder het stevig gezag van de Perzen tot aan de komst van Alexander de Grote in 331 v.Chr. In 445 v.Chr. wist Nehemia, een joods ambtenaar van hoge rang aan het hof van Artaxerxes I en stadhouder voor Juda in Jeruzalem geworden, de koning te bewegen om de wederopbouw van de muur van zijn stad toe te staan. Hij voerde dit heel snel uit, in 25 dagen, wegens morrende buren rondom. Zo'n 10.000 afstammelingen van vroegere ballingen kwamen vervolgens vanuit Babylon naar Jeruzalem om er zich te vestigen. Hellenistische periode (331–141 v.Chr.) In 331 v.Chr. werd Darius III door de Macedonische heerser Alexander de Grote verslagen in de Slag bij Gaugamela, en in oktober viel Babylon in handen van de jonge veroveraar. Onder Alexander bloeide Babylon opnieuw op als centrum van studie en handel. Maar na de dood van Alexander in 323 v.Chr. in het paleis van Nebuchadnezzar, werd zijn rijk onder zijn generaals verdeeld, en begonnen decennia van twist en strijd, waar Babylon opnieuw het brandpunt van werd. Het aanhoudende oproer deed de stad leeglopen. Een kleitablet uit 275 v.Chr. meldt dat de inwoners van Babylon werden getransporteerd naar Seleucia, waar een paleis werd gebouwd en een tempel, onder de oude naam Esagila. Onder het nieuw-Perzische Rijk Tegen de tijd dat de Parthen in 141 v.Chr. het gebied overnamen was Babylon in een desolate sluimer gehuld. Onder de Sassaniden werd Babylon negen eeuwen lang een provincie van het Perzische Rijk, tot ongeveer in 650. Het bleef zijn eigen volkeren en cultuur bewaren, er werden varianten van het Aramees gesproken. Voorbeelden van hun cultuur zijn terug te vinden in de Babylonische Talmoed, het Mandeïsme en in de religie van de profeet Mani, de stichter van het Manicheïsme. Keer op keer werd de stadstaat weer bezocht door vijandelijke legers, tot alle inwoners verdreven waren en de stad een woestenij geworden was. Ctesiphon (en later Bagdad) nam de rol van Babylon over. Toestand sinds de Irakoorlog De uitgravingen en overblijfselen van Babylon maken deel uit van een archeologisch park. In april 2003 werd in het kader van de Irakoorlog in Babylon een 150 hectare groot militair kampement van het Amerikaanse leger gevestigd, sinds september 2003 vormt het een militair steunpunt voor Poolse troepen in Irak. Daarbij is het 2600 jaar oude wegplaveisel vergruisd, zijn grotere delen met behulp van puinresten geëgaliseerd ten behoeve van staanplaatsen voor vrachtwagens en landingsplaatsen voor helikopters. Verder is archeologisch materiaal gebruikt als onder meer zandzakvulling. De enorme schade is begin 2005 door John Curtis van het Brits Museum beschreven, grotendeels op basis van een Pools archeologisch rapport dat in 2003 is opgesteld na de overname van de Amerikaanse basis (Camp Babylon) door de Polen. In 2004 verplaatsten de Polen zich naar een verder gelegen nieuwe basis. Op dit moment zijn reconstructiewerkzaamheden bezig en hebben de Amerikanen officieel verontschuldigingen aangeboden voor de ontstane schade. Ze beweerden daarbij dat de meeste schade is ontstaan door eerdere plunderaars. De stad Babylon (Babel) in de Bijbel De stad Babylon wordt in de Bijbel Babel genoemd. Het Hebreeuws werkwoord voor "verwarren" lijkt in klank op het Akkadische "Bab-ili". Het Nederlandse woord babbelen is etymologisch afkomstig van het woord Babel via het verhaal van de gelijknamige toren. Volgens James Pritchard was de Babylonische ballingschap de belangrijkste gebeurtenis voor Israël wegens het stempel dat het naliet op het jodendom. De stad Babel/Babylon wordt in de Bijbelse apocalyptiek gezien als type van de bron van immens kwaad (zie ook satan) en het machtscentrum van de tegenstrevers van God. Volgens het boek Openbaring van Johannes wordt de stad Babel/Babylon op het eind van de menselijke geschiedenis verwoest. Of dit letterlijk opgevat moet worden is steeds een discussiepunt tussen Bijbeluitleggers gebleven. De meesten van hen gaan ervan uit dat de stad Babel/Babylon als zinnebeeld voor een goddeloos systeem moet worden gezien. Anderen menen dat de stad Babel/Babylon in de eindtijd letterlijk herbouwd is en ook letterlijk door God wordt vernietigd. De stad Babel/Babylonië wordt meerdere keren genoemd als "Babel de grote hoer", dit kwam door de (van een Bijbels standpunt geziene) afgoderij van de bewoners. De stad Babel/Babylon staat in de Bijbel dan ook symbool voor alles wat met perverse en onreine zaken te maken heeft. Volgens de Bijbelboeken zou de profeet Jesaja voorzegd hebben dat de machtige, onoverwinnelijke stad Babel/Babylon zou worden verslagen en zo volkomen door de Meden verwoest, dat hij daarna nooit meer zou worden bevolkt. (Jesaja 13:17-22) In die tijd was dit een verbazingwekkende voorzegging, want de stad Babel/Babylon werd beschouwd als een van de zeven wonderen van de oude wereld (of althans haar hangende tuinen) en werd onneembaar geacht. Toch belegerden naar schatting 150 jaar na Jesaja's voorzegging de Meden en de Perzen de torenhoge muren van de stad Babel/Babylon. Dat was geen kleinigheid. Deze muren waren vijfenveertig meter hoog en zo breed dat er vijf wagens naast elkaar overheen konden rijden. Maar de Meden en de Perzen waren slim. Zij damden de rivier de Eufraat af die onder de Babylonische muur door naar de stad stroomde. Terwijl de stad Babel/Babylon zich bedronk op een door de koning aangericht feest, marcheerde het leger van de Meden over de droge rivierbedding onder de muur door en veroverde de stad. In dezelfde nacht verscheen voor de arrogante Babylonische koning Belsazar het 'teken aan de wand': mene, mene, tekel, en parsin. De profeet Daniël gaf de dronken menigte hiervoor de volgende verklaring: 'God heeft uw koningschap geteld en er een einde aan gemaakt; gij zijt in de weegschaal gewogen en te licht bevonden. Uw koninkrijk is gebroken en aan de Meden en Perzen gegeven.' Die nacht ging het Babylonische koninkrijk te gronde. (Daniël 5:1-30) Over de discussie over de verhouding Bijbelse teksten en Babylonische teksten zie: Babel und Bibel (Duits voor: Babel en Bijbel). De Toren van Babel In de Bijbel staat het verhaal over de zogenaamde Toren van Babel, dat deels uiting geeft aan de afgunst voor de cultuur waarin de ziggurat als symbool centraal stond, en anderzijds teruggaat op een oude Sumerische mythe. Het combineerde de Joodse moraal met hun minachting voor de 'heidenen'. De toren waaraan gerefereerd wordt, heeft in feite nooit het probleem van de taalverwarring gekend, want het gaat om de ziggoerat waar bovenop de tempel van de Mardoek stond en die dus al heel vroeg volledig is afgeraakt. Volgens de ontdekking van de grondvesten door Koldewey was deze 91 meter hoog en breed. In de ogen van de joden werd het heiligdom als symbool van decadentie gezien, temeer vanwege het gebruik van de hiëros gamos die er jaarlijks met Nieuwjaar plaatsvond. Bij dat feest bepalen de goden het lot van de twaalf maanden en wordt de aarde geregenereerd door a-ki-til, de kracht die de wereld doet herleven, dankzij het ritueel. Dit ritueel duurde 12 dagen, waarin de koning na boetedoening op zekere dag in processie naar boven trok om in de kleine tempel bovenaan de ziggurat de sacrale seksuele verbintenis te realiseren met de priesteres die de godin op aarde vertegenwoordigt. Anders dan in onze gemeenzame opvatting was de tempel niet alleen een heiligdom voor de cultus, maar ook het symbool voor de hele stad met haar eigen schutsgodin. Het hele gebouw symboliseerde de band tussen hemel en aarde. In de praktijk was het evenzeer het centrum van de religieuze cultus als dat van de administratieve en economische leefwereld. De En of koning-priester belichaamde de top van deze functie. De tempel verwees naar de Me, de wetmatigheid die in de hemel geldt, en was aldus een symbolische afbeelding van de visie van de kosmos. De toren heette dan ook Huis dat het fundament is van Hemel en Aarde. Het had 8 à 9 niveaus, en het dateerde in feite al uit de Oud-Babylonische tijd (ca. 1800–1530 v.Chr.) De 'Hoer van Babylon' De scheldterm Hoer van Babylon verschijnt voor het eerst in geschriften van joodse profeten die zelf de Babylonische ballingschap hadden ondergaan. 'Hoererij' heeft in het Hebreeuws de betekenis van 'afgoderij'. Hiermee wordt bedoeld dat men andere goden dient dan Jahweh. Met de term 'Hoer van Babylon' werd dus aanvankelijk bedoeld: de eredienst van de godin die schutsgodin was van Babylon, Inanna wier priesteressen er voor de puriteinse joden onbegrepen en ongewaardeerde rituelen op na hielden. Voor de oude Mesopotamiërs, zoals voor andere oude culturen, waren religie en seks onafscheidelijk verbonden en stonden beide in het teken van de vruchtbaarheid (van het land en van de mensen). Herodotos, antiek auteur, en lang als 'heidens' beschouwd en geweerd, rapporteerde in de 5e eeuw v.Chr. over de manier waarop de rituele praktijken in Babylon werden gepercipieerd. Hij beschreef de oude stad "als een oord waar jonge meisjes in een tempel moesten wachten tot een man een zilveren munt in hun schoot wierp en ze dan moesten meegaan naar een kamertje". Hiermee doelde hij ongetwijfeld op de tempelprostitutie die in tegenstelling tot de koninklijke hiëros gamos voor de gewone lieden bedoeld was. De term 'Hoer van Babylon' is in het noorden en het westen ingeburgerd naar aanleiding van de Openbaring van Johannes, waarin hij zijn apocalyptische visioen beschreef. Later zou Maarten Luther de Hoer van Babylon in Rome situeren. Maar hij doelde toen op het kerkelijk instituut. Hedendaags gebruik in de Rastafari cultuur Het populaire gebruik van Babylon in rasta reggaeliedjes is afkomstig van de leringen van Marcus Garvey. Rastafari's vereenzelvigen zich met de situatie van de Joden in de Bijbel, maar dan gericht op de hedendaagse situatie, de nasleep van de slavernij, armoede en onrecht in Jamaica. Het gebruik van Babylon in deze context geeft een centrale gedachte weer en benadrukt dat zij er nu onder lijden. Zo kunnen zij hun statement kracht bij zetten en gebruiken "Babylon must fall" in plaats van "Injustice must fall", "poverty shall stop". Literatuur (2003): Verdwenen beschavingen - Onderzoek van oude plaatsen met moderne methoden, Vetman Uitgevers, Utrecht (1962): The Masks of God: Oriental Mythology, Secker and Warburg , Hammurabi de Babylone, Parijs, 2003. (2021): The City of Babylon. A History, c. 2000 BC - AD 116. ISBN 9781316501771 (1965): Ancient Israel : Did God Have A Wife? Archaeology And Folk Religion In Ancient Israel : Who Were the Early Israelites and Where Did They Come From? (2006): De Bijbel als mythe - Het andere verhaal van de archeologie, 2e druk, vertaling Bram Moerland, 448 pagina's, Uitgeverij Synthese - Den Haag, (1964): The Canaanites, London, Thames & Hudson (2008) Babylon, Poort van de goden en oord van wellust, uitg. Amarant, Gent Antiquitates Judaicae, Geschiedenis van de Joden., trad. comm. , 3 vol., Baarn, 1997-1998. , , (1965) Archaeology in the Holy Land, second edition, London. (1966) Amorites and Canaanites, [Schweich Lectures Series, 1963], London: Published for the British Academy by Oxford University Press. (1998) Midden-Oosterse Mythen, De eerste Heldendichten, Time-Life books BV, Amsterdam, , 1974: Dagelijks leven in de Bijbeltijd, National Geographic Society, De Haan, (2002): The Arabs in History, Oxford University Press, USA; 6New Ed edition 1978: Graven in Bijbelse Bodem - Archeologie van de landen van de Bijbel, Westland, Schoten, , 1975: Byblical Lands, Elsevier SA, Lausanne. , Babylon, Londen, 1986. (1967): The Hebrew Goddess, Wayne State University Press, (1990): derde editie, Egypt, Canaan, and Israel in Ancient Times , Babylon: Focus mesopotamischer Geschichte, Wiege früher Gelehrsamkeit, Mythos in der Moderne, Saarbrücken, 1999. , Der Tempelturm Etemenanki in Babylon, Mainz, 1995. , Der Turmbau zu Babel, Graz, 2003. The Early History of God: Yahweh and the Other Deities in Ancient Israel (Biblical Resource Series) "A History of Israel from the Earliest Times to the Revolt of Bar Kochba AD 135" , Eens was God als Vrouw belichaamd. De onderdrukking van de riten van de vrouw, Katwijk, 1979. Canaanites (Peoples of the Past, 2) (1986): The Woman's Encyclopedia of Myths and Secrets, Harper & Row, Londen, , Nebuchadrezzar and Babylon, Oxford, 1991. Le Code de Hammurabi, Dossiers d'Archéologie, nr. 288, november 2003, Dijon. Les Cites royales des pays de la Bible reconstituées, Dossiers d'Archéologie, nr. 210, 1995, Dijon. Zie ook Babylonië Babel und Bibel Lijst van koningen van Babylonië Externe links , art. Babylonia: country, language, religion, culture, Livius.org (2006). , art. Babylonian Empire, Livius.org (2006). , art. Babylon, Livius.org (2006). Babylon in Rastafari cultuur - debate.uvm.edu Archeologische plaats in Irak Babylonische stad Babylon
163
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bandoneon
Bandoneon
Een bandoneon is een harmonica-achtig muziekinstrument, dat Heinrich Band in 1854 uit de concertina ontwikkelde. De warme en wollige klank maakt het geschikt voor het spelen van melancholisch getinte muziek, zoals de tango. De bandoneon heeft een uitzonderlijk lange balg die door de bespeler als het ware 'gebroken' wordt op de knie om zeer felle accenten te krijgen. De bandoneon verschilt wezenlijk van de accordeon en trekzak omdat elke afzonderlijke toets aan beide kanten van het instrument een afzonderlijke toon geeft, in plaats van een akkoordmogelijkheid onder een knop aan de linkerhand. De bandoneon is wisseltonig; duwen en trekken geeft een verschillende toon, net als bij de trekzak, de mondharmonica en de Anglo-concertina die de bandoneon voorafging. Door de indeling van de knoppen (op het eerste gezicht bijna willekeurig) is het instrument niet makkelijk bespeelbaar. De bandoneon is voornamelijk chromatisch (zie: Chromatische mondharmonica) in tegenstelling tot de Anglo-concertina en de trekzak die in een bepaalde stemming staan, bijvoorbeeld CF voor trekzak en GC voor Anglo-concertina. Er zijn ook diatonische bandoneons (142-Reinische Tonlage). Aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw was de bandoneon in Duitsland een populair instrument (meer dan 1000 bandoneonverenigingen), maar door het nazisme, de Tweede Wereldoorlog en de groeiende populariteit van de makkelijker bespeelbare accordeon raakte het instrument daar in onbruik. De bandoneon werd in de 19e eeuw steeds in omvang uitgebreid, zodat hij nu een bereik van bijna 5 octaven heeft. Men zegt dat het instrument rond 1880 door de Ier Thomas Moore werd geïntroduceerd in Argentinië, maar waarschijnlijker is, dat het instrument meekwam met de vele seizoenarbeiders uit Italië, waar de bandoneon ook populair was. In Argentinië werd het een van de populairste volksinstrumenten en het ontwikkelde zich tot het kenmerkende instrument van de Argentijnse tango. Hierbij dient te worden vermeld dat aan de groeiende vraag naar geschikte bandoneons bovenal kon worden voldaan door de Duitse bandoneonfabriek van Alfred Arnold in Carlsfeld bij Eibenstock (Oost-Duitsland). Tot in 1938 produceerde deze duizenden instrumenten, speciaal voor export naar Argentinië. Vooral de types 'Doble-A' en 'Premier' - laatstgenoemde in een kleinere oplage - vonden gretig aftrek, elk met hun eigen karakteristieke geluid, waarover men beweerde dat alleen Alfred Arnold zelf het geheim kende. Ieder instrument is overigens uniek door het vele handwerk waarmee de bandoneons werden gemaakt. De bekendste bandoneonspeler (tevens componist) wereldwijd is Astor Piazzolla. Deze tango nuevo-bandoneonist maakte met vele kamerorkesten en grotere orkesten tal van bekende nuevo tango's zoals Adiós Nonino, die gespeeld werd op het huwelijk van Prinses Máxima en Koning Willem-Alexander. De bekendste Nederlandse bandoneonspeler is Carel Kraayenhof. In Vlaanderen is onder meer Gwen Cresens bekend als bandoneonist; vroeger was ook Alfredo Marcucci bekend in Vlaanderen. Omdat de bandoneon niet makkelijk te bespelen valt, zijn er pogingen gedaan om makkelijkere versies te bouwen. De Gabla en Atzarin bandoneons zijn daar voorbeelden van. Beide kenden geen groot succes. Bouw van de bandoneon Er zijn historisch zeer vele modellen bandoneon, maar de basiselementen van de bouw komen wel overeen. Zie onderstaande fotoserie van de onderdelen van een moderne bandoneon: Geluidsfragment Zie ook Ballroomtango Externe links Christian's Bandoneon Page Fabrikanten: Bandoneonbau Uwe Hartenhauer Duitsland Premier Bandoneonbau Peter Spende - Berlijn Duitsland (gearchiveerd op web.archive.org) Klaus Gutjahr - Berlijn Duitsland Bandonion Restauration und Balgbau Wuppertal Duitsland Bandonion and Concertina maker Harry Geuns - Kinrooi België Akkordeonwerkstatt - Rorschach Zwitserland Balginstrument Doorslaandetonginstrument Tango Volksinstrument
164
https://nl.wikipedia.org/wiki/Braille
Braille
Braille is een speciaal voor blinden ontwikkeld lees- en schrijfalfabet. De Fransman Louis Braille (1809-1852), die zelf op driejarige leeftijd blind was geworden, ontwikkelde en perfectioneerde dit schrift, tot het in 1829 als bruikbare methode gebruikt kon worden op het Parijse blindeninstituut waar hij verbleef. Pas in 1854 werd het echter officieel als alfabet geaccepteerd. Het Nederlandse braille is sinds 1947 de standaard in zowel Vlaanderen als Nederland. Het is gebaseerd op het Unified international braille, dat sinds 1878 de conventie is voor de meeste brailleschriften in de wereld, waaronder ook het Chinese braille, Arabische braille, Griekse braille en Hebreeuwse braille. Achtergrond Waarschijnlijk had Braille het idee voor een reliëfalfabet van een Franse militaire uitvinding uit 1819. De artillerieofficier Charles Barbier ontwikkelde het 'nachtschrijven', een systeem van twaalf puntjes waarmee ook 's nachts boodschappen konden worden doorgegeven. Braille is een zogenaamd reliëfalfabet; de letters en andere aanduidingen worden door middel van puntjes in het papier gedrukt, zodat er een kleine verhoging voelbaar is, die met de vingertoppen 'gelezen' kunnen worden. De puntjes zijn gegroepeerd op rasters van 2 bij 3 puntjes (een vereenvoudiging van de twaalf puntjes van het nachtschrijven), waarbij in totaal 63 tekens mogelijk zijn. Zijn bij de punten- en streepjescode van het 'morse' de meest gebruikte letters het eenvoudigst gehouden, bij braille neemt de complexiteit van de combinaties toe met de plaats van de letter in het alfabet. De braillepuntjes zijn genummerd: van linksboven naar linksonder 1, 2 en 3; van rechtsboven naar rechtsonder 4, 5 en 6. De combinaties zijn ingedeeld in 7 groepen. De puntjes 1, 2, 4 en 5 worden gebruikt voor de letters a t/m j (groep 1). Punt 3 komt erbij voor de letters k t/m t (groep 2) en voor de resterende letters wordt punt 6 erbij gebruikt, behalve voor de letter 'w', die Braille, als Fransman, minder nodig vond en die hij daarom indeelde bij de bijzondere combinaties. Ook bestaat er het "kortschrift in graden", een soort steno voor braille, en braillemethoden voor muziek en wiskunde. Met een brailleleesregel kan een blinde de tekst die op het computerscherm verschijnt in braille lezen. Op deze apparaten bestaat een braillecel uit 8 puntjes: linksonder punt 3 komt punt 7 en rechtsonder punt 6 komt punt 8. Met die 8 puntjes zijn 255 combinaties mogelijk; vier keer zoveel als de 63 combinaties uit zespunts-braille. Voorbeelden van brailletekens Letters In het patroon hieronder blijkt duidelijk dat de tekens van k t/m t zijn gevormd door een punt toe te voegen aan a t/m j, en dat voor u t/m z nog een punt is toegevoegd. Ook blijkt hieruit dat de w - die toen in het Franse alfabet niet voorkwam - later is toegevoegd. Hoofdletters Om van een letter een hoofdletter te maken, plaatst men er in braille een hoofdletterteken voor. In het Nederlandse braille bestaat het hoofdletterteken uit braillepunten 4 en 6. In afkortingen zoals 'NAVO' is het niet nodig om het hoofdletterteken voor elke letter te herhalen. Een permanent hoofdletterteken geeft aan dat het hele woord in hoofdletters is geschreven. In het Nederlandse braille bestaat het permanent hoofdletterteken uit braillepunten 4 en 5. Cijfers Het Nederlandse braille vormt cijfers door een cijferteken (braillepunten 3, 4, 5 en 6) te plaatsen voor de eerste tien letters van het alfabet. 12 schrijven we dan als cijferteken a b. Andere symbolen Met de zes puntjes van het brailleschrift zijn 63 combinaties mogelijk (plus de lege cel die als spatie geldt). Na toewijzing van letters (26), hoofdletters (2) en cijfers (1) blijven er van de 63 combinaties nog maar 34 over voor leestekens, letters met accenten en alle andere symbolen zoals een apenstaartje. De toewijzing van die symbolen is internationaal niet gestandaardiseerd omdat elke taal zijn eigenheden heeft. Het Nederlandse braille is de standaard voor het Nederlandse taalgebied. De organisaties die in Nederland en Vlaanderen betrokken zijn bij het lezen, produceren en onderwijzen van braille werken samen in de braille-autoriteit. Een van de doelen van deze samenwerking is het ontwikkelen en vastleggen van de braillestandaarden. Lezen en schrijven Traditioneel schreef men braille met een prikpen en prikbord. Met de pen prikt men in de achterzijde van het papier. Om te lezen, draait men het papier om waar dan de bolletjes staan. Dit houdt in dat het prikken in spiegelbeeld gebeurt en van rechts naar links. Later kwamen er brailleschrijfmachines (met 9 toetsen: 1 voor elk puntje, een spatietoets, een correctietoets en een toets om naar de volgende regel te gaan). Een brailleprinter is een apparaat dat digitale teksten in braille afdrukt. Het reliëf van de braillepunten en het dikkere papier maken een brailleboek erg volumineus. Bovendien past er slechts ongeveer een derde minder brailletekst op een braillepagina dan gedrukte tekst op een gedrukte pagina. Een brailleboek bestaat bijna altijd uit meerdere volumes of banden. Met een brailleleesregel kunnen blinden tekst lezen die op het computerscherm verschijnt. Sommige apparaten beschikken ook over een brailletoetsenbord. Een geoefende braillelezer kan ruim 100 woorden per minuut lezen en losse letters vrijwel even snel als een ziende. Wetenswaardigheden Het tegengestelde van braille - een gedrukte of geschreven tekst die voor ziende mensen leesbaar is - wordt door blinden "zwartschrift" of "zwartdruk" genoemd. Zie ook Blindenbibliotheek Blinddruk Brailleliga Externe links Het brailleschrift voor blinde en slechtziende personen Brailleliga Braille-autoriteit Via de Belgische site Braillepost is het mogelijk online gratis braillepost te versturen.
166
https://nl.wikipedia.org/wiki/Belgische%20Grondwet
Belgische Grondwet
De Belgische Grondwet (Frans: Constitution belge, Duits: Verfassung Belgiens) werd aangenomen op 7 februari 1831. Hij organiseert België als een parlementaire, constitutionele monarchie, met ministeriële verantwoordelijkheid voor het regeringsbeleid en scheiding tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. Bij het opstellen van de Grondwet was België een unitaire staat, maar sinds 1970 is het land geleidelijk omgevormd tot een federale staat in het kader van opeenvolgende staatshervormingen. Naar aanleiding van deze ingrijpende wijzigingen werd besloten tot een herschikking, de Gecoördineerde Grondwet van 11 februari 1994. De Grondwet is mee geëvolueerd met de politieke geschiedenis, maar elementaire principes uit 1831 zijn vandaag nog steeds van toepassing. Exhaustief is de Grondwet niet: enkele grondrechten worden niet gewaarborgd en het verloop van de regeringsvorming, de rol van politieke partijen en de relatie met de Europese Unie worden niet of nauwelijks geregeld. Men verwijst verkort naar de Belgische grondwet met Gw. of GW. Geschiedenis Totstandkoming Op 6 oktober 1830, twee dagen na het uitroepen van de onafhankelijkheid, stelde het Voorlopig Bewind een grondwetscommissie in die een ontwerp moest uitwerken. Dat er vrij grote eensgezindheid bestond, bleek al op de eerste bijeenkomst op 12 oktober, waar met 8 tegen 1 voor een monarchie gekozen werd. Jean-François Tielemans was de enige tegenstemmer. Op nauwelijks vijf dagen vergaderen waren alle grondlijnen uitgezet. Voor het uitschrijven van het uiteindelijke ontwerp hielden Nothomb en Devaux de pen vast. Het werd met enkele kleine wijzigingen goedgekeurd door de commissie en verscheen op 27 oktober. Vanaf 25 november werd het ontwerp besproken in het Nationaal Congres. Van de alternatieve voorstellen die circuleerden zijn er een twintigtal bewaard gebleven. Het belangrijkste was een ontwerp van Joseph Forgeur, Jean Barbanson, Joseph-Stanislas Fleussu en Charles Liedts, dat meer nadruk legde op provinciale autonomie en democratie. Op 7 februari 1831 sloot het Nationaal Congres de debatten en stemde voor de Belgische Grondwet. Het resultaat was een evenwichtige synthese van de Franse, Nederlandse en Britse constituties. Zo'n 90% van de artikelen was min of meer verbatim terug te voeren op deze voorbeelden: een 40% was behouden uit de Grondwet van 1815, een 35% was afkomstig uit het Franse charter van 1814 (licht gewijzigd in 1830), 10% uit de Franse grondwet van 1791 en 5% uit de Engelse traditie. De Britse invloed was diepgaander dan de beperkte letterlijke ontlening suggereert. Er is zelfs beweerd dat de Belgische Grondwet "heel dicht komt bij een schriftelijke reproductie van de Engelse constitutie". Het nieuwe materiaal, ongeveer een tiende deel, ging over zaken als de macht van de koning, de verhouding tussen kerk en staat, de vrijheid van vereniging en de verkiezing van senatoren. In de finale analyse was de tekst van 1831 geen juridisch amalgaam, maar een originele creatie. Liberaal-pluralistische staatsinstellingen van Engelse snit werden gecombineerd met een Franse visie op de volkssoevereiniteit en het (atomistische) kiezerskorps, onder weglating van het holistische natiebegrip uit de buitenlandse modellen. Het land was geen dynastiek bezit meer van een absoluut vorstenhuis, en zelfs geen gematigde monarchie waar de koning een aantal rechten had afgestaan. Alle macht ging uit van de natie, terwijl de koning geen andere macht bezat dan wat hem uitdrukkelijk was toegekend. Dit constitutionele regime moest een 'besluitenregering' zoals die van Willem I der Nederlanden onmogelijk maken. Tegelijk waren de grondwetgevers beducht voor een monolithische opvatting van de volkssoevereiniteit. Ze aanvaardden de burgers als bron van legitimiteit, maar hadden oog voor hun pluraliteit en wensten geen gestalte te geven aan een supra-individuele collectieve actor, zoals de algemene wil. Daarom bleef de notie soevereiniteit op de achtergrond en komt de term zelfs niet voor in de grondwet. De grondwetgever van 1831 schuwde abstracte en theoretische principes. Bekende concepten als de scheiding der machten, de rechtsstaat of de scheiding van kerk en staat zijn zeker aanwezig, maar worden niet in alle consequenties doorgetrokken. Het originele exemplaar heeft verschillende branden overleefd en bevindt zich vandaag nog steeds in het Paleis der Natie in Brussel, waar de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat gevestigd zijn. Daar wordt het bewaard in een kluis van de archiefdienst. Tijdens speciale evenementen kunnen bepaalde stukken van de Grondwet tentoongesteld worden, maar dat is eerder uitzonderlijk. Kenmerken De Grondwet markeerde een overgang van verlicht despotisme naar een constitutionele en parlementaire monarchie. De rol van de koning was constitutioneel omschreven en de ministers waren tegenover het parlement verantwoordelijk voor zijn daden. Dat parlement, door cijnskiesrecht voorbehouden aan de vermogende klasse, was georganiseerd in een tweekamerstelsel: de Kamer van volksvertegenwoordigers zou gedomineerd worden door de hoge burgerij en de Senaat door de hoge grondadel. Naar Zuid-Nederlandse traditie was er ruimte gemaakt voor een vrij grote provinciale autonomie, al gingen deze entiteiten terug op een door de Fransen ingevoerde hervorming. De uitgebreide catalogus van grondrechten kreeg een prominente plaats. Invloed Overal in Europa waar een liberale monarchie werd opgericht, kende het Belgische model navolging. De Grondwet was niet alleen aantrekkelijk omwille van zijn inhoud, maar ook dankzij de beknopte en heldere formulering. De voornaamste imitaties werden aangenomen in Spanje (1837), Griekenland (1844 en 1864), Piëmont-Sardinië (1848), Luxemburg (1848), Bulgarije (1864) en Roemenië (1866). In Nederland (1848), Pruisen (1850) en Iran (1906) vormde hij een gewichtige inspiratiebron, en nog na de Eerste Wereldoorlog kende hij navolging in Polen, Hongarije en Tsjecho-Slowakije. In het voorbeeld van Nederland ging het om een grondwetsherziening die het parlementarisme en de ministeriële verantwoordelijkheid invoerde, zoals bepleit door Thorbecke. Van de achttien nieuwe artikelen waren er tien letterlijk bij de zuiderburen geleend. Taal De Grondwet was oorspronkelijk in het Frans opgesteld. De Nederlandse vertaling die in het Bulletin officiel des lois et arrêtés royaux de la Belgique verscheen, bleef officieus. Een officiële vertaling werd in 1925 vastgesteld bij koninklijk besluit na voorbereidend werk van de Centrale Commissie voor de Nederlandse Rechtstaal en Bestuurstaal in België, zij het nog steeds zonder rechtskracht. De authentieke Nederlandstalige versie van de grondwet dateert van 1967. In 1991 werd ook een Duitse versie officieel aangenomen. Herzieningen Aanvankelijk was de Grondwet uitermate stabiel: bij de afloop van de Eerste Wereldoorlog had maar één grondwetsherziening plaatsgevonden (1893). Ze had gezorgd voor een democratisering van het kiesstelsel, wat ook een thema was van de tweede reeks grondwetsherzieningen (1920-21). Vervolgens kende de Grondwet een nieuwe periode van stabiliteit. Na bijna een halve eeuw werd die doorbroken om een begin te maken met de federalisering van het land. Een tweede staatshervorming volgde in 1980 en vanaf dan zou er bijna geen jaar meer voorbij gaan zonder grondwetsherziening. De doorgevoerde grondwetswijzingen zijn (chronologisch volgens afkondigingsdatum): 7 september 1893: invoering van het algemeen meervoudig stemrecht voor mannen en van de stemplicht, verkrijging van koloniale bezittingen door België, vastlegging van de troonopvolging 15 november 1920: versoepeling van de voorwaarden tot verkiesbaarheid, bezoldiging van volksvertegenwoordigers 7 februari 1921: invoering van het enkelvoudig stemrecht (nadat de verkiezingen van 1919 reeds op die – nog ongrondwettelijke – manier verlopen waren) en van het vrouwenkiesrecht (mits een met 2/3-meerderheid aangenomen wet) 24 augustus 1921: hervorming van provincies en gemeenten en van de burgerwacht 15 oktober 1921: hervorming van de Senaat (gelijkstelling aan kamer qua initiatiefrecht en termijn, samenstelling, voorwaarden voor verkiesbaarheid, invoering van een onkostenvergoeding) 10 april 1967: invoering Nederlandse grondwettekst 15 januari 1968: verbod op grondwetsherzieningen in oorlogstijd 21 april 1970: opheffing van een overgangsbepaling 20 juli 1970: wijziging van belastingregels 24 december 1970: oprichting van drie cultuurgemeenschappen in het kader van de eerste staatshervorming, mogelijkheid om bevoegdheden af te staan aan internationale organisaties 28 juli 1971: verdeling van Kamerzetels per kiesarrondissement op basis van tienjarige volkstellingen 17 juli 1980: de tweede staatshervorming voorziet in de vorming van drie gemeenschappen en drie gewesten (Brussel bleef nog onuitgevoerd) 29 juli 1980: aanvulling en herschikking van de belastingregels 23 januari 1981: opruststelling van rechters 28 juli 1981: verlaging stemleeftijd naar achttien jaar 1 juni 1983: organisatie van de Duitstalige Gemeenschap 31 juli 1984: verbod op grondwetsherzieningen over de koning tijdens een regentschap, wijze van stemming in het Parlement 3 juni 1985: opheffing van verkiesbaarheidsvoorwaarden 15 juli 1988: derde staatshervorming en grondwetstoetsing door Arbitragehof 20 juni 1989: hervorming van de Duitstalige Gemeenschap 1 februari 1991: versoepeling van verkiesbaarheidsvoorwaarden 17 april 1991: opheffing overgangsbepaling 21 juni 1991: openstelling van troonopvolging voor vrouwen 15 juli 1991: opheffing overgangsbepaling i.v.m. Grondwet van 1815 23 oktober 1991: invoering Duitse grondwettekst 30 december 1992: eerste fase vierde staatshervorming (federalisme opgenomen in artikel 1) 5 mei 1993: tweede fase vierde staatshervorming (verdragsbevoegdheid deelstaten, residuele bevoegdheid bij deelstaten), politieke hervorming (inperking rol Senaat, ministeriële verantwoordelijkheid, moties van vertrouwen en wantrouwen enz.) en invoering van de mogelijkheid tot coördinatie 18 juni 1993: wettelijke regeling van algemene vergadering Raad van State enkel wijzigbaar via bijzondere wet 17 februari 1994: coördinatie (hernummering, herschikking en afstemming terminologie) 25 maart 1996: hervorming van vrij verkeer door parlementsleden 28 februari 1997: hervorming van parlementaire onschendbaarheid 11 maart 1997: binnengemeentelijke territoriale organen 20 mei 1997: Duitstalige Gemeenschap bevoegd voor taalgebruik in onderwijs 12 juni 1998: berechting van federale ministers in strafzaken 17 juni 1998: berechting van deelstaatministers in strafzaken 20 november 1998: justitiehervorming in uitvoering van het Octopusakkoord 11 december 1998: vreemdelingenstemrecht 12 maart 1999: 2/3-meerderheid nodig voor decreet over binnengemeentelijke territoriale organen 7 mei 1999: geen assisen voor racistische persmisdrijven 23 maart 2000: integriteit van het kind gewaarborgd 16 mei 2000: afschaffing van berechten ministers door Hof van Cassatie 30 maart 2001: politiehervorming 21 februari 2002: gelijkheid van mannen en vrouwen, seksequota in de politiek 17 december 2002: militaire gerechten beperkt tot oorlogstijd 10 juni 2004: overgangsregeling gemeenschapssenatoren bij niet-herverkiezing in deelstaatparlement 9 juli 2004: titelvervanging tot 'Gemeenschaps- en Gewestparlementen' 2 februari 2005: afschaffing doodstraf 25 februari 2005: 'raad' van de Duitstalige gemeenschap wordt 'parlement' 26 maart 2005: Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor binnengemeentelijke territoriale organen en volksraadplegingen 6 december 2005: opheffing overgangsbepaling 25 april 2007: duurzame ontwikkeling als beleidsdoelstelling 7 mei 2007: Arbitragehof wordt Grondwettelijk Hof 22 december 2008: uitbreiding kinderrechten 29 maart 2012: tijdelijke afwijking herzieningsprocedure 19 juli 2012: eerste fase zesde staatshervorming (kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, randgemeenten, financiering Brussel, stemrecht Belgen buitenland, politieke vernieuwing en constitutieve autonomie) 6 januari 2014: tweede en derde fasen zesde staatshervorming (hervorming Senaat, afschaffing senatoren van rechtswege, samenvallende verkiezingen, constitutieve autonomie, gezamenlijke decreten, autonomie gewesten t.a.v. provincies, bevoegdheidsoverdrachten gezinsbijslag en justitie, biculturele aangelegenheden van gewestelijk belang) 24 oktober 2017: verlenging van de aanhoudingstermijn van 24 naar 48 uur. 22 april 2019: bekendmaking van vonnissen Inhoud Territoriale samenstelling Het grondgebied en de samenstellende entiteiten van België komen aan bod in titel I (art. 1-7). In 1831 was het land een centralistisch georganiseerde staat georganiseerd in drie niveaus: het nationale niveau, de provincies en de gemeenten. De federalisering vanaf 1970 voegde hieraan het deelstatelijke niveau toe. Sinds 1993 verklaart artikel 1 van de Grondwet dat België een federale staat is, samengesteld uit gemeenschappen en gewesten. De gemeenschappen zijn de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap (art. 2). De gewesten zijn het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (art. 3). Voorts is België verdeeld in vier taalgebieden: het Nederlandse taalgebied, het Franse taalgebied, het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en het Duitse taalgebied. Deze taalgebieden dienen om de territoriale bevoegdheid van de gemeenschappen en de gewesten af te bakenen. De grenzen kunnen enkel gewijzigd worden door een bijzondere wet (art. 4). Art. 5 geeft de verdeling van het grondgebied in provincies weer. Het Vlaamse Gewest omvat de provincies Antwerpen, Limburg, Oost-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en West-Vlaanderen. Het Waalse Gewest omvat de provincies Henegouwen, Luik, Luxemburg, Namen en Waals-Brabant. Een bijzondere wet kan bepaalde gebieden aan de indeling in provincies onttrekken (wat gebeurd is met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). Bij decreet kan het aantal provincies verhoogd worden. Art. 6 bepaalt dat onderverdelingen van de provincies (arrondissementen, kantons enz.) alleen door de wet kunnen worden bepaald. De grenzen van de staat, de provincies en gemeenten kunnen enkel gewijzigd worden bij wet (art. 7). Duurzame ontwikkeling De Belgische overheden moeten met hun beleid een duurzame ontwikkeling beogen. Dit is sinds 2007 onderdeel van de Grondwet (artikel 7bis). Het begrip omvat een sociale, economische en ecologische dimensie, alsook intergenerationele solidariteit. Dit is het enige artikel onder titel Ibis. Nationaliteit en vreemdelingen De twee grondwetsartikelen over nationaliteit staan in het deel over politieke rechten en grondrechten, omdat deze aan Belgen toekomen. Deze rechten vallen onder titel II, De Belgen en hun rechten genaamd. Nochtans kent de Grondwet aan vreemdelingen op Belgische bodem in principe gelijke rechten toe, zowel voor hun persoon als hun vermogen (art. 191). Uitzonderingen zijn mogelijk voor zover expliciet bij wet bepaald. Volgens het Grondwettelijk Hof moeten deze uitzonderingen objectief verantwoord zijn en niet onevenredig met het nagestreefde doel. Het verkrijgen, behouden en verliezen van de nationaliteit is bij wet te regelen (art. 8). Constitutioneel is er dus geen voorkeur voor het jus soli, het jus sanguinis of een combinatie (al liet het oorspronkelijke art. 133 wel toe dat vreemdelingen die vóór 1814 in België woonden door een eenvoudige verklaring de nationaliteit bekwamen). Naturalisatie wordt al sinds 1831 bij wet verleend (art. 9). Het stemrecht is niet langer voorbehouden aan Belgen. De Grondwet laat toe dat het bij wet wordt uitgebreid naar zowel burgers van de Europese Unie die niet de Belgische nationaliteit hebben als vreemdelingen van buiten de EU (art. 8). Deze constitutionele mogelijkheid is enkel op het gemeentelijke niveau in de praktijk gebracht. Grondrechten De grondrechten zitten voornamelijk vervat in titel II: De Belgen en hun rechten van de Grondwet. Achtereenvolgens komen aan bod: Het gelijkheidsbeginsel (art. 10). Het verbod op discriminatie in de toepassing van rechten en vrijheden, en de bescherming van ideologische en filosofische minderheden (art. 11). Gelijke rechten voor vrouwen en mannen, inclusief gelijke toegang tot politieke en openbare mandaten (art. 11bis). De persoonlijke vrijheid, met vervolging enkel mogelijk op grond van de wet en aanhouding enkel op rechterlijk bevel (art. 12). De toegang tot de rechter die wettelijk bevoegd is (art. 13). Het legaliteitsbeginsel, waardoor straffen enkel kunnen worden ingevoerd of toegepast krachtens een wet (art. 14). De afschaffing van de doodstraf (art. 14bis). De onschendbaarheid van de woning en het verbod op onwettelijke huiszoekingen (art. 15). Het recht op eigendom en de waarborgen tegen onteigening (art. 16) en algemene verbeurdverklaring (art. 17). De afschaffing van de burgerlijke dood (art. 18). De vrijheid van eredienst en het recht om zijn geloof publiek te belijden, zonder vrijgeleide om misdrijven te plegen of dwang ten aanzien van anderen (art. 19 en 20). De bepalingen inzake scheiding van kerk en staat: de overheid komt niet tussen in de interne werking van de kerk, de kerk laat prioriteit aan het burgerlijk huwelijk (art. 21). De vrijheid van meningsuiting, zonder vrijgeleide om misdrijven te plegen (art. 19). De eerbiediging van het privéleven en gezinsleven (art. 22). De kinderrechten (art. 22bis). Het recht van eenieder op een menswaardig leven (art. 23), met inbegrip van: het recht op arbeid, op vrije beroepskeuze, op billijke werkomstandigheden en loon, op informatie, overleg en collectief onderhandelen; het recht op sociale zekerheid, op bescherming van de gezondheid en op sociale, geneeskundige en juridische bijstand; het recht op een behoorlijke huisvesting; het recht op de bescherming van een gezond leefmilieu; het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing. De vrijheid van onderwijs, waarbij de gemeenschap de vrije keuze van de ouders waarborgt en neutraal onderwijs inricht en waarbij gelijke rechten gelden voor studenten, ouders, personeelsleden en onderwijsinstellingen (art. 24). Het recht op onderwijs, met eerbiediging van de grondrechten en kosteloze toegang tot het einde van de leerplicht (art. 24). De persvrijheid, met een verbod op censuur en op het eisen van borgsommen (art. 25). Het recht vreedzaam en ongewapend te vergaderen zonder voorafgaand verlof, tenzij voor bijeenkomsten in open lucht (art. 26). Het recht van vereniging (art. 27). Het petitierecht (art. 28). De onschendbaarheid van het briefgeheim en de wettelijke aanduiding van agenten die post mogen openen (art. 29). Het vrije gebruik van de landstalen en de mogelijkheid om een taal op te leggen voor handelingen van het openbaar gezag en voor gerechtszaken (art. 30). De aansprakelijkheid van ambtenaren in het uitoefenen van hun functie: de wet mag vorderingen niet onderwerpen aan voorafgaande toestemming, tenzij voor ministers (art. 31). De openbaarheid van bestuur en het wettelijk omschrijven van uitzonderingen (art. 32). Het stemrecht ofwel actief kiesrecht (art. 61, 116 en 162, 1°). Het recht te worden gekozen ofwel passief kiesrecht (art. 64, 69, 116 en 162, 1°). Toch zijn er ook grondrechten die de Belgische Grondwet niet expliciet waarborgt. Voorbeelden hiervan zijn het verbod op foltering en het recht op een eerlijk proces. Deze rechten zijn daarentegen wel gewaarborgd in internationale mensenrechtenverdragen die België binden. Naast de grondrechten die in titel II van de Grondwet worden opgesomd, gelden in België immers ook de rechten die vervat liggen in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), dat gesloten werd in het kader van de Raad van Europa. Op de naleving van dat verdrag wordt toegezien door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg. Binnen de Europese Unie is ook het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (2000) van belang, met als rechterlijk orgaan het Hof van Justitie van de Europese Unie in Luxemburg. Beide grondrechtencatalogi hebben een verschillende rechtskracht. Uit art. 51 van het EU-Handvest wordt afgeleid dat dit document geen directe werking heeft voor burgers, maar wel direct gericht is tot België als EU-lidstaat. Het EVRM heeft in België wel directe werking, wat men afleidt uit art. 34 van de Belgische Grondwet en uit het Smeerkaasarrest van het Hof van Cassatie uit 1971. Sinds 2003 kan het Grondwettelijk Hof, alle wetten, decreten en ordonnanties toetsen aan titel II van de Grondwet, en de rechten vervat in art. 170, 172 en 191 (in verband met de gelijkheid van Belgen en vreemdelingen, het verbod te discrimineren op het vlak van belastingen enz.). Zo kan vermeden worden dat er wetten in strijd met deze mensenrechten zouden toegepast worden. Op die manier wordt de naleving van de rechten van de Belgen dus verzekerd. Bij de interpretatie van de rechten uit titel II van de Grondwet maakt het Grondwettelijk Hof ook gebruik van het EVRM, zodat er geen verschillende interpretaties van dezelfde beginselen kunnen ontstaan. Machtenscheiding en beleidsniveaus In titel III wordt de staatsstructuur van België vastgelegd naar beleidsniveau (internationaal, federaal, deelstatelijk, lokaal) en volgens het principe van de scheiding der machten. De wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht worden in principe aan verschillende instanties toevertrouwd. Deze drieledige structuur wordt op alle niveaus van de staat toegepast, van het federale tot het gemeentelijke niveau. De instanties van iedere macht moeten elkaar in het oog houden en adviseren en controleren, zodat ze hun macht op een verantwoorde manier uitoefenen. Daarom spreekt men eerder van een samenwerking dan van een strikte scheiding der machten. De scheiding der machten is een basisprincipe van de Belgische rechtsstaat, maar is echter niet uitdrukkelijk in de grondwet bevestigd. Men moet de scheiding als het ware afleiden uit de "geest" van de Belgische grondwet. In principe moet de macht van de staat uitgeoefend worden door de instanties die de grondwet aanwijst (art. 33). Het is door dit artikel dat er in België geen bindend referendum kan worden gehouden zonder de grondwet te wijzigen: het aannemen van een wet wordt in de grondwet immers opgedragen aan de Koning, Kamer van volksvertegenwoordigers en Senaat en dus niet aan de bevolking door middel van directe democratie. Gewestelijke, provinciale en gemeentelijke volksraadplegingen zijn wel uitdrukkelijk toegelaten (artikelen 39bis en 41). Het ontbreken van referenda op nationaal niveau is een gevolg van de nationale soevereiniteit die de grondwetgevers van 1831 in gedachte hadden. België was oorspronkelijk een unitaire staat, zonder deelstaten. De communautaire problemen tussen Nederlandstaligen en Franstaligen maakten een behoud van deze structuren onmogelijk. Op taalvlak werd een regeling uitgewerkt in de taalwetgeving, wat echter niet voldoende bleek. Een ruimere autonomie werd daarom uitgewerkt in de opeenvolgende staatshervormingen. De inrichting van de deelstaten is omschreven in de eerste titel (zie hoger: Territoriale samenstelling). De Grondwet stelt alvast in het vooruitzicht dat de federale overheid slechts uitdrukkelijk toegewezen bevoegdheden zal hebben (art. 35). Alle residuaire bevoegdheden zullen aan de deelstaten toekomen. Vooraleer deze wijziging in voege kan treden, moet er in de grondwet een lijst komen van de exclusieve bevoegdheden van de federale overheid, wat een erg omvangrijke taak is, en moet een bijzondere wet bepalen wie bevoegd zal zijn voor het residu (verdeling tussen gemeenschappen en gewesten). Tot deze politiek erg gevoelige regeling gemaakt is, ligt het residu nog bij de federale overheid, aldus de overgangsbepaling die van kracht blijft totdat de bevoegdheidslijst en bijzondere wet worden aangenomen. Supranationaal De Grondwet laat toe dat de uitoefening van bepaalde bevoegdheden wordt toevertrouwd aan volkenrechtelijke instellingen (artikel 34). Deze sedert 1970 ingevoerde bepaling moest met name het lidmaatschap van de Europese Unie schragen. De rechters hebben het aangegrepen om een theorie over de voorrang van het Europese recht op te bouwen (zie verder: Status en handhaving). Federale wetgever De federale wetgevende macht wordt tezamen uitgeoefend door de Kamer van volksvertegenwoordigers, de Senaat en de koning (art. 36). De wetgevende bevoegdheid wordt uitgeoefend door middel van wetten, bijzondere wetten, interpretatieve wetten, naturalisatiewetten, begrotingswetten, programmawetten, kaderwetten, opdrachtwetten en volmachtenwetten. Federale verkiezingen vinden (in principe) om de vier jaar plaats (art. 65 en 70). Elke kiezer heeft slechts één stem (art. 61). De stemming is verplicht en geheim (art. 62). Om senator of volksvertegenwoordiger te worden moet men Belg zijn, het genot hebben van de burgerlijke en politieke rechten, 18 jaar oud zijn en in België wonen (art. 64 en 69). De Kamer van volksvertegenwoordigers telt 150 leden die rechtstreeks worden verkozen door de burgers (art. 63). De Senaat telt 60 leden, waarvan er 50 worden afgevaardigd uit de deelstaatparlementen (gemeenschappen en gewesten) en 10 gecoöpteerd op basis van de verkiezingsresultaten voor de Kamer (art. 67). Men kan niet tegelijk lid zijn van beide kamers. Een parlementslid dat benoemd wordt tot minister moet zijn zetel in het parlement voor de duur van het ministerschap opgeven (art. 50). Een parlementslid dat als bezoldigd ambtenaar benoemd wordt, moet zijn zetel in het parlement opgeven (art. 51). Deze bepalingen zijn opgenomen om te vermijden dat zij slaafs de regering zouden volgen in alle stemmingen in het parlement, omdat ze van die regering afhankelijk zouden zijn voor hun inkomen. Dit is ingevoerd na een aantal misbruiken in de 19e eeuw. De vergaderingen van de kamers zijn in principe openbaar (art. 47). Beslissingen worden bij volstrekte meerderheid genomen. Beslissingen kunnen enkel geldig genomen worden indien de meerderheid van de parlementsleden aanwezig is (art. 53). De parlementaire onverantwoordelijkheid houdt in dat parlementsleden niet kunnen vervolgd worden voor het uiten van een mening of een stem in de uitoefening van hun functie (art. 58). Strafrechtelijke vervolgingen in het algemeen zijn slechts toegelaten met de toestemming van de kamer waartoe het parlementslid behoort (art. 59). De oorspronkelijke grondwet gaf de Kamer en de Senaat gelijke bevoegdheden in alle materies. Wetsvoorstellen moesten daarom vaak verschillende keren heen en weer gezonden worden tussen beide kamers, wat voor veel vertraging zorgde. De huidige grondwet beperkt de gelijke bevoegdheid van beide kamers tot bepaalde materies (art. 77). Voor andere materies heeft de Senaat een evocatierecht (art. 78). Dit betekent dat de Senaat wetsvoorstellen enkel behandelt als een meerderheid van zijn leden daarom vraagt (met ten minste een derde van de leden van elke taalgroep). Alleen de Kamer is bevoegd voor wetten inzake naturalisaties, aansprakelijkheid van ministers, staatsfinanciën en vaststelling van het legercontingent (art. 74). Naast de bevoegdheid om over wetten te stemmen, beschikt elke kamer over het recht om parlementaire onderzoekscommissies op te richten (art. 56). De derde tak van de wetgevende macht wordt gevormd door de Koning (die ook de uitvoerende macht vormt). Net als de beide Kamers heeft hij het recht om wetgeving te initiëren (art. 75), via het neerleggen van een wetsontwerp. De Koning neemt niet deel aan de debatten over de wetten of aan de stemmingen. Hij bekrachtigt de wetten en kondigt ze af eens ze gestemd zijn. De bekrachtiging is de instemming van de Koning als wetgever en de afkondiging zijn verklaring als uitvoerder dat de wet overeenkomstig de procedures tot stand gekomen is. Theoretisch kan de Koning een gestemde wet dus tegenhouden, maar de abortuskwestie maakte duidelijk dat dit een constitutionele crisis zou veroorzaken. Federale uitvoerende macht Op federaal niveau berust de uitvoerende macht bij de Koning (art. 37). Hiermee worden de Koning en de federale regering bedoeld. Koning De grondwettelijke macht van de Koning gaat bij erfopvolging over op de natuurlijke en wettige nakomelingschap van Leopold I van België, in de rechte lijn en volgens eerstgeboorterecht (art. 85). Deze nakomeling verliest zijn rechten op de troon wanneer hij huwt zonder de toestemming van de Koning. Als er geen nakomelingen zijn, kan de koning een opvolger aanstellen die de goedkeuring nodig heeft van de Kamer en de Senaat. Wanneer dit niet gebeurt, is de troon onbezet (art. 86). Bij de troonsbestijging legt de Koning in een vergadering van de Verenigde Kamers de volgende eed af: “Ik zweer dat ik de Grondwet en de wetten van het Belgische volk zal naleven, 's Lands onafhankelijkheid handhaven en het grondgebied ongeschonden bewaren” (art. 91). De Koning kan niet tegelijk Koning zijn van België en van een andere staat. Een zogenaamde personele unie is slechts mogelijk wanneer in beide kamers een 2/3-meerderheid behaald wordt. Dit artikel is één keer gebruikt, nl. in 1885 toen Leopold II ook soeverein werd van Kongo-Vrijstaat. De Koning is onschendbaar en wordt gedekt door ministeriële verantwoordelijkheid (art. 88). De Koning kan in principe niet vervolgd worden voor zijn daden of voor de meningen die hij uit. Elke officiële handeling van de Koning moet daarom bevestigd worden door een minister, die hierdoor de verantwoordelijkheid opneemt voor die handeling. De Koning kan dus op zijn eentje geen enkele beslissing nemen. In de praktijk gaat het dan ook om beslissingen van de regering, die ondertekend worden door de Koning. De Civiele Lijst van de Koning, de toelage die de Koning krijgt, wordt bij wet vastgesteld voor de duur van zijn regeerperiode (art. 89). Zolang hij aan de macht blijkt, kan het bedrag dus niet gewijzigd worden. Dit is bedoeld om te vermijden dat er voortdurende discussies zouden zijn over de monarchie. Wanneer de Koning sterft, komen de kamers uiterlijk de tiende dag na zijn overlijden samen om de nieuwe Koning de eed te horen afleggen. In tussentijd worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door de federale regering, die beslist bij consensus en regeert in naam van het Belgische volk (art. 90). Als de troonopvolger nog minderjarig is, wordt een regent en een voogd aangesteld door de kamers (art. 92). Dit geldt ook als de Koning in de onmogelijkheid verkeert te regeren (geestesziekte, coma, buitenlandse gevangenschap enz.), nadat de regering die onmogelijkheid heeft vastgesteld (art. 93). Ook wanneer de troon onbezet is (geen opvolger), stellen de kamers een regent aan. Daarna komen er verkiezingen en stellen de nieuwe kamers een nieuwe Koning aan (art. 95). Dit artikel zorgt ervoor dat de bevolking via de verkiezingen wordt betrokken in de keuze van een nieuwe vorst. Het regentschap mag slechts aan één persoon worden opgedragen en die persoon moet de grondwettelijke eed hebben afgelegd (art. 94). Regering De Koning benoemt en ontslaat zijn ministers. De regering is verplicht haar ontslag in te dienen wanneer zij is weggestemd door een constructieve motie van wantrouwen en dan is de Koning verplicht de voorgedragen opvolger te benoemen (art. 96). Alleen Belgen kunnen minister zijn (art. 97) en leden van de koninklijke familie zijn uitgesloten (art. 98). De regering bestaat maximaal uit 15 ministers (geen beperking op het aantal staatssecretarissen). Ze bestaat uit evenveel Nederlandstaligen als Franstaligen (pariteit), eventueel de premier uitgezonderd (art. 99). De ministers hebben zitting in elke kamer en het woord moet hen verleend worden wanneer zij er om vragen (art. 100). Deze regel is ingevoerd om het mogelijk te maken voor de ministers om hun beleid te verdedigen. Daarom kunnen de kamers ook hun aanwezigheid vorderen (art. 100). De ministers zijn verantwoordelijk voor het gevoerde beleid tegenover de Kamer van volksvertegenwoordigers (art. 101). Dit is de tegenhanger van de onverantwoordelijkheid van de Koning. Sinds 1993 kan de Senaat het vertrouwen in de regering niet meer opzeggen. Net als parlementsleden kunnen ministers niet het voorwerp zijn van enig onderzoek naar aanleiding van een mening die ze hebben geuit in de uitoefening van hun ambt (art. 101). In geen geval kan een bevel van de Koning hen ontslaan van die verantwoordelijkheid (art. 102), om te vermijden dat op die manier niemand verantwoording zou dragen voor het beleid. Ministers die een misdrijf hebben begaan in de uitoefening van hun ambt kunnen enkel vervolgd worden voor het hof van beroep. Ook wanneer zij een misdrijf hebben gepleegd tijdens hun ambtstermijn, maar dat niets te maken heeft met de uitoefening van hun functie, worden zij vervolgd voor het hof van beroep wanneer die vervolging plaatsvindt tijdens hun ambtstermijn (art. 103). Een strafvordering tegen een minister kan enkel ingesteld worden door het Openbaar Ministerie, en niet, zoals voor andere burgers, door het slachtoffer. Hiervoor is toestemming nodig van de kamers, net als voor de aanhouding van een minister. De mogelijkheden van burgerlijke partijstelling worden geregeld bij wet. Bovendien mag de Koning een veroordeeld minister enkel genade verlenen op verzoek van de kamers (art. 103). De Koning benoemt en ontslaat de staatssecretarissen. Deze zijn lid van de federale regering, maar niet van de ministerraad (om de pariteit te omzeilen). Zij worden toegevoegd aan een minister. De Koning bepaalt hun bevoegdheden en de mate waarin zij het recht van medeondertekening krijgen. In de regel zijn op hen dezelfde bepalingen van toepassing als op ministers (art. 104). Bevoegdheden De Koning heeft geen andere macht dan die welke de Grondwet of andere wetten hem uitdrukkelijk toekennen (art. 105). De uitvoerende macht heeft dus enkel die bevoegdheden die ze van de wetgevende macht heeft gekregen. Aangezien de Koning onschendbaar is (art. 88), heeft geen enkele akte die van hem uitgaat gevolgen wanneer ze niet is ondertekend door een minister. Die minister wordt verantwoordelijk voor die handeling of akte ten aanzien van het parlement (art. 106). De Koning verleent de graden in het leger en benoemt de ambtenaren bij het algemeen bestuur en bij de buitenlandse betrekkingen. Andere ambtenaren benoemt hij alleen krachtens een uitdrukkelijke wetsbepaling (art. 107). De Koning maakt de verordeningen en neemt de besluiten die voor de uitvoering van de wetten nodig zijn. Daarbij mag hij nooit de wetten zelf schorsen of vrijstelling van hun uitvoering verlenen (art. 108). Hij bekrachtigt de wetten en kondigt ze af (art. 109). De Koning mag door de rechters uitgesproken straffen kwijtschelden of verminderen (art. 110). Ten aanzien van federale en deelstaatministers kan dit genaderecht alleen worden uitgeoefend als het betrokken parlement ermee instemt (art. 111). De Koning heeft het recht munt te slaan (art. 112), mensen in de adelstand te verheffen (art. 113) en militaire orden te verlenen (art. 114). Deelstaatparlementen Er is een Raad van de Vlaamse Gemeenschap, Vlaamse Raad genoemd, en een Raad van de Franse Gemeenschap. De samenstelling en de werking worden geregeld in de Bijzondere Wet op de Hervorming van de Instellingen. Er is een Raad van de Duitstalige Gemeenschap, waarvan de samenstelling en de werking door een gewone wet worden bepaald. Tenzij anders geregeld, is er ook voor elk gewest een Raad. (art. 115) De Raden zijn in ieder geval samengesteld uit rechtstreeks verkozen mandatarissen (art. 116) De leden worden gekozen voor vijf jaar. Tenzij een bijzondere wet er anders over beschikt, vinden de verkiezingen voor alle Raden plaats op dezelfde dag en bovendien samen met de verkiezingen voor het Europese Parlement. (art. 117) De bijzondere wet regelt de verkiezingen voor de Raden, net als de samenstelling en de werking ervan. Een gewone wet volstaat met betrekking tot de Raad van de Duitstalige Gemeenschap. Een bijzondere wet kan deze aangelegenheden toevertrouwen aan de Raden zelf (de zogenaamde constitutieve autonomie). Die bevoegdheden moeten dan uitgeoefend worden door de Raden met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, op voorwaarde dat de meerderheid van de leden van de betrokken Raad aanwezig is. (art. 118) Binnen de grenzen van de Staat hebben de leden van de Raden vrij verkeer op alle verkeerswegen door de openbare overheden geëxploiteerd of in concessie gegeven. (art. 118bis) Een lid van een Raad kan niet tegelijk lid zijn van de Kamer van volksvertegenwoordigers of de Senaat, tenzij als gemeenschapssenator (art. 119). De leden genieten dezelfde onschendbaarheid als de federale parlementsleden (art. 120). Deelstaatregeringen Er is een Regering van de Vlaamse Gemeenschap en een Regering van de Franse Gemeenschap, waarvan de samenstelling en de werking worden bepaald door de Bijzondere Wet op de Hervorming van de Instellingen. Er is ook een Regering van de Duitstalige Gemeenschap, waarvan de samenstelling en de werking door een gewone wet worden bepaald. Ook de Gewesten beschikken normaliter over een regering (art. 121). De leden van die regeringen worden in ieder geval gekozen door de leden van de Raad (art. 122). Ook met betrekking tot de regeringen kan constitutieve autonomie gegeven worden aan de Gemeenschappen en Gewesten, door middel van een bijzondere wet (art. 123). Geen lid van een Gemeenschaps- of Gewestregering kan worden vervolgd of aan enig onderzoek onderworpen naar aanleiding van een mening of een stem in de uitoefening van zijn ambt uitgebracht (art. 124). Voor de vervolging van de regionale ministers geldt dezelfde regeling als voor de federale ministers (art. 125). De bepalingen met betrekking tot de Gemeenschaps- en Gewestregeringen zijn ook van toepassing op de gewestelijke staatssecretarissen (art. 126). Gemeenschapsbevoegdheden Elke gemeenschap heeft de bevoegdheden welke haar door de Grondwet of door de (bijzondere) wetten worden toegekend (art. 38). De Raden van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap regelen, ieder wat hem betreft, bij decreet: de culturele aangelegenheden: wat hier onder valt wordt bepaald in een bijzondere wet het onderwijs, met uitsluiting van: de bepaling van het begin en het einde van de leerplicht; de minimale voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's; de pensioenregeling; de samenwerking tussen de gemeenschappen, alsook de internationale samenwerking, met inbegrip van het sluiten van verdragen met betrekking tot deze aangelegenheden. Een bijzondere wet legt de regels voor samenwerking en het sluiten van verdragen vast. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun activiteiten moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap (art. 127). Daarnaast zijn de Raden van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap bevoegd om bij decreet de persoonsgebonden aangelegenheden te regelen. Ook hieromtrent kunnen ze samenwerken met de andere gemeenschappen of verdragen sluiten. Deze decreten hebben kracht van wet respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, alsmede, tenzij wanneer een bijzondere wet er anders over beschikt, ten aanzien van de instellingen gevestigd in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad die, wegens hun organisatie, moeten worden beschouwd uitsluitend te behoren tot de ene of de andere gemeenschap (art. 128). Art. 129 bepaalt dat de Raden van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap bij decreet regelen, het gebruik van de talen voor: de bestuurszaken; het onderwijs in de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende instellingen; de sociale betrekkingen tussen de werkgevers en hun personeel, alsmede de door de wet en de verordeningen voorgeschreven akten en bescheiden van de ondernemingen. Deze decreten hebben kracht van wet, respectievelijk in het Nederlandse taalgebied en in het Franse taalgebied, uitgezonderd wat betreft: faciliteitengemeenten de diensten waarvan de werkkring verder reikt dan het taalgebied waarin zij gevestigd zijn; de door de wet aangewezen federale en internationale instellingen waarvan de werking gemeen is aan meer dan één gemeenschap. De Raad van de Duitstalige Gemeenschap regelt bij decreet: de culturele aangelegenheden; de persoonsgebonden aangelegenheden; het onderwijs, binnen de grenzen bepaald in artikel 127 de samenwerking tussen de gemeenschappen, alsmede de internationale samenwerking, daarin begrepen het sluiten van verdragen, voor wat haar bevoegdheden betreft. het gebruik van de talen voor het onderwijs in de door de overheid opgerichte, gesubsidieerde of erkende instellingen. Een wet stelt de in 1° en 2° vermelde culturele en persoonsgebonden aangelegenheden vast, alsook de in 4° vermelde vormen van samenwerking en de wijze waarop de verdragen worden gesloten. Deze decreten hebben kracht van wet in het Duitse taalgebied (art. 130). De wet stelt de regelen vast ter voorkoming van elke discriminatie om ideologische en filosofische redenen (art. 131). Dit resulteerde in de procedure van de ideologische alarmbel. Het recht van initiatief berust bij de Gemeenschapsregering en bij de leden van de Gemeenschapsraad (art. 132). Alleen het decreet kan een authentieke uitlegging van de decreten geven (art. 133). Gewestbevoegdheden De bijzondere wet bepaalt de bevoegdheden van de gewesten (art. 39). De wetten ter uitvoering van artikel 39 bepalen de rechtskracht van de regelen die de organen, welke zij oprichten, uitvaardigen in de aangelegenheden, welke zij aanduiden. Zij kunnen aan deze organen de bevoegdheid toekennen om decreten met kracht van wet uit te vaardigen op het gebied en op de wijze die zij bepalen (art. 134). Dit artikel is erg vaag, wat zijn oorsprong vindt in het feit dat men oorspronkelijk niet goed wist wat men met de Gewesten moest aanvangen. Later is de omschrijving bewust zo vaag gehouden om bij bijzondere wet makkelijk bevoegdheden te kunnen overdragen, zonder daarvoor de zware procedure van Grondwetsherziening te moeten volgen. Daardoor zijn de gegevens m.b.t. de Gewesten niet terug te vinden in de Grondwet maar in de Bijzondere Wet op de Hervorming van de Instellingen. Brussel Een bijzondere wet regelt de instellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (art. 135). Dit is de Bijzondere Brusselwet. Er bestaan taalgroepen in het parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Wanneer die taalgroepen apart vergaderen vormen zij colleges die bevoegd zijn voor de gemeenschapsaangelegenheden. Hun samenstelling, werking, bevoegdheden en financiering worden geregeld door een bijzondere wet. De colleges vormen samen het Verenigd College, dat fungeert als overleg- en coördinatieorgaan tussen de beide gemeenschappen (art. 136). Fusies en overdrachten tussen deelstaten De organen van de Vlaamse en Franse Gemeenschap kunnen gewestbevoegdheden uitoefenen, onder de voorwaarden en op de wijze die de bijzondere wet bepaalt (art. 137). Dit was in de eerste plaats bedoeld voor Vlaanderen, waar het geringe gewicht van de Brusselaars een fusie toeliet tot één parlement en één regering. Dit zijn eigenlijk gemeenschapsinstellingen die ook alle functies van het Vlaams Gewest uitoefenen. Aan de andere kant van de taalgrens is dit niet gebeurd, door de sterke positie van Franstalig Brussel en omdat het Waals Gewest ook het gebied van de Duitstalige Gemeenschap omvat. De omgekeerde beweging wordt ook mogelijk gemaakt door de grondwet (art. 138): bevoegdheden van de Franse Gemeenschap verdelen over het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie (COCOF). De delegerende parlementen moeten beslissen met een tweederdemeerderheid. Ook een overdracht van Waalse gewestbevoegdheden aan de Duitstalige Gemeenschap is grondwettelijk mogelijk (art. 139). Bevoegdheids- en belangenconflicten Doordat de keuze voor een federale staat waarin de rechtsnormen van het centrale niveau op gelijk hoogte staan als die van de deelstaten, is er nood aan procedures en instanties om de conflicten tussen de verschillende entiteiten op te lossen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen bevoegdheidsconflicten (men is het niet eens wie voor een bepaalde materie bevoegd is) en belangenconflicten (het ene niveau kan door zijn handelingen de belangen van het andere niveau schaden). De Grondwet laat het voorkomen van bevoegdheidsconflicten over aan een bijzondere wet (art. 141). Als preventie faalt, kan het Grondwettelijk Hof het bevoegdheidsgeschil beslechten. Voor belangenconflicten, waar men per hypothese binnen zijn bevoegdheid is gebleven, verlaat de Grondwet zich op een politieke oplossing. Alle entiteiten moeten het principe van de federale loyauteit in acht nemen bij de uitoefening van hun bevoegdheden. Als er toch een belangenconflict ontstaat tussen wetgevende vergaderingen, doet de Senaat uitspraak bij wege van gemotiveerd advies (niet bindend). Voor belangenconflicten tussen regeringen voorziet een bijzondere wet de procedure om ze te voorkomen en te regelen (art. 143). Grondwettelijk Hof Er bestaat voor geheel België een Grondwettelijk Hof, waarvan de samenstelling en de werking door een bijzondere wet worden bepaald. Dit hof is grondwettelijk bevoegd om bij wege van arrest uitspraak te doen over bevoegdheidsconflicten, schendingen van het gelijkheidsbeginsel en van de onderwijsvrijheid. Een bijzondere wet kan het hof bevoegd maken om de naleving van nog andere grondwetsartikelen te toetsen. Een zaak kan bij het Hof aanhangig worden gemaakt door iedere bij bijzondere wet aangewezen overheid, door ieder die doet blijken van een belang of, prejudicieel, door ieder rechtscollege (art. 142). Rechterlijke macht De rechterlijke macht behoort tot de bevoegdheid van de federale overheid. De federaal georganiseerde hoven en rechtbanken zijn ook bevoegd om schendingen van normen die uitgaan van de deelstaten te bestraffen. Geschillen over burgerlijke rechten behoren bij uitsluiting tot de bevoegdheid van de rechtbanken (art. 144). Geschillen over politieke rechten behoren tot de bevoegdheid van de rechtbanken, behoudens de bij de wet gestelde uitzonderingen (art. 145). Dergelijke geschillen kunnen dus aan de rechterlijke macht worden onttrokken. Alle rechtscolleges moeten krachtens een wet worden ingesteld. Uitzonderingsrechtbanken mogen niet in het leven worden geroepen (art. 146). Er bestaat voor geheel België een Hof van Cassatie, dat enkel toeziet op de correcte toepassing van de rechtsnormen en dus geen kennis neemt van de feitelijke omstandigheden (art. 147). De terechtzittingen van de rechtbanken zijn publiek, tenzij de openbaarheid gevaar oplevert voor de openbare orde of de goede zeden. In dat geval kan de rechtbank enkel bij gemotiveerd vonnis beslissen om achter gesloten deuren te zetelen. Inzake politieke misdrijven en drukpersmisdrijven is unanimiteit tussen de rechters vereist om de deuren te sluiten (art. 148). Dit artikel zorgt ervoor dat de samenleving controle kan uitoefenen op de rechtspraak. Vonnissen bevatten een motivering en worden in openbare terechtzitting uitgesproken (art. 149). Criminele zaken, politieke misdrijven en persmisdrijven worden aan een jury voorgelegd (in de Assisenhoven). Dit is niet vereist voor racistische drukpersmisdrijven (art. 150). De rechters zijn onafhankelijk in de uitoefening van hun rechtsprekende bevoegdheden. Het openbaar ministerie is onafhankelijk in de individuele opsporing en vervolging, maar de justitieminister kan vervolging bevelen en bindende richtlijnen vaststellen inzake strafrechtelijk beleid, inclusief opsporing en vervolging (art. 151, § 1). Er bestaat voor geheel België een Hoge Raad voor de Justitie. Deze bestaat uit een Nederlandstalig en uit een Franstalig college. Elk college telt evenveel leden en is paritair samengesteld: enerzijds uit rechters en leden van het openbaar ministerie die rechtstreeks verkozen worden door hun gelijken anderzijds uit andere leden benoemd door de Senaat met een tweederdemeerderheid. Binnen elk college is er een benoemings- en aanwijzingscommissie en een advies- en onderzoekscommissie, die elk paritair zijn samengesteld uit de twee bovenstaande categorieën (art. 151 §2). De Hoge Raad voor de Justitie oefent zijn bevoegdheden uit in volgende materies : de voordracht van de kandidaten voor een benoeming tot rechter of tot lid van het openbaar ministerie; de voordracht van de kandidaten voor een aanwijzing als voorzitter van een rechtbank of hof en in de functies van korpschef bij het openbaar ministerie; de toegang tot het ambt van rechter of van lid van het openbaar ministerie; de vorming van de rechters en de leden van het openbaar ministerie; het opstellen van standaardprofielen voor de aanwijzingen bedoeld van magistraten; het geven van adviezen en voorstellen inzake de algemene werking en de organisatie van de rechterlijke orde; het algemeen toezicht op en de bevordering van het gebruik van de interne controlemiddelen; met uitsluiting van enige tuchtrechtelijke en strafrechtelijke bevoegdheid: het ontvangen en het opvolgen van klachten inzake de werking van de rechterlijke orde; het instellen van een onderzoek naar de werking van de rechterlijke orde. Onder de voorwaarden en op de wijze bepaald bij de wet, worden de bevoegdheden vermeld onder 1° tot en met 4° toegewezen aan de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie en de bevoegdheden vermeld onder 5° tot en met 8° toegewezen aan de bevoegde advies- en onderzoekscommissie. De wet bepaalt in welke gevallen de commissies hun bevoegdheden gezamenlijk uitoefenen. De Raad kan nog bijkomende bevoegdheden krijgen bij bijzondere wet (art. 151 §3). De vrederechters, de rechters in de rechtbanken, de raadsheren in de hoven en in het Hof van Cassatie worden door de Koning benoemd. Deze benoeming geschiedt op gemotiveerde voordracht van de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie, bij een tweederdemeerderheid en na afweging van de bekwaamheid en geschiktheid. De voordracht kan enkel door de Koning worden geweigerd op de wijze bij de wet bepaald en mits motivering. De hoven geven, voorafgaandelijk aan de voordracht, een gemotiveerd advies over de benoeming van raadsheren (art. 151 §4). De voorzitters van de hoven en rechtbanken worden door de Koning aangewezen, op gemotiveerde voordracht van de bevoegde benoemings- en aanwijzingscommissie, bij een tweederdemeerderheid. De benoeming van de voorgedragen kandidaat kan enkel worden geweigerd mits motivering. In geval van aanwijzing tot eerste voorzitter van het Hof van Cassatie of van de hoven geven de betrokken algemene vergaderingen voorafgaandelijk aan de voordracht een gemotiveerd advies. De voorzitter en de afdelingsvoorzitters van het Hof van Cassatie, de kamervoorzitters van de hoven en de ondervoorzitters van de rechtbanken worden door de hoven en de rechtbanken in deze functies aangewezen uit hun leden. De wet bepaalt de wet de duur van de aanwijzingen in deze functies (art. 151 §5). De magistraten worden onderworpen aan periodieke evaluaties (art. 151 §6), maar zijn overigens voor het leven benoemd. Zij worden in ruste gesteld op de bij de wet bepaalde leeftijd en genieten het bij de wet bepaalde pensioen. Geen rechter kan uit zijn ambt worden ontzet of worden geschorst dan door een vonnis. De overplaatsing van een rechter kan niet geschieden dan door een nieuwe benoeming en met zijn toestemming (art. 152). Dit artikel is opgenomen om te vermijden dat de regering een rechter die voor haar ongunstige uitspraken doet zou straffen door hem uit zijn ambt te ontzetten, te degraderen, over te plaatsen... Het biedt een grote waarborg voor de onafhankelijkheid van de rechters. De Koning benoemt en ontslaat de leden van het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken (art. 153). Zij zijn de vervolgende overheid en voeren deels het vervolgingsbeleid van de regering uit. Zij zijn dus logischerwijs minder onafhankelijk van de regering dan de zetelende magistratuur. De wedden van de leden der rechterlijke orde worden door de wet vastgesteld (art. 154). Ook deze bepaling heeft de bedoeling de onafhankelijkheid van de rechters te garanderen. Wanneer de regering hiervoor bevoegd zou zijn, zouden zij anders rechters financieel kunnen benadelen wanneer zij de regering in het ongelijk zouden durven stellen. Rechter mogen geen bezoldigde ambten aanvaarden van een regering, tenzij onbezoldigd en behoudens de wettelijke gevallen van onverenigbaarheid (art. 155). Dit artikel wil voorkomen dat de regering rechters zou "omkopen" door hen lucratieve functies aan te bieden, waardoor ze op een andere manier weer afhankelijk zouden worden van de regering. Er zijn in België vijf hoven van beroep (art. 156): dat van Brussel, waarvan het rechtsgebied de provincies Vlaams-Brabant en Waals-Brabant en het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad omvat; dat van Gent, waarvan het rechtsgebied de provincies Oost-Vlaanderen en West-Vlaanderen omvat; dat van Antwerpen, waarvan het rechtsgebied de provincies Antwerpen en Limburg omvat; dat van Luik, waarvan het rechtsgebied de provincies Luik, Namen en Luxemburg omvat; dat van Bergen, waarvan het rechtsgebied de provincie Henegouwen omvat. In oorlogstijd zijn er militaire gerechten. De organisatie van de militaire gerechten, hun bevoegdheid, de rechten en verplichtingen van de leden van deze gerechten, alsmede de duur van hun ambt worden bij wet geregeld. Er zijn rechtbanken van koophandel (nu ondernemingsrechtbank genoemd), arbeidsgerechten en Strafuitvoeringsrechtbanken. De wet regelt hun organisatie en bevoegdheid (art. 157). Het Hof van Cassatie doet uitspraak over conflicten van attributie (art. 158). Dit zijn bevoegdheidsconflicten tussen de rechterlijke macht (met bovenaan het Hof van Cassatie) en de administratieve rechtscolleges (met bovenaan de Raad van State). De hoven en rechtbanken passen de algemene, provinciale en plaatselijke besluiten en verordeningen alleen toe in zoverre zij met de wetten overeenstemmen (art. 159). Deze bepaling is onderdeel van de rechtsstaat. Ze geeft aan de rechter de mogelijkheid om besluiten van de regering die niet in overeenstemming zijn met de wet, de grondwet of een verdrag met rechtstreekse werking buiten toepassing te laten (ze blijven nog wel bestaan). Op die manier wordt de burger beschermd tegen machtsmisbruik door de uitvoerende macht. Hiernaast heeft men ook nog de mogelijkheid om dit besluit te laten vernietigen door de Raad van State. Raad van State Er bestaat voor geheel België een Raad van State, waarvan de samenstelling, de bevoegdheid en de werking door de wet worden bepaald (met mogelijkheid tot delegatie aan de Koning). De Raad van State doet bij wege van arrest uitspraak als administratief rechtscollege en geeft advies aan de parlementen en regeringen over de wetsontwerpen (art. 160). Dit artikel geeft weer dat de Raad van State uit twee afdelingen bestaat met elk hun eigen taak. Onder de Raad van State kunnen administratieve rechtscollege worden ingesteld krachtens een wet (art. 161). Lokale besturen De provinciale en gemeentelijke instellingen worden bij de wet geregeld. Hierbij moeten minstens de volgende principes verzekerd worden (art. 162): de rechtstreekse verkiezing van de leden van de provincieraden en de gemeenteraden; de bevoegdheid van de provincieraden en van de gemeenteraden voor alles wat van provinciaal c.q. gemeentelijk belang is, behoudens goedkeuring van hun handelingen in bepaalde gevallen: de decentralisatie van bevoegdheden naar de provinciale en gemeentelijke instellingen; de openbaarheid van de vergaderingen der provincieraden en gemeenteraden binnen de bij de wet gestelde grenzen; de openbaarheid van de begrotingen en van de rekeningen; het optreden van de toezichthoudende overheid of van de federale wetgevende macht om te beletten dat de wet wordt geschonden of het algemeen belang geschaad. De bevoegdheid om dit te regelen is in 2001 overgedragen aan de gewesten. De bevoegdheden die in het Vlaamse en het Waalse Gewest worden uitgeoefend door verkozen provinciale organen, worden in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad uitgeoefend door de Vlaamse en de Franse Gemeenschap, via de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (art. 163). Het opmaken van de akten van de burgerlijke stand en het houden van de registers behoren bij uitsluiting tot de bevoegdheid van de gemeenten (art. 164). Bij wet kunnen agglomeraties en federaties van gemeenten opgericht worden. Elke agglomeratie en elke federatie heeft een raad en een uitvoerend college. De voorzitter van het uitvoerend college wordt door de raad uit zijn leden verkozen; zijn verkiezing wordt door de Koning bekrachtigd; de wet bepaalt zijn statuut. De grenzen van de agglomeraties en van de federaties van gemeenten kunnen niet worden veranderd of gecorrigeerd dan krachtens een wet (art. 165). Van de mogelijkheid om agglomeraties op te richten werd enkel gebruikgemaakt met betrekking tot Brussel. De bevoegdheden van de agglomeratie Brussel worden uitgeoefend door de organen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, op de manier die bepaald wordt in de bijzondere wet. Deze organen: hebben, elk voor hun gemeenschap, dezelfde bevoegdheden als de andere inrichtende machten inzake culturele aangelegenheden, onderwijs en persoonsgebonden aangelegenheden; oefenen, elk voor hun gemeenschap, de bevoegdheden uit die hun worden opgedragen door de parlementen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap; regelen samen de in 1° bedoelde aangelegenheden van gemeenschappelijk belang (art. 166). Bijzondere beleidsdomeinen Buitenlandse betrekkingen De Koning heeft de leiding van de buitenlandse betrekkingen, wat niet wegneemt dat de gemeenschappen en gewesten bevoegd zijn tot internationale samenwerking in hun domein, inclusief het sluiten van verdragen (art. 167 §1 lid 1). Deze paragraaf wil de eenheid van het Belgisch buitenlands beleid verzoenen met deelstatelijke autonomie. Doel is te vermijden dat de entiteiten een tegenstrijdig buitenlands beleid zouden voeren, waardoor België internationaal in ernstige problemen zou kunnen komen. De koning voert het bevel over de krijgsmacht, stelt de staat van oorlog vast alsook het einde van de vijandelijkheden. Hij brengt de kamers hiervan op de hoogte, zodra het belang en de veiligheid van de staat het toelaten (art. 167 §1 lid 2). Vier koningen hebben er een beroep op gedaan: Leopold I (in de onafhankelijkheidsoorlog met Nederland), Leopold II (toen er dreiging was dat België in de Frans-Duitse oorlog van 1870 betrokken zou worden), Albert I (in de Eerste Wereldoorlog) en Leopold III (in de Tweede Wereldoorlog). Ze meenden hiervoor niet, zoals voor andere handelingen, de steun van een minister nodig te hebben op grond van deze bepaling en het feit dat ze gezworen hadden "het grondgebied ongeschonden te bewaren" (zie art. 91). Na de Koningskwestie werd beslist dat dit artikel net zoals alle andere bepalingen van de Grondwet vereist dat de regering instemt met alle handelingen van de Koning. Geen afstand, geen ruil, geen toevoeging van grondgebied kan plaatshebben dan krachtens een wet (art. 167 §1 lid 3). Dit artikel werd opgenomen om te vermijden dat de Koning zonder het parlement daarin te kennen een verdrag zou gesloten hebben met Nederland na de onafhankelijkheid. De Koning sluit verdragen met betrekking tot de federale bevoegdheden, mits de kamers het goedkeuren (art. 167 §2). De deelstaatregeringen sluiten verdragen die betrekking hebben op hun bevoegdheden. Deze verdragen moeten instemming verkrijgen van het betrokken parlement (art. 167 §3). De bevoegdheid van de gemeenschappen en gewesten op dit vlak wordt nader geregeld in een bijzondere wet (art. 167 §4). De Koning kan de verdragen gesloten vóór 18 mei 1993 (de datum waarop de gemeenschappen en gewesten bevoegd werden om verdragen te sluiten) opzeggen in overeenstemming met de betrokken deelstaatregering (art. 167 §5). Deze bepaling was nodig omdat bij die verdragen België partij is en niet de deelstaat. Van bij het begin der onderhandelingen over elke herziening van de verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en van de verdragen en akten waarbij deze verdragen zijn gewijzigd of aangevuld, worden de kamers daarover geïnformeerd. Zij krijgen kennis van het ontwerpverdrag vóór de ondertekening ervan (art. 168). Dit artikel moet ervoor zorgen dat het parlement nauwer betrokken wordt bij de evoluties in de ontwikkeling van de Europese Unie. Daardoor kunnen ze de regering meer sturen bij de onderhandelingen over het verdrag. Wanneer een deelstaat zijn verplichtingen onder internationaal recht niet nakomt, kan de federale overheid in de plaats treden van die deelstaat en dit probleem oplossen (art. 169). Dit om te vermijden dat België hiervoor aansprakelijk gesteld zou worden en schadevergoeding zou moeten betalen. Staatsfinanciën Belastingen voor de federale staat kunnen enkel ingevoerd worden door een wet. Belastingen voor gemeenschappen en gewesten kunnen enkel ingevoerd worden door een decreet of ordonnantie. Belastingen voor provincies of gemeenten kunnen enkel worden ingevoerd door een beslissing van hun raad. Die gemeentelijke of provinciale belasting kan eventueel afgeschaft worden door een wet (art. 170). Dit artikel heeft de bedoeling om er voor te zorgen dat er enkel belastingen kunnen ingevoerd worden door de volksvertegenwoordigers en niet door de uitvoerende macht, op eender welk niveau. De belastingen ten behoeve van de staat, de gemeenschap en het gewest moeten jaarlijks door het parlement worden goedgekeurd (art. 171). Ze zijn dus slechts voor één jaar geldig, om te vermijden dat de belastingen zich zouden opstapelen zonder dat de wetgevende macht nog een overzicht zou hebben van de belastingdruk. Inzake belastingen kunnen geen voorrechten worden ingevoerd. Geen vrijstelling of vermindering van belasting kan worden ingevoerd dan door een wet (art. 172). Dit artikel zorgt ervoor dat niemand gediscrimineerd wordt op het fiscale vlak. Het is dus een concrete toepassing van art. 10. Behalve voor de provincies, de polders en wateringen en de andere wettelijke uitzonderingen kan van de burgers geen retributie worden gevorderd dan als belasting ten behoeve van de staat, de gemeenschap, het gewest, de agglomeratie, de federatie van gemeenten of de gemeente (art. 173). Elk jaar wordt door de Kamer van volksvertegenwoordigers de eindrekening vastgesteld en de begroting goedgekeurd (art. 174 lid 1). De eindrekening is het overzicht van inkomsten en uitgaven van het afgelopen jaar. Op die manier controleert het parlement of de regering het belastinggeld goed gespendeerd heeft. De begroting bevat een schatting van de inkomsten en uitgaven van het volgend jaar, waarvoor het parlement dan zijn toestemming moet geven. De Kamer van volksvertegenwoordigers en de senaat zijn wel bevoegd om te beslissen over hun eigen middelen, los van de regering (art. 174 lid 2). Dit zorgt ervoor dat de regering het parlement niet zonder financiële middelen kan zetten. Alle staatsontvangsten en -uitgaven moeten op de begroting en in de rekeningen worden gebracht (art. 174 lid 3). De regering kan dus niet in het geheim bepaalde middelen gebruiken, elke cent moet verantwoord worden. Een bijzondere wet stelt het financieringsstelsel voor de Vlaamse en de Franse Gemeenschap vast. De parlementen van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap regelen, elk voor zich, de bestemming van hun ontvangsten bij decreet (art. 175). Ook voor de Duitstalige Gemeenschap (art. 176) en voor de gewesten (art. 177) geldt deze regeling. Onder de voorwaarden en op de wijze die de bijzondere wet bepaalt, draagt het parlement van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest financiële middelen over aan de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en aan de Vlaamse en de Franse Gemeenschapscommissies (art. 178). Pensioen en gratificaties ten laste van de staatskas mogen enkel worden toegekend krachtens een wet (art. 179). Op die manier vermijdt men dat de regering bepaalde personen gunsten zou toekennen ten koste van de belastingbetaler. De leden van het Rekenhof worden door de Kamer van volksvertegenwoordigers benoemd, voor de tijd bij de wet bepaald. Dit hof is belast met het nazien en het vereffenen der rekeningen van het algemeen bestuur en van allen die tegenover de staatskas rekenplichtig zijn. Het waakt ervoor dat geen artikel van de begroting wordt overschreden en dat de middelen niet anders aangewend worden. Het hof oefent tevens algemeen toezicht uit op de inkomsten van de staat, met inbegrip van de fiscale ontvangsten. Het stelt de rekeningen van de overheden vast en is ermee belast daartoe alle nodige inlichtingen en bewijsstukken te verzamelen. De algemene staatsrekening wordt aan de Kamer van volksvertegenwoordigers voorgelegd met de opmerkingen van het rekenhof, het zogenaamde blunderboek (art. 180). De wedden en pensioenen van de voorgangers in de erediensten en niet-confessionele diensten komen ten laste van de Staat (art. 181). Oorspronkelijk was dit artikel een toegeving aan de katholieken: voortaan zouden de priesters door de overheid betaald worden. Pas veel later is dit uitgebreid tot de vrijzinnige organisaties die zich bezighouden met zingeving. Leger en politie De wet bepaalt op welke wijze het leger wordt aangeworven. Zij regelt eveneens de bevordering, de rechten en de verplichtingen van de militairen (art. 182). Het legercontingent, dit is het aantal personen dat onder de wapens is, wordt jaarlijks goedgekeurd door een wet, die slechts voor een jaar van kracht is (art. 183). Hieruit blijkt dat het leger toch voor een belangrijk deel onder controle van het parlement blijft staan. Hiermee wou men een staatsgreep door het leger of de uitvoerende macht vermijden. De organisatie en de bevoegdheid van de geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus (de lokale en federale politie), worden bij de wet geregeld, net als de essentiële elementen van het statuut van de personeelsleden (art. 184). Enkel krachtens een wet mogen vreemde troepen worden aangeworven, het grondgebied bezetten of erdoorheen trekken (art. 185). Hiermee wil men vermijden dat de uitvoerende macht een staatsgreep zou plegen met de hulp van een buitenlands leger. Militairen kunnen niet van hun graden, ererechten en pensioenen worden ontzet dan op de wijze bij de wet bepaald (art. 186). Algemene bepalingen De Grondwet kan noch geheel, noch ten dele worden geschorst (art. 187). Op die manier is de burger beveiligd tegen alle machten en kan hij niet zomaar zijn grondwettelijke rechten verliezen. Ook wordt belet dat een van de staatsmachten alle macht naar zich toe zou trekken door eenzijdig de grondwet te schorsen. Met ingang van de dag waarop de Grondwet uitvoerbaar wordt, zijn alle daarmee strijdige wetten, decreten, besluiten, reglementen en andere akten opgeheven (art. 188). Hiermee zorgde de grondwetgever ervoor dat het recht uit de Oostenrijkse, Franse of Nederlandse tijd niet langer zou gelden, voor zover het onverenigbaar was met de grondwet. De tekst van de Grondwet is in het Nederlands, in het Frans en in het Duits gesteld (art. 189). Hiermee wordt aangegeven dat de tekst van de grondwet in de drie landstalen authentiek is (i.e. gelijkwaardig en zonder verschillen in betekenis). Geen wet, geen besluit of verordening van algemeen, provinciaal of gemeentelijk bestuur is verbindend dan na te zijn bekendgemaakt in de vorm bij de wet bepaald (art. 190). Door dit artikel wordt vermeden dat de burger niet zou weten aan welke wetten en besluiten hij zich zou moeten houden. Die bekendmaking gebeurt wat de federale overheid en de deelstaten betreft in het Belgisch Staatsblad. Vreemdelingen genieten de persoonlijke en vermogensrechtelijke bescherming die voor Belgen geldt, tenzij de wet daarvan afwijkt (art. 191 - zie hoger: Nationaliteit en vreemdelingen). Het opleggen van een eed en het vaststellen van de bewoordingen kan enkel bij wet (art. 192). Dit toon aan hoe groot het belang was dat vroeger aan zo'n zware morele verplichting werd gehecht. In de meeste gevallen luidde te tekst: "Ik zweer getrouwheid aan de Koning, gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan de wetten van het Belgische volk". De Belgische Natie kiest als kleuren rood, geel en zwart, en als rijkswapen de Belgische Leeuw met de kenspreuk EENDRACHT MAAKT MACHT (art. 193). In dit artikel is een fout geslopen: de kleuren zijn omgekeerd (normaal geeft men de kleuren van een vlag weer vanaf de stok en zou het dus zwart-geel-rood moeten zijn) en er is niet vermeld of het gaat om horizontale dan wel verticale strepen. Het nationale volkslied, de Brabançonne, is niet opgenomen. De stad Brussel is de hoofdstad van België en de zetel van de federale regering (art. 194). Herziening en coördinatie Een herziening van de grondwet start met een verklaring door de federale wetgevende macht dat er redenen zijn tot herziening van bepaalde artikelen (art. 195 lid 1). De drie takken van de wetgevende macht, die in deze fase de pre-constituante worden genoemd, moeten hierover dezelfde verklaring afleggen. Enkel de artikelen die in de drie verklaringen voorkomen, zijn vatbaar voor herziening die aangenomen worden bij gewone meerderheid (50%+1). Na de verklaring zijn beide kamers van rechtswege ontbonden (art. 195 lid 2) en volgen er dus verkiezingen. Theoretisch krijgt de burger daardoor de mogelijkheid om zich in de verkiezingen uit te spreken over de voorgestelde wijzigingen. Na de verkiezingen komen de nieuwe kamers bijeen en beslissen, in overeenstemming met de Koning waarbij dit geheel de constituante vormt, over de punten die aan herziening zijn onderworpen (art. 195 lid 3 en 4). Ze mogen niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van hun leden aanwezig zijn. Een herziening is alleen aangenomen als ze ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen (art. 195 lid 5). Er mag geen herziening van de Grondwet worden ingezet of voortgezet in oorlogstijd of wanneer de Kamers verhinderd zijn vrij bijeen te komen op het federale grondgebied (art. 196). Tijdens een regentschap mag in de Grondwet geen verandering worden aangebracht wat betreft de grondwettelijke macht van de Koning en de artikelen 85 tot 88, 91 tot 95, 106 en 197 van de Grondwet (art. 197). In overeenstemming met de Koning kunnen de grondwetgevende kamers de nummering van de artikelen en de onderverdelingen van artikelen van de Grondwet, evenals de onderverdeling van de Grondwet in titels, hoofdstukken en afdelingen aanpassen, de terminologie van de niet aan herziening onderworpen bepalingen wijzigen om deze in overeenstemming te brengen met de terminologie van de nieuwe bepalingen en de Nederlandse, de Franse en de Duitse tekst van de Grondwet met elkaar in overeenstemming brengen. Hiertoe mogen de Kamers niet beraadslagen wanneer niet ten minste twee derden van de leden aanwezig zijn. De veranderingen zijn alleen aangenomen als het geheel van de wijzigingen ten minste twee derden van de stemmen heeft verkregen (art. 198). Deze techniek om de Grondwet wat op te frissen en de structuur te verhelderen heet coördinatie. Status en handhaving De Grondwet is in principe de hoogste rechtsnorm in België. Regels die in strijd zijn met de grondwet, kunnen worden vernietigd of buiten toepassing verklaard. Niettemin is de Grondwet ondergeschikt aan het volledige EU-recht. Deze zienswijze wordt gehuldigd door het Europese Hof van Justitie, dat daarin – vrij uniek binnen Europa – gevolgd lijkt te worden door de Belgische rechters. In het arrest-Orfinger (1996) liet de Raad van State het Europese verbod op discriminatie naar nationaliteit vóórgaan op de grondwettelijke regel dat ambtenaren Belg moeten zijn. Weliswaar hing de Raad zijn redenering nog op aan artikel 34 van de Grondwet, dat de constitutionele grondslag vormt voor het toevertrouwen van de interpretatie van Europese verdragen aan het Hof van Justitie. Deze rechtspraak ligt in de lijn van het monisme met primauteit van het internationaal recht, een jurisprudentieel leerstuk dat in België is ingevoerd door het Hof van Cassatie door het Smeerkaasarrest van 1971. Deze uitspraak maakt het Belgische recht ondergeschikt aan het internationaal recht met rechtstreekse werking. Volgens het Smeerkaasarrest is elke rechter verplicht de toepassing van een wet of een decreet te weigeren wanneer deze wet of dit decreet in strijd is met een verdrag met rechtstreekse werking. Het Hof van Cassatie heeft nog niet expliciet gesteld dat dit ook geldt voor grondwettelijk recht. Sinds 1988 beschikt België over een Grondwettelijk Hof, een rechtscollege dat erop toeziet dat de Grondwet door de verschillende wetgevende instanties wordt nageleefd. Tot 2007 heette het 'Arbitragehof'. De naamswijziging markeerde een uitbreiding van het aantal grondwettelijke bepalingen waaraan het hof kan toetsen (hetzij na een vernietigingsberoep, hetzij via prejudiciële vraag). Waar het voorheen enkel toezag op bevoegdheidsverdelende regels en de beginselen van gelijkheid, non-discriminatie en onderwijsvrijheid (artikelen 10-11 en 24), werd dit voortaan het volledige deel over rechten en vrijheden (titel II), de wettigheid en gelijkheid van belastingen (artikelen 170-172) en de bescherming voor vreemdelingen (art. 191). Het hof kan ook toetsen aan mensenrechtenverdragen, algemene beginselen en andere grondwetsbepalingen via de artikelen 10-11 of analoge grondwetsbepalingen. In dit geval geldt het vereiste van directe werking niet. Andere grondwettelijke teksten Naast de eigenlijke Grondwet bestaan in België nog twee andere teksten met grondwettelijke waarde: Decreet van 18 november 1830 (onafhankelijkheidsverklaring) Decreet van 24 november 1830 (uitsluiting van het huis Oranje-Nassau) Deze grondwettelijke status vloeit voort uit het decreet van 24 februari 1831 waarmee de Volksraed achteraf verklaarde dat hij deze twee eerdere decreten genomen had als "corps constituant". Van de onafhankelijkheidsverklaring is echter niet zeker of deze ook als decreet werd opgevat. Klaarblijkelijk wilde men deze decreten buiten de Grondwet houden om ze niet voor herziening vatbaar te maken. Niettemin heeft de Raad van State geoordeeld dat de wetgevende macht ze toch kan opheffen of wijzigen. De Raad laat het zelfs aan de wetgever over om te beslissen of aan het decreet een rechtswaarde moet worden toegekend die gelijk is aan die van een grondwetsbepaling (en dus of een herzienbaarverklaring nodig is). In het parlement zijn herhaaldelijk voorstellen ingediend om het decreet voor herziening vatbaar te verklaren, als eerste stap naar een opheffing. De voorstellen in deze zin komen vaak van Vlaams-nationalistische politici. Varia In een toespraak tot de kamer over de impasse rond het Egmontpact kondigde Leo Tindemans in 1978 onverwacht het ontslag van zijn regering aan. Hij wenste niet over de constitutionele bezwaren van de Raad van State heen te stappen, omdat "de Grondwet voor mij geen vodje papier is". Tijdens de Tweede Wereldoorlog overschreed Leopold III bewust de constitutionele grenzen. Klaarblijkelijk stootten zijn plannen op enige weerstand in katholieke kringen, want professor Louis Levaux rapporteert hoe Leopolds hofaalmoezenier, mgr. Colle, hen probeerde te overtuigen met de vraag "Hoe kunnen jullie nog geloven in dat vodje papier dat de grondwet is?". Charles Baudelaire was in 1864-65 al met het grondwettelijk vodje op de proppen gekomen, in het postuum uitgegeven Arm België. Hij schreef: "La constitution n'est qu'un chiffon. Les constitutions sont du papier. Les mœurs sont tout. — La liberté belge est un mot. Elle est sur le papier; mais elle n'existe pas, parce que personne n'en a besoin" (vertaald: 'De grondwet is niet meer dan een vodje. Grondwetten zijn papier. Gewoontes zijn alles. De Belgische vrijheid is een woord. Ze is neergeschreven op papier, maar ze bestaat niet, want niemand heeft ze nodig'). Félix Coveliers bracht in 1885 een badinerende berijming van de Grondwet uit onder de titel La Constitution belge en vers. Zie ook Nationaal Congres (België) Grondwettelijk Hof (België) Canon van Vlaanderen Externe links Actuele tekst van de Grondwet op de website van de Senaat Geannoteerde tekst van de Grondwet (SenLex) De Grondwet vóór coördinatie op Juridat Officieuze tweetalige editie van de oorspronkelijke Grondwet uit 1831 De Grondwet voor iedereen (KU Leuven) Grondwet, Belgische Grondwet Canon van Vlaanderen
167
https://nl.wikipedia.org/wiki/Besturingssysteem
Besturingssysteem
Een besturingssysteem (ook wel: bedrijfssysteem, in het Engels operating system of afgekort OS) is een programma (meestal een geheel van samenwerkende programma's) dat na het opstarten van een computer in het geheugen geladen wordt en de hardware aanstuurt. Het fungeert als medium tussen de hardware en de computergebruiker, met als opzet dat de gebruiker programma's op een gemakkelijke en efficiënte manier kan uitvoeren. Veelvoorkomende besturingssystemen zijn Unix, Microsoft Windows, Apple macOS, Linux, Apple iOS en Android. Een besturingssysteem is een verzameling programma's die de interactie tussen systeemcomponenten beheren, zodat toepassingsprogrammeurs bevrijd worden van de noodzaak dergelijke functies in hun programma's op te nemen. Een toepassing is een programma dat een functie uitvoert die rechtstreeks nut heeft voor de gebruiker. Toepassingsprogramma's geven opdrachten aan het besturingssysteem om met de hardware te interageren. Geschiedenis De geschiedenis van besturingssystemen loopt parallel met die van de hardware. Tanenbaum en Woodhull onderscheiden 4 fasen: De elektronica in computers van de eerste generatie (1945-1955) bestond uit elektronenbuizen. Dezelfde mensen stonden in voor het ontwerpen, bouwen, gebruiken en onderhouden van de computer. Programma's bestonden uit machinetaal, vaak in de vorm van bedrading. Verdeling van de werktijd werd geregeld door afspraken tussen de programmeurs onderling, en tijdens het werk had één programmeur de computer helemaal voor zich. In die context is een besturingssysteem overbodig. De tweede generatie (1955-1965) wordt gekenmerkt door het massaal gebruik van transistoren. Voor het eerst konden computers verkocht worden aan klanten, zodat er een scheiding ontstond tussen de functies van ontwerpers, bouwers, programmeurs en dergelijke. Deze computers werkten vaak met een batchsysteem: de computer leest opeenvolgende taken van een magneetband (batchbestand) en schrijft de resultaten naar een andere magneetband. Het klaarmaken van de inputband en het afdrukken van de resultaatband gebeurde op afzonderlijke machines. De opkomst van geïntegreerde schakelingen creëerde de mogelijkheid van multitasking, wat aanleiding gaf tot de derde generatie computers (1965-1980). In deze periode ontstonden veel nieuwe taken voor het besturingssysteem. Spooling maakte het mogelijk de invoer en uitvoer op dezelfde machine als het rekenwerk te laten plaatsvinden. Timesharing laat interactief gebruik van de computer door verschillende gebruikers toe, waarbij elke gebruiker de illusie krijgt de machine voor zich alleen te hebben. Dit creëerde ook de noodzaak van een gebruikersomgeving. Op het einde van de jaren 1960 ontstond het idee van Multics: een grootschalig besturingssysteem dat computerdiensten zou leveren aan een grote groep gebruikers, ongeveer zoals een nutsvoorziening in een stad. Hoewel Multics geen commercieel succes werd, bevatte het veel nieuwe ideeën die door latere besturingssystemen zijn overgenomen, zoals de organisatie van bestanden in mappen. Multics gaf ook aanleiding tot een bescheidener eenpersoonssysteem dat de naam Unix meekreeg en waarvan varianten zoals Linux tot vandaag (2021) een groot deel uitmaken van alle besturingssystemen in de wereld. Na 1980 kwam de vierde generatie op in de vorm van homecomputers, in het bijzonder de personal computer van IBM. De belangrijkste verandering in het besturingssysteem was de eis dat de computer zou kunnen gebruikt worden door mensen die niet alleen niets van computers wisten, maar ook niet bereid waren iets te leren. Omdat pc's vaak verbonden waren in lokale netwerken, ontstonden netwerkbesturingssystemen en gedistribueerde besturingssystemen. Kenmerken Het besturingssysteem wordt meestal van een extern geheugen, bijvoorbeeld een harde schijf of een solid state drive (SSD), of als live-system vanaf een verwisselbaar medium zoals een USB-stick, diskette, cd-rom, dvd of (voor ingebedde systemen) een flashgeheugen gelezen. Een schijfloos systeem, dat wil zeggen een systeem zonder SSD of harde schijven, kan opstarten vanaf een netwerk in een zogenaamde Thin client-configuratie. De protocollen BootP en het nieuwere DHCP voorzien hierin. Het besturingssysteem zorgt onder meer voor het starten en beëindigen van andere programma's, het regelt de toegang tot de harde schijf met het bestandssysteem, het beeldscherm, de invoer van gegevens en de communicatie met de randapparatuur. De andere programma's die gestart kunnen worden, heten applicaties. Zo'n applicatie maakt gebruik van het besturingssysteem door middel van een application programming interface (API). Deze API abstraheert de toegang tot de verschillende randapparatuur, zoals harde schijf, printer en beeldscherm. Gebruikers kunnen van het besturingssysteem gebruikmaken door middel van een opdrachtregel, zoals MS-DOS of de UNIX-terminal, of een grafische gebruikersomgeving zoals Microsoft Windows of het X Window-systeem. Taken Hoofdtaken Het opstarten van het systeem; er wordt gezorgd dat alle benodigde bestanden worden geladen. Het verdelen van toegang tot systeembronnen (RAM-geheugen, opslag, printer etc.) tussen actieve programma's. Actieve programma's de mogelijkheid bieden een gebruikersinterface weer te geven. Vrijwel elk besturingssysteem heeft ook zelf een gebruikers-interface. Voorbeelden zijn de DOS-prompt en Windows Verkenner. Programma's uitvoeren. Het uit te voeren programma wordt naar het interne geheugen geschreven. De processor voert de opdracht uit. Communicatie met randapparatuur Invoer: via randapparaten zoals het toetsenbord en de muis moet correct verwerkt worden. Uitvoer: via randapparaten zoals de monitor en de printer, deze moeten de juiste instructies krijgen. Geheugenbeheer: Intern geheugen: indeling en gebruik ervan door een of meer applicaties. Extern geheugen: Organisatie voor opslag van gegevens en regeling voor het ophalen en wegschrijven van bestanden. Bijkomende taken in complexere systemen Multitasking: bepalen welk programma op welk moment moet draaien (als het besturingssysteem het toelaat dat meer programma's tegelijkertijd draaien). Gebruikersbeheer bij servers en multi-useromgevingen. Uitvoer van achtergrondprocessen. Energiebeheer, voornamelijk bij laptops en computers die op batterijen werken. Opstarten Het is gebruikelijk het besturingssysteem na het starten van de computer te laden vanaf een harde schijf. Deze werkwijze geeft de mogelijkheid het besturingssysteem door een meer recente versie te vervangen, of zelfs een geheel ander besturingssysteem te kiezen. Het laden van een systeem vanaf een harde schijf was vroeger minder vanzelfsprekend. Ook kan het besturingssysteem, net als de firmware, in chips gebrand worden. Dit werkt zelfs sneller dan het starten vanaf een harde schijf, en maakt de hardware compacter. Dit wordt toegepast bij veel mobiele apparaten, zoals personal digital assistants (pda's) en mobiele telefoons Ook worden computers voorzien van een ingebed systeem, vaak inclusief een toepassingsprogramma. Het gaat dan meestal om een apparaat met slechts één doel, zoals de besturing van een wasmachine, een melkmachine, slagbomen, een weegbrug enz. Diverse besturingssystemen hebben hiervoor een speciale 'embedded' versie, een uitgeklede versie van het besturingssysteem. Personal computer Het eerste programma dat na het inschakelen van een personal computer actief wordt, was tot 2006 het Basic Input/Output System (BIOS). Vanaf 2006 is dit geleidelijk vervangen door EFI, die anno 2020 gebruikt wordt door een overgrote meerderheid van moederbordfabrikanten. Dit systeem vervult de taak de belangrijkste hardware te testen en vervolgens een besturingssysteem van een aangesloten medium te starten. In tegenstelling tot een besturingssysteem dat op de harde schijf staat, die je uit de computer kunt halen, staat het BIOS op een chip. Het BIOS kan dus niet van de computer verwijderd worden. Wel is het vaak mogelijk een andere versie op de chip te zetten (te 'flashen'). Twee perspectieven De functie van het besturingssysteem kan vanuit twee elkaar aanvullende standpunten worden beschreven: als een uitgebreide machine, of als een beheerder van hulpbronnen. Het besturingssysteem als uitgebreide machine De onderdelen van de computerhardware bieden hun functionaliteit meestal aan via een complexe interface. De handleiding van Serial ATA, een standaard voor de communicatie met harde schijven, beslaat bijvoorbeeld honderden bladzijden. Een besturingssysteem verbergt die details achter de eenvoudige abstractie van een bestand dat door een toepassingsprogramma kan worden gecreëerd, gelezen, beschreven of verwijderd. Het besturingssysteem als beheerder van hulpbronnen Het besturingssysteem controleert de toegang tot onderdelen van de hardware zodat de computer correct blijft werken zelfs als verschillende toepassingsprogramma's hetzelfde onderdeel gebruiken. Als verschillende programma's een tekst willen afdrukken op dezelfde printer, zorgt het besturingssysteem ervoor dat de teksten niet door elkaar worden afgedrukt, maar netjes na elkaar en op verschillende bladen papier. Zie ook Lijst van besturingssystemen Monolithische kernel Netwerkbesturingssysteem Computerterminologie
168
https://nl.wikipedia.org/wiki/Barbizon
Barbizon
Barbizon is een gemeente in het Franse departement Seine-et-Marne (regio Île-de-France) en telt 1569 inwoners (2005). De oppervlakte bedraagt 5,3 km², de bevolkingsdichtheid is 296,0 inwoners per km². Geschiedenis Drie Franse plattelandsdorpjes, Marlotte, Chailly en Barbizon, weggestopt in de bossen op de westelijke rand van het bekende Fôret de Fontainebleau, waren toevlucht en verblijf, tussen 1830 en 1850, van een groot aantal schilders, die er hun liefde voor de natuur wilden beleven, vaak op een pathetische wijze. Théodore Rousseau werd er de mentor. Andere voorname meesters waren: Jean François Millet, Jules Dupré, Charles-François Daubigny, Albert Charpin, Narcisse Diaz, Antoine Chintreuil, Constant Troyon, Henri Harpignies. Ook de bekende dierensculpteur Antoine-Louis Barye kwam er zijn modellen schetsen in hun natuurlijke omgeving. Ze waren allen het stedelijke academisme ontvlucht en wilden, vaak hartstochtelijk en ongebonden, het directe contact met de vrije afgezonderde natuur beleven, als "plein-air-schilders". Zij werden eerder "poëten met de borstel" dan wel uitbeelders van een natuurlijke omgeving. In 1850 noemde een Parijse directeur hen "de onverschoonde democraten". De schilders van Barbizon lieten zich wel leiden door de 17e-eeuwse Hollandse landschapschilders enerzijds, en anderzijds waren ze geïmponeerd door de Engelse aquarellisten als Richard Parkes Bonington. Niet alleen Franse kunstenaars zochten Barbizon op, ook vreemden maakten er school. Onder de Belgen worden vermeld: Xavier De Cock, Cesar De Cock, Hippolyte Boulenger, Alfred De Knyff, Victor De Papeleu. De Nederlander Martinus Antonius Kuytenbrouwer nodigde er zijn vriend Johan Jongkind uit. Willem Roelofs, een ander Nederlands landschapsschilder, was er in 1851 en keerde er terug in 1852 en weer in 1855. Zijn Barbizon-geestdrift werkte aanstekelijk op de latere Haagse School. Demografie Onderstaande figuur toont het verloop van het inwoneraantal van Barbizon vanaf 1962. Bron: Frans bureau voor statistiek. Cijfers inwoneraantal volgens de definitie population sans doubles comptes (zie de gehanteerde definities) Gemeente in Seine-et-Marne
169
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boon
Boon
Een boon is een eetbaar zaad van een groot aantal soorten binnen de vlinderbloemenfamilie. Tot de bonen behoren onder meer alle peulvruchten. Zonder verdere toevoeging wordt meestal de gewone boon bedoeld. Boontjes heeft meestal betrekking op sperziebonen. Enkele soorten Arachis hypogaea of pinda Cajanus cajan of duivenerwt Canavalia ensiformis Cicer arietinum of kikkererwt Cyamopsis tetragonoloba of guarboon Glycine max of sojaboon Lablab purpureus Lathyrus sativus tuberosus of varkensboon, knol: aardeikel (aardaker) Lens culinaris of linze Lupinus of Lupine mutabilis Erythrina Macrotyloma uniflorum Phaseolus acutifolius coccineus of pronkboon lunatus vulgaris of gewone boon, peulen: sperzieboon en tal van variëteiten, zoals kidneyboon (nierboon), witte boon, bruine boon Pisum sativum of erwt Psophocarpus tetragonolobus of vleugelboon Vicia faba of tuinboon Vigna aconitifolia angularis of adukiboon (ook: adzukiboon, azukiboon, zukiboon) mungo of uradboon radiata of mungboon umbellatta unguiculata of koeienerwt, ogenboon, peulen: kousenband Stizolobium spp of fluweelboon Tylosema esculentum of Marama boon (Braaiboontjie) Boon Cultuurgewas
171
https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst%20van%20Belgische%20wielrenners
Lijst van Belgische wielrenners
Dit is een lijst van Belgische wielrenners met een eigen artikel op Wikipedia, alfabetisch gesorteerd op achternaam. Lijst Zie ook Lijst van Belgische wielerwedstrijden gewonnen door Belgen Wielersport van A tot Z Belgisch Wielrenners
172
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bit%20%28eenheid%29
Bit (eenheid)
De bit is de kleinste eenheid van informatie, namelijk een symbool of signaal dat twee waarden kan aannemen: aan of uit, ja of nee, hoog of laag, geladen of niet-geladen. Het binaire talstelsel stelt deze waarden voor met 1 en 0. Het woord bit is een porte-manteauwoord, een samentrekking van de Engelse woorden binary en digit (binair cijfer). Er zit een woordspeling in, want bit betekent ook beetje. De naam "bit" werd in 1947 bedacht door statisticus John Tukey en een jaar later voor het eerst in een publicatie gebruikt door Claude Shannon, de grondlegger van de informatietheorie. Een hoeveelheid zelfinformatie bij keuze uit mogelijke waarden kan, indien iedere waarde dezelfde kans van optreden heeft, worden uitgedrukt in bits door de logaritme voor het grondtal 2 van te bepalen. Benodigd aantal bits Voor de binaire voorstelling van het natuurlijke getal zijn minimaal bits nodig, dus effectief . De uitkomst wordt met behulp van de ceilingfunctie op een geheel getal gebracht. Dat houdt in dat een grootheid die waarden aan kan nemen, bijvoorbeeld de getallen 0 tot en met , voorgesteld kan worden door bits. Zo zijn bijvoorbeeld om een signaal met negen mogelijke waarden weer te geven, bits nodig. 1001 is de binaire voorstelling van 9. Met één bit kan worden vastgelegd of een lamp aan of uit is, . Hierbij is bijvoorbeeld 0 = 'uit' en 1 = 'aan', maar dat kan ook andersom worden gekozen. Aan of uit: lamp uit - 0 lamp aan - 1 De waarde van een bit kan veranderen: Met bits kan worden weergegeven of een verkeerslicht op rood, oranje of groen staat. Dat kan bijvoorbeeld met 00 = rood, 01 = oranje en 10 = groen. Gebruik van de eenheden bit b en byte B De afkorting voor bit is een kleine b, bijvoorbeeld in kb/s, niet te verwarren met de afkorting voor byte, een hoofdletter B. In de praktijk worden b en B vaak verward. De betekenis moet dan blijken uit de context. De verbinding, die wordt gebruikt om gegevens over te verzenden, heet een kanaal of transmissielijn. Transmissiesnelheden over seriële verbindingen worden meestal in bit/s gegeven maar alles wat te maken heeft met de meer menselijke maat van documentopslag of -overdracht gaat meestal in bytes. Wanneer het belangrijk is om misverstanden te voorkomen kan bit/s of byte/s worden gebruikt. Bij beschouwingen over de transmissie van gegevens is eigenlijk de hoeveelheid informatie van belang en maakt het meestal niet uit hoe de informatie is georganiseerd, hoeveel bits in een byte passen. Daarom is het juist om bij transmissielijnen, bij kanalen te spreken over bits per seconde. Een byte is de grootte waarmee een computer iets uit het geheugen haalt. Sinds begin jaren zeventig zijn computergeheugens bijna altijd in patronen van acht bit opgebouwd, dus met de waarden van 0 tot en met 255. In zo'n geval is een byte gelijk aan acht bits. De term octet kan eveneens gebruikt worden en betekent in deze context hetzelfde als een byte. Ter volledigheid wordt eveneens opgemerkt dat ook een nibble bestaat, een nibble is een groep van vier bits, en twee nibbles samen vormen dus één byte. Kwantumcomputers Het equivalent van bits voor de ons bekende computers zijn qubits voor kwantumcomputers. Informatie-eenheid
173
https://nl.wikipedia.org/wiki/Byte
Byte
Een byte (symbool: B) is een binaire eenheid van informatie, voor te stellen als een woord van een aaneengesloten rij van bits. De de facto standaard is dat een byte uit 8 bits bestaat. Het kan zijn dat vroeger (jaren 60) er nog geen consensus was over de precieze definitie en ook verwarring met een (machine)woord ligt voor de hand. De moderne definitie van een byte is de kleinst rechtstreeks adresseerbare eenheid. Daarmee is de eenheid van informatie van een byte, hoewel tegenwoordig altijd 8 bits, afhankelijk van de gebruikte processorarchitectuur (hardware). Architecturen zoals de CDC 6600, waarbij de kleinst adresseerbare eenheid 60 bits groot is, hebben dan ook een byte ter grootte van 60 bits. Geheugengroottes worden uitgedrukt in bytes, meestal met gebruikmaking van een decimaal of binair standaardveelvoud (1000 B of 1024 B, met n = 1, 2, 3, ...). In een byte kan onder meer een letter, cijfer of leesteken opgeslagen worden, bijvoorbeeld volgens de ASCII- of IBM's EBCDIC-codering. 8-bit single byte Ecma International gebruikt de frase "8-bit single byte" veelvuldig aan het begin van haar normbladen. Octet (8 bits) Om expliciet aan te geven dat men acht bits bedoelt, gebruikt men ook wel het woord octet (bij Philips octad (Engels) of octade (Nederlands)). Mogelijk werd de term byte vermeden omdat die intellectueel eigendom was van IBM. In officiële documenten (bijvoorbeeld de Requests for Comment (RFC's)) en in de telecomsector wordt octet gebruikt, omdat dit explicieter is. Presentatie Meestal wordt de waarde van een 8-bits byte weergegeven als twee hexadecimale cijfers; daarbij wordt de byte opgesplitst in tweemaal vier bits; een groep van vier bits heet een nibble (bij Philips tetrad of tetrade). Herkomst van het woord byte Het woord 'byte' is een aanpassing van het woord 'bite' (hapje) om verwarring met bit te voorkomen. Het is bedacht door Werner Buchholz in 1956 tijdens de ontwikkeling van de IBM Stretch-computer. Het woord duidt op een 'hapje' vol bits. Het woord 'nibble' heeft dezelfde etymologie. Veelvouden van bytes Voor grotere hoeveelheden van bytes worden (ook) SI-voorvoegsels als kilo, mega, giga en dergelijke gebruikt. In de computerwereld werden ze van oudsher echter op een iets andere manier gebruikt dan in het SI-stelsel. De meeste computers, en in ieder geval alle gangbare, werken namelijk niet met het decimale (tientallige) talstelsel dat aan het SI ten grondslag ligt, maar met het binaire (tweetallige) stelsel. Capaciteiten binnen een computer, bijvoorbeeld van het interne geheugen, worden daarom vaak in machten van 2 uitgedrukt en niet in machten van 10. Dat heeft onder meer mee te maken met het feit dat het maximale aantal adressen dat met een N-bits adresbus geadresseerd kan worden 2 is. Daar 2 (1024) in de buurt van 10 (1000) ligt, werd ooit bedacht dat het handig zou zijn de naam kilobyte niet voor 1000 bytes, maar voor 1024 bytes te gebruiken. Dat werd echter niet in alle gevallen gedaan. Voor capaciteiten van extern geheugen, bijvoorbeeld harde schijven, werd vaak wél het tientallig stelsel gebruikt. Soms werden beide stelsels door elkaar gebruikt. Zo heeft een diskette van 1,44 megabyte niet een capaciteit van 1,44×1024×1024 bytes, en ook niet van 1,44×1000×1000 bytes, maar van 1,44×1000×1024 bytes. Ook telecommunicatiesnelheden worden meestal in machten van 1000 uitgedrukt: een lijn van 34 Mbit/s transporteert 34 000 000 bits per seconde. Soms worden echter ook op dit gebied beide stelsels door elkaar gebruikt. Dit dubbelzinnige gebruik van voorvoegsels brengt uiteraard verwarring met zich mee. Naarmate de machten groter worden, neemt bovendien de afwijking tussen de decimale en de binaire factoren toe. Voor een kilobyte is het verschil 2,4%, voor een terabyte is dat al bijna 10%. In 1998 ontwikkelde de International Electrotechnical Commission (IEC) een norm met andere namen en voorvoegsels voor de binaire factoren, te gebruiken bij veelvouden van bits en van bytes. De nieuwe voorvoegsels maken géén deel uit van het SI-stelsel. De voorvoegsels zijn een samentrekking van (bijvoorbeeld) 'kilo' en 'binary'. De aanbevolen uitspraak van het gedeelte 'bi' is 'bie' en niet 'baai'. De 'K' van 'KiB' is, anders dan de 'k' van 'kB', een hoofdletter. Het Institute of Electrical and Electronics Engineers (IEEE) besloot deze IEC-norm toe te gaan passen in al zijn normvoorschriften, met de kanttekening dat het traditionele systeem, mits steeds expliciet als zodanig kenbaar, kan worden gebruikt "totdat een systeem van binaire voorvoegsels zal zijn aanbevolen door een daarvoor in aanmerking komend standaardisatie-instituut". Deze kanttekening van het IEEE ten spijt kan men er als men zonder voorkennis een publicatie leest nog niet op vertrouwen dat de IEC-norm gebruikt is – tenzij dat expliciet in de publicatie vermeld is of er IEC-voorvoegsels gebruikt worden. De IEEE-voorschriften worden niet altijd en overal gebruikt. Informatie-eenheid
174
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boogiewoogie
Boogiewoogie
Boogiewoogie (piano), een muziekgenre Boogiewoogie (dans), een rock-'n-rolldans Victory Boogie Woogie, het laatste en bekendste schilderij van de Nederlandse kunstschilder Piet Mondriaan Victory Boogie Woogietunnel, een tunnel die van de Binckhorst (Den Haag) via Voorburg naar de Vlietzone (Den Haag) loopt. Broadway Boogie Woogie, een schilderij gemaakt in 1942-1943 door de Nederlandse kunstschilder Piet Mondriaan Boogie Woogie (film), een film uit 2009 van Duncan Ward Eric-Jan Overbeek, bijgenaamd Mr. Boogie Woogie, Nederlands boogiewoogiepianist
175
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bop
Bop
Bop of bebop is een muziekstijl in de jazz die complexe ritmes en harmonieën bevat die vaak een dominante positie innemen. In veel bebop wordt een thema gespeeld, waarna alle instrumentalisten de kans krijgen te soleren en met het thematisch materiaal aan de slag te gaan, iets dat alleen tot leven komt bij een dynamische samenwerking met de andere muzikanten. Doorgaans keert het thema weer terug, soms in gewijzigde vorm. De traditionele bezetting van een bebopband bestaat uit een saxofonist en/of trompettist, een pianist, een drummer en een bassist. De nadruk ligt hier op virtuositeit, harmonische complexiteit en tempowisselingen. Meestal worden erg veel voorslagen en andere versieringen gebruikt. Een ander standpunt is dat nooit teksten gebruikt werden, maar vooral op zich niets betekenende woorden, uitroepen of lettergrepen, bijvoorbeeld be-bob-a-lula of shoe-be-do-wah. Dit wordt ook wel scat of scat vocal genoemd. De bebop wordt in vieren gevoeld; dit wil zeggen dat de vier tellen van een maat gelijkwaardiger zijn dan in bijvoorbeeld de swing, dat door zijn oorsprong in de dansmuziek aanvankelijk een veel sterker zwaar-licht (tweetels)gevoel kende, zoals te horen is in de muziek van Fletcher Henderson. De latere swingstijl, zoals te horen bij Count Basie wordt veeleer gekenmerkt door een meer gelijke verdeling van accenten in de vierkwartsmaat. Dat is ook goed te horen in de solo's van Basie's stersolist, tenorsaxofonist Lester Young. Een meer horizontaal verloop van frasering en articulatie. In het algemeen werden in de swing era de solo's van muzikanten minder stoterig en 'hupsig' en werden ze steeds meer in langere lijnen gedacht. Deze eigenschap geeft de muziek meer melodische en fraseringsmogelijkheden in samenhang met de tijd (ook wel een horizontale eigenschap geheten). Het geeft de muzikanten veel meer vrijheid en vooral mogelijkheden tot vormdynamiek. Op die manier kan de bebop als directe opvolger van de swing worden gezien. De ontwikkeling van de bebop vond tijdens en na de Tweede Wereldoorlog plaats in New York en Los Angeles. Tot ongeveer 1960 was bebop een toonaangevende jazzstijl, daarna werd het opgenomen in de academische canon en daardoor statischer. Bebop is vaak erg lastig, zowel om naar te luisteren als om te spelen. Menigeen houdt bebop verantwoordelijk voor het verlies aan populariteit van de jazz en de opkomst van de rock-'n-roll, een aanzienlijk eenvoudiger te doorgronden muziekstijl die bovendien dansbaar is, zoals de swing dat voor de aanvang van de rock-'n-roll geweest was. Belangrijke bebopmuzikanten zijn onder meer: Charlie Parker, Dizzy Gillespie, Thelonious Monk, Bud Powell, Oscar Peterson, Charles Mingus, Max Roach en Miles Davis. Geschiedenis Coleman Hawkins' opname van Body and Soul in 1939 vormt een belangrijk antecedent van de bebop. Hawkins week in zijn spel af van de manier waarop in zijn tijd muzikale thema's werden uitgewerkt. Deze opname was populair en Hawkins werd een bron van inspiratie voor een jongere generatie van jazzmusici in Kansas City, met name Charlie Parker. In de jaren 1940 lag een jongere generatie van jazzmusici aan de basis van een nieuwe stijl die voortkwam uit de swingmuziek van de jaren 1930. Zij brachten echter ook niet-dansbare muziek, die hoofdzakelijk bedoeld was om naar te luisteren. Getalenteerde grootheden zoals Dizzy Gillespie, Charlie Parker, Bud Powell en Thelonious Monk werden beïnvloed door het avontuurlijke spel van de voorgaande generatie solisten, zoals de pianisten Art Tatum en Earl Hines, de tenorsaxofonisten Coleman Hawkins en Lester Young, en trompettist Roy Eldridge. Gillespie en Parker, beiden uit de Earl Hines Band in Chicago, hadden getoerd met een aantal van de pre-bopmeesters, met inbegrip van Jack Teagarden, Earl Hines en Jay McShann. Terwijl Gillespie bij Cab Calloway speelde, oefende hij met bassist Milt Hinton en ontwikkelde een aantal van de belangrijkste harmonische en akkoordinnovaties die de hoekstenen werden van de nieuwe muziek. Charlie Parker deed hetzelfde met bassist Gene Ramey, toen hij met het McShann-orkest speelde. Deze voorlopers van de nieuwe muziek (die later bebop of bop zou worden genoemd, hoewel Parker de term denigrerend vond en zelf nooit gebruikte) begonnen met het verkennen van geavanceerde harmonieën, complexe syncopen, gewijzigde akkoorden en akkoordenschema's. De bopmuzikanten maakten gebruik van deze technieken op een vrijere, ingewikkelde en vaak arcane, slechts voor ingewijden toegankelijke manier. Minton's Playhouse in New York diende als incubator en experimenteel theater voor de vroege bebopspelers, onder wie Don Byas, Thelonious Monk en Charlie Christian, die in innovatieve solo's reeds iets van bebop had laten doorschemeren. Bebop was niet weggelegd voor zwakkere muzikanten en kreeg daardoor al snel iets exclusiefs. Charlie Christians invloed liet zich vooral gelden in het rijk van ritmische frasering. Deze vroege jazzgitarist benadrukte vaak zwakke tellen en off beats, en vaak eindigden zijn frasen op de tweede helft van de vierde beat. Daarnaast experimenteerde Christian ook met asymmetrische frasering, en dat zou een kernelement van de nieuwe bopstijl worden. Swingimprovisatie werd vaak opgebouwd in frasen van twee of vier maten die overeenkwamen met de harmonische cadans van de onderliggende liedvorm. Bopimprovisators lieten hun frasen vaak lopen over een oneven aantal maten. Ze legden ook vaak de nadruk op de eerste en derde tel van een maat. In Dizzy Gillespies Salt Peanuts schakelt het ritme echter over naar accenten op de tweede en vierde tel van de maat. Dergelijke nieuwe ritmische fraseringstechnieken geven de typische bopsolo een gevoel van vrij zweven over de onderliggende liedvorm, in plaats van erdoor te worden gebonden. Swingdrummers speelden een gestage four to the bar-puls op de basdrum. Bopdrummers vanaf Kenny Clarke reserveerden de basdrum voor accenten en lieten vooral het hihatbekken het ritme verder stuwen. Basdrumaccenten werden in de volksmond aangeduid als dropping bombs. Bopdrummers als Max Roach, Shadow Wilson, Philly Joe Jones, Roy Haynes en Kenny Clarke begonnen naast gewone ritmische ondersteuning ook in interactie te treden met de solisten, in de vorm van een vraag-en-antwoordspel. Deze verandering vergrootte het belang van de contrabas. De bas legde nu niet alleen het harmonisch fundament van de muziek, maar speelde ook walking baslijnen van vier kwartnoten per maat. Terwijl kleine swingorkesten vaak werkten zonder bassist, vereiste de nieuwe bopstijl een bas in elk klein ensemble. Tegen 1950 begon een tweede golf van bebopmuzikanten – zoals Clifford Brown en Sonny Stitt – de ritmische excentriciteiten van de vroege bebop glad te strijken. In plaats van met scherpe frasering het ritme interessant te maken, zoals de vroege boppers hadden gedaan, construeerden deze muzikanten hun geïmproviseerde lijnen uit lange slierten van achtste noten en creëerden afwisseling door bepaalde noten te accentueren. Jazzstijl
176
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bluegrass
Bluegrass
Bluegrass is een Amerikaanse muziekstijl die tot het countrygenre wordt gerekend. De naam werd voor het eerst gebruikt aan het eind van de jaren 50. De grondlegger van deze stijl, de Amerikaan Bill Monroe, noemde zijn band The Blue Grass Boys naar zijn geboortestaat Kentucky, waarvan de bijnaam The Blue Grass State luidt. Geschiedenis Bluegrass is een voortzetting van de oude stringbandmuziek, die zowel in de Europese als Afro-Amerikaanse tradities zijn wortels heeft. Het was de muziek van immigranten in de bergstreken van het oosten van Amerika. Het is muziek met veel Ierse en Schotse achtergronden, waarin de heimwee naar hun thuisland en het harde leven in de bergen te horen is in de typerende klaagzang van bluegrass. Als een van de weinige soorten folkmuziek heeft bluegrass een jazzachtige structuur: één instrument speelt een solo, terwijl alle andere de begeleiding vervullen. De solo gaat vervolgens over van het ene instrument op het andere. Minstens zo belangrijk voor de definitie van het genre is de zang: de lead – vaak ongewoon hoog – de twee-, drie- of vierstemmige harmonieën, niet als een achtergrondkoortje, maar als een klank waarin de stemmen versmelten tot een geheel. De eerste bluegrass werd vastgelegd op 16 september 1946 met als essentieel onderdeel de vijfsnarige banjo van Earl Scruggs. Monroe was eerst niet blij toen anderen zijn muziek gingen naspelen, maar uiteindelijk werd ook hem duidelijk dat hij de grondlegger was van een nieuwe muziekstijl. Inmiddels zijn er vele soorten bluegrass, van zeer traditioneel en nauwelijks afwijkend van het geluid uit de jaren veertig, tot progressief, met complexe arrangementen die nog het meest aan jazz doen denken. Instrumenten Naast de zang, het fundament van bluegrass, worden de volgende instrumenten gebruikt: Mandoline 5-snarige banjo Dreadnoughtgitaar Viool Contrabas Dobro of resonatorgitaar Typische bluegrass is altijd akoestisch. Er wordt hooguit gebruikgemaakt van microfoons om het geluid te versterken en van een elektrische basgitaar als een echte contrabas niet beschikbaar is. Bluegrass in Nederland Nederland kent een kleine, maar actieve club bluegrassliefhebbers. Een van de eerste Nederlands bands was de Dutch Bluegrass Boys uit Eindhoven. Nederland kent verscheidene bluegrassbands uit verschillende steden. De eerste Nederlandse band die in het Amerikaanse tijdschrift Bluegrass Unlimited (september 1983) een eervolle vermelding kreeg vanwege hun album Stony Man Mountain, was Jerrycan. Leadzanger Theo Lissenberg zong later nog in 4 Wheel Drive. Deze band speelde in 2002, na hun uitverkiezing tot Europese bluegrassgroep van het jaar, als eerste Nederlandse band op de IBMA-conventie in de Verenigde Staten. Als laatste project speelde Lissenberg in het trio Skyland. Een paar keer per jaar wordt er op verschillende plaatsen in het land een 'Picking Party' georganiseerd, waar de (amateur)muzikanten elkaar ontmoeten, jammen en vooral plezier hebben. Een paar bekende zijn Northern Picking in Valtermond, de Castle Picking Party in Groningen en Bluegrass Beeg in Grevenbicht. Op deze dagen worden soms ook andere, verwante muziekstijlen ten gehore gebracht, zoals Old-Time en singer-songwriter. Het grootste festival in Nederland, meteen ook het belangrijkste (driedaagse) bluegrassfestival in Europa, is de European World of Bluegrass het EWOB. Artiesten met een artikel op Wikipedia Alison Krauss Carter Family David Grisman Doc Watson Earl Scruggs Lester Flatt The Louvin Brothers Bill Monroe Psychograss Nederlandse artiesten Joost van Es Janos Koolen The Common Linnets Films over bluegrassmuziek O Brother, Where Art Thou? (met o.a. Alison Krauss & Union Station) That High Lonesome Sound De scène dueling banjos in de film Deliverance (Steve Mandell & Eric Weissberg) The Broken Circle Breakdown
177
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bokkenrijders
Bokkenrijders
Bokkenrijders waren volgens het volksgeloof personen of geesten, die op bokken door de lucht reden. In de 18e eeuw was dit de naam die gegeven werd aan een bende dieven, afpersers en plegers van gewelddadige berovingen in de Landen van Overmaas en het voormalige graafschap Loon. De bokkenrijdersbendes waren met onderbrekingen actief in de periode tussen 1740 en 1798 in het tegenwoordige Nederlands Zuid-Limburg en Midden-Limburg, Belgisch-Limburg en de Belgische en Nederlandse Kempen, de Belgische Voerstreek, het Land van Herve, de streek rond Luik en enkele gebieden vlak over de Duitse grens nabij Herzogenrath. De strooptochten en afpersingen waren over het algemeen gericht tegen boerderijen en pastorieën op het platteland. Later kregen de bokkenrijders bij sommigen een Robin Hood-achtige status. Tegenwoordig denkt men dat er sprake was van diverse criminele bendes en individuen, die geen connecties met elkaar hadden. Ook acht men een groot deel van de circa 1.200 beschuldigden en circa 500 veroordeelden onschuldig, omdat de meeste bekentenissen werden afgedwongen door middel van martelingen. Bokkenrijders behoren thans tot het immaterieel cultureel erfgoed van Limburg. Geschiedenis De naam bokkenrijders Zowel het aanbidden van als het rijden op een bok wordt al eeuwenlang geassocieerd met de heksensabbat en andere duivelse praktijken. Volgens oude volksverhalen bewogen mensen die een pact met de duivel hadden gesloten zich 's nachts voort op bokken. Daarbij werd de volgende toverspreuk uitgesproken: "Over huis, over tuin, over staak, en dat tot Keulen in de wijnkelder!" Eenmaal per jaar reden de bokkenrijders naar de Mookerheide, naar hun meester, de duivel. De naam 'bokkenrijders' wordt in verband met de Limburgse roversbendes voor het eerst gebruikt in het proces van 1774 in Wellen (Haspengouw). Volgens dat proces had de beschuldigde, ene Johan van Muysen, een zogenaamde brandbrief onder de deur van de landbouwer Wouters in Ulbeek geschoven. Diens huis zou worden platgebrand als hij geen geld zou geven. In de brief stelde Van Muysen zich voor als lid van de 'bokkenrijders', waarbij hij drie keer het woord duivel gebruikte. In het Wellense proces werd de naam bokkenrijders daarna meerdere keren gebruikt en later ook in het Antwerpse proces tegen Philip Mertens, een brandbrieflegger uit Ophoven-Geistingen. Waarschijnlijk werd deze naam gekozen om de bevolking te beangstigen. In de Overmase processen wordt de term 'bokkenrijders' eerst laat genoemd, waarschijnlijk onder invloed van het proces in Wellen. Wel duikt het woord 'geitenbok' hier in 1773 in een proces op. Mathijs Smeets uit Beek beweerde in dat proces 's nachts met 42 anderen plaatsgenomen te hebben op één grote geitenbok en door de lucht naar Venlo te zijn gevlogen om daar een misdaad te plegen. De eerste vermelding van de term 'bokkenrijders' (bockereyders) in een historiografisch geschrift, staat in het boekwerkje Oorzaeke, bewys en ondekkinge van een goddelooze, bezwoorne bende nagtdieven en knevelaers binnen de Landen van Overmaeze en aenpalende landstreeken, geschreven in 1779 door S.J.P. Sleinada, een pseudoniem van pastoor A. Daniels (lees de naam van achter naar voren). Daniels was pastoor van de parochie Schaesberg, nabij Heerlen. Hij kende verschillende veroordeelde bendeleden persoonlijk en leek goed op de hoogte van de procesvoering. Bokkenrijdersprocessen De processen tegen de bokkenrijders onderscheidden zich van 'gewone' criminele procedures, doordat er in veel gevallen een zogenaamde 'goddeloze eed' in voorkwam ("Ik zweer god af en de duivel aan"). Deze goddeloze eed, in de overlevering typerend voor bokkenrijders, zou ontstaan zijn in de Landen van Overmaas (volgens het proces tegen Hendrik Becx in Nieuwstadt in 1743) en waaide daarna over naar Loon. Het veroordelen van mensen omwille van een goddeloze eed of hun vermeende verbond met de duivel, kan vergeleken worden met de heksenprocessen in Europa tussen 1450 en 1750. De vervolging was meedogenloos, zelfs naar de normen van die tijd. De meeste bekentenissen werden verkregen door marteling of de dreiging daarmee. Bijna de helft van de aangeklaagden bekende schuld en werd veroordeeld. Meer dan negentig procent van de veroordeelden kreeg de doodstraf. In het 18e-eeuwse Overmaas en Loon zijn zeven vervolgingsperiodes te onderscheiden. De eerste processen vonden plaats van 1743 tot 1745, de laatste van 1793 tot 1794. Bekende veroordeelde bokkenrijders Gabriël Brühl, executie door ophanging op 10 september 1743 Geerling Daniels, overleden aan de gevolgen van twee zelf aangebrachte steekwonden op 28 januari 1751 Joseph Kirchhoffs, executie door ophanging op 11 mei 1772 Joannes Arnold van de Wal ("Nolleke van Geleen"), executie door ophanging op 21 september 1789 Hedendaags perspectief In de geschiedschrijving ontstaan twee tegenovergestelde waarnemingen over de bokkenrijders: De bokkenrijders zouden bestaan uit een grote, goddeloze bende. Ofwel het zou gaan om een (gedeeltelijke) hersenschim van de toenmalige justitie. De eerste opvatting vinden we bij hen die geloven dat de bokkenrijders werkelijk een grote bende hebben gevormd en nog niet hard genoeg zijn gestraft. Kritische historici echter, die de martelverklaringen niet zomaar accepteren, beschouwen de bestraffing als overdreven. De pionier van die strekking, procureur-generaal Gaspard de Limpens, schreef in 1774 over de veroordeelden: "Hun verklaringen staan bol van tegenstrijdigheden, variërende versies en inbreuken op de logica en de wetten van de zwaartekracht." "Ze zijn te hard gestraft en het merendeel is onschuldig." "De tortuur doet de ondervraagden bekennen wat justitie wil horen." Als naar de historische gebeurtenissen rond de bokkenrijders wordt gekeken, namelijk dat mensen omwille van een goddeloze eed of een verbond met de duivel worden veroordeeld, kan gesproken worden van een overeenkomst met heksenprocessen. Het fenomeen ‘bokkenrijders in Limburg’ is een naspel in een reeks schijnprocessen in de Europese geschiedenis: de tempeliers, de ketters, de heksen en tot slot de bokkenrijders. Limburg had de bedenkelijke eer de laatste Europese regio te zijn waar dergelijke bijgelovige, juridische excessen zich massaal afspeelden. De heksen uit de volksgedachte (zij die op een bezem door de lucht vlogen) hebben niet bestaan, maar heksenprocessen zijn er wel geweest. In de ogen van justitie waren heksen een realiteit, werden ze op die basis veroordeeld en betaalden ze dat met hun leven. Bokkenrijders hebben niet bestaan in de zin dat ze op bokken door de lucht vlogen en krachten van de duivel kregen. De meeste misdaden die ze moesten bekennen, hebben ze niet zelf bedreven. Dat hadden anderen gedaan, maar zij werden ervoor veroordeeld. Hoewel er geen bokkenrijders – geen grote bende, geen duivelsrituelen - zijn geweest, waren er zeven bokkenrijdersprocessen. In het proces Wellen-Haspengouw is er in de processtukken zwart op wit sprake van. Een geijkte vraag daar is: “Zijt gij niet lid van de bende van over de Maas, de zogenaamde bokkenrijders?” Daarom spreekt men wel over bokkenrijders in de zin dat het verdachten en veroordeelden zijn van in die zin gevoerde monsterprocessen. Culturele en historische erfenis Bokkenrijders in de volkscultuur In de 19e eeuw ontstond onder invloed van de romantiek een vloedgolf aan verhalen over bokkenrijders, met als pionier de Sittardse auteur Pieter Ecrevisse. Anno 2015 zijn er meer dan 1300 titels over het onderwerp verschenen. In het bokkenrijdersverhaal wordt misdaad aan magie gekoppeld. Die populaire thema’s zorgden voor een bonte verzameling volksverhalen, waarbij het onderwerp steeds verder van de historische feiten is komen te staan. In Valkenburg vinden elk jaar in oktober de bokkenweken plaats met verschillende activiteiten waaronder de bokkemért (bokkenmarkt) en herinnert de Heksenkeuken nog aan de roversbende. In Klimmen vindt het bokkenrijdersfestival plaats. In Geulle, Tungelroy, Sint Joost en Heerlerheide heet de lokale carnavalsvereniging "De Bokkenrijders". In deze gevallen: V.V. de Bokkerieërs uit Geulle, V.V. De Bokkeriejers uit Tungelroy, CV de Bokkeriejers uit Sint Joost en C.V. de Bokkeriejesj uit Heerlerheide. Overige bewerkingen In 1917 schreef Frederik van Eeden het toneelstuk De Bokkenrijder of het Skelet. Willy Vandersteen verwerkte in 1948 de bokkenrijders in de stripreeks over Suske en Wiske (nummer 136) met als titel De bokkerijders. In de jaren negentig verscheen de jeugdserie De Legende van de Bokkenrijders op de Nederlandse en Vlaamse televisie, met o.a. Gene Bervoets, Joost Prinsen, John Leddy en Bartho Braat. Deze serie is gebaseerd op boeken van Ton van Reen, met name Ontsnapt aan de galg (1986). De attractie Villa Volta in de Efteling is een huis (madhouse) dat door de 'bokkenrijder' Hugo van den Loonsche Duynen bewoond zou zijn geweest. Het betreft hier een door de Efteling bedachte sage. Componist Rob Goorhuis schreef het fanfarewerk Innocent Condemned ("Onschuldig veroordeeld"), gebaseerd op verhalen over de bokkenrijders. Popgroep Carboon bracht in 1994 het album De Bokkeriejers uit met 15 liedjes over de bende. Het nummer Bokkeriejersblood (1997) van Schintaler is een van de vele andere liedjes die over de bokkenrijders zijn geschreven. De Belgische metalband Ancient Rites bracht in 2015 het album Laguz uit met daarop het lied Von Gott ontfernt (Bij Nacht En Ontij). De inhoud van dit lied gaat over de bokkenrijders en schildert hen af als een groepering die zich verzette tegen de wereldlijke en kerkelijke macht van die tijd. Het Belgische productiehuis Het Geluidshuis bracht in 2016 een luisterverhaal uit getiteld De Bokrokker. Deze parodie vertelt het verhaal van een smid in Bokrijk die zich argeloos aansluit bij de bokkenrijders en zo mede dood en verderf zaait. Monumenten, herinneringsplaquettes Aan de gevel van het Museum Land van Valkenburg, vroeger het raadhuis van Valkenburg en in de 18e eeuw het toneel van de Valkenburgse bokkenrijdersprocessen, is in 1999 een plaquette aangebracht ter herinnering aan de vele onschuldig veroordeelden. In de Valkenburgse folklore spelen de bokkenrijders een grote rol. Zo worden de bewoners van het Geulstadje in carnavalstijd aangeduid als bök ("bokken"). In het park bij kasteel Den Halder staat een bronzen beeld van een bok dat verwijst naar de bijnaam van inwoners, niet direct naar de bende. Ook in Klimmen staat sinds oktober 2016 een monument dat herinnert aan de gerechtelijke dwaling waar eind 18e eeuw 60 executies in vijf jaar tijd plaatsvonden. In het centrum van Schaesberg in de gemeente Landgraaf staat een beeld van een bokkenrijder, net als in Stein, Sint Joost, Geleen, in Herzogenrath (Duitsland) en in Maaseik, Wellen en Overpelt (België). Het beeld De Bokkenrijder (1957) van Gerrit Bolhuis, dat in het Amsterdamse Oosterpark staat, heeft geen link met de Limburgse bokkenrijders. Externe links Website Bokkenrijdersgenootschap Artikel bokkenrijders op Historiek.net Literatuur AUGUSTUS, L., Vervolgingsbeleid en procesvoering tegen de Bokkerijders. Het ontstaan van een waandenkbeeld, in: Publications (LGOG jaarboek 1991), jrg. 127. Maastricht, 1992 BLOK, A., De Bokkerijders. Roversbenden en geheime genootschappen in de landen van Overmaas (1730-1774). Amsterdam, 1991 CORSTJENS, JOHAN en BERT SIMONS, Barbertje moet hangen!? De ‘Bokkerijders’ uit Groot-Bree. Bree, 1995 DOBBELEERS, D., Het proces Philippus Mertens. Een bokkenrijder berecht in Antwerpen. Antwerpen, 2005 GIERLICHS, W., De geschiedenis van de Bokkenrijders in het voormalige land van 's Hertogenrode. Roermond/Maaseik, 1940 HENDRICKX, MARCEL, MATHIEU KUNNEN en HENDRIK VERHEYEN, Bokkerijders in Opoeteren. z.p., 1992 MELCHIOR, J., De Bokkerijders, feiten en legenden. Hasselt, 1915 PIJLS, H., De Bokkenrijders met de doode hand. Sittard, 1924 RAMAEKERS, G & T. PASING, De woeste avonturen van de Bokkenrijders. Heerlen, 1972 VAN GEHUCHTEN, F., Bokkenrijders: Late heksenprocessen in Limburg. Het proces van vier bokkenrijdersgroepen in Limburg (1773-1795). Opglabbeek, 2002 VERHEYEN, HENDRIK, Bokkerijders in het verweer!De "Verheijens" tegen de oude justitie van Neeroeteren: drossaard Clercx en schepenen. Beegden, z.j. VERHEYEN, HENDRIK m.m.v. MATHIEU KUNNEN, Bokkerijders in Neeroeteren. z.p., 1994 VERHEYEN, HENDRIK, Bokkerijders in Bree. Het proces Antoon Fransen alias Van Heeswyck. z.p., 1995 WIEERS, T., Wij zullen u met assen lonen! De bokkerijders in het Maasland. Nieuwerkerken, 1985 Criminele organisatie Geschiedenis van de Nederlanden in de 18e eeuw Cultuur in Limburg (Nederland) Cultuur in Limburg (België) Geschiedenis van Limburg Nederlandse folklore Belgische folklore Volksverhaal Bijgeloof
178
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boor%20%28element%29
Boor (element)
Boor of borium is een scheikundig element met symbool B en atoomnummer 5 (niet te verwarren met bohrium met symbool Bh). Het is een zwart metalloïde. Ontdekking Boorverbindingen waren al in de oudheid bekend. De naam komt van het Arabische buraq (بورق) voor borax, een mineraal dat het voornaamste erts voor boorwinning is. Borax is een boraat (meer bepaald natriumtetraboraat), een zout van boorzuur. Het element is daaruit niet zo makkelijk vrij te maken, omdat dat sterke reductoren vereist, zoals magnesium of aluminium. Het element werd daarom pas in 1808, vrijwel gelijktijdig door Sir Humphry Davy en door de Fransen Louis Gay-Lussac en Louis Jacques Thénard, bereid. Op deze manier bereid wordt boor echter verontreinigd door het metaal. Door ontleding van vluchtige halogeniden valt het element echter met weinig onzuiverheden te bereiden. Toepassingen Boorzuur wordt veel gebruikt in de textielindustrie. Boorsilicaatglazen zijn technisch erg belangrijk. In vuurwerk geeft toevoeging van het element in amorfe vorm een groene kleur. Boorverbindingen worden onderzocht en toegepast in een breed spectrum van biochemische toepassingen zoals suikerdoorlatende membranen, sensors voor koolhydraten, bestrijding van artritis en in neutronentherapie. De isotoop boor-10 (10B) heeft een grote werkzame doorsnede voor neutronenvangst en wordt daarom ook in de nucleaire industrie toegepast, bijvoorbeeld in regelstaven in kernreactoren. Boranen zijn wel voorgesteld als raketbrandstof omdat bij verbranding een grote hoeveelheid energie vrijkomt. Opmerkelijke eigenschappen Het is een metalloïde en een halfgeleider. In kristallijne vorm is het een bijzonder hard, zwart materiaal (9,3 op de schaal van Mohs). Er is ook een amorfe vorm. Het element is als enige van de boorgroep een hard metalloïde met halfgeleidende eigenschappen. De elektrische geleiding hangt sterk af van de graad van zuiverheid en de temperatuur: hoe vuiler en heter, hoe beter de geleiding. Het materiaal heeft interessante optische eigenschappen omdat het een groot deel van het infrarode deel van het spectrum doorlaat. Verder zijn ook de mechanische eigenschappen interessant. Het element is bijzonder licht en sterk en vezels van boor worden in speciale samengestelde materialen voor de ruimtevaart toegepast. Boor wordt tevens toegepast als toevoeging tijdens het emailleren van pannen vanwege de goede hittebestendigheid. In 2014 werd door Chinese wetenschappers ontdekt dat boor een moleculaire kooistructuur kan vormen, vergelijkbaar met buckminsterfullereen. De structuur, borosfereen, kan leiden tot ontwikkeling van nieuwe nanomaterialen. Verschijning Boor wordt altijd in gebonden vorm gevonden in een aantal mineralen zoals borax (tincal), boorzuur, colemaniet, kerniet (rasoriet), ulexiet en andere boraten. Turkije en de Verenigde Staten zijn de belangrijkste leveranciers. De reserves van Turkije bedragen tot 72% van de wereldwijde reserve totaal. Turkije is veruit de grootste producent ter wereld van boor. Boorzuur komt soms voor in vulkanisch bronwater. Het mineraal ulexiet heeft van nature de optische eigenschappen van een glasvezel. Boor heeft een ingewikkelde en interessante chemie. Het heeft drie elektronen in de buitenste schil en is daarom vaak driewaardig. Met chloor vormt het bijvoorbeeld BCl3. Dit is echter een elektronendeficiënte verbinding. Het molecuul is een sterk Lewis-zuur. Bij stikstof gebeurt het omgekeerde, ook dat element vormt met waterstof NH3 maar het heeft dan een vrij elektronenpaar. De twee samen vormen een donor-acceptor molecuul H3N-BCl3. Elektrondeficiëntie is echter maar één thema van de boorchemie. Een ander thema is de drie-centrum binding. Meestal kunnen twee atomen gezien worden als de oorsprong van de chemische binding tussen hen, hoewel bijvoorbeeld in benzeen er ook een binding is die door zes atomen gezamenlijk gedragen wordt. Bij boorverbindingen zijn er vaak drie atomen die gezamenlijk een binding aangaan. Boor heeft een serie verbindingen met waterstof die herinneren aan de rijke ketenvormende chemie van koolstof, dit zijn de boranen. Een eenvoudig lid van deze familie is diboraan B2H6. De overeenkomst in formule met ethaan C2H6 is bedrieglijk. De B-B binding is in werkelijkheid een combinatie van twee B-H-B drie-centrum bindingen. Boranen zijn vluchtig, giftig en uiterst brandbaar en stinken geweldig. Met koolstof is er een uitgebreide organoboorchemie. Met stikstof vormt boor een aantal nitriden zoals BN dat een kubische structuur heeft die veel op diamant lijkt en bijzonder hard en hittebestendig is. Net als diamant is het materiaal bij kamertemperatuur en -druk metastabiel. Net als bij koolstof is er ook een vorm met een (stabiele) grafietachtige structuur, die als een vast smeermiddel gebruikt kan worden. In tegenstelling tot grafiet is het echter een wit materiaal en een halfgeleider. In de bandstructuur die de energie van de elektronen beschrijft treedt geen overlap op tussen valentie- en geleidingsband. Met zuurstof kan het naast oxiden ook boorzuur H3BO3 vormen en de overeenkomstige boraten. Er zijn echter ook ingewikkeldere boraten, bijvoorbeeld de volgende pentahydraat-variant van borax: Na2B4O7 · 5 H2O. Met vele metalen vormt boor boriden. Isotopen Boor heeft van nature twee isotopen: 10B (19,9%) en 11B (80,1%). Het massaverschil is percentueel vrij groot; natuurlijke wateren vertonen daarom aanzienlijke schommelingen in de isotoopverhouding. Bij uitwisseling met boorhoudende aardlagen kan fractionering optreden doordat de ene isotoop wat makkelijker geadsorbeerd wordt dan de andere. Op klei bijvoorbeeld wordt 10B meer geadsorbeerd dan 11B. Zeewater is dan ook rijker in 11B dan de aardkorst, zowel die van het vasteland als die van de oceaanbodem. Daarnaast zijn nog 12 radio-isotopen van boor bekend. Ionen Toxicologie en veiligheid Het boorion is giftig, zelfs voor planten. Boorzuur, boraten en borax zijn giftig voor het zenuwstelsel, de nieren en de lever van de mens en veroorzaken ook ontwikkelingseffecten op bijvoorbeeld de testis. Zij kunnen worden opgenomen via beschadigde huid. Ook bij gewoon huidcontact kunnen reeds overgevoeligheidsreacties optreden. De boranen en sommige organoboorverbindingen zijn echter wel giftig en brandbaar en dienen met kennis van zaken behandeld te worden. Externe links Elementenlijst Mineraal en sporenelement Halfgeleidermateriaal
179
https://nl.wikipedia.org/wiki/Thomas%20Bayes
Thomas Bayes
Thomas Bayes (Londen, 1702 – Tunbridge Wells (Kent), 7 april 1761) was een Engels wiskundige en presbyteriaans predikant. Hij bestudeerde de kansrekening (theorema van Bayes). Naar hem is een aparte tak van de statistiek, de Bayesiaanse statistiek, genoemd. Deze benaderingswijze wordt veel gebruikt in de medische statistiek, bijvoorbeeld in medisch diagnostische kennissystemen. Maar ook in de (astro)fysica, de civiele techniek, etc. doet de Bayesiaanse statistiek meer en meer opgeld. De beroemde 'regel van Bayes' werd - anders dan vaak wordt beweerd - niet gepubliceerd in "An Essay Towards Solving a Problem in the Doctrine of Chances" (1763), postuum gepubliceerd door R. Price in de "Philosophical Transactions of the Royal Society of London". In dat artikel wordt het probleem behandeld hoe een kans geschat kan worden van de uitkomst van een experiment, gegeven de uitkomst van een aantal voorafgaande experimenten. Dit artikel is door Laplace in de jaren zeventig van de achttiende eeuw gezien en hij was het die de regel van Bayes formuleerde, een generalisatie van het probleem dat Bayes had behandeld. Bayes ligt begraven op het Bunhill Fields Cemetery, Londen, Engeland. Zie ook Probabilistisch netwerk Theorema van Bayes Externe link Bayesian.org - Bayes Brits predikant Brits statisticus 18e-eeuws wiskundige
180
https://nl.wikipedia.org/wiki/Belo%20Horizonte%20%28stad%29
Belo Horizonte (stad)
Belo Horizonte is een stad en gemeente en met zijn ca. 2,5 miljoen inwoners de op drie na grootste stad van Brazilië. Inclusief voorsteden telt de stad ca. 4,5 miljoen inwoners (en is inclusief de voorsteden de op twee na grootste stad van het land). Ze is sinds 1897 de hoofdstad van de staat Minas Gerais en vormt een driehoek met de twee grootste Braziliaanse steden, São Paulo en Rio de Janeiro. De stad ligt op ca. 850 m hoogte en heeft daardoor een vrij aangenaam klimaat. De oppervlakte van de hele metropool is ca. 335 km². Geschiedenis Belo Horizonte is de eerste Braziliaanse stad die als het ware op de tekentafel is ontstaan. Ze heeft veel hoge gebouwen, brede straten en lanen en zorgvuldig ontworpen voorsteden. Belo Horizonte was bedoeld een paradijselijke stad te worden, maar de hoge graad van urbanisatie in Brazilië heeft echte grotestadsproblemen met zich meegebracht. Belo Horizonte telt intussen, naast enkele wijken voor de rijken en middenstanders, zo'n 300 favelas (sloppenwijken) en achterstandsbuurten. Nog altijd breiden de favelas zich uit, vooral aan de rand van de stad tegen de heuvels aan. Ten gevolge van de hoge werkloosheid, de armoede, het drugs- en drankmisbruik en het feit dat kinderen maar halve dagen naar (de gratis openbare) school gaan, zwerven duizenden kinderen permanent (zo'n 500) of dagelijks op straat. Velen worden het slachtoffer van bende-oorlogen of ander geweld, of sterven jong door ziektes en/of verwaarlozing. Ditzelfde probleem treft men aan in andere Braziliaanse steden. Aangrenzende gemeenten De gemeente grenst aan Brumadinho, Contagem, Ibirité, Nova Lima, Ribeirão das Neves, Sabará, Santa Luzia en Vespasiano. Economie De stad is een industrieel groeicentrum, er vindt distributie en verwerking voor de hele omgeving plaats. De belangrijkste industrieën zijn landbouwproducten, mijnbouwproducten (goud, mangaan en edelstenen), staal en staalproducten, autofabricage en textielproductie. Cultuur In Belo Horizonte bevinden zich een historisch museum, sportstadions, bibliotheken en drie universiteiten. Ook is de bekende metalband Sepultura in deze stad opgericht. Op geringe afstand ligt het Museu de arte da Pampulha (MAP), het Beeldenpark van het Centro de Arte Contemporânea Inhotim in Brumadinho, het Historisch centrum van Ouro Preto en het Heiligdom van Bom Jesus do Congonhas, een basiliek met beelden in Congonhas. Verkeer en vervoer De stad heeft twee vliegvelden. Pampulha is vlak bij de stad gelegen. De luchthaven Tancredo Neves International, beter bekend als Confins, ligt op een uur rijden naar het noorden. Pampulha dient voornamelijk als regionaal vliegveld, Confins handelt zowel nationale als internationale vluchten af. De stad ligt aan de radiale snelweg BR-040 tussen Brasilia en Rio de Janeiro. Daarnaast ligt ze aan de wegen BR-135, BR-262, BR-356, BR-381, MG-010, MG-020, MG-030, MG-040, MG-050 en MG-433. De metro van Belo Horizonte bestaat uit een enkele lijn, een tweede lijn is anno 2010 in aanbouw. Recreatie Een groot meer, Pampulha, ligt vrij centraal in de stad. In de wijk Pampulha ontwierp Oscar Niemeyer voor het eerst zelfstandig een aantal gebouwen, waaronder ook een museum (Museu de Arte da Pampulha) en een kerk (Igreja São Francisco de Assis). In deze buurt bevinden zich ook het 'Mineirão'-stadion (Estadio Governador Magalhães Pinto) voor 75000 mensen (40000 zitplaatsen) en het olympisch stadion 'Mineirinho' (Estadio Jornalista Felipe Drummond) voor 25000 mensen. In het centrum van de stad bevindt zich het Parque Municipal, met een kermis en verschillende recreatiemogelijkheden. In 2010 zijn in het kader van het gemeenteplan 'Circuito Cultural' alle overheidsgebouwen rondom het centrale plein van de stad, het 'Praça da Liberdade', veranderd van bestemming. In elk gebouw is nu (of in de nabije toekomst) een museum of een andersoortig tentoonstellingsruimte gehuisvest. Het nieuwe 'Museum van Minas Gerais en Metalen', met interactieve collecties over de geschiedenis van de Staat Minas Gerais (waar Belo Horizonte hoofdstad van is) en over de metalen en delfstoffen van Minas Gerais, wordt gezien als een nieuwe toeristische trekker voor de stad. Aan ditzelfde plein staat ook een van Oscar Niemeyers bekendste bouwwerken Edifício Niemeyer. Sport Voetbal is een belangrijke sport in Belo Horizonte. Cruzeiro EC is met de winst van meerdere landstitels en twee eindzeges in de Copa Libertadores de succesvolste club van de stad. Aartsrivaal Clube Atlético Mineiro werd één keer landskampioen en won één keer de Copa Libertadores. Beide topclubs spelen in stadion Mineirão. In de schaduw van deze clubs is América FC de derde club van Belo Horizonte en speelt in Estádio Independência. Belo Horizonte was met Estádio Independência en Mineirão speelstad bij respectievelijk het WK voetbal van 1950 en 2014. Minas Tênis Clube is een omnisportvereniging met 81 duizend leden waarvan de volleybalafdeling bij zowel de mannen als de vrouwen tot de succesvolste van het land behoort. Stedenbanden Zustersteden van Belo Horizonte: Bekende inwoners van Belo Horizonte Bijzonderheden Toen Juscelino Kubitschek burgemeester van de stad was, wilde hij een nieuwe stadswijk, Pampulha, ontwikkelen. Hierbij deed hij toen beroep op de jonge architect Oscar Niemeyer en de tuinarchitect Roberto Burle Marx. Ze ontwierpen toen een stadswijk met o.a. de São Franciscokerk, de balzaal, en het casino rond een kunstmatig meer. De burgemeester was dermate tevreden dat hij als president aan dezelfde mensen het ontwerp van de nieuwe hoofdstad Brasilia toevertrouwde. De São Francisco de Assiskerk, ontworpen door Oscar Niemeyer en gebouwd in 1943, was dermate revolutionair in vormgeving dat de katholieke clerus pas in 1959 de kerk wilde inwijden. Externe link Website van de gemeente Belo Horizonte Hoofdstad van een Braziliaanse deelstaat
181
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bernoulligetal
Bernoulligetal
In de wiskunde zijn bernoulli-getallen rationale getallen, die een belangrijke rol in de getaltheorie spelen. Het bernoulli-getal is gedefinieerd als de coëfficiënt in de reeksontwikkeling: Dit betekent dat: Bernoulli-getallen spelen een belangrijke rol in de getaltheorie en hoewel zij gemakkelijk te berekenen zijn, is er geen eenvoudige beschrijving van deze getallen. Ze komen voor in Taylorreeksontwikkelingen van de tangens en de hyperbolische tangens-functies en in de formule van Euler-Maclaurin. Ook zijn ze nauw verbonden met de waarden voor de riemann-zèta-functie voor negatieve gehele getallen. De eerste veertien bernoulli-getallen zijn: {| class="wikitable" style="margin:left;" |- ! n ! style="width:50px;"| 0 ! style="width:50px;"| 1 ! style="width:50px;"| 2 ! style="width:50px;"| 3 ! style="width:50px;"| 4 ! style="width:50px;"| 5 ! style="width:50px;"| 6 ! style="width:50px;"| 7 ! style="width:50px;"| 8 ! style="width:50px;"| 9 ! style="width:50px;"| 10 ! style="width:50px;"| 11 ! style="width:80px;"| 12 ! style="width:50px;"| 13 ! style="width:80px;"| 14 |- style="text-align:center;" ! | 1 | −1/2 | 1/6 | 0 | −1/30 | 0 | 1/42 | 0 | −1/30 | 0 | 5/66 | 0 | −691/2730 | 0 | 7/6 |} Geschiedenis Vroege geschiedenis De bernoulli-getallen zijn geworteld in de vroege geschiedenis van de berekening van sommen van geheeltallige machten, een onderwerp dat al sinds de oudheid de interesse heeft van wiskundigen. Methoden om de som van de eerste positieve gehele getallen, kwadraten en kubussen te berekenen waren weliswaar bekend, maar men kende nog geen echte 'formules', alleen beschrijvingen in woorden, te vergelijken met een recept uit een kookboek. Onder de grote wiskundigen uit de oudheid, die zich met deze problemen bezighielden, waren de Oud-Griekse wiskundigen Pythagoras, ca. 572-497 v.Chr. en Archimedes, 287-212 v.Chr., de Indiër Aryabhata, 476 n.Chr., en Abu Ali al-Hasan ibn al-Hasan ibn al-Haytham in Egypte, 965-1039. Tijdens de late zestiende en vroege zeventiende eeuw boekten wiskundigen aanzienlijke vooruitgang. In het westen speelden de Engelsman Thomas Harriot, 1560-1621, de Duitser Johann Faulhaber, 1580-1635, de Fransman Pierre de Fermat, 1601-1665, en zijn collega Blaise Pascal, 1623-1662, allen een belangrijke rol. Thomas Harriot lijkt de eerste te zijn geweest die bij formules voor het afleiden en schrijven van formules voor sommen van machten, gebruikmaakte van symbolische notatie, maar zijn berekeningen gingen niet verder dan tot de vierde macht. In zijn boek uit 1631, Academia Algebrae, gaf Johann Faulhaber formules voor sommen tot de 17e macht, veel hoger dan iemand vóór hem, maar ook hij gaf geen algemene formule. Bernoulli De Zwitserse wiskundige Jakob Bernoulli, 1654-1705, was de eerste, die zich het bestaan realiseerde van een enkele reeks van constanten die zorgde voor een uniforme formule voor alle sommen van machten. De vreugde die Bernoulli ervoer, toen hij het patroon ontdekte om snel en eenvoudig de coëfficiënten van zijn formule te berekenen voor de som van de -de machten voor elk positief geheel getal , kan worden afgelezen uit zijn onderstaande commentaar. Hij schreef: Bernoulli's resultaat werd in 1713 postuum gepubliceerd in Ars Conjectandi. Onafhankelijk daarvan, en mogelijk eerder, zijn de bernoulli-getallen ook door de Japanse wiskundige Seki Kowa ontdekt. Ook zijn resultaten werden postuum, in dit geval in 1712, gepubliceerd. In tegenstelling tot Bernoulli maakte Seki Kowa voor zijn methode echter geen gebruik van een formulevorm. Bernoulli's formule voor de sommen van machten is de meest bruikbare en generaliseerbare formulering tot nu toe. De coëfficiënten in de formule van Bernoulli worden nu bernoulli-getallen genoemd, dit in navolging van de 18e-eeuwse wiskundige Abraham de Moivre. Bernoulli in verhouding tot Faulhaber De formule van Bernoulli wordt soms ook wel de formule van Faulhaber genoemd, dit naar Johann Faulhaber die weliswaar opmerkelijke manieren vond om de som van machten te berekenen, maar die nooit de formule van Bernoulli heeft opgesteld. Om de formule van Faulhaber de formule van Bernoulli te noemen, doet onrecht aan Bernoulli en verbergt tegelijkertijd het genie van Faulhaber aangezien de formule van Faulhaber op zich efficiënter is dan de formule van Bernoulli. Volgens Knuth werd een strikt bewijs van de formule van Faulhaber voor het eerst in 1834 gepubliceerd door Carl Jacobi. Donald Knuth concludeerde na een diepgaande studie over de formule van Faulhaber: Reconstructie van de 'Summae Potestatum' De bernoulli-getallen werden door Jakob Bernoulli in 1713 geïntroduceerd in zijn postuum uitgegeven boek Ars conjectandi. De belangrijkste formule kan men terugvinden in de tweede helft van de overeenkomstige facsimile. De constante coëfficiënten, door Bernoulli aangeduid als en , komen in de notatie die nu gebruikelijk is, overeen met . De uitdrukking moet gelezen worden als waarin de kleine puntjes als groeperingssymbolen gebruikt, niet als de tekens voor vermenigvuldiging. Het integraalsymbool werd in 1675 door Leibniz geïntroduceerd, die het als een lang uitgestrekte S voor summa, som, schreef. Leibniz onderhield nauwe contacten met Jakob Bernoulli. De letter aan de linkerkant is niet een index van sommatie, maar geeft de bovengrens van het bereik van de sommatie, die moet worden opgevat als . Het komt erop neer dat een wiskundige de formule van Bernoulli vandaag de dag voor positieve waarschijnlijk zal schrijven als: , waarin . In feite suggereert deze formule dwingend om te zetten, wanneer men van de zogenaamde 'archaïsche' opsomming, die alleen de even-indices 2, 4 gebruikt, ... overschakelt naar de moderne vorm. Meest opvallend in deze context is het feit dat de coëfficiënt voor een waarde heeft van Eerste computeralgoritme In een aantekening uit 1842 van Ada Byron wordt een algoritme beschreven om bernoulli-getallen door een computer te genereren. Definitie De bernoulli-getallen werden ontdekt in verband met sommen van de volgende vorm voor vaste waarden van : Het is altijd mogelijk zo'n som te herschrijven als een polynoom in van de graad , waarvan de coëfficiënten in relatie staan tot de bernoulli-getallen, volgens wat bekendstaat als de formule van Faulhaber: Hierin is een binomiaalcoëfficiënt. Berekening Bernoulli-getallen kunnen worden uitgerekend met behulp van de volgende recursieve relatie: en voor is: De volgende laat zich dus uit de vorige berekenen via: Het blijkt dat voor oneven . Bernoulli-getallen komen voor in de taylorreeks-ontwikkeling van de tangens en hyperbolische tangensfuncties, in de formule van Euler-Maclaurin en in de riemann-zèta-functie. Verband met de zeta-functie Het verband met de riemann-zèta-functie wordt gegeven door: . Stelling van von Staudt-Clausen Deze stelling, door Karl von Staudt en Thomas Clausen onafhankelijk van elkaar in 1840 geformuleerd, zegt dat voor elke , een geheel getal is. De som gaat over alle priemgetallen waarvoor geldt dat een deler is van . Een gevolg hiervan is dat de noemer van gelijk is aan het product van alle priemgetallen waarvoor geldt dat een deler is van . Externe links Getaltheorie Rij van gehele getallen
182
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boksen
Boksen
Boksen, of pugilistiek, is een tactische vechtsport waarbij ringinzicht, de coördinatie van voeten, ogen en handen, en conditie centraal staan. Twee tegenstanders proberen punten te scoren door elkaar op de juiste trefvlakken te raken, of te winnen op bijvoorbeeld een knock-out (KO). Dat kan door enkele stoten of combinatie van verschillende stoten; de directe stoot, de opstoot en de hoek. Kracht is evenveel nodig als pure snelheid om een tegenstander zowel snel en hard te kunnen raken. Naast het traditionele mannenboksen worden ook bokskampioenschappen voor vrouwen gehouden. Regels Slechts slagen of stoten met de gesloten vuist boven de gordel zijn toegestaan. Verder is verboden: bukken beneden de gordel van de tegenstander, vasthouden, worstelen, slingeren, vasthouden aan de ringtouwen, beentje lichten, trappen of schoppen, kopstoot geven, bijten, het geven van een knietje, slaan op de achterkant van het hoofd en het aanvallen van een tegenstander die 'neer' is. Wedstrijdverloop Een bokswedstrijd verloopt over meerdere ronden van enkele minuten. De hoeveelheid ronden en minuten is afhankelijk van het type wedstrijd (amateur, professioneel en/of kampioenschap). Elke wedstrijd wordt geleid door een scheidsrechter, die met de deelnemers in de ring staat. Een jury kent punten toe; wie de tegenstander knock-out (KO) slaat of de meeste punten verzamelt, is de winnaar. Bij het olympisch boksen is het tijdsverloop van de wedstrijden als volgt: N-klasse: 3x2 minuten C-klasse: 3x2 minuten B-klasse: 3x3 minuten A-klasse: 3x3 minuten Er zijn 12 rondes die moeten worden uitgevochten bij professionele vechters. Er wordt tijdens de meeste amateurbokswedstrijden gewerkt met de "box-pointer". De boxpointer is een computersysteem dat de punten telt wanneer de juryleden op hun kastje drukken voor een bepaalde bokser (rode of blauwe hoek). Wanneer er meerdere juryleden, 3 van de 5 of meer, op hetzelfde moment drukken wordt er een punt toegekend. Wanneer het puntenverschil voor de laatste ronde oploopt tot groter dan 20 bij de mannen of groter dan 15 bij de vrouwen, wordt de wedstrijd gestaakt en is de bokser die achter staat "overclassed". Categorieën Daarnaast zijn wedstrijdboksers ook onderverdeeld in klassen. Seniorboksers zijn als volgt onderverdeeld: Senior N(nieuwelingen)-klasse; zijn de senioren, die nog geen 3 wedstrijden hebben gewonnen; Senior C-klasse; zijn de senioren, die 3 t/m 7 wedstrijden hebben gewonnen; Senior B-klasse; zijn de senioren, die 8 t/m 12 wedstrijden hebben gewonnen; Senior A-klasse; zijn de senioren, die 13 of meer wedstrijden hebben gewonnen. Elke klasse heeft in elke gewichtscategorie een eigen kampioen. Zie ook Voeding bij gewichtsklassesporten. Profboksers worden ingedeeld in de volgende gewichtsklassen: Supervlieggewicht: -52,16 kg Bantamgewicht: -53,52 kg Superbantamgewicht: -55,34 kg Vedergewicht: -57,15 kg Supervedergewicht: -58,97 kg Lichtgewicht: -61,23 kg Superlichtgewicht: -63,50 kg Weltergewicht: -66,68 kg Superweltergewicht: -69,85 kg Middengewicht: -72,57 kg Supermiddengewicht: -76,20 kg Halfzwaargewicht: -79,38 kg Cruisergewicht: -90,7 kg Zwaargewicht: Geen Limiet/Geen ondergrens. Ook bij de professionals heeft elke gewichtsklasse een eigen kampioen. Kleding en bescherming Boksers zijn verplicht bokshandschoenen te dragen en ook de overige kleding is aan voorschriften onderworpen. Bij wedstrijden in het olympisch boksen is het dragen van een hoofdbeschermer sinds 2021 niet meer verplicht voor mannen. De door de AIBA (Association Internationale de Boxe Amateur) goedgekeurde handschoenen en beschermers zijn voorzien van een AIBA stempel. Ook zijn boksers verplicht om een bitje in te doen. Dit beschermt de kaken en de tanden. Ook wordt meestal het gebruik van bandage aangeraden. Dit is voor de versteviging van de polsen en voor de bescherming van belangrijke botjes in de hand. Op een zak moeten speciale handschoenen worden gebruikt, de zogenaamde zakhandschoenen. Voor gevechten worden stoothandschoenen gebruikt, die iets groter en sterker zijn. Meestal worden er in een wedstrijd stoothandschoenen gebruikt met veters. Hierdoor blijft de handschoen op zijn plaats en kan hij beter worden aangetrokken. Het gewicht van de wedstrijdhandschoenen is 10 oz, dat staat gelijk aan 0,284 kg. Handschoenen die tijdens de training gebruikt worden wegen meestal 14 of 16 oz, dat is 0,397 of 0,455 kg. Ook zijn speciale boksschoenen verplicht voor wedstrijdboksers, ze beschermen je enkels. Bij boksers kan door het veelvuldig incasseren van klappen tegen het hoofd permanente schade aan de hersenen ontstaan. Een lichte of zware hersenschudding wordt veroorzaakt door een plotseling snelheidsverschil tussen de hersenen en de schedel, bijvoorbeeld door een klap of val op het hoofd. Een hersenschudding veroorzaakt geen blijvend letsel en is met alleen rust te genezen. Een hersenkneuzing heeft dezelfde oorzaak, maar hierbij is er wel minimale schade aan de hersenen zichtbaar, onder andere op een MRI-scan. Bij beroepsboksers bestaat het risico op blijvend letsel door een groot aantal opeenvolgende hersenkneuzingen. Een periode van bewusteloosheid "knock out" of verwarring na de wedstrijd is een indicatie van een lichte of zwaardere hersenbeschadiging. De organisatie van Amerikaanse artsen, de "American Medical Association" en hun Britse collega's in de "British Medical Association", hebben beiden opgeroepen tot een verbod op boksen. Zij onderbouwden deze oproep met statistieken over hersenletsel bij professionele boksers. De "American Academy of Neurology" heeft in zijn 59e "Annual Meeting" aangetoond dat ook amateurboksers kans op hersenletsel lopen. Literatuur Dick Swaab "Wij zijn ons brein", Uitgeverij Contact, 2010. ISBN 9789025435226 Zie ook Lijst van boksers Boksen op de Olympische Zomerspelen Wereldkampioenschappen boksen Afreageren van agressie Externe links International Boxing Association World Professional Boxing Federation
183
https://nl.wikipedia.org/wiki/Brigade%20%28legereenheid%29
Brigade (legereenheid)
Een brigade is een eenheid in een landleger. Ze kan zowel onderdeel zijn van een divisie als een zelfstandige gevechtseenheid. Het is de kleinste eenheid van verbonden wapens. Het is een gevechtseenheid met 2000 – 5000 militairen. De commandant van een brigade is een brigadegeneraal. Nederland In het Nederlandse leger telt een brigade ca. 3000 tot 4000 militairen (exclusief reservemilitairen). Een brigade bestaat uit enkele bataljons (afdelingen in het geval van de artillerie) en allerlei ondersteunende eenheden. Tot begin van de jaren negentig kende de Koninklijke Landmacht in totaal 12 brigades. Het 1e legerkorps beschikte over drie pantserbrigades (13, 41 en 51) waarvan 13 en 41 paraat waren en verder over zes pantserinfanteriebrigades (11, 12, 42, 43, 52 en 53) waarvan 11 ,12, 42 en 43 paraat) waren. Verder had het 1e legerkorps nog een infanteriebrigade (101) die volledig mobilisabel was. De pantserbrigades bestonden uit twee tankbataljons en een pantserinfanteriebataljon en de pantserinfanteriebrigades uit een tank- en twee pantserinfanteriebataljons. Daarnaast hadden deze brigades een afdeling gemechaniseerde artillerie en ondersteunende eenheden. De infanteriebrigade bestond uit twee pantserinfanteriebataljons en twee gemotoriseerde infanteriebataljons. Ook beschikte de infanteriebrigade over een zelfstandig tankeskadron. Het Nationaal Territoriaal Commando beschikte over twee infanteriebrigades (302 en 304). Tussen 2012 en 2015 was de landmacht ingekrompen tot twee gemechaniseerde brigades met elk twee pantserinfanteriebataljons als gevechtseenheden en nog enkele gevechtsondersteunende eenheden (staf-, verkennings- logistieke-, genie-, herstel- en geneeskundige eenheden van compagniesgrootte). Verder beschikt Nederland ook nog over een luchtmobiele brigade en een ondersteuningsbrigade, het operationeel ondersteuningscommando land. De beide gemechaniseerde brigades en de luchtmobiele brigade beschikken verder elk over een bataljon van het korps nationale reserve (natres). Een natresbataljon telt ongeveer 900 reservemilitairen (Dit aantal komt nog boven op het aantal van 3000 tot 4000 beroepsmilitairen per brigade). Sinds 2015 is na bezuinigingen een gemechaniseerde brigade omgebouwd tot een lichte brigade. De krijgsmacht beschikt nu over een gemechaniseerde brigade, een lichte brigade en een luchtmobiele brigade. De rang brigadegeneraal is in het Nederlandse leger na Tweede Wereldoorlog ingevoerd. Brigades stonden daarvoor onder bevel van een kolonel. België Na verschillende hervormingen na het einde van de Koude Oorlog heeft het Belgische Leger sinds 2018 nog een brigade: de gemotoriseerde brigade. Zie ook Charge van de Lichte Brigade Reddingsbrigade Melkbrigade Militaire eenheid
184
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bezit%20%28Nederlands%20recht%29
Bezit (Nederlands recht)
Bezit is in het Nederlands vermogensrecht het houden van een goed voor zichzelf (art. 107 eerste lid, Burgerlijk Wetboek Boek 3 (BW 3)). Een bezitter heeft meestal de feitelijke macht over een goed (corpus) en gedraagt zich alsof hij de eigenaar van dat goed is (animus). Hij kan echter ook 'middellijk' bezitten, bijvoorbeeld wanneer hij een goed aan een ander heeft uitgeleend. De lener wordt in het Nederlandse recht namelijk niet als bezitter beschouwd, maar als 'houder'. Dit onderscheid stamt uit het Romeinse recht (possessio civilis [bezit] versus possessio naturalis houderschap). Het Burgerlijk Wetboek volgt het Ontwerp-Meijers en beschouwt bezit als een vorm van het overkoepelende begrip 'houderschap'. Voor een goede begripsvorming is het van belang om vast te stellen hoe het begrip 'bezit' zich verhoudt tot de begrippen 'houderschap' en 'eigendom'. De beantwoording hangt af van het rechtsgebied dat men als uitgangspunt neemt. Het Romeinse recht onderscheidde tussen houderschap (possessio naturalis) en bezit (possessio civilis), hoewel het uitzonderingsgewijs toch bepaalde houders als bezitter aanmerkte, om hen daardoor de bezitsbescherming deelachtig te laten worden. Zo gold bijvoorbeeld een pandhouder toch als bezitter. Het oudvaderlandse gewoonterecht van Germaanse oorsprong kende de Romeinsrechtelijke terminologie niet, maar gebruikte de term 'weer' (Frans: saisine). Dit begrip kan dan ook slaan op wat in het Romeinse recht werd beschouwd als eigendom (dominium of proprietas), maar eveneens op bezit en houderschap. Het canonieke recht bewandelde een middenweg: enerzijds gebruikte zij het Romeinse recht, immers: de kerk van Rome leeft naar het recht van Rome (ecclesia romana vivit lege romana), anderzijds hanteerde zij een afwijkend bezitsbegrip dat mede bepaald is door Germanistische invloeden. De Duitse jurist en rechter Bähr duidt dit bezitsbegrip aan met de term Realbesitz. In het huidige recht is de status van bezitter met name van belang voor twee leerstukken: (1) een bezitter kan door verloop van tijd promoveren tot eigenaar [voor de tijdsspanne is van belang of de bezeten zaak roerend of onroerend is] en (2) hij kan aanspraak maken op een aparte bescherming [zie art. 3:125 BW]. Men verkrijgt bezit krachtens 3:112 BW door inbezitneming (bijvoorbeeld vinden of stelen), doordat een bezitter zijn bezit aan jou overdraagt/verschaft (zoals bij koop) of door opvolging onder algemene titel (bijvoorbeeld door een erfenis). De laatste mogelijkheid geeft al aan dat de Nederlandse wetgever niet uitsluitend gekozen heeft voor een zuiver op het Romeinse recht gebaseerd bezitsbegrip. Dat beschouwde bezit namelijk als feit, niet als recht. Het in het bezit opvolgen als erfgenaam is - in afwijking van de eerste twee genoemde varianten - wel te beschouwen als een recht. Het vloeit voort uit de Germaansrechtelijke opvatting dat de dode (erflater) de levende (erfgenaam) in het bezit stelt: Der Tote erbt den Lebendigen / le mort saisit le vif. Een zelfs door juristen veelgemaakte fout is het verwarren van de bezitsoverdracht met de eigendomsoverdracht. Er gelden verschillende eisen. Zo wordt de status van bezitter meestal toegekend op grond van de verkeersopvattingen (zie art. 3:108 BW). Voor elke eigendomsoverdracht geldt echter het voorschrift van 3:84 BW. Kort en goed: de overdracht van eigendom betreft altijd een recht. De Nederlandse wetgever heeft op dit punt gehandhaafd de Romeinsrechtelijke stelregel dat niemand meer rechten kan overdragen dan hij zelf heeft (nemo plus iuris ad alium transferre potest quam ipse haberet). Omdat bezit echter niet steeds een recht inhoudt, maar ook een feitelijke situatie kan aanduiden, liggen de eisen lager. Tot dusver is bezit steeds beschreven vanuit het privaatrecht. Een strafrechtelijke variant op bezit is "voorhanden hebben", zie de Wet wapens en munitie. Zie ook Eigendom Overdracht Burgerlijk recht in Nederland
186
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bollywood
Bollywood
Hindi filmindustrie, beter bekend als Bollywood, is de Indiase Hinditalige filmindustrie in de grootstad Bombay (Mumbai). De naam Bollywood is een samentrekking van Bombay en Hollywood. India heeft de grootste filmindustrie ter wereld, gemeten naar het aantal geproduceerde films. Mensen uit de hele wereld komen acteren en werken in Bollywood. Etymologie "Bollywood" is een samentrekking afgeleid van Bombay (de vroegere naam van Mumbai) en "Hollywood", een afkorting voor de Amerikaanse filmindustrie die is gevestigd in Hollywood, Californië. De term "Tollywood", voor de in Tollygunge gevestigde filmindustrie van West-Bengalen, dateert van voor "Bollywood". Het werd gebruikt in een Amerikaans cinematografie-artikel uit 1932 door Wilford E. Deming, een Amerikaanse ingenieur die hielp bij het produceren van het eerste Indiase geluidsbeeld. "Bollywood" is waarschijnlijk uitgevonden uit de in Bombay gevestigde filmvakbladen in de jaren zestig of zeventig, hoewel de exacte uitvinder per bron verschilt. Filmjournalist Bevinda Collaco beweert dat ze de term heeft bedacht voor de titel van haar column in het tijdschrift Screen. Haar column getiteld "On the Bollywood Beat" omvatte studionieuws en roddels over beroemdheden. Andere bronnen stellen dat tekstschrijver, filmmaker en geleerde Amit Khanna de schepper was. Het is niet bekend of het is afgeleid van "Hollywood" via "Tollywood", of rechtstreeks is geïnspireerd door "Hollywood". De term is bekritiseerd door sommige filmjournalisten en critici, die geloven dat het impliceert dat de industrie een arme neef van Hollywood is. Geschiedenis De geschiedenis van film in India gaat terug tot 1913, toen Dadasaheb Phalke's film Raja Harishchandra werd uitgebracht. Hoewel Ramchandra Torne's Shree Pundalik een jaar eerder in de bioscoop te zien was zijn er discussies, gezien het een opgenomen toneelstuk is en geen echte film, wordt Phalke gezien als de grondlegger. De mannelijk hoofdrol werd gespeeld door Dattatraya Damodar Dabke, de vrouwelijke hoofdrol werd ook gespeeld door een man, Anna Salunke, gezien geen vrouwen bereid waren mee te spelen. Na het succes van Raja Harishchandra vond Phalke toch vrouwen die in zijn film wilden spelen en dat werden Durgabai Kamat en haar dochter Kamlabai Gokhale in de 1913 film Mohini Bhasmasur. In 1930 was de industrie al zo gegroeid dat er zo'n 200 films per jaar werden geproduceerd. De eerste film met geluid was Alam Ara uit 1931 met Zubeida en Master Vithal. De eerste kleurenfilm, getiteld Kisan Kanya, werd in 1937 uitgebracht met in de hoofdrollen Ghulam Mohammed en Padma Devi. In 1973 werd de film Zanjeer uitgebracht. Deze betekende een keerpunt omdat hier gebroken werd met het klassieke Bollywoodimago en overgegaan werd tot rauwe actie. In de jaren '70 en '80 werden veel actiefilms uitgebracht, waaronder veel zogenaamde Currywesterns. Een voorbeeld hiervan is de western Sholay, die gezien wordt als de meest succesvolle Indiase film ooit. In de jaren '90 kwam de nadruk weer meer te liggen op de romantiek. Eind 20e eeuw werd de filmindustrie in Bollywood bijgebeend door de productie van televisieprogramma's en videospelletjes. Tegelijk werd het interessant om budgetvriendelijker alternatieven te zoeken buiten Bombay, voor locatie-opnames maar ook in nieuwe studio's, in diverse andere Indiase steden. Aan het begin van de 21e eeuw begonnen de Bollywoodfilms ook door te breken in Europa, vooral daar waar zich veel Indiase en Pakistaanse migranten vestigden zoals in het Verenigd Koninkrijk. In 2000 werd het eerste Bollywood wassenbeeld in Londen geplaatst. Inmiddels hebben verschillende vestigingen van Madame Tussauds een selectie Bollywood acteurs en zangers vereeuwigd: Amitabh Bachchan, Kajol, Madhuri Dixit, Anil Kapoor, Aishwarya Rai, Hrithik Roshan, Kareena Kapoor, Katrina Kaif, Ranbir Kapoor, Madhubala, Shreya Ghoshal, Sonu Nigam, Varun Dhawan, Salman Khan, Shah Rukh Khan, Sunny Leone, Asha Bhosle, Deepika Padukone, Shahid Kapoor, Karan Johar, Anushka Sharma, Diljit Dosanjh en Sridevi. Films De geproduceerde films zijn meestal in het Hindi gesproken, hoewel Engelse ondertiteling gebruikelijk is. De films zijn in het algemeen levendige musicals die tijdloze verhalen vertellen over liefde en onrust; het zijn flinke publiekstrekkers. Ook buiten India genieten de films populariteit, vooral bij de aanzienlijke diaspora van dit subcontinent. Films uit Bollywood hebben hun eigen interne logica en kunnen even surrealistisch zijn als musicals uit Amerikaanse of Europese studio's. De muziek en zang zijn meestal tevoren opgenomen, waarna de acteurs er later overheen playbacken. Er is wel een trend om acteurs vaker zelf te laten zingen. Door de toenemende zichtbaarheid en de grotere publieksaantallen kunnen sommige Bollywoodfilms op redelijk grote budgetten bogen, waardoor ze beroemde filmsets kunnen gebruiken, zoals Hatfield House en Blenheim Palace in het Verenigd Koninkrijk. Het gros van de films is in te delen in de volgende genres: De Hindoeïstische mythologie, hierbij worden epische verhalen verfilmd. Oude verhalen uit het Sanskriet. Indiase theatervoorstellingen die verfilmd zijn. Moderne verhalen, vaak romantische komedies. Soms zijn het ook remakes van Hollywood-films en kan er sprake zijn van plagiaat. Prijzen Bollywood kent eigen filmprijzen: de prestigieuze Filmfare Awards, die het dichtst in de buurt van de Oscars komen Stardust Awards Star Screen Awards Bollywood Movie Awards, die elk jaar op Long Island (in New York) worden uitgereikt. Global Indian Film Awards, die elk jaar in een ander land worden uitgereikt. International Indian Film Academy Awards, die ook elk jaar in een ander land worden uitgereikt. In 2005 gebeurde dit in Amsterdam. Zee Cine Awards, ook elk jaar in een ander land gehouden. Bekende acteurs en actrices Externe links Nederlandstalige website over Bollywood IMDb – Een database van Indiase films Victoria and Albert Museum: Cinema India Bijnaam
187
https://nl.wikipedia.org/wiki/Billy%20Wilder
Billy Wilder
Samuel (Billy) Wilder (Sucha, 22 juni 1906 – Beverly Hills, 27 maart 2002) was een Amerikaans filmmaker van Joodse komaf. Wilder was meervoudig Oscarwinnaar en geldt als een van de belangrijkste regisseurs uit de Amerikaanse filmgeschiedenis. Levensloop Wilder begon zijn loopbaan als verslaggever, eerst in Wenen en later in Berlijn. Daar kwam hij met de filmindustrie in aanraking. Hij werd aangenomen als scenarioschrijver, maar moest voor het opkomende Duitse nazisme vluchten. Later zou hij vernemen dat zijn hele familie in de concentratiekampen was omgekomen. Hij kwam terecht in Parijs, waar hij een tijdlang als regieassistent werkte. Vervolgens begon hij in de Verenigde Staten een loopbaan als filmregisseur. Bovendien trad hij in militaire dienst en nam deel aan gevechtshandelingen. Na de oorlog oogstte hij snel succes als regisseur. Op latere leeftijd raakte hij weliswaar iets van zijn glans kwijt, maar toch gelden veel van zijn films nog steeds als klassiekers. Als scenarist deed Wilder onder meer ervaring bij de regisseur Ernst Lubitsch op, die hij het draaiboek voor de komedie Ninotchka op papier hielp te zetten. Wilder kreeg al in 1945 voor de dramafilm The Lost Weekend zijn eerste Oscar, een verhaal over een auteur met een drankprobleem. In 1944 draaide hij de misdaadfilm Double Indemnity, in 1950 de klassieker Sunset Boulevard en in 1959 de komedie Some Like It Hot met Marilyn Monroe als hoofdrolspeelster. Zijn werk wordt gekenmerkt door cynisme, humor en een originele verhaallijn. Hij was geboeid door zeer uiteenlopende onderwerpen en hij gebruikte dikwijls dezelfde acteurs, zoals Jack Lemmon en Walter Matthau. In 2002 stierf Wilder op 95-jarige leeftijd aan de gevolgen van een longontsteking. Filmografie Amerikaans filmregisseur Amerikaans scenarioschrijver Oostenrijks journalist
189
https://nl.wikipedia.org/wiki/Brabants%20fauvisme
Brabants fauvisme
Het Brabants fauvisme is een Belgische kunststroming aan het begin van de 20e eeuw, vergelijkbaar met het internationaal bekende Parijse fauvisme zoals dat wordt vertegenwoordigd door onder meer de Fransen Henri Matisse, André Derain, Georges Rouault en Maurice de Vlaminck en de Nederlander Kees van Dongen. Het Brabants fauvisme heeft echter niet zoveel met het Parijse te maken. Het bestaat ook wel uit "vlugge vlekken" (tachisme), maar de contrasterende kleuren zijn heel wat minder brutaal. De meeste kunstenaars vestigden zich in het zuiden van wat nu het Brussels Hoofdstedelijk Gewest genoemd wordt en in de eraan grenzende gemeenten. Ze werden ook "Caelevoeters" genoemd, omdat ze bijeenkwamen in de Put van Kalevoet op het viergemeentenpunt Ukkel-Drogenbos-Linkebeek-Beersel. Daar woonde brouwer-mecenas François Van Haelen. Auguste Oleffe gaat door als de mentor en ouderdomsdeken van de groep. Rik Wouters is de bekendste. Andere vertegenwoordigers van de stroming zijn Charles Dehoy, Edgard Tytgat, Ferdinand Schirren, Anne Pierre De Kat, Louis Thevenet, Pierre Scoupreman, Willem Paerels, Jean Brusselmans, Jos Albert, Fernand Verhaegen, Rodolphe Strebelle, Philibert Cockx, Jehan Frison, Éliane de Meuse, Médard Maertens, Marthe Guillain en Roger Parent. Ferdinand Schirren schilderde in 1906 kleurrijke aquarellen die als eerste fauvistische werken in België worden beschouwd. Zie ook Labeur Literatuur De Brabantse fauvisten, tent.cat. Gemeentekrediet van België, 1979, 120 p. ill. Urbaan De Becker, Fernand Vanhemelryck en Joost De Geest, Het Brabants Fauvisme. De verzameling François Van Haelen, 1994. ISBN 9789050661324 Referenties Schilderstijl
191
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bedevaart
Bedevaart
Een bedevaart of pelgrimage (van het Oud­frans pelrimage) is een (pelgrims)reis naar een bedevaartsoord dat een bijzondere betekenis heeft binnen een religie. Het kan zijn dat de plaats verbonden is met de stichter of een heilige van een religie, of op een andere manier een belangrijke plaats inneemt in de geschiedenis van een religie. Ook kan het een plaats van een openbaring, een verlichting of een religieus bovennatuurlijk wonder zijn. Degene die op bedevaart gaat, wordt bedevaartganger of pelgrim genoemd. Redenen voor het ondernemen van een bedevaart zijn om over een hogere waarheid, God of het leven na te denken; om het Heilige te "ervaren", om een gunst (bv. genezing) te gaan vragen; respect te betuigen; om inspiratie te verkrijgen; om tot bezinning te komen of zelfs boete te doen voor misstappen (zonden); om een poosje afstand te nemen van een hectisch dagelijks bestaan; om 'de ervaring'; 'om er geweest te zijn'; of om andere mensen te ontmoeten. Christendom In de katholieke traditie betreft een bedevaart een reis naar een plaats waar een heilige wordt vereerd, of waar er volgens ooggetuigenverslagen verschijningen hadden plaatsgevonden, meestal van Maria, een engel of een heilige. Andere plaatsen werden bekend vanwege een of meer gevallen van wonderbaarlijk genezingen, of vanwege stigmata, een 'huilend' beeldje, of andere verschijnselen die mensen bovennatuurlijk voorkwamen. Voorbeelden van belangrijke bedevaartsplaatsen in het christendom zijn: in Israël en Palestina: Jeruzalem, Bethlehem, Nazareth, Kafarnaüm en de overige plekken die Jezus Christus bezocht. De eerste pelgrimstochten naar het Heilige Land dateren van de vierde eeuw. Het oudst bewaard gebleven verslag van een pelgrimstocht naar Jeruzalem, het Itinerarium Burdigalense, dateert van 333. In Europa zijn de volgende plaatsen belangrijke bedevaartsoorden: Rome (het Vaticaan), Fátima, Lourdes, Scherpenheuvel, Jasna Góra, Rocamadour, Santiago de Compostella, Kevelaer, Collevalenza, Assisi, Banneux en Medjugorje. Bedevaartgangers droegen schelpen of kleine medailles en beeldjes op hun kleding. Goedkope loden of tinnen pelgrimsinsignes, eigenlijk souvenirs, worden bij opgravingen veel teruggevonden. Pelgrims die Jeruzalem bezochten plaatsten een palmtak op hun portretten en ook op hun grafsteen. In Dreischor in Zeeland is een dergelijke steen bekend met een leeg graf, twee palmtakken en een kruis van Jeruzalem. Tot de uitrusting van een pelgrim behoorde ook een pelgrimshoorn. Voor meer, zie: Christelijke bedevaart Heiligdomsvaart Bidkapelletjes Pelgrimsroutes in Frankrijk naar Santiago de Compostella Paganisme Ook voor de komst van het christendom werden in Europa bedevaarten gemaakt. Men reisde ook toen naar bepaalde plaatsen, waarschijnlijk in de hoop genezen te worden van een kwaal of verwonding. Rondom Stonehenge werden lichamen van zieken gevonden die, zo konden archeologen aantonen, van ver waren gekomen. Glastonbury Stonehenge Externsteine Jodendom In het Jodendom is Jeruzalem belangrijk. Hier - op de Tempelberg - stond de Joodse Tempel, waarin -volgens het Jodendom- God zelf aanwezig was. Volgens sommige groeperingen is de Goddelijke aanwezigheid, de Shekina, ook na de verwoesting van de Tempel in 70 (gj), nog steeds aanwezig. De Westelijke muur (Kotel) is de plek waar joden naar toe pelgrimeren om de Eeuwige, de God van Israël, te gaan vereren en het verlies van hun Tempel te beklagen (Klaagmuur). Boeddhisme In het boeddhisme zijn de vier belangrijkste bedevaartsplaatsen Bodhgaya, Sarnath, Kushinagara en Lumbini, gelegen in India en Nepal. Deze vier plaatsen zijn verbonden met de vier belangrijkste gebeurtenissen in het leven van Gautama Boeddha. Boeddha zei zelf dat het bezoeken van deze vier plaatsen een sterke emotie voort zal brengen in gelovigen. Belangrijke boeddhistische bedevaartsplaatsen in andere landen zijn de berg Kailash en het Potala-paleis in Tibet, de Schwedagonpagode in Myanmar, de Tempel van de Tand in Sri Lanka en de Smaragden Boeddha in Wat Phra Kaew te Bangkok, Thailand. Voor meer, zie bedevaart in het boeddhisme en Pelgrims in Tibet. Hindoeïsme India kent een traditie van de vier voornaamste bedevaartsoorden (de Char Dham), en dat het reizen naar deze plaatsen leidt tot moksha en bevrijding uit het samsara. Deze vier plaatsen zijn: Yamunotri, Gangotri, Kedarnath en Badrinath. Een aantal andere belangrijke bedevaartsplaatsen in het hindoeïsme zijn bijvoorbeeld Benares, Haridwar, Rishikesh, de Mandher Devi tempel in Mandhradevi, Vrindavan en Mayapur. In Sravanabelagola vindt er eens in de 13 jaar een belangrijk hindoeïstisch festival plaats, dat ongeveer 1 miljoen bezoekers trekt. Oude hindoe-tempelcomplexen zijn te vinden in onder andere Khajuraho, Ellora, Ajanta en Hampi. Belangrijk is ook de heilige rivier de Ganges. Islam Moslims kennen een bedevaart, de hadj naar Mekka in Saoedi-Arabië. Dit is een van de vijf zuilen van de islam en een verplichting voor iedere moslim om (indien de omstandigheden het toelaten) eenmaal in het leven de hadj te volbrengen. De hadj vindt plaats van de 8ste tot de 12de dag van de islamitische maand Dhoe al-Hidzjah en wordt afsluitend wereldwijd gevierd met het Offerfeest. De oemra kan ook los worden uitgevoerd en is niet tijdgebonden en wordt ook wel de kleine bedevaart genoemd. Ook zijn er moslims die een bezoek brengen naar de Moskee van de Profeet in Medina en Masjid Al-Aqsa in Jeruzalem. Dit hoort niet tot de rituelen van de bedevaart maar wordt wel aangeraden door de profeet Mohammed. In de Moskee van de Profeet ligt de profeet Mohammed begraven naast Abu Bakr en Omar die volgens de soennieten de eerste en tweede kaliefen waren. In de Masjid Al-Aqsa is Mohammed naar de hemel gegaan tijdens de Isra en Mi'raj. De sjiieten erkennen Aboe Bakr en Omar niet als opvolgers van de profeet Mohammed en om die reden willen zij deze plaats niet bezoeken. Sjiieten pelgrimeren wel naar Karbala, Najaf en Koefa in Irak. In Karbala ligt Hoessein, de kleinzoon van de profeet Mohammed begraven. Najaf wordt bezocht vanwege Ali die hier begraven is. Volgens hen had Ali de eerste kalief na Mohammed moeten worden en niet Abu Bakr die zij als usurpator zien. Ook pelgrimeren de sjiieten naar Koefa, omdat de stad tijdelijk de hoofdstad was onder het kalifaat van Ali. Binnen het soefisme wordt pelgrimage verricht naar graven van heiligen. Vrijwel de meeste tariqas hebben mausolea van heilige verspreid over diverse gebieden in de islamitische wereld. De ahmadiyya's verrichten geen bedevaart naar Mekka. Jaïnisme In het jaïnisme zijn er vier soorten heilige bedevaartsplaatsen: Siddha kshtra: plaats van bevrijding van een Kevali (Sanskriet voor 'compleet of gerealiseerd persoon' - inclusief Tirthankaras). Bijvoorbeeld Ashtapad heuvel, Sammet Shikhar, Champa, Girnar, Pava en Shatrunjaya. Atishaya kshetra: waar goddelijke gebeurtenissen plaatsvonden, zoals in Mahavirji, Kesariaji, Kundalpur enz. Purana kshetra: geassocieerd met levens van shalaka-purushas, zoals Ayodhya, Vidisha, Hastinapur enz. Gyana kshetra: geassocieerd met beroemde leraren (Acharya)s of studiecentra, zoals Mohankheda, Sravanabelagola, Ladnun enz. Sikhisme Amritsar, waar zich de Gouden tempel Harmandir Sahib bevindt, is het voornaamste bedevaartsoord in het sikhisme. Jezidisme De heilige plaats voor de jezidi's is Lalish (Koerdisch: Laliş), waar het graf van Sjeik Adi ligt, de stichter van het jezidisme. Tijdens deze zesdaagse bedevaart wordt ook het feest Cejna Cemaiya gevierd. Seculier Niet alleen binnen de kaders van gevestigde religies of kerkgenootschappen vinden bedevaarten plaats, de ontkerkelijking en secularisering van de moderne samenleving heeft nieuwe bedevaarten en sacrale plaatsen gecreëerd die tegemoetkomen aan nieuwe behoeften aan religiositeit. Dergelijke nieuwe religieuze bedevaarten zijn niet altijd gemakkelijk te onderkennen omdat ze nogal eens deel uitmaken van een ogenschijnlijk strikt seculier of toeristische fenomeen. Het graf van Jim Morrison in Parijs wordt bijvoorbeeld jaarlijks door miljoenen fans en toeristen bezocht. Voor hen is dat geen religieus geïnspireerde bedevaart, hoewel hun bezoek in de media vaak wel met de metafoor van bedevaart wordt aangeduid. Desalniettemin bevinden zich onder al die bezoekers de nodige personen die Morrison wel degelijk bovennatuurlijke betekenis toekennen en zijn graf met een (religieuze) bedevaart aandoen teneinde er steun, hulp, genezing te verkrijgen. Voor hen is het een bedevaartplaats, overigens zonder dat ze zich dat misschien realiseren of zo zouden (willen) aanduiden. Onderzoek heeft echter uitgewezen dat hun gedrag, rituelen en verwachtingspatronen in wezen niet verschillen van bijvoorbeeld katholieke bedevaartgangers. Enkele andere bekende seculiere bedevaartplaatsen zijn het herdenkingsmonument ('Pre's Rock') voor langeafstandsloper Steve Prefountaine in Eugene (Oregon, VS), het standbeeld van Tito in het Kroatische Kumrovec, het graf van Soekarno in Blitar (Indonesië), de boom van maffiabestrijder Giovanni Falcone in Palermo (Italië) en het 'Kankerbos' bij Biddinghuizen voor slachtoffers aan kanker. Walk of Wisdom Ook in Nederland wordt vorm gegeven aan het idee van de seculiere pelgrimstocht. Damiaan Messing ontwikkelde in juni 2015 de Walk of Wisdom, een tocht van 136 kilometer rond Nijmegen. De tocht begint en eindigt in de Sint-Stevenskerk, en heeft als logo een mens met vleugels, een "kiemplantje van de aarde". Deelnemers aan de tocht schrijven zich in via Messings website en krijgen een starterspakket mee. Verder zijn er bepaalde dos and don'ts: de mobiele telefoon moet bijvoorbeeld uit tijdens de tocht. De tocht is een populaire vorm van bedevaart, gezien dat na zestien maanden al 999 mensen de tocht gelopen hadden. De tocht is ook gelopen door een aantal bekende Nederlanders, waaronder Jan Terlouw en Joke Hermsen. In augustus 2016 werd de tocht aangepast voor rolstoelgebruikers. Ondanks het bewust niet-religieuze karakter van de Walk of Wisdom, heeft Messing wel bepaalde waarden aan de tocht meegegeven: zo krijgen de pelgrims een afvalzakje mee om onderweg vuilnis in te doen. In de tocht staat de "eigen ervaring" centraal, en pelgrims worden dan ook gevraagd hun ervaringen in een —wederom seculier— getijdenboek op te schrijven. De tocht en het bijbehorende getijdenboek kunnen geduid worden als vormen van atheïstische religiositeit, zoals beschreven door de filosoof Alain de Botton. Atheïstisch of niet, er zit wel een ambitie achter: Messing wil de tocht uiteindelijk over "de hele wereld" laten gaan. Literatuur Peter Jan Margry (ed.), Shrines and Pilgrimage in the Modern World: New Itineraries into the Sacred (Amsterdam: Amsterdam University Press, 2008) (over 'seculiere' bedevaarten) Externe link Bedevaartdatabank Nederland - meertens.knaw.nl
192
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bhisho
Bhisho
Bhisho is de hoofdstad van de Zuid-Afrikaanse provincie Oost-Kaap; het heeft 11.000 inwoners en is ook de administratieve stad van de Oost-Kaap. Port Elizabeth wordt meestal als de economische stad van Oost-Kaap gezien. Ten tijde van de apartheid was het de hoofdstad van het thuisland Ciskei. Bhisho is het Xhosa-woord voor buffel. Geschiedenis Op 7 september 1992 kwam Bhisho in het nieuws vanwege het zogenaamde bloedbad van Bhisho, waarbij 29 mensen de dood vonden. 100.000 mensen togen naar Bhisho om te demonstreren voor de ontmanteling van Ciskei. Dit zou dan weer onderdeel kunnen worden van het nieuwe Zuid-Afrika, wat zou ontstaan na het democratiseringsproces onder leiding van het Afrikaans Nationaal Congres van Nelson Mandela. De Ciskeise machthebber brigadier Oupa Gqozo weigerde dit echter, wat uiteindelijke uitmondde in een grote protestactie. Tijdens de beschietingen door de Ciskeise politie vonden 28 demonstranten en een politieman de dood. Ook vielen er honderden gewonden. Subplaatsen Het nationaal instituut voor de statistiek, Stats SA, deelt sinds de census 2011 deze hoofdplaats in in 9 zogenaamde subplaatsen (sub place), waarvan de grootste zijn: Bisho Central • Bisho Hospital • Bisho Park • Tyutyu • Tyutyu North. Stad in Zuid-Afrika Hoofdstad van een Zuid-Afrikaanse provincie Plaats in Oost-Kaap
193
https://nl.wikipedia.org/wiki/Beloetsjistan%20%28landstreek%29
Beloetsjistan (landstreek)
De historische landstreek Beloetsjistan (land van de Beloetsjen) is gelegen op het zuidoostelijke gedeelte van het Hoogland van Iran, tussen het Indische subcontinent en Centraal-Azië. De landstreek ligt op het grondgebied van drie landen: Pakistan, Iran en Afghanistan. Het Pakistaanse gedeelte komt vrijwel overeen met de provincie Beloetsjistan. In Iran liggen de provincie Sistan en Beloetsjistan en de zuidoostelijke delen van de provincies Kerman en Hormozgan in Beloetsjistan. De zuidelijke delen van de Afghaanse provincies Nimruz, Helmand en Kandahar behoren eveneens tot deze landstreek. De Anglo-Iraanse grenscommissie was verantwoordelijk voor deze opsplitsing: Iran verkreeg zijn gedeelte in 1871 en Afghanistan in 1895. De rest van het gebied maakte deel uit van Brits-Indië en werd na de afsplitsing van Pakistan in 1947 een deel van dat land. De oppervlakte beslaat zo'n 580.000 vierkante kilometer, en in 1996 bedroeg het inwoneraantal ca. zes miljoen. Geografie van Afghanistan Streek in Iran Streek in Pakistan
195
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bart%20de%20Graaff
Bart de Graaff
Bart Frederikus de Graaff (Haarlem, 16 april 1967 – Leiden, 25 mei 2002) was een Nederlands televisiepresentator en programmamaker, alsmede de oprichter en voorzitter van de omroep BNN. Levensloop De Graaff werd in Haarlem geboren, maar kort daarna verhuisde hij samen met zijn ouders en zusje naar Hillegom. Op zijn negende in 1976 kwam hij tijdens het spelen onder een auto terecht. Daarbij verbrijzelde hij een been en liep hij een bacterie-infectie op, die zijn nieren aantastte. Door deze nierziekte ontwikkelde hij ook een groeistoornis, waardoor hij nooit groter is geworden dan een kind van twaalf. Na de mavo kwam hij in 1986 op televisie. Hij was een opvallende persoonlijkheid door zijn uitgelaten en energieke gedrag waarbij hij allerlei kwajongensstreken niet schuwde. Zo gooide hij een keer een baksteen door een ruit van een Utrechts tankstation om vervolgens zelf de politie te waarschuwen. De Graaff had een zeer hechte relatie met zijn moeder, die hem bij zijn ziekte en ook anderszins altijd trouw terzijde stond. Op 21-jarige leeftijd speelde De Graaff mee in een televisiereclame voor het chocoladekoekje Bichoc (met de kreet "Zeg maar nee, dan krijg je er twee ... Toevallig!"). Naar aanleiding daarvan vroeg Rob de Boer Productions hem een screentest te doen voor een kinderprogramma voor Veronica. In het programma speelde De Graaff dat hij een eigen omroep heeft onder de naam Bart Omroep Organisatie Stichting (kortweg B.O.O.S.). Na zes jaar B.O.O.S. begon hij met een nieuwe programmaserie genaamd BNN ofwel Bart News Network, een knipoog naar het Amerikaans kabeltelevisienetwerk CNN. Twee jaar later richtte hij een publieke omroep op, ook met de naam BNN. De Graaff werd voorzitter. Hij bleef ook programma's presenteren en bedenken, waarmee hij BNN de stempel van jong, speels, provocerend en choquerend gaf. Hij bleef tot aan zijn dood het boegbeeld van de omroep. De Graaffs nierziekte zorgde ervoor dat hij vaak in het ziekenhuis was. In 1997 kreeg hij een donornier die hem de twee actiefste jaren uit zijn volwassen leven bezorgde. In 1999, toen de nier werd afgestoten, begon een nieuwe periode van zwakte, een nieuwe operatie, mondkanker en verschillende complicaties. De Graaff bleef zijn werk met enthousiasme doen en maakte in de jaren daarna nog vele programma's, maar overleed uiteindelijk op 35-jarige leeftijd in 2002. Zijn omroep BNN bleef formeel voortbestaan als Bart's Neverending Network, totdat de omroep op 1 januari 2014 met de VARA verderging als fusie-omroep BNNVARA. Bart de Graaff werd begraven op de Algemene Begraafplaats aan de Herfstlaan in Heemstede. Op zijn graf is in 2017 een bronzen beeld van De Graaff geplaatst, dat werd gemaakt door Elselien van der Graaf. Eind 2002 ontving hij postuum een Gouden Beeld in de categorie "Carrière-award". Na zijn overlijden is de Bart de Graaff Foundation opgericht. De stichting helpt Bikkels, jonge mensen met een levensbepalende lichamelijke beperking, bij het starten van hun eigen onderneming. Documentaire Bikkel is een bioscoopdocumentaire uit 2008 over Bart de Graaff. Zijn vader stelde in een reactie op de documentaire dat hij een goede relatie met zijn zoon had, die in Bikkel onderbelicht is. Schrijver Ron Moerenhout bracht in 2012 een boek uit over het leven van Bart de Graaff. Televisieprogramma's B.O.O.S. (1988-1995) Flodder (1993) aflevering De mooiste dag van je leven BNN (1997-2002) Waar kan ik je 's nachts voor wakker maken? (1998) Teringtubbies (1998) Bart's Straatvechters (2000) De Stalkshow (2001) Bartje (2001), parodie op jeugdserie Bartje Discografie Singles |- |align="left"|Ik wou dat ik voor één keer in mijn leven||1992||7-3-1992||22||6||duet met Lee Towers / nr. 22 in de Mega Top 50 |- |align="left"|Hij gaat voor C!||1997||8-2-1997||3||8||als BN'ers voor BNN / nr. 3 in de Mega Top 100 |- |align="left"|Dance yourself dizzy||1998||||tip||||duet met Hermes House Band |- |align="left"|Voorgoed||1998||14-11-1998||11||9||als BNN & friends for War Child / nr. 8 in de Mega Top 100 |} Externe links https://www.bnnvara.nl/bart BNN-voorzitter Nederlands programmamaker Nederlands acteur Nederlands komiek Nederlands televisiepresentator
196
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bieslook
Bieslook
Bieslook (Allium schoenoprasum) (ook: pijpgras) is een plant uit de lookfamilie (Alliaceae). De plant is verwant aan bolgewassen als ui, prei en knoflook. Verspreiding Het is een vaste plant die afkomstig is uit Europa en Noord-Azië. De plant bloeit in juni en juli met blauw-roze-violette schermen. In België en Nederland komt nog wilde bieslook voor. Voortplanting De plant zorgt voor een voedselvoorraad onder de grond die de winter overleeft, zodat deze in de lente heel snel op kunnen komen en kunnen bloeien en zaad produceren. Iedere 'bol' vormt een nieuwe bol, maar dikwijls ook meerdere broedbollen aan de wortels. Dit is de ongeslachtelijke vorm van voortplanting. Bovendien is er ook geslachtelijke voortplanting, door zaadvorming. De plant is pollenvormend en heeft in de familie de kleinste bolletjes, die echter volkomen gelijkwaardig zijn aan de in vergelijking reusachtige bollen van Hippeastrum. Het is goed om regelmatig de bladstengeltjes af te knippen, de plant groeit steeds weer aan. Zaaien kan rond eind maart en eind augustus, maar scheuren is eenvoudiger: graaf de plant uit, deel de kluit in tweeën en plant deze opnieuw. Dit kan men het beste doen in de lente. Bieslook kan na vier jaar het best op een andere plaats worden gezet. Bieslook wordt bezocht door bijen. Gebruik In de volksgeneeskunde wordt het kruid traditioneel gebruikt vanwege zijn vermeende bevorderende werking op eetlust en spijsvertering evenals vanwege zijn vermeende vochtafdrijvende werking. Van de bieslook gebruikt men bij voedselbereiding vooral de jonge bladen en dunne stengels. Ook de bloemen kunnen worden gegeten. Deze zijn geschikt als garnering van gerechten. Ook worden bloeiwijzen gebruikt in bloemstukken of gedroogd in droogboeketten. Externe links Voedingswaarde - USDA database Allium Vaste plant bieslook IUCN-status niet bedreigd
197
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bj%C3%B6rn%20Borg
Björn Borg
Björn Rune Borg (Stockholm, 6 juni 1956) is een Zweeds oud-toptennisser. Hij won in zijn carrière 11 grandslamtitels en 64 toernooien. Biografie Borg gold aan het einde van de jaren 70 als de beste tennisspeler ter wereld. Hij schreef geschiedenis door tussen 1976 en 1980 vijf opeenvolgende overwinningen op Wimbledon te behalen. Daarnaast is hij recordhouder met 41 opeenvolgende gewonnen wedstrijden op Wimbledon. Hij won tussen 1974 en 1981 ook zes keer Roland Garros. In totaal behaalde Borg elf grandslamtitels. Hij is de enige die drie keer opeenvolgend de zogenaamde Channel Slam – in hetzelfde jaar Roland Garros en Wimbledon winnen – heeft behaald. Hij deed dat in de jaren 1978, 1979 en 1980. Borg werd geboren in Stockholm en groeide op in Södertälje als zoon van een koopman. Het tennisspel was destijds tamelijk onbekend in Stockholm en omstreken. Borg beoefende dan ook aanvankelijk de daar gangbare sporten ijshockey en voetbal, totdat zijn vader een tennisracket won op een tafeltennistoernooi. De jonge Björn Borg leerde hiermee op zijn negende het tennisspel te beheersen. Op de lagere school werd Borg gescout door Lennart Bergelin, een voormalig lid van het Zweedse Davis Cup-team, die meteen onder de indruk raakte. Dankzij het ijshockeyspel bleek Borg zowel links- als rechtshandig te kunnen spelen en aan het voetbal had hij een prima voetenwerk overgehouden. In de daaropvolgende jaren volgden de eerste successen. Op vijftienjarige leeftijd won Borg de juniorentitel op Wimbledon en nam hij de eerste positie in op de wereldranglijst voor junioren. Twee jaar later won hij in Rome zijn eerste Grand Prix-toernooi. In datzelfde jaar behaalde hij op Roland Garros ook meteen zijn eerste grandslamtitel. Borg liet op de tennisbaan nauwelijks zijn emoties zien, wat hem de bijnamen Iceborg, Iceman en Mr. Cool opleverden. Hij stond bekend om zijn specifieke speelstijl, waarbij hij het spel met harde slagen vanaf de basislijn dirigeerde. Zijn handelsmerk was zijn dubbelhandige backhand, die hij met veel topspin sloeg. De basis daarvoor had hij in het ijshockey gelegd. Zijn uitstekende voetenwerk had hij dan weer te danken aan het voetbal. Borg beëindigde in 1982, op slechts 26-jarige leeftijd, zijn tenniscarrière. In 1981 had hij door het verliezen van de finale op Wimbledon, tegen zijn grote rivaal John McEnroe, zijn motivatie om harder te trainen verloren. Bovendien was Borg geen voorstander van de vele reizen die hij als tennisser moest maken. Om deze reden heeft hij ook slechts één keer deelgenomen aan de Australian Open, namelijk in 1974. Daarnaast was hij in 1980 getrouwd met de Roemeense tennisster Mariana Simionescu en wilde hij met haar een privéleven opbouwen. In 1984 kwam het echter tot een echtscheiding. In 1987 werd hij opgenomen in de internationale Tennis Hall of Fame. In 1991, op 35-jarige leeftijd, probeerde hij een comeback te maken in het tennis. Hij liet daarvoor opnieuw zijn haar langer groeien en speelde met hetzelfde houten Donnay-racket als waarmee hij zijn eerdere successen geboekt had. In zijn eerste negen wedstrijden kon hij echter geen set winnen, waarop hij overschakelde naar een op dat ogenblik gangbaar midsize-racket. In de drie daaropvolgende wedstrijden in 1993 kon hij telkens een set winnen. Uiteindelijk gaf hij er zonder een wedstrijd te hebben gewonnen definitief de brui aan, waarna hij overschakelde op de Champions Tour. Palmares Enkelspel Prestatietabel Grandslamtoernooien enkelspel Grandslamtoernooien dubbelspel Björn Borg Fashion Na zijn actieve loopbaan als tennisser begon hij met de opzet van een eigen kledinglijn. In 1987 gaf hij zijn naam aan de Scandinavion Sourcing and Design Group die in Stockholm gevestigd was. Als eerste werd toen de Björn Borg Underwear op de markt gebracht. Tegenwoordig omvat het assortiment onder andere vrijetijdskleding, sportkleding, badkleding, lingerie, tassen, schoenen en brillen. Externe links Zweeds tennisser
199
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bophuthatswana
Bophuthatswana
Bophuthatswana, kortweg Bop genoemd, was een thuisland in het noorden van Zuid-Afrika, ca. 40.000 km² groot. Bophuthatswana bestond uit zeven enclaves, verdeeld over de voormalige Zuid-Afrikaanse provincies Kaapprovincie, Transvaal en Oranje Vrijstaat. De hoofdstad eerst Mahikeng en later Mmabatho lag in een deel dat grensde aan Botswana. Het land was bedoeld om er de Tswanasprekende volkeren, de Batswana, in onder te brengen. In 1983 bedroeg het aantal inwoners ruim 1.430.000. Ook in Zuidwest-Afrika werd een kleine Bantoestan voor de daar wonende Batswana gecreëerd, Tswanaland genaamd. Bophuthatswana kreeg "zelfbestuur" in 1971. Op 5 december 1977 werd het "onafhankelijk", waarbij de gedwongen inwoners de Zuid-Afrikaanse nationaliteit verloren. Kgosi Lucas Mangope (BDP) werd tot staatshoofd benoemd. Na een mislukte coup in 1988 werd Mangope door Zuid-Afrika onder dwang in zijn ambt hersteld. In het begin van 1994 werd hij vervangen door een interim-bestuur. Op 27 april van dat jaar werd Bophuthatswana, samen met de negen andere thuislanden, herenigd met Zuid-Afrika. Bantoestan in Zuid-Afrika Geschiedenis van de Kaap Geschiedenis van Vrijstaat Geschiedenis van Transvaal Historische niet-erkende staat
200
https://nl.wikipedia.org/wiki/Blaise%20Pascal
Blaise Pascal
Blaise Pascal (Clermont-Ferrand, 19 juni 1623 – Parijs, 19 augustus 1662) was een Franse wis- en natuurkundige, christelijk filosoof, theoloog en apologeet. Pascal was een katholiek die ook een grote invloed heeft gehad op het protestantisme. Zijn belangrijkste bijdragen op het vlak van de wis- en natuurkunde zijn: Hij legde de grondslag voor de waarschijnlijkheidsrekening (samen met Fermat, die van mening was dat Pascal ieder wiskundig probleem zou kunnen oplossen). Hij legde eveneens de basis voor de integraalleer en gaf betekenis aan het begrip oneindigheid (wat Leibniz als een van de weinigen begreep). Hij bouwde een van de eerste mechanische rekenmachines (optelling en aftrekking) (1642), de pascaline. Hij droeg bij aan de projectieve meetkunde (kegelsneden, stelling van Pascal), hydrostatica, hydrodynamica en combinatoriek (driehoek van Pascal). Isaac Newton schrijft dat hij veel te danken had aan Pascal. Hij ontdekte de naar hem genoemde Wet van Pascal: De druk die op een vloeistof wordt uitgeoefend, plant zich in alle richtingen met dezelfde grootte voort. Als christelijk denker wordt Pascal vooral gezien als de apologeet (verdediger) van de openbaring. Hij stelt met klem dat de rede haar eigen grenzen moet kennen en dat zij moet buigen voor de door God gegeven werkelijkheid. Ter bekostiging van een weeshuis bedacht hij de eerste vaste koetslijn voor openbaar vervoer in Parijs. Levensloop Pascal was de zoon van Étienne Pascal, belastingrechter in Clermont-Ferrand. Na de dood van diens vrouw, Antoinette Bégon, die overleed toen Pascal vier jaar was, verkocht zijn vader zijn werk door aan zijn broer, zodat hij zich geheel aan de opvoeding van zijn kinderen kon wijden. Ze verhuisden in 1631 naar Parijs. Blaise had twee zussen, Gilberte en Jacqueline. De laatste trad na de dood van haar vader in in het cisterciënzerinnenklooster Port-Royal-des-Champs (Port-Royal) te Parijs. Jacqueline was naast zijn vader de belangrijkste persoon in het leven van Pascal. Pascals vader onderwees zijn kinderen zelf. Al vroeg ontdekte hij daardoor de uitzonderlijke talenten van zijn zoon. Pascal had al ongeveer vanaf zijn zevende jaar een onstuitbare leergierigheid op het gebied van de wiskunde en de mechanica. Jacqueline bleek literaire talenten te bezitten; vanaf haar dertiende vroeg het koninklijk hof haar geregeld om haar gedichten te komen voordragen. Nadat Pascals vader een paar slechte beleggingen had gedaan, ging hij weer aan het werk als belastinginspecteur in Rouen. Étienne Pascal moest veel berekeningen maken en Blaise hielp hem hierbij. Door dit werk werd hij geïnspireerd tot de uitvinding van de eerste mechanische rekenmachine. Vader Étienne Pascal werd na veel moeite toegelaten tot de prestigieuze Académie Française, naast de Sorbonne, het mekka voor Franse wetenschappers in die tijd. Zo kon hij ook zijn zoon na verloop van tijd bij de geleerde heren introduceren. Al spoedig stond Blaise bekend als een jong genie. Hij correspondeerde behalve met Fermat ook met Christiaan Huygens, Gottfried Leibniz en andere grote wiskundigen van de Gouden Eeuw. Hoewel Fermat en Pascal elkaar nooit persoonlijk hebben ontmoet, is hun samenwerking altijd positief geweest en stimuleerden ze elkaar om oplossingen voor steeds nieuwe vraagstukken te vinden. Pascal is nooit getrouwd. Toen zijn twee jaar jongere zuster Jacqueline intrad in het klooster van Port-Royal kreeg het katholieke geloof een grote betekenis voor hem. Door een controverse met de jezuïeten verdiepte Pascal zich in de theologie en nam het wetenschappelijk werk een minder belangrijke plaats in. Pascal was van jongs af veel ziek en leed vaak aan hoofd- en kiespijn. Om die pijnen te vergeten dwong hij zich tot intensief werk in exacte wetenschap en theologie. De laatste jaren van zijn korte leven - hij werd slechts 39 - raakte hij meer en meer overtuigd van de waarheid van het christelijke geloof, mede op grond van een kansberekening. Hij verkocht zijn goederen en hielp armen en zieken terwijl hij zelf heel eenvoudig leefde. Na zijn dood onderzocht men zijn lichaam en stelde een buitengewoon compacte hersenmassa vast die tegen een verdikte fontanel drukte, wat zijn pijnen voor een deel verklaarde. Bijdragen tot de wiskunde Kegelsneden Na contact met de wiskundige Desargues (1591-1661) kwam Pascal in 1639 op amper 16-jarige leeftijd met een stelling over kegelsneden: de stelling van Pascal over een willekeurige zeshoek die ingeschreven is in een kegelsnede. Hij publiceerde deze in 1640, maar zijn manuscript hierover is nooit teruggevonden. Mechanische rekenmachine Uit Pascals uitvinding van de eerste mechanische rekenmachine, de "pascaline" die hij tussen 1642 en 1644 samen met zijn vader in Rouen uitvond, bleek zijn vermogen om nieuwe oplossingen te bedenken voor oude problemen. Aanleiding was het vele rekenwerk dat zijn vader beroepshalve moest doen. Pascal ontdekte dat het overdrachtsgetal ("onthouden") het lastigst is bij grote optel- en aftreksommen. Hij ontwikkelde een houten kistje waarin eerst zes, later acht tandradertjes naast elkaar geconstrueerd waren die als in een horloge in elkaar grepen. Elke Franse muntsoort had zijn eigen tandwieltje en deed, wanneer het werd rondgedraaid, de wieltjes ernaast al naargelang de waarde ten opzichte van elkaar verspringen: het effect van de overdracht. Deze vinding wordt vaak als de voorloper van de computer beschouwd en was voor die tijd revolutionair. Maar hoewel deze rekenmachine tijdwinst opleverde, waren de fabricagekosten hoog. Uiteindelijk werden er 50 verkocht. Waarschijnlijkheidsrekening en driehoek van Pascal Tijdens de periode waarin hij vaak in het klooster Port Royal verbleef, zette Pascal zijn wiskundig werk voort. Naar aanleiding van een vraag van de chevalier De Méré, die van kansspelen hield, bestudeerde hij vanaf 1654 de kansen op winst en verlies. Het bracht hem ook tot een briefwisseling met Pierre de Fermat hierover. Zo ontstond de kansrekening als volwaardige tak van de wiskunde. Pascal ontwikkelde de naar hem genoemde getallendriehoek naar aanleiding van het bekende problème des partis bij het dobbelen (Traité du triangle arithmétique, gepubliceerd in 1665). Pascal was ook verdienstelijk op het vlak van de infinitesimaalrekening, waartoe later ook Newton en Leibniz bijdroegen. Zo bestudeerde hij de cycloïde, die hij ‘roulette’ noemde. In zijn filosofische beschouwingen over wat nu de wiskunde kenmerkt, plaatste hij de "esprit de finesse" tegenover de "esprit de géométrie". Bijdragen tot de natuurkunde Druk op vloeistoffen Pascals wet met betrekking tot de druk op vloeistoffen, die hij in 1653 ontwikkelde, maakte allereerst korte metten met de tot dan toe heersende opvatting dat het luchtledige niet bestaat. Hij toonde aan dat wanneer men een aan één kant gesloten buis vult met kwik, die afsluit en omgekeerd in een bak met kwik zet (waarop men een laagje water legde) niet de lucht of een of ander onbekend etherisch gas in de buis het niveau van kwik in die buis doet dalen, maar dat het niveau van de daling van het kwik in de buis alleen afhangt van de hoeveelheid druk van de omringende lucht op het kwik in de bak. Niet veel later zou de in Duitsland uitgevoerde proef met de Maagdenburger halve bollen het bestaan van het vacuüm, het luchtledige, en de luchtdruk vlak bij de grond (bijna 10 000 N was nodig voor het uit elkaar trekken van de helften van een luchtledige bol) bevestigen. “Dat iets onbegrijpelijk is, betekent nog niet dat het niet bestaat”, zou Pascal ervan zeggen. Pascal toonde proefondervindelijk aan dat de luchtdruk op verschillende hoogten verschilt (door de hoogte van kwik in een buis op verschillende hoogten te meten). Hoe lager de meting werd uitgevoerd, hoe hoger het kwik in de buis steeg, dus hoe hoger ook de luchtdruk moest zijn op dat niveau en omgekeerd. Daarmee werd tevens vastgesteld dat de atmosfeer eindig is: de luchtdruk is het grootst net boven de grond (zeeniveau); deze moet gelijk zijn aan het gewicht van de totale luchtkolom boven een oppervlakte-eenheid. Zo kwam hij vrij nauwkeurig aan het gewicht van de totale atmosfeer. Pierre Gassendi roemde de ontdekking van deze “uitzonderlijke onvergetelijke jongeman” met de uitspraak: “Wat hij gedaan heeft, heeft niemand voor hem ooit klaargespeeld; na hem kan iedereen het doen”. Pascal zelf overzag de gevolgen van deze onontkoombare conclusies toen niet, maar in feite betekende dit een omwenteling in de astronomie. Met deze proeven zette Pascal de toon wat betreft experimentele bewijsvoering. Tot dan toe was de wetenschap niet gebaseerd op proefondervindelijke aantoonbaarheid, eerder op logica en theoretische deductie. Vooral door Pascals werk veranderde dat, al moeten in dit verband zijn voorgangers Galileo Galileï (1564-1642) en nog eerder Leonardo da Vinci (1452-1519) ook genoemd worden. Theologisch en filosofisch werk Binnen de Franse wijsbegeerte besteedde Pascal veel aandacht aan het denken dat zich richt op het innerlijk leven. Hij wordt vaak als tegenpool gezien van zijn tijdgenoot Descartes (1596-1650), die aan de basis stond van het rationalisme. Pascal zag de mens als een mysterie: het denken kan dan wel tot meer inzicht leiden, maar dat mysterie zal nooit geheel in begrippen te vatten zijn. Dit komt vooral tot uiting in zijn laatste werk Pensées. Een tijdlang leidde Pascal een werelds leven in de Franse hoofdstad, maar in 1654 kreeg hij een openbaring. Mémorial Na Pascals dood vond men in de voering van een kledingstuk twee handschriften van hem. Het was een getuigenis in tweevoud op perkament en papier dat zo begint: 'Het genadejaar 1654 Maandag 23 november (...) vanaf ongeveer half elf 's avonds tot ongeveer half één 's nachts. VUUR God van Abraham, God van Isaak, God van Jakob. Niet de God van filosofen en geleerden. Zekerheid. Zekerheid. Gevoel. Vreugde. Vrede. God van Jezus Christus (...) Na deze ervaring trok hij zich vaker terug in het klooster Port-Royal waar zijn zuster Jacqueline al eerder was ingetreden en waar velen uit de adel en gegoede burgerij een retraite deden. Naast zijn wetenschappelijke werk en ondanks ziekten en dagelijkse pijn hield Pascal zich meer en meer bezig met het bestuderen van de Bijbel en de werken van de kerkvaders. Mede door nauwkeurige bestudering van Augustinus kwam hij tot de overtuiging dat diens opvattingen omtrent zonde en genade zuiverder zijn dan die van de Katholieke Kerk. In zijn Les Provinciales klaagt hij de paus aan, maar hij is nooit uit de Kerk getreden. Les Provinciales In Port-Royal raakte Pascal in 1656 betrokken in een polemiek tussen de jezuïeten en de jansenisten. Hem werd gevraagd een vlugschrift te schrijven om het volk te informeren over de uitzetting van zijn vriend, de geleerde Antoine Arnauld van de Sorbonne in Parijs. Vanwege de bijzonder duidelijke schrijfstijl begreep iedereen direct waar het over ging. Door de spot te drijven met de leer van de jezuïeten werd het vlugschrift in heel Frankrijk populair en volgden er in anderhalf jaar tijd nog negentien - alle anoniem gedrukt, met de kleinste lettergrootte op één vel en met sneldrogende inkt, zodat het drukproces niet langer duurde dan één nacht, want de jezuïeten schuwden niet om het leger van koning (Lodewijk XIV) in te zetten om auteur en drukkers te ontmaskeren. Lodewijk XIV bestreed het jansenisme, omdat het zich als politieke beweging tegen zijn autoriteit keerde. In de eerste tien brieven van Les Lettres Provinciales (de verzameling polemieken) stelt de schrijver zich voor als een verbaasde bewoner uit de provincie die onbevooroordeeld de ruzie onderzoekt door vertegenwoordigers uit beide kampen aan het woord te laten en het resultaat als brief naar het thuisfront te sturen. De andere tien brieven richten zich direct tegen de jezuïeten en in het bijzonder tot pater Annat, de biechtvader van de koning die de jansenisten met veel ijver bestreed. De kracht van de argumenten tegen de jezuïeten lag er vooral in dat Pascal uit de geschriften van deze orde argumenten en citaten nauwkeurig weergaf, om iedere verdenking van verdraaiing te voorkomen. Vanwege het satirisch karakter werd het werk later bewonderd door onder meer Voltaire: “Niemand komt ongeschonden uit een ontmoeting met Pascal". Velen zien hem als medevormgever van de Franse taal. Tot een eeuw na Pascals dood werden de geschriften dan ook in scholen gehanteerd als voorbeeld hoe te schrijven en logisch te denken. Pascal wordt door zijn betoogtrant, waarin hij alle partijen aan het woord laat, wel gezien als de eerste onderzoeksjournalist. Les Provinciales werd gretig gelezen. Dit was niet enkel doordat het onderwerp aansloeg of omwille van de stilistische kwaliteiten van zijn satire, maar ook doordat Pascal erin slaagde moeilijke theologische discussies te hertalen in boeiende dialogen, die bovendien in de volkstaal waren geschreven en niet in het Latijn, zoals toen gangbaar was voor dergelijke onderwerpen. Men heeft Pascal tijdens zijn leven nooit als de schrijver van de brieven kunnen ontmaskeren. Het klooster werd in 1708 opgeheven. In 1710 liet Lodewijk XIV zijn soldaten Port-Royal-des-Champs, dat een bedevaartsoord begon te worden, met de grond gelijk maken. Les Pensées Pascal liet de Pensées (Gedachten) na, een op onderwerp gerangschikte verzameling losse notities die waren bedoeld als voorbereiding van een onvoltooide apologie van het christelijk geloof. Het is een ongepolijste verwoording van Pascals inzichten in godsdienstige waarheden en allerlei aspecten van het menselijk leven. Door zijn vroege dood heeft hij het werk niet kunnen afmaken. In zijn tekst komt de mens naar voren als een wezen dat gekenmerkt wordt door gespletenheid en ambiguïteit en dat daardoor onophoudelijk moet kiezen. Zowel de misère (nietigheid) als de grandeur (grootheid) van het menselijk bestaan komen erin tot uiting. Bekend is ook zijn uitspraak (opgenomen in de Pensées) dat men volgens de kansrekening wel in God moet geloven: als deze namelijk bestaat, is de winst voor de gelovige oneindig. Bestaat God niet, dan verliest men niets (le pari, de gok). Deze redenering staat bekend als de Gok van Pascal, of ook wel "Het Waagstuk van Pascal" of "Pascals Weddenschap". Genoemd naar Pascal Uit erkenning voor het belang van zijn werk is de eenheid van druk in het SI-systeem naar hem genoemd: 1 pascal (1 Pa) = 1 N/m². De programmeertaal Pascal, ontworpen door Niklaus Wirth. Haute École Catholique du Luxembourg Blaise Pascal in Aarlen. Het Blaise Pascal College in Zaandam Université Blaise Pascal in Clermont-Ferrand. Het Blaise Pascal College in Orsay. Blaise Pascal, middelbare school in Spijkenisse (tegenwoordig onderdeel van PENTA college CSG. De driehoek van Pascal. Uitvinder van openbaar vervoer In het jaar voor zijn dood bedacht Pascal niet alleen een openbaarvervoersysteem voor de gewone man, maar samen met drie andere aandeelhouders richtte hij hiertoe ook een onderneming op: "De Maatschappij tot Uitbating van koetsen". De onderneming, die als eerste in een wereldstad met koetsen lijndiensten onderhield op vaste routes in Parijs, was vanaf het eerste moment een groot succes: "Zo belachelijk als men de zaak in het begin vond, zo goed vindt men ze nu". De winst die Pascal maakte stelde hij ter beschikking van de armen van Blois waar velen een hongerdood stierven. Uitspraken van Pascal “L'homme n'est ni ange, ni bête, et le malheur veut que qui veut faire l'ange fait la bête.” (“De mens is geen engel en geen beest, en het ongelukkige feit wil dat degene die voor engel wil spelen, het Beest speelt.”) “Ik schrijf je een lange brief, want ik heb geen tijd voor een korte.” (“Je n’ai fait celle-ci plus longue parce que je n’ai pas eu le loisir de la faire plus courte.” Lettres Provinciales (1657) no. 16) “Le coeur a ses raisons que la raison ne connaît point.” (“Het hart heeft zijn redenen die de rede niet kent”). “Alle ellende op de wereld wordt veroorzaakt doordat mensen niet gewoon thuis kunnen blijven.” (“J'ai souvent dit, que tout le malheur des hommes vient de ne savoir pas se tenir en repos dans une chambre. Un homme qui a assez de bien pour vivre, s'il savait demeurer chez soi...”) “Ce que peut la vertu d'un homme ne doit pas se mesure par ses efforts, mais par son ordinaire.” (“De deugd van een man dient niet te worden afgemeten naar zijn inspanningen, maar naar zijn gewone manier van doen”). “Stel u een aantal geketende mensen voor die allen ter dood veroordeeld zijn. Iedere dag worden er onder de ogen van de anderen enkele omgebracht. De overblijvenden zien aan wat er met hun lotgenoten gebeurt, wat henzelf te wachten staat. Vol smart en wanhoop kijken ze elkaar aan en wachten hun beurt af. Dit is het beeld van de menselijke situatie.” Werken Essay pour les coniques, Parijs 1640. Een korte wiskundige verhandeling over de kegel Lettre dédicatoire à Monseigneur le Chancelier. Sur le sujet de la Machine nouvellement inventée par le Sieur B.P. pour faire toutes sortes d’opérations d’Arithmétique, par un mouvement réglé, sans plume ni jetons. Avec un avis nécessaire à ceux qui auront curiosité de voir ladite Machine, & de s'en servir, 1645. Handleiding voor Pascals rekenmachine, de Pascaline. Expériences nouvelles touchant le vuide, faites dans des tuyaux, syringues, soufflets & siphons de plusieurs longueurs & figures, avec diverses liqueurs, comme vif-argent, eau, vin, huyle, air, etc. Avec un discours sur le mesme sujet, Parijs 1647 Traité du triangle arithmétique, avec quelques autres petits traitez sur la mesme matière, Parijs 1645 Récit de la grande Expérience de l'Équilibre des Liqueurs, Parijs 1648 Les Provinciales ou Les lettres écrites par Louis de Montalte à un provincial de ses amis & aux RR. PP. Jésuites sur le sujet de la morale, & de la politique de ces Pères, 1657 Récit de l'examen et du jugement des escrits envoyez pour les prix, proposez publiquement sur le sujet de la Roulette. Où l'on voit que ces prix n'ont point esté gagnez, parce que personne n'a donné la véritable solution des problesmes, 1658 Lettre de A. Dettonville à Monsieur de Carcavy, en luy envoyant: Une Méthode générale pour trouver les Centres de gravité de toutes sortes de grandeurs. Un Traitté des Trilignes & de leurs Onglets. Un Traitté des Sinus du quart de Cercle. Un Traitté des Arcs de Cercle. Un traitté des Solides circulaires. Et enfin un Traitté général de la Roulette, Contenant la solution de tous les Problèmes touchant La Roulette qu'il avoit proposez publiquement au mois de juin 1658, Parijs 1659. A. Dettonville is een pseudoniem van Pascal. Traitez de l'équilibre des liqueurs et de la pesanteur de la masse de l'air. Contenant l'explication des causes de divers effets de la nature qui n'avoient pas esté bien connus jusques ici, & particulièrement de ceux que l'on avoit attribuez à l'horreur du Vuide, Parijs 1663 Priere pour demander a Dieu le bon usage des maladies. In: Divers traitez de pieté, Keulen 1666 Abrégé de la vie de Jésus-Christ, vertaald in het Nederlands, Het leven van Jezus, Uitgeverij Kok, Utrecht 2011. Discours de la condition de l'homme Pensées sur la vérité de la religion chrétienne Deux pièces imparfaites sur la Grâce et le Concile de Trente De l'autorité en matière de philosophie: de l'esprit géométrique La Machine arithmetique Réflexions sur la géométrie en général Pensées de M. Pascal sur la religion et sur quelques autres sujets, qui ont esté trouvées après sa mort parmy ses papiers, postuum, Parijs 1669 Literatuur Adamson, D, Blaise Pascal: “Mathematician, Physicist, and Thinker about God”, Macmillan: Londen en New York, 1995. Attali, J., Blaise Pascal of het Franse genie, Averbode|Agora (vertaling). Kreeft, P., Christendom voor moderne heidenen, Pascals gedachten voor u, Amsterdam, Boom, 2000. Plaisier, A.J., De Mens in het geding, een kritische vergelijking tussen Pascal en Nietzsche, Zoetermeer 1996. van der Hoeven, P, Blaise Pascal, Baarn, Het Wereldvenster, 1964 Externe links Pascals bijdrage aan de kansrekening Pascals bijdragen aan de Wet van Boyle Frans filosoof Frans natuurkundige Frans theoloog Frans wiskundige Jansenist 17e-eeuws filosoof 17e-eeuws wiskundige
201
https://nl.wikipedia.org/wiki/Nationaal%20park%20Ben%20Lomond
Nationaal park Ben Lomond
Het Nationaal park Ben Lomond bestaat voornamelijk uit een 1300 meter hoog plateau dat duidelijk te zien is vanuit de omgeving. Het plateau heeft een oppervlakte van ongeveer 85 vierkante kilometer en is genoemd naar de gelijknamige berg in Schotland. In de winter is het park het voornaamste skigebied van Tasmanië; in de lente zijn de bezoekers eerder wandelaars. Na Mount Ossa (1617 meter) is Legges Tor de tweede hoogste berg van Tasmanië. Met zijn 1572 meter is hij het hoogste punt van het park. Ben Lomond
203
https://nl.wikipedia.org/wiki/Binair%20talstelsel
Binair talstelsel
Het binaire talstelsel of tweetallig talstelsel is een positiestelsel, waarin een getal wordt voorgesteld door een rijtje van de cijfers 0 en 1. Een dergelijk cijfer wordt in deze context een bit ("binary digit") genoemd. In het binaire talstelsel komt iedere positie overeen met een macht van 2. Een binair getal wordt voorgesteld door een rij bits: met de betekenis: In het binaire talstelsel is bijvoorbeeld het getal 0101 de voorstelling van het getal 5 (= 0 + 4 + 0 + 1) in het decimale stelsel. Bij geautomatiseerde opslag en communicatie van gegevens (zoals binnen en tussen computers in de ruime zin van het woord) worden deze meestal binair gecodeerd, dat wil zeggen als een reeks bits. Voor betere leesbaarheid wordt zo'n reeks bits vaak weergegeven in het hexadecimale of het octale talstelsel, die beide nauw verwant zijn met het binaire. Zie ook BCD-code, als een tussenvorm tussen decimaal en binair. Het octale en hexadecimale stelsel worden door computerprogrammeurs gebruikt bij taken waarbij ze de bitconfiguratie van het getal willen zien, omdat er direct hardware aangesproken wordt. In de hardware bestaat informatie uitsluitend in de vorm van reeksen enen en nullen. Octale en hexadecimale getallen zijn uit binaire getallen af te leiden, namelijk door de binaire cijfers in groepjes van 3 (octaal) of 4 (hexadecimaal) te verdelen en deze groepjes van 3 respectievelijk 4 binaire cijfers steeds tot één octaal respectievelijk hexadecimaal cijfer om te zetten. Dit principe geldt voor alle getalstelsels waarvan het aantal cijfers een macht van twee is. Geschiedenis 2400BC: de Egyptenaren gebruikten breuken van machten van 2: 1/2, 1/4, ... 1/64, om de heqat, een bepaalde inhoudsmaat, op te delen. Ook gebruikten ze tabellen met veelvouden van 2 om te vermenigvuldigen. 3e eeuw voor Christus: de Indiaase wiskundige Pingala beschreef een binair talstelsel in de Chandaḥśāstra. Shao Yong (邵雍) (1011–1077) herschikte de hexagrammen uit de I Tjing in een volgorde die overeenkomt met de binaire getallen 000000 t/m 111111. 1703: Gottfried Wilhelm Leibniz publiceerde zijn artikel 'Explication de l'Arithmétique Binaire' (uitleg over binair rekenen). 1937: George Stibitz knultselde aan zijn keukentafel de eerste binaire rekenmachine in elkaar, de "model-K". 1947: John Tukey noemde een binair cijfer een bit, een 'binary digit'. Van binair naar decimaal Om een binair getal te vertalen naar een decimaal getal, hoeft men slechts te kijken naar de posities waar een 1 staat. Voor ieder binair cijfer 1 berekent men de door de positie van dit cijfer aangegeven macht van twee, en wel: 2positie − 1. De som van de op deze wijze berekende reeks decimale getallen geeft de waarde van het binaire getal decimaal weer. De eerste positie is de meest rechtse en komt overeen met het getal 1. De tweede positie, de tweede van rechts, komt overeen met het getal 2, de derde van rechts met 4, enz. {| class="wikitable" style="text-align: center;" !Binair||2(positie van de 1) − 1||Decimaal||Binair||2(positie van de 1) − 1||Decimaal |- |100000||25||32|| || || |- |010000||24||16||010000||24||16 |- |001000||23||8|| || || |- |000100||22||4||000100||22||4 |- |000010||21||2|| || || |- |000001||20||1||000001||20||1 |- style="border-top:4px double grey;background:white" |111111||25+24+23+22+21+20||63||010101||24+22+20||21 |} Simpel gezegd: bereken voor elk cijfer 1 in het binaire getal, de overeenkomstige macht van 2. Een binair getal van 6 cijfers, bijvoorbeeld 111111, wordt vertaald in (van links naar rechts) 32, 16, 8, 4, 2 en 1. De som 32 + 16 + 8 + 4 + 2 + 1 = 63 is de decimale waarde van dit binaire getal. Zo heeft het binaire getal 010101 de decimale waarde 16 + 4 + 1 = 21 Voor cijfers achter de komma zijn de machten negatief. Eenvoudig omrekenen Bovenstaande tabel is een eenvoudig hulpmiddel voor het omrekenen van binair naar tientallig en andersom. Stel er is het binaire getal 001101010. Vul dit in de tabel in en kijk naar de waarde in de bovenste rij. Bij het voorbeeld zijn dit de waarden 64, 32, 8 en 2. Door deze op te tellen is nu bekend hoeveel 001101010 in het tientalligstelsel is, namelijk 106. Het tweede voorbeeld - 100010000 - wordt dan 272. Een andere methode gebruikt het hornerschema en bestaat erin de bijdragen van de machten van 2 van links naar rechts successievelijk te berekenen. Start bij de meest linkse "1" en pas het volgende algoritme toe. Vermenigvuldig met 2 en tel het volgende cijfer erbij op. Herhaal deze stap tot het laatste cijfer. Toegepast op het binaire getal 001101010 geeft dit:         1=1     2+1=3     6+0=6   12+1=13   26+0=26   52+1=53 106+0=106 Het binaire getal 001101010 = 106 (decimaal). Merk op dat het binaire getal verschijnt in de "kolom" voor de =-tekens. Andersom kan de tabel ook gebruikt worden. Van het getal 57 wordt de binaire representatie gezocht. Zoek het grootste getal in de bovenste rij dat kleiner is dan of gelijk aan 57; dat is 32. Op die positie komt dus een 1. De rest is 57-32=25. Zoek weer het grootste getal in de bovenste rij dat kleiner is dan of gelijk aan 25; dat is 16. Op de positie 16 komt ook een 1. Bepaal weer de rest: 25-16=9. Het grootste getal in de bovenste rij dat kleiner is dan of gelijk aan 9 is 8. Zet een 1 op die positie. De test is 9-8=1. Ook daar komt een 1. Het resultaat is: 57=1110012. Er is ook een methode die van laag naar hoog, dus van rechts naar links werkt. Schrijf een 1 als het getal oneven is en trek 1 van het getal af. Zet een 0 als het getal even is. Deel het resterende even getal door 2. Ga een positie naar links en herhaal de procedure. Toegepast op 57 geeft dit het volgende. 57 is oneven, dus rechts komt een 1. Trek 1 af: 57−1=56 en deel 56 door 2; resterend 28. Schuif een plaats naar links en zet een 0 omdat 28 even is. De twee laatste cijfers van de binaire representatie zijn dus 01. Deel 28 door 2: uitkomst 14. Ga weer een plaats naar links en zet een 0 omdat 14 even is. De drie laatste cijfers zijn dus 001. Deel 14 door 2: uitkomst 7. Ga weer een plaats naar links en zet een 1 omdat 7 oneven is. De vier laatste cijfers zijn dus 1001. Trek 1 af: 7−1=6 en deel 6 door 2; resterend 3. Schuif een plaats naar links en zet een 1 omdat 3 oneven is. De vijf laatste cijfers zijn dus 11001. Trek 1 af: 3−1=2 en deel 2 door 2; resterend 1. Schuif een plaats naar links en zet een 1. De zes cijfers van de binaire representatie zijn: 111001. Berekenen via de computer De volgende code in Java kan gebruikt worden om een binaire weergave van een positief geheel getal te maken. public class BinairOmzetten { public static void main(String[] args) { voorbeeld( 15); // 1111 voorbeeld( 50); // 110010 voorbeeld(200); // 11001000 // Of gebruik de ingebouwde functionaliteit Integer.toBinaryString(int i) } private static void voorbeeld(int n) { System.out.println(n + " --> " + getBinary(n)); } public static String getBinary(int n) { final String r; if (n == 0) r = "0"; else if (n == 1) r = "1"; else r = getBinary(n >>> 1) + (n & 1); return r; } } Andere coderingen De normale binaire codering gaat uit van "gewogen" posities. Hierbij wordt over het algemeen het 'big-endian' principe gebruikt, zie endianness. De Gray-code is een manier van coderen waarbij van ieder opeenvolgend paar getallen slechts één enkele bit verschilt. Trivia "Er zijn 10 soorten mensen: Mensen die binair kunnen tellen en mensen die dat niet kunnen." is een bekende inside joke. Zie ook Two's complement (tweetallig, negatieve getallen) Getalsysteem Rekenen Computerterminologie
204
https://nl.wikipedia.org/wiki/Brabantse%20Pijl
Brabantse Pijl
De Brabantse Pijl (Frans: La Flèche brabançonne) is een semiklassieker voor profrenners in Vlaams- en Waals-Brabant, ten zuidwesten van Brussel. Geschiedenis Nadat jarenlang Alsemberg zowel start- als aankomstplaats was, is de start sinds 2004 verlegd naar Zaventem. Dit houdt in dat de renners nu veeleer het gebied ten zuidoosten van Brussel aandoen alvorens, na enkele lokale ronden met daarin de beklimmingen van de Alsemberg (Kerkenberg), de Bruine Put en de Lindenberg, te finishen op de Alsemberg. In 2007 heeft WSC Rode Sportief Beersel, de organisator van de Brabantse Pijl, een overeenkomst getekend met het stadsbestuur van Leuven, om deze semiklassieker de komende vijf jaar aldaar te laten starten. Hierdoor wordt het parcours verlegd naar het zuiden (Itter) en wordt er langs Halle en Sint-Pieters-Leeuw gereden om via Lot en Beersel de lokale ronde te bereiken. In deze lokale ronde krijgen de renners naast de Alsemberg ook de in de streek bekende Bruine Put onder de wielen geschoven. Ook de Moskesstraat komt vaak voor in het parcours. De Brabantse Pijl werd jarenlang verreden op de zondag voor de Ronde van Vlaanderen, in het eerste weekend van de Vlaamse Wielerweek, maar verhuisde in 2010 naar de woensdag voor de Amstel Gold Race, waarmee het de heuvelklassiekers zal inluiden. Sinds dat jaar maakt hij ook deel uit van Flanders Classics. Sinds 2010 ligt de aankomst plaats ook niet meer in Alsemberg, maar in Overijse. In Overijse worden verschillende plaatselijke rondes afgelegd met beklimmingen van onder andere de IJskelderlaan en de Hagaard. De finish ligt vlak na de Schavei. De oorzaak waarom de aankomst naar Overijse is verplaatst is het behoren van de koers tot Flanders Classics. In 2018 werd voor het eerst een Brabantse Pijl voor vrouwen georganiseerd, een voortzetting van de Pajot Hills Classic. De eerste twee edities bleven start en finish in Gooik, met onder andere de Bosberg en Congoberg in het parcours. Vanaf 2020 ligt de finish van de vrouwen, net als bij de mannen, in Overijse. Mannen Lijst van winnaars Meervoudige winnaars Overwinningen per land Vrouwen Overwinningen per land
205
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bestuurbare%20vlieger
Bestuurbare vlieger
Sinds de jaren zestig van de twintigste eeuw is de bestuurbare vlieger in ontwikkeling gekomen, waarna in jaren 80 de doorbraak plaatsvond. In eerste instantie ging het om een variant op de kruisvlieger (de Peter Powell, Ace of Acro stuntvlieger), die simpelweg met twee lijnen in plaats van met één lijn werd opgelaten. Je kan de vlieger met twee lijnen alle kanten opsturen en salto's laten maken. Ook de Flexifoil, een soort parafoil, behoorde tot de eerste generatie stuntvliegers. Met de ontwikkeling van glasvezel- en koolstofversterkte stokken en later de supersterke en dunne lijnen, ging de populariteit van de delta stuntvlieger snel vooruit. Met dit super sterke en lichte materiaal werd het mogelijk geavanceerde modellen, maar ook grote 'powerkites' te maken, waardoor het krachtvliegeren ontstond. Zonder enige moeite sleurt zo'n kracht vlieger een volwassen persoon door het mulle strand, dus al gauw werd het vliegeren populair bij het grote publiek, was het alleen maar omdat het niet geheel zonder gevaar was. In de jaren 90 was de stuntvlieger niet weg te denken aan de skyline op plekken waar mensen recreëren. Een andere tak van de vliegersport met deltamodellen is het ballet- of trickvliegeren. Hierbij tracht de vliegeraar – individueel of in teamverband – met specifieke (technische) bewegingen van de vlieger een show te geven, al dan niet met muziek, waarmee men beoogt een publiek te vermaken. Vooral bij de teams en met muziek maakt de vooraf ingestudeerde choreografie veel indruk op het publiek, maar ook op individueel niveau is er veel ontwikkeld op het gebied van 'trucs'. Het technisch kunnen is vaak verbluffend. De organisaties STACK en Tricksparty houden zich bezig met deze vorm van vliegeren. Ze zijn over de hele wereld verspreid en organiseert op lokaal, nationaal en internationaal niveau wedstrijden. Recreatie
206
https://nl.wikipedia.org/wiki/Buggyen
Buggyen
Buggyen (ook wel buggiën) is een sport waarbij met een wagen over een strand gereden wordt, voortgedreven door een vlieger. Buggy's Trickbuggy Een trickbuggy is een lichte en kleine buggy. Deze buggy's zijn meestal gemaakt van aluminium en rijden op kruiwagenwielen of zogenaamde midi's dit zijn banden die iets vierkanter zijn. De bedoeling is zo ver en hoog mogelijk te vliegen er kunnen met trickbuggy's afstanden van meer dan 20 meter worden overbrugd. Ze worden gecombineerd met een vlieger met veel opwaartse trekkracht. Trickbuggyen is vooral bekend in Engeland. Racebuggy Een racebuggy is een grote en zware buggy. De buggy's zijn meestal van roestvrij staal gemaakt en hebben bigfootbanden (dit zijn banden met ongeveer de grootte van een autoband) of schijfwielen (dit zijn heel smalle wielen). De buggy's hebben een brede achteras wat ervoor zorgt dat deze niet makkelijk kan omklappen. Een racebuggy heeft een breedte van ongeveer 180 cm. De buggy's kunnen snelheden halen van 120 km/h. Ze worden gebruikt in combinatie met een vlieger met zo veel mogelijk voorwaartse trekkracht en zo min mogelijk opwaartse trekkracht. Vlieger Voor het buggyen zijn er drie soorten vliegers: de beginnersvliegers, de racevliegers, de springvliegers. Beginnersvliegers hebben niet uitmuntend veel opwaartse of voorwaartse trekkracht. Racevliegers zijn vliegers die speciaal gemaakt zijn om zo hard mogelijk mee te rijden in de buggy. Het kenmerk van deze vlieger is een lage zijwaartse trekkracht en een lage opwaartse trekkracht de voorwaartse trekkracht is wel hoog bij deze vliegers. Dit komt door de hoge aspect ratio dat houdt in dat de vlieger erg breed is en niet erg hoog. Springvliegers zijn vliegers om mee te trickbuggyen. De kenmerken van deze vliegers zijn een hoge opwaartse trekkracht en een normale voorwaartse trekkracht. Kampioenschappen Om de twee jaar worden er wereldkampioenschappen of Europese kampioenschappen gehouden. Voor 2020 staan de Europese kampioenschappen gepland op het het strand van Les Hemmes in Noord Frankrijk. (net boven Calais). Sportfederatie De officiële Nederlandse kitebuggy vereniging,Buggy Club Holland (BCH), behartigt de belangen van de sport en organiseert evenementen en wedstrijden in Nederland. In Duitsland is dit GPA, in Frankrijk FFCV, in England PKA en in Denemarken DPK. Zie ook Kite Powerkite Kitesurfen Flyboarden Snowkiten Risicosport Buitensport
207
https://nl.wikipedia.org/wiki/Brazili%C3%AB
Brazilië
Brazilië, officieel de Federale Republiek Brazilië of Federatieve Republiek Brazilië (Portugees: República Federativa do Brasil; IPA: [bɾaˈziw]), is een land in Zuid-Amerika grenzend aan Frans-Guyana, Suriname, Guyana, Venezuela, Colombia, Peru, Bolivia, Paraguay, Argentinië, Uruguay en de Atlantische Oceaan. Brasilia is de hoofdstad, São Paulo is de grootste stad in het land. Brazilië is met 8,5 miljoen km² het grootste land van Zuid-Amerika, het beslaat bijna de helft van dit continent. Het is bovendien het vijfde grootste land ter wereld, alleen Rusland, Canada, de Verenigde Staten en China zijn groter. Met meer dan 208 miljoen inwoners is het daarnaast het zevende land gemeten naar bevolkingsomvang. De oorspronkelijke bevolking van Brazilië bestond uit indianen die de tropische kuststrook, het Paraná-, São Francisco- en het Amazonebekken bewoonden. De kolonisatie van Brazilië begon in 1500 met de komst van zeevaarder Pedro Álvares Cabral, die Brazilië tot Portugese kolonie uitriep. De Braziliaanse noordkust viel in de 17e eeuw enige tijd onder Nederlands koloniaal bestuur. De Portugese Kroon breidde haar heerschappij echter gestaag uit en in 1808 verhuisde de Portugese hofhouding van Lissabon naar Rio de Janeiro. Brazilië werd vervolgens de spil in het Verenigd Koninkrijk van Portugal, Brazilië en de Algarve en verklaarde zich in 1822 onafhankelijk. De verbinding met het Portugese vorstenhuis bleef nog enkele decennia behouden in het Keizerrijk Brazilië, maar werd met de Proclamatie van de Republiek in 1889 definitief verbroken. Afwisselende democratische en autocratische regeringen volgden elkaar op tot in de jaren 80 van de twintigste eeuw. De Braziliaanse grondwet omschrijft het land als een democratische federale republiek. Brazilië is medeoprichter van de Verenigde Naties, de G20, Mercosur, de Organisatie van Amerikaanse Staten en de BRICS. De Braziliaanse economie, de op zeven na grootste ter wereld, is een gemengde economie met een belangrijke rol voor de nationale ontwikkelingsbank en (in het verleden) importsubstitutie. Grondstoffen, landbouwproducten (zoals koffie en soja) en een omvangrijke maakindustrie (die onder meer kleding, auto's en vliegtuigen produceert) behoren tot de belangrijkste sectoren. Tegelijkertijd wordt Brazilië gekenmerkt door extreme inkomensongelijkheid. Geschiedenis Al duizenden jaren voor Christus waren het Amazonebekken, het Paranábekken, het São Franciscobekken en de kustgebieden van Brazilië bewoond door indianen. Er waren honderden indianenstammen die in een paar grotere etnische groepen zijn onder te verdelen, met als voornaamste de Guaraní, de Tupi en de Ge. In het Amazonegebied had je ook Arowakken en Cariben. In 1500 eiste de Portugese zeevaarder Pedro Álvares Cabral in het huidige Porto Seguro de Braziliaanse kusten op voor de Portugese Kroon. Aanvankelijk wilde geen enkele Portugees zich daar vestigen, omdat er geen edele metalen of kostbare kruiden te vinden waren. Portugal stuurde er daarom gevangenen naar toe. Vanaf 1530 kwam de kolonisatie op gang en werden in Bahia en Pernambuco de eerste suikerplantages gesticht. Met de komst van de Markies van Pombal in de 18e eeuw werd het Portugese gezag verstevigd. Zo werd het Portugees in Brazilië de officiële taal (voorheen waren inheemse talen zoals het Tupi en het Guaraní nog wijdverbreid en werden zelfs gesproken door vele Europese kolonisten) en werden de jezuïeten die de indianen beschermden verbannen. Van 1630 tot 1654 werden de Braziliaanse bezittingen van de Portugese Kroon gedeeltelijk ingelijfd door de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De verschillende gouverneurs van de kolonie trachtten zo veel mogelijk immigranten naar het gebied, officieel Nieuw Holland genaamd, te lokken, met gematigd succes. Uiteindelijk werden de Nederlanders in 1654 uit het gebied verdreven door de Portugezen. In 1807 vluchtte het Portugees koninklijk huis, onder leiding van de latere koning Johan VI, voor het leger van Napoleon naar Brazilië, dat toen nog steeds een kolonie van Portugal was. Vanaf dat moment werd Rio de Janeiro de facto de hoofdstad van het Portugese rijk. Omdat Portugal, dat voorheen het handelsmonopolie op Brazilië had gehad, bezet was door de Fransen, moesten de Braziliaanse havens geopend worden voor buitenlandse (Engelse) schepen om een isolement te voorkomen. In deze periode werd Rio de Janeiro een machtscentrum van belang, werd de Nationale Bibliotheek opgericht en werden de eerste Braziliaanse universiteiten gesticht. Toen Johan VI in 1821 terugkeerde naar Portugal, bleef zijn zoon Peter als regent achter in Brazilië. Deze riep in 1822 de onafhankelijkheid uit en liet zichzelf tot keizer Peter I kronen. Drie jaar later werd de onafhankelijkheid door Portugal erkend. In 1831 werd keizer Peter I opgevolgd door Peter II. In 1888 werd de slavernij afgeschaft en in 1889 bracht de nieuwe elite van koffiebaronnen de monarchie ten val en stelde een federale republiek in. Tot 1930 werd de Braziliaanse regering gedomineerd door rurale grootgrondbezitters. In de jaren 30 werd echter onder een door Getúlio Vargas geleide militaire regering een begin gemaakt met de industrialisering. Na het aftreden van Vargas in 1945 begon een proces van democratisering, dat echter in 1964 abrupt ten einde kwam toen militairen opnieuw de macht grepen. In 1984 vond er een geleidelijke overgang naar een burgerregering plaats, waardoor er weer ruimte kwam voor een verdere uitbouw van een democratische traditie in Brazilië. In 2002 kwam er voor het eerst een linkse regering onder leiding van de voormalige vakbondsleider Lula aan de macht. De onafhankelijkheid van het land wordt jaarlijks gevierd op 7 september, wat geldt als de Nationale Feestdag. In 2021 betrof dit de 199e verjaardag van de Onafhankelijkheid van Brazilië. Het proces van onafhankelijk worden omvatte in Brazilië een reeks politieke en militaire gebeurtenissen, die plaatsvonden in 1821-1824. Op 7 september herdenkt men de dag waarop prins-regent Dom Pedro in 1822 de onafhankelijkheid van Brazilië uitriep van het voormalige Verenigd Koninkrijk van Portugal, Brazilië en de Algarve. De formele erkenning kwam met een verdrag drie jaar later, ondertekend door het nieuwe rijk van Brazilië en het koninkrijk Portugal, eind 1825. Geografie Brazilië wordt gekenmerkt door vier grote geografische eenheden: De tropische kuststrook die oorspronkelijk was bedekt met regenwoud (Mata Atlântica). Hier is de kolonisatie begonnen en liggen de meeste grote steden. Verder naar het zuiden toe wordt dit gebied vochtig subtropisch. Het Hoogland van Brazilië. Dit gebied bestaat uit tropisch regenwoud in het noorden, naar het zuiden toe overgaand in beboste savanne (Cerrado). In het noordoosten van Brazilië vindt men Sertão, een droog en woestijnachtig gebied. Het Amazonebekken in het noorden en westen. Hier bevindt zich hoofdzakelijk het bedreigde Amazoneregenwoud en de meest waterrijke rivier van de wereld, de Amazone. Het klimaat in dit gebied behoort tot het tropisch regenwoudklimaat.Ten noorden van het Amazonebekken ligt het Hoogland van Guyana. Hier bevindt zich ook de hoogste berg van Brazilië, de 2994 meter hoge Pico da Neblina. Brazilië ligt op de evenaar en op de Steenbokskeerkring. Het land grenst aan alle landen van Zuid-Amerika behalve Chili, Ecuador en Panama. Natuur Brazilië kent sinds 1937 een systeem van nationale parken, met als eerste park het nationaal park Itatiaia. De twee volgende nationale parken werden gecreëerd in 1939. Pas 20 jaar later werden opnieuw parken gecreëerd. Sinds die tijd is het aantal toegenomen van 33 in 1990 tot 67 in 2010. De grootte van de parken varieert enorm van het nationaal park Tijuca van 3.300 ha tot het 3.800.000 ha grote nationaal park Montanhas do Tumucumaque. Van de 67 nationale parken zijn er 19 beschermd met een totaaloppervlak van ongeveer 5% van het oorspronkelijke Amazoneregenwoud en ongeveer 22 met een oppervlak van 1% van het oorspronkelijke Atlantisch Woud. Zeven parken beschermen de ecoregio Caatinga en twaalf de ecoregio Cerrado. Er zijn slecht zes kust- en zeeparken, inclusief het Pantanal-drasland. Er is geen park dat de pampa beschermt. In 2010 waren er 30 parken toegankelijk voor het publiek. De meest bezochte hiervan zijn het nationaal park Tijuca met 1,7 miljoen bezoekers en het nationaal park Iguaçu met 1 miljoen bezoekers in 2009. Andere bekende nationale parken zijn Serra dos Órgãos, Chapada dos Veadeiros en Emas. Steden Brasilia is de hoofdstad sinds 1960; voordien was dit Rio de Janeiro en tot 1763 Salvador. In 2015 woonde 85,7% van de bevolking in de steden, die zich kenmerken door wildgroei. Er ontstonden uitbreidingen van de steden, sloppenwijken, Favela's genaamd, waar zich een proletariaat vestigde. De vijftien grootste steden zijn: Demografie Brazilië heeft de grootste bevolking in Zuid-Amerika en is het vijfde land in de wereld qua inwoneraantal. Het inwoneraantal bedroeg in 2007 190.010.647. Aan het begin van de 20e eeuw telde Brazilië 18 miljoen inwoners; dat aantal is sindsdien dus ruim vertienvoudigd. Bevolkingssamenstelling De Brazilianen zijn divers in hun etnische oorsprong: het is een mengelmoes van Afrikanen, Europeanen en inheemsen. Hoewel er nog elementen van de Afrikaanse en indiaanse culturen voortleven in de huidige Braziliaanse cultuur, is die cultuur overwegend westers. Circa 1,4 miljoen Brazilianen zijn van Japanse afkomst en leven hoofdzakelijk in het zuiden. Van alle landen buiten Japan heeft Brazilië de grootste Japanse bevolking ter wereld. De Chinese gemeenschap in Brazilië die al meer dan tweehonderd jaar bestaat, telt ongeveer honderdvijftigduizend zielen. De Italo-Brazilianen vormen ook een van de grootste bevolkingsgroepen en zijn met ongeveer 31 miljoen. Er zijn daarnaast vele Portugese Brazilianen, en doordat Portugal de kolonisator was is er ook al eeuwenlang een Portugese instroom. Vanaf de 19de eeuw volgde ook een grote instroom van Duitse Brazilianen, die zich vooral in het zuiden van het land vestigden. Ongeveer 750.000 Brazilianen behoren tot de inheemse bevolking. Het grootste deel daarvan woont in het Amazoneregenwoud, voornamelijk langs de Amazone. Circa 12% van de landoppervlakte van Brazilië is terzijde gesteld als inheems gebied. Dit betekent echter niet dat de inheemse stammen nu ongestoord kunnen leven in hun leefgebieden. Daarvoor zijn andere groeperingen te zeer op geld belust. Wetten die inheems gebied afpalen zijn een ding, iets anders is deze wetten ook te handhaven. Alleen met effectieve bescherming van de regering kunnen de "Indianen" hun leefgebieden veilig bewonen. Anderen zien deze gebieden als braakliggend terrein dat zo snel mogelijk geëxploreerd of in cultuur gebracht moet worden. De uit de VS afkomstige rooms-katholieke non Dorothy Stang (1931-2005) is voor mensenrechten-activisten een icoon geworden als geweldloos verdediger van deze inheemse volken. Taal De officiële taal van Brazilië is het Portugees (Artikel 13 van de Grondwet van de Federale Republiek Brazilië), de taal die bijna de gehele bevolking spreekt en vrijwel de enige taal is die gebruikt wordt in kranten, op radio en televisie en voor zakelijke en bestuurlijke doeleinden. De meest bekende uitzondering hierop is een wet op de gebarentaal die werd goedgekeurd door het Nationale congres van Brazilië. De wettelijke erkenning vond plaats in 2002, de regelgeving volgde in 2005. De wet stelt het gebruik van de Braziliaanse gebarentaal, beter bekend onder het Portugese acroniem LIBRAS, verplicht in het onderwijs en bij overheidsdiensten. LIBRAS moet worden geleerd als onderdeel van de curricula van de pedagogie- en logopedieopleidingen. Leraren, instructeurs en vertalers in deze gebarentaal zijn erkende professionals. Scholen en de gezondheidszorg moeten toegang bieden aan doven. Vele Brazilianen zijn eentalig; diegenen die een tweede taal machtig zijn spreken voornamelijk Italiaans of Duits (met name in het zuiden) vanwege hun afkomst en Spaans of Engels als tweede taal. Enkele honderdduizenden spreken ook Nederduits. Voorheen werden er onder grote delen van de bevolking inheemse (Amerindische, Indiaanse) talen gesproken. De talen hebben zich geleidelijk ver in het binnenland teruggetrokken. Enkele voorbeelden van de ruim 180 inheemse talen zijn Apalaí, Arara, Borôro, Canela, Carajá, Caribe, Guarani, Kaingang, Nadëb, Nheengatu, Terêna, Tucano en Xavante. Brazilië is het enige land in Zuid-Amerika waar Portugees de officiële taal is. Religie Ongeveer 86,8% van de bevolking is christelijk (64,6% katholiek en 22,2% protestants), 5,0 % overige geloven en 8,0% heeft geen religie. Sedert 2000 daalt de aanhang van de Katholieke Kerk zo'n 1% per jaar, protestantse kerkgenootschappen groeien met zo'n 1% per jaar. Een gedeelte van de bevolking in het noordoosten is aanhanger van candomblé, een religie die door de slaven vanuit Afrika is meegenomen. Bestuur en instellingen Staatsinrichting Brazilië kent een federale staatsvorm, die gebaseerd is op de federale grondwet van 1988. Het land bestaat uit een federaal hoofdstedelijk district en 26 deelstaten, met elk op hun beurt een eigen grondwet. De federale grondwet stelt dat het nationale gezag wordt bekleed door een president, die voor vier jaar door universele stemming wordt gekozen. In het kader van een amendement van 1997 kan de president slechts eenmaal worden herkozen. Er is een wetgevende macht die uit een hogere Federale Senaat en een Huis van Afgevaardigden bestaat. De 81 senatoren worden verkozen voor acht jaar en de 513 afgevaardigden worden verkozen voor vier jaar. De president kan unilateraal in staatszaken tussenbeide komen. Elke staat heeft zijn eigen gouverneur en wetgevende macht. Tot de voornaamste politieke partijen behoren: de Braziliaanse Partij van de Democratische Beweging, de Democraten, de Braziliaanse Sociaal-Democratische Partij en de Arbeiderspartij. Alle burgers in bezit van de Braziliaanse nationaliteit vanaf de leeftijd van 16 jaar hebben stemrecht. Brazilianen van 18 tot 70 jaar zijn verplicht te stemmen. Brazilië is onder meer lid van de VN, de G20, de Mercosur, de BRICS (een vereniging van vijf opkomende economieën: Brazilië, Rusland, India, China en later ook Zuid-Afrika) en de Unie van Zuid-Amerikaanse Naties. Bestuurlijke indeling Brazilië bestaat uit 26 staten en 1 federaal district, gegroepeerd in 5 geografische regio's zonder bestuurlijke rol. De staten zijn verdeeld in gemeenten. De staat Pernambuco kent daarnaast een staatsdistrict, het eiland Fernando de Noronha. Onderwijs Na aanhoudende investeringen, vaak gecombineerd met andere sociale programma's zoals Bolsa Família, is de Braziliaanse overheid erin geslaagd elk kind in de schoolbanken te krijgen. Het probleem ligt vaak in de lage kwaliteit van het gegeven onderwijs. Daardoor is er een bloeiende sector ontstaan van privéscholen voor de middenklasse, waar men de financiële middelen heeft om op een hoger niveau les te geven. Het land kent een zeer groot aantal universiteiten, waarvan het merendeel sinds het eind van de 20e eeuw is gesticht. De meerderheid van de universiteiten zijn privé-instellingen met soms hoge inschrijvingsgelden. Om het inschrijvingsgeld te bekostigen, is het heel normaal om werken en studeren te combineren. Enkel een aantal staats- en stadsuniversiteiten zijn gratis. Een aantal universiteiten zoals USP, Universidade de São Paulo, hebben een goede reputatie over de hele wereld. Beroepsopleidingen vormen voornamelijk een alternatief voor degenen die geen universiteit kunnen betalen. Zorg Ongeveer 730.000 Brazilianen waren volgens UNAIDS in 2013 geïnfecteerd met hiv, wat overeenkomt met ruim 0,3% van de bevolking. Dat is minder dan sommige Europese landen zoals Portugal (0,6%) en Spanje (0,4%), maar meer dan Nederland (0,2%). De centrale regering en de regeringen van individuele staten hebben effectieve aidsbestrijdingscampagnes opgezet. Het condoomgebruik is aanzienlijk gestegen en het aantal geïnfecteerden is stabiel gebleven. Het aidsprogramma van Brazilië is een model voor ontwikkelingslanden geworden. Het aantal hiv-besmettingen is gestabiliseerd en het aantal aidsgerelateerde sterfgevallen is gedaald. Brazilië heeft de belangrijkste geneesmiddelenfabrikanten omzeild. Het produceert zelf goedkope, merkloze aidsmedicijnen en deelt deze gratis uit aan degenen die dit niet kunnen betalen. Economie Brazilië heeft de grootste economie van Latijns-Amerika. Brazilië heeft ontwikkelde landbouw-, mijnbouw-, industrie-, en dienstsectoren. Het heeft een overvloed aan natuurlijke hulpbronnen, zoals aardolie, ijzererts en agrarische producten. Brazilië is steeds meer aanwezig in buitenlandse financiële markten en is een van de vijf BRICS landen. In 2017 bedroeg het bruto binnenlands product (bbp) per hoofd van de bevolking US$ 9896. De economische groei in Brazilië steeg vooral heel sterk tijdens in de jaren 2004 tot 2013. Het profiteerde van de sterke wereldwijde vraag naar grondstoffen en energie. De prijzen van ertsen en olie stegen fors waardoor het land fors verdiende aan de export. De hoge inflatie van het begin van de jaren negentig was in 1998 weer volledig onder controle. In 2013 piekte het bbp per hoofd op US$ 13.200. De werkloosheid daalde en bereikte in 2014 een laagte record. Mede door een halvering van de olieprijs en corruptieperikelen rondom de staatsoliemaatschappij Petrobras raakte het land in de economische problemen. De overheidsuitgaven en inkomsten liepen uit elkaar met een fors begrotingstekort en toenemende staatsschuld tot gevolg. In 2017 was het bbp per hoofd met een kwart gedaald ten opzichte van 2013. Er is veel handel met de Europese Unie, de Verenigde Staten, Argentinië en Japan. Het grootste deel van de elektriciteit van Brazilië komt uit waterkracht. De Itaipu-waterkrachtcentrale is de grootste van het land en na de Drieklovendam in China de op een na grootste ter wereld. Brazilië bezit een uitgebreid grotendeels onaangesproken hydro-elektrisch potentieel, in het bijzonder in het bassin van de Amazone. Brazilië heeft een eigen ruimtevaartprogramma (INPE). In 2019 was Brazilië 's werelds grootste producent van suikerriet, sojabonen, koffie en sinaasappel, de 2e producent van papaja, de 3e producent van mais, tabak en ananas, de 4e producent van katoen en cassave, de 5e producent van kokos en citroen, de zesde producent van cacao en avocado, 9e producent van rijst, 10e producent van tomaat en 11e producent van druif en appel. Het land is ook een grote producent van banaan, maar bijna alle productie is voor binnenlandse consumptie. Ten slotte produceert Brazilië ook grote hoeveelheden gewone boon, pinda, aardappel, wortel, cashew, mandarijn, kaki, aardbei, guarana, guave, açaí, paranoot en yerba mate. Onder andere suikerriet wordt gebruikt voor de productie van suiker maar ook voor ethanol dat bedoeld is als biobrandstof. In 2019 was het land 's werelds grootste exporteur van kipppenvlees. Het was ook de op een na grootste producent van rundvlees, 's werelds derde grootste producent van melk, 's werelds vierde grootste producent van varkensvlees, en de zevende grootste producent van eieren in de wereld. In de mijnbouw valt Brazilië op door de winning van ijzererts (waar het de tweede exporteur ter wereld is), koper, goud, bauxiet (een van de 5 grootste producenten ter wereld), mangaan (een van de 5 grootste producenten ter wereld), tin (een van de grootste producenten ter wereld), niobium (concentreert 98% van de reserves bekend bij de wereld) en nikkel. Met betrekking tot edelstenen is Brazilië 's werelds grootste producent van amethist, topaas, agaat en een van de belangrijkste producenten van toermalijn, smaragd, aquamarijn en granaat. Brazilië is de industriële leider in Latijns-Amerika. In 2019 was het de op een na grootste exporteur van bewerkte voedingsmiddelen ter wereld. In 2016 was het land de op een na grootste producent van cellulose ter wereld en de 8e producent van papier. In de schoenen -industrie stond Brazilië in 2019 op de vierde plaats van de wereldproducenten. In 2019 was het land de achtste producent van voertuigen en de negende producent van staal van de wereld. In 2018 was chemische industrie van Brazilië de 8e in de wereld. In Textielindustrie is Brazilië, hoewel het in 2013 een van de 5 grootste producenten ter wereld was, nauwelijks geïntegreerd in de wereldhandel. Volgens het IBGE bedroeg de representativiteit van de tertiaire sector (handel en diensten) 75,8% van het bbp van het land in 2018. De dienstensector was verantwoordelijk voor 60% van het BBP en de handel voor 13%. Het omvat een breed scala aan activiteiten: handel, accommodatie en catering, vervoer, communicatie, financiële diensten, onroerendgoedactiviteiten en diensten verleend aan bedrijven, openbaar bestuur (stadsreiniging, sanitaire voorzieningen, enz.) En andere diensten zoals onderwijs, sociale en gezondheidsdiensten, onderzoek en ontwikkeling, sportactiviteiten enz., aangezien het activiteiten omvat die complementair zijn aan andere sectoren. Micro- en kleine bedrijven vertegenwoordigen 30% van het BBP van het land. In de commerciële sector vertegenwoordigen ze bijvoorbeeld 53% van het BBP binnen de activiteiten van de sector. Energie Het belangrijkste kenmerk van de Braziliaanse energiematrix is dat deze veel meer hernieuwbaar is dan de wereldwijde. Terwijl in 2019 de wereldmatrix slechts voor 14% uit hernieuwbare energiebronnen bestond, was die van Brazilië 45%. Olie en aardolieproducten vormen 34,3% van de matrix; suikerrietderivaten, 18%; hydraulische energie, 12,4%; aardgas, 12,2%; brandhout en kolen, 8,8%; verschillende hernieuwbare energiebronnen, 7%; minerale steenkool, 5,3%; nucleair, 1,4% en andere niet-hernieuwbare energiebronnen, 0,6%. In de elektriciteitsmatrix is het verschil tussen Brazilië en de wereld nog groter: terwijl de wereld in 2019 slechts 25% hernieuwbare elektriciteit had, had Brazilië 83%. De Braziliaanse elektriciteitsmatrix bestaat uit: hydraulische energie, 64,9%; biomassa, 8,4%; windenergie 8,6%; zonne-energie, 1%; aardgas, 9,3%; aardolieproducten, 2%; nucleair, 2,5%; steenkool en derivaten, 3,3%. Brazilië produceerde 283 miljoen ton olie-equivalent (Mtoe) in 2016. (1 Mtoe = 11,63 TWh, miljard kilowattuur.) De grootste energiebronnen waren aardolie 47% en biomassa 30%. Dat was genoeg voor de energievoorziening, het TPES (total primary energy supply): 284 Mtoe. Van de energie ging ongeveer 60 Mtoe verloren bij conversie. 15 Mtoe werd gebruikt voor niet-energetische producten zoals smeermiddelen, asphalt en petrochemicaliën. Voor eindgebruikers resteerde 200 Mtoe waarvan 42 Mtoe = 490 TWh elektriciteit. In de periode 2012-2016 steeg de energieproductie 13%, vooral door meer olie. Het eindgebruik bleef ongeveer gelijk. Windenergie werd 6 maal meer en leverde 7% van de elektriciteit voor eindgebruikers in 2016. De uitstoot van kooldioxide was 417 megaton, dat is 2 ton per persoon, veel minder dan het wereldgemiddelde 4,4 ton per persoon. In de totale elektriciteitsopwekking bereikte Brazilië in 2019 170.000 megawatt geïnstalleerd vermogen, waarvan meer dan 75% uit hernieuwbare bronnen (waarvan de meeste waterkrachtcentrales). In 2019 vertegenwoordigde windenergie 9% van de in het land opgewekte energie. Brazilië is een van de 5 grootste producenten van hydro-elektrische energie ter wereld (tweede plaats in 2017), en het is een van de 10 grootste producenten van windenergie ter wereld (achtste plaats in 2019, met 2,4% van de wereldproductie). In 2020 was Brazilië ook het 14e land ter wereld in geïnstalleerde zonne-energie (7,8 GW) en het 2e land ter wereld in energieproductie uit biomassa (energieproductie uit vast en hernieuwbaar afval), met 15,2 GW geïnstalleerd. Begin 2020 overschreed het land bij de olie- en aardgasproductie voor het eerst meer dan 4 miljoen vaten olie-equivalent per dag. In januari van dit jaar werden 3.168 miljoen vaten olie per dag en 138.753 miljoen kubieke meter aardgas gewonnen. Export Grote exportindustrieën zijn vliegtuigen, elektrische apparaten, auto's, ethanol, textiel, schoeisel, ijzererts, staal, koffie, sinaasappelsap, sojabonen en suiker. Vliegtuigproducent Embraer is de op drie na grootste commerciële vliegtuigbouwer van de wereld. Zij is ook van belang voor de exportopbrengsten van Brazilië. In de export van olie is Brazilië de 22e van de wereld. Brazilië hoort bij de top van de wereld als het gaat om exportproducten: Toerisme Brazilië telt 21 inschrijvingen op de UNESCO-werelderfgoedlijst. Brazilië is een toeristische trekpleister, vooral de stad Rio de Janeiro. Verkeer en vervoer Het Braziliaanse transportsysteem bestaat uit een uitgebreid wegennet en relatief veel vliegvelden, aangevuld door een beperkt systeem van riviertransport en spoorvervoer. Het plan om een transportnetwerk te creëren dat het hele land met elkaar zou verbinden, ontstond tijdens de democratische periode, vooral tijdens de regeringen van Getúlio Vargas en Juscelino Kubitschek de Oliveira. Brazilië heeft grote autobouwers op zijn territorium, zoals Volkswagen, FIAT, Renault, Peugeot, Citroën, Chrysler, Mercedes-Benz, Hyundai en Toyota. Voorts heeft Brazilië 2.980 km pijplijnen voor ruwe olie; petroleum-producten 4.762 km; gas 4.246 km (1998). Er zijn ongeveer 2.500 vliegvelden in Brazilië, landingsplaatsen inbegrepen. Het land beschikt over het op een na grootste aantal luchthavens van de wereld, net achter de Verenigde Staten. De luchthavens van São Paulo, Congonhas en Guarulhos zijn de grootste en drukste van het land. Dit ligt voor een groot deel aan het feit dat de luchthaven van São Paulo verbindingen onderhoudt met bijna alle grote steden van de wereld. Brazilië beschikt over 35 internationale luchthavens en 2464 regionale luchthavens. In Rio de Janeiro ligt het derde belangrijke internationale vliegveld, Galeão. Brazilië heeft meer dan 1,7 miljoen km aan wegen, waarvan 215.000 km verhard, en ongeveer 14.000 km wegen met gescheiden rijbanen. De twee belangrijkste snelwegen in het land zijn BR-101 en BR-116. Snelwegen zijn de belangrijkste optie voor passagiersverkeer en goederenverkeer op de langere afstand. Sinds het begin van de republiek hebben de overheden altijd voorrang gegeven aan het transport over wegen, ten koste van het transport per spoor en via waterwegen. De president Juscelino Kubitschek de Oliveira (1956-1960) was een belangrijke stimulator van de bouw van snelwegen. Kubitscheck was verantwoordelijk voor de komst van grote autobouwers naar het land, Volkswagen, Ford en General Motors vestigden fabrieken in Brazilië tijdens zijn presidentschap, en de bouw van snelwegen was hierin een grote stimulans. Brazilië beschikt over circa 27.882 km (1.122 km elektrisch) aan spoorwegen. Geleidelijk probeert de overheid, in tegenstelling tot het verleden, andere middelen van transport te stimuleren, voornamelijk het spoornet. Een voorbeeld van deze stimulans is het project van de hogesnelheidstrein Rio-São Paulo, een bullet train die de twee voornaamste metropolen van het land zal verbinden. Het Braziliaanse spoornet heeft internationale verbindingen met Argentinië via Uruguaiana, Bolivia via Corumbá en Uruguay via Santana do Livramento en Jaguarão. Brazilië had honderd tramsystemen. Anno 2015 zijn er een aantal oude (veelal toeristische) tramlijnen in bedrijf in Belém, Campinas, Campos de Jordão, Itatinga, Rio de Janeiro en Santos. De volgende steden beschikken over een metro: Belo Horizonte, Brasilia, Porto Alegre, Recife, Rio de Janeiro, São Paulo en Fortaleza. Brazilië telt ongeveer 50.000 km bevaarbare waterwegen en 37 grote havens, waarvan die van Santos de grootste algemene haven is. Hier werd in 2012 zo’n 90 miljoen ton aan lading verwerkt, waarvan ongeveer een derde containers. Twee havens die specifiek zijn ingericht voor de overslag van ijzererts zijn net groter, allebei met een jaarlijkse overslag van ruim 100 miljoen ton. Dit zijn Porto de Tubarão in Espírito Santo en Ponta da Madeira in de Noord-Braziliaanse deelstaat Maranhão. In totaal werd 900 miljoen ton in de Braziliaanse havens verwerkt in 2012. Havens zijn onder andere te vinden in Belém, Fortaleza, Ilhéus, Imbituba, Manaus, Paranaguá, Porto Alegre, Recife, Rio de Janeiro, Rio Grande, Salvador, São Sebastião, Vitória en Itajaí. Cultuur De cultuur van Brazilië is als voormalig onderdeel van de Portugese koloniën sterk beïnvloed door de Portugese cultuur. De Portugezen introduceerden onder andere het Portugees, de Rooms-Katholieke Kerk en de Manuelstijl in de architectuur. De cultuur werd echter daarbij ook sterk beïnvloed door etnische groepen uit Afrika, de inheemse Braziliaanse bevolkingsgroepen en diverse andere niet Portugese Europese culturen en tradities. Enkele aspecten van de Braziliaanse cultuur werden beïnvloed door de bijdragen van Italiaanse, Duitse en andere Europese immigranten, evenals Japanse, Joodse en Arabische immigranten die in groten getale aankwamen in het zuiden en zuidoosten van Brazilië. Zowel de inheemse indianen als de Afrikanen beïnvloedden de taal, keuken, muziek, dans en religie. Zie ook Brazilië van A tot Z Voormalige kolonie van Portugal
208
https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis%20van%20Belgi%C3%AB
Geschiedenis van België
De geschiedenis van België begint in 1830 met de oprichting van deze staat en de erkenning ervan door diverse grote mogendheden. Het ontstaan van een Belgische publieke opinie en de kiemen van de 19e-eeuwse politieke partijen situeerden echter reeds in de 18e eeuw, met de Brabantse Omwenteling. Het duurde tot 1839 dat Nederland het verlies van België erkende. België werd een zelfstandig koninkrijk en verwierf uiteindelijk een eigen kolonie, Congo. Het land maakte beide wereldoorlogen onder Duitse bezetting mee. In 1919 werd het Belgisch grondgebied vergroot met een klein stuk van Duitsland, de Oostkantons ofwel Eupen-Malmédy. België beleefde economische welvaart na de Tweede Wereldoorlog en de Europese eenwording, met Brussel als een van de belangrijkste zetels van Europese instituties. Verschillen tussen Vlamingen en Walen leidden tot een diepgaande hervorming: de traditionele politieke partijen (socialisten, christendemocraten en liberalen) vielen uiteen in Vlaamse en Franstalige zusterpartijen. De unitaire staat werd in 1980 een federale staat, met gewesten en gemeenschappen. Ook kwamen er voor die entiteiten aparte parlementen en regeringen. Prehistorie Paleolithicum Vroegpaleolithicum Vuurstenen werktuigen van jagers en vissers dateren van circa 500.000 v.Chr. Middenpaleolithicum Archeologische vondsten bewijzen dat in het pleistoceen Noordwest-Europa werd bewoond door de neanderthalers. Deze leefden in een periode waarin warmere perioden werden afgewisseld met koudere perioden (glacialen). Tijdens deze glacialen breidden de poolkappen enorm uit, in die mate zelfs dat zij tijdens het hoogtepunten van deze ijstijden zelfs delen van de Lage Landen bedekten. In de warmere tussenperioden zoals het eemien werd de poolwoestijn vaak vervangen door bossen. De zeespiegel lag echter in deze warme periodes ook een stuk hoger, waardoor delen van de Lage Landen onder water lagen. De laatste van deze ijstijden was het weichselien (116.000 - 11.700 jaar BP). Tijdens deze periode zag het land eruit als een toendra, of poolwoestijn tijdens de koudste stadialen. Laatpaleolithicum Tijdens de laatste ijstijd, vanaf 40.000 jaar BP, vestigde de moderne mens zich in Noordwest-Europa. Op verschillende plaatsen zijn vondsten van vuursteenindustrieën uit de periode 40.000 - 12.000 jaar BP gevonden. Naast onze soort zijn neanderthalers nog gedurende het grootste deel van het weichselien in Europa aanwezig geweest. Zij verdwenen grotendeels ongeveer 30.000 jaar geleden, tijdens de laatste ijstijd. Het laatpleniglaciaal (ongeveer vanaf 29.000 jaar geleden) was een lange periode van extreme afkoeling, waarin op de breedtegraden rond de Noordzee nauwelijks meer vegetatie kon groeien. Uit het weichselien zijn menselijke skeletten gevonden. Tijdens het weichselien werd Centraal-Europa bevolkt door nomaden die achter de kuddes aantrokken voor hun voedsel. Mesolithicum Rond 12.000 jaar geleden eindigde de laatste ijstijd en begon het huidige geologische tijdvak, het holoceen. Als gevolg van de temperatuurstijging smolten de ijskappen en steeg ook de zeespiegel opnieuw. In het boreaal vormden zich grote moerassen in de Lage Landen. Het atlanticum (9220 tot 5660 jaar geleden) vormde een lange warme periode. Late steentijd In het neolithicum (ca. 4000 v.Chr.) verschenen de eerste landbouwdorpen met ongeveer 100 inwoners. Door het warmer klimaat en het smelten van de ijskap vestigen rondtrekkende groepen in gemeenschappen. Zo vestigt de "Omaliengroep", bekend voor hun bandkeramiek, zich in Haspengouw. Door het ontstaan van deze "dorpen" ontstaat er een landbouweconomie. Anderen specialiseren zich in bijvoorbeeld handwerknijverheid (de Michelsberggroep) en steenindustrie (Spiennes). Vanaf 3500 tot 2000 v.Chr. leefden onder andere in de Kempen, de Leemstreek en de Maasvallei culturen van het middenneolithicum. Metaaltijden In de middenbronstijd van circa 1500 tot 1100 v.Chr. was onder andere in Vlaanderen en de Kempen onder meer de Famennegroep gevestigd. Aan de hand van verschillende grafvormen worden de verschillende andere groepen onderscheiden. Tijdens de ijzertijd waren de Hallstattcultuur (700-500 v.Chr.) en de Keltische La Tène-periode de belangrijkste. In deze tijd ontstonden ook enkele versterkte markt- en handelsplaatsen en heuvelforten. Bovendien ontstond er een onderscheid tussen krijgers en de gewone bevolking, waarschijnlijk onder invloed van binnenvallende Kelten. Tussen de Rijn en de Seine, in Noord-Gallië vestigden de Belgae zich, een groep Keltische stammen. Het Kolenwoud overdekte het grootste deel van Midden-België. Het Zoniënwoud, Hallerbos, Buggenhoutbos, het Kravaalbos en het Meerdaalwoud, Heverleebos en Egenhovenboscomplex zijn nog overblijfselen van dit woud. Voedsel werd verkregen door jacht en het verzamelen van kruiden en vruchten en een primitieve akkerbouw en veeteelt. Romeinse tijd Caesar beschouwde de Belgae als sterke tegenstanders bij de verovering van Gallië. Om zijn verliezen te rechtvaardigen schreef hij dat ze de dapperste van alle Galliërs waren: "Horum omnium fortissimi sunt Belgæ". De deels Keltische, deels Germaanse Belgae, waarvan de Morini, de Nervii en de Eburones de grootste bevolking hadden, werden van 57 tot 51 v.Chr. onderworpen door Julius Caesar. Wel vonden er nog enkele opstanden tegen de Romeinse overheersing plaats tot de eerste eeuw na Chr. Onder keizer Augustus werd Belgica (zo genoemd sinds 16-13 v.Chr.) een Romeinse provincia. Pas onder keizer Claudius trad de eigenlijke romanisering op en begon de collaboratie van de inheemse elite met Rome. Er kwam een geleidelijke vermenging van de inheemse cultuur met Romeinse invloeden op het vlak van taal, wegen- en huizenbouw, stadsaanleg, scheepvaart, kleding en religie. De culturele omschakeling werd ook bevorderd door de aanleg van een aantal heerwegen, waarvan de voornaamste de heirbaan Boulogne-Keulen was, en door de hulptroepen voor het Romeinse leger, die de onderworpen stammen moesten leveren. Er ontstonden veel nieuwe plaatsen, waaronder Trier, Keulen, Tongeren en Doornik. Vaak hadden deze het achtervoegsel '(i)acum' of 'domein' (vb. in Cortoriacum), 'castra' of 'kamp' (vb. in Kester), of 'castellum' of 'kasteel' (vb. in Kassel). Deze plaatsen maar ook kleinere gemeenschappen (vici) werden een afzetgebied voor de producten van de Noord-Gallische landbouw en de inheemse ambachten. Zo ontstond er een bloeiende handel met Italië en de rest van Gallia, die steeds intensiever werd. Ook ontstonden er in Haspengouw grote landbouwbedrijven (villae) en aan de kust vissersdorpen en zoutwinningsbedrijven. Ook de textielnijverheid kwam sterk opzetten en er werden grote kuddes schapen gehouden voor de wol. Paarden werden gefokt en verkocht door de Trevieren. Andere economische activiteiten waren houthakken, kolenbranden, ijzer-, zink-, en kalksteenwinning. Vanaf 256 staken Frankische krijgers de Rijn over, werd geheel Gallia geplunderd en werden vele steden en dorpen verwoest. Verschillende Romeinse overwinningen van de keizers Gallienus, Postumus en Probus waren niet effectief genoeg. Keizer Constantius I Chlorus versloeg hen definitief, maar krachtens een verbond dat hij in 296 sloot met een deel van de Franken, de Saliërs, werden ze als verdedigers van de rijksgrens tussen Nijmegen en de zee aangesteld. Vanaf circa 297 werd Belgica door keizer Diocletianus gesplitst in Belgica Prima (met hoofdstad Trier) in het zuidoosten en Belgica Secunda (met hoofdstad Reims) in het westen. Het in het noordoosten gelegen Germania Inferior (met hoofdstad Keulen) was al aan het einde van de eerste eeuw van Belgica losgemaakt. Onder druk van de Hunnen bleven de Germaanse stammen echter binnentrekken in de 3e eeuw. Daarom begonnen de Romeinen de bouw van nieuwe limes, namelijk de Litus Saxonicum langs de kust en de fortengordel langs de belangrijkste wegen tussen de kust en de Rijn. Zo kwamen er forten in voornamelijk Oudenburg, Bavay, Kortrijk, Velzeke, Asse, Elewijt, Tienen, Tongeren, Maastricht en Keulen. Toen het gebied ten noorden van deze laatste linie opgegeven moest worden, kon deze limes nog enige tijd weerstand bieden en het gebied ten zuiden ervan bezet blijven. Daaraan zou de taalgrens haar ontstaan te danken hebben. Merovingische en Karolingische periode Aanvankelijk vormden de Salische Franken geen eenheid. Ze werden pas verenigd onder de dynastie der Merovingers, genoemd naar koning Merovech. De belangrijkste uit deze familie was wellicht Chlodovech I, die de hoofdstad Doornik verplaatste naar Parijs en zich liet bekeren tot het christendom. Zijn belangrijkste opvolgers, Chlotarius I en Dagobert I, brachten verdere eenheid in het Frankische Rijk. In 639 werd het rijk echter verdeeld in Austrasië en Neustrië, waarvan de grens dwars door het huidige België liep. In 496, na de strijd tussen de Merovingers en de Allemannen, bij de slag om Zülpich, bekeerde Clovis zich en liet zich dopen, dit leidde de kerstening van West-Europa in de Lage Landen in, door voornamelijk de missionarissen Willibrordus en Amandus. Alle dorpen hadden als centrum een kerk. Soms waren deze kerken erg groot of basilieken, zoals de Sint-Gertrudiskerk van Nijvel en de Sint-Baafs en Sint-Pieters te Gent, beide in 676 gesticht door Amandus. In 675 werd de abdij van Stavelot-Malmédy opgericht door Remaclus. Zo worden er tussen 630 en 740 circa 50 abdijen opgericht in Romaans-België. De macht van de koningen nam zienderogen af en de hofmeiers, de beheerders van de koninklijke goederen, begonnen hun machtspositie te verstevigen. In 719 liet Karel Martel zich uitroepen tot hofmeier van het hele Frankische rijk. Hij breidde het rijk uit en is bekend vanwege zijn overwinning op de islamieten bij de slag bij Poitiers. Na de dood van koning Theuderik IV oefende hij in eigen naam de koninklijke macht uit. Zijn zoon Peppijn de Korte zette in 751 de laatste Merovingische vorst af. Zo kwam de dynastie van de Karolingen aan de macht. Deze dynastie werd naar Karel Martel genoemd, als eer voor zijn triomf bij de slag van Poitiers. De zoon van Pepijn de Korte, Karel de Grote, was de machtigste vorst van het Frankische rijk, maakte hiervan Aken de hoofdstad, breidde het nog verder uit tussen de Pyreneeën en de Elbe en werd hiervan op 25 december 800 gekroond tot keizer door paus Leo III. In de 7e eeuw ontstonden veel dorpen, vaak strategisch gelegen aan een abdij, klooster, versterking, weg of rivier. De achtervoegsels 'heem' (thuis) (in vb. 'Stockheem' en 'Reckheem'), 'zele' (nederzetting) (in vb. 'Dudzele en 'Londerzeel') en 'gem' (plaats) (in vb. 'Waregem' en 'Zedelgem') wijzen daarop. Onder het bewind van Karel de Grote en zijn opvolger Lodewijk de Vrome (814-840) heerste er in dit gebied rust en vrede en bloeide de (landbouw)economie hoog op. De middeleeuwse vorstendommen Na de dood van Lodewijk de Vrome werd het rijk in 843 verdeeld onder zijn drie zonen met het Verdrag van Verdun; zo ontstonden West-, Midden- oftewel Lotharingen en Oost-Francië. De Schelde vormde de grens tussen West- en Midden-Francië. Met uitzondering van het graafschap Vlaanderen behoorde het huidige België dus tot Neder-Lotharingen. Volgens het leenstelsel waren er graven aangesteld, om een gouw te besturen. Door invallen van de Noormannen en het verval van het centrale gezag vergaarden deze echter steeds meer macht. Zo werd dit ambt erfelijk en konden ze hun gebieden uitbreiden. Zo ontstonden het graafschap Vlaanderen, hertogdom Brabant, graafschap Henegouwen en de Lotharingse vorstendommen Loon, prinsbisdom Luik, Limburg, Luxemburg en Namen. Later kwamen deze gebieden, met uitzondering van het prinsbisdom Luik, vanaf de veertiende eeuw in Bourgondische handen. Daarna erfden de Spaanse en Oostenrijkse Habsburgers de (Zuidelijke) Nederlanden. Opkomst van de steden Vanaf circa 1050 brak een periode van economische groei aan, vooral in Noordwest-Europa. Het betrof hier voornamelijk Champagne, Vlaanderen en Brabant. Belangrijk was de handel in het Vlaamse laken, de export van natuursteen en de ontginning van steenkool (Luik, vanaf 1195). De jaarmarkten zorgden voor veel handel, die ook buitenlandse kooplieden aantrokken. De mensen verenigden zich in een Hanze en gildes. Op deze manier ontstonden de Vlaamse Hanze, de Hanze der XVII steden en de Duitse Hanze. Door de economische bloei nam de bevolking sterk toe en konden meer mensen werken in de handel en de industrie, wat de opkomst van de steden in de hand werkte. Ook kwamen er vernieuwingen in de landbouw, productie en handel en werd de Belgische kust ingepolderd. Er werd uitgevoerd naar alle uithoeken van Europa. Ook de Luikse wapenproductie veroverde Europa in deze periode. Dit succes bracht het bestaande kastenstelsel langzaam ten val. Het nieuwe communicatiemiddel werd de volkstaal in plaats van het allesoverheersende Latijn. Vanaf het begin van de veertiende eeuw werd Europa getroffen door een aantal crisissen, waaronder de Grote hongersnood van 1315-1317. De bevolking was zo sterk gegroeid dat men kwetsbaar was geworden voor misoogsten. Vanaf het midden van de veertiende eeuw zorgde de pest of "zwarte dood" ervoor dat een derde van de bevolking stierf. Gedurende driehonderd jaar kwam de pest elke 12-20 jaar terug. Toch hadden de toekomstige Belgische gewesten minder van de economische recessie te lijden dan andere streken. Zo verschenen in Luik de eerste hoogovens en werd Brugge een voorname handelsstad. Deze stad was door haar strategische ligging (ze was via het Zwin verbonden met de Noordzee en dus de rest van Europa) zo groot en rijk geworden dat ze 'het Venetië van het Noorden' genoemd werd. Het belfort en de lakenhalle getuigen daarvan. Vanzelfsprekend verloor Brugge haar economische betekenis toen het Zwin verzandde. Die betekenis werd overgenomen door Antwerpen, Brussel en Leuven. Bourgondische tijd Door het huwelijk van de Vlaamse gravin Margaretha van Male en Filips de Stoute in 1384 kwam het graafschap Vlaanderen onder de Bourgondiërs. Twee van zijn drie overlevende zonen waren Jan zonder Vrees en Antoon van Brabant en Limburg. Willem VI van Holland was zijn schoonzoon. Jans zoon Filips de Goede verenigde ook nog het Namen, Brabant-Limburg, Henegouwen, Holland, Zeeland, Friesland, Utrecht en Kamerijk en Luxemburg. Zo ontstaat een personele unie tussen deze Nederlanden. Karel de Stoute, een zoon van Filips de Goede trachtte in de vijftiende eeuw eveneens zijn invloed te laten gelden in het prinsbisdom Luik (Luiks-Bourgondische Oorlogen), maar uiteindelijk zal zijn Filips de Goede's kleinzoon Filips de Schone de onafhankelijkheid van het prinsbisdom moeten erkennen in 1492. De personele unie van de Nederlanden, die startte onder Filips de Goede zou blijven duren tot 1795 en zou in 1549 door de Pragmatieke Sanctie gebetonneerd worden door Keizer Karel V, een achterkleinzoon van Filips de Goede. In de Bourgondische tijd was Vlaanderen na Italië het meest verstedelijkte gebied van Europa. Het was zelfs rijker dan Bourgondië zelf. Steden als Gent en Brussel groeiden verder uit en werden verfraaid. Zo werden er onder andere stadhuizen gebouwd. Een goed voorbeeld is de Brusselse Grote Markt. Habsburgse tijd Door erfopvolging kwamen de Bourgondische landen onder keizer Karel V. In de Nederlanden breidde hij zijn macht verder uit met Doornik, Utrecht met Overijssel, Drenthe en Groningen, Gelre en Zutphen. Deze gebieden maakte hij met de Transactie van Augsburg in 1548 en de Pragmatieke Sanctie (1549) tot ondeelbaar, de zogenaamde Zeventien Provinciën. Hierbij werden de Habsburgse Nederlanden één staatkundig geheel gemaakt en verkregen ze feitelijke onafhankelijkheid. Ze werden ook de Nederlanden of opnieuw Belgica genoemd. Hij stelde Margaretha van Oostenrijk aan als landvoogde en na haar dood Maria van Hongarije. Op 25 oktober 1555 deed Karel V troonsafstand te Brussel; de Nederlandse gebieden kwamen zijn zoon Filips II toe en het keizerschap van het Heilig Roomse Rijk aan zijn broer Ferdinand. Spaanse tijd Intussen schoot het protestantisme ook in de Nederlanden wortel. Filips II stuurde Alva naar de Nederlanden om dit tegen te gaan met bloedige vervolgingen en liet Graaf Egmont en Graaf Hoorn onthoofden op de Grote Markt van Brussel. Dit leidde tot een opstand, die uitmondde in de Tachtigjarige Oorlog en die uiteindelijk leidde tot een tweedeling van de Nederlanden in een deel dat onder Spaanse heerschappij bleef (de Zuidelijke Nederlanden) en een deel waarin de Spaanse heersers hun machtsbasis definitief kwijtraakten (de Noordelijke Nederlanden). Het zuiden kwam onder het bestuur van aartshertogen Albrecht en Isabella. Het noorden had zich in 1588 uitgeroepen tot Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In 1635 verbond deze zich met Frankrijk, waarna beide mogendheden delen aan de grenzen innamen. Zo namen de Fransen Artesië in, het huidige Frans-Vlaanderen, en de Nederlanders onder Frederik Hendrik van Oranje Noord-Brabant en Limburg. Als gevolg daarvan ontstonden in de 17e eeuw de huidige noord- en zuidgrenzen (1648 Vrede van Westfalen, 1713 Vrede van Utrecht). Oostenrijkse tijd In de tijd van de Spaanse Successieoorlog kwamen de Zuidelijke Nederlanden weer in Nederlandse handen. De Nederlanden werden echter niet herenigd, doordat bij de Vrede van Utrecht (1713) de Zuidelijke Nederlanden aan de Habsburgse monarchie kwamen. De Oostenrijkse Nederlanden bestonden nu ongeveer uit het huidige België (zonder het prinsbisdom Luik), Luxemburg en enkele aangrenzende gebieden. De Oostenrijkse Nederlanden bleven bestaan van 1713 tot 1794. De eerste twee Oostenrijkse vorsten, keizer Karel VI en keizerin Maria Theresia, voerden hun voorzichtige hervormingen geleidelijk door. Verenigde Nederlandse Staten Keizer Jozef II regeerde als een verlicht despoot over de Zuidelijke Nederlanden. Hij wilde zijn bestuur centraliseren en de vaak eeuwenoude rechten van elk vorstendom vervangen door een eenvormige wetgeving. Omdat hij zijn hervormingen eigenmachtig probeerde op te leggen voelden verschillende lagen van de bevolking zich bedreigd in hun positie. In 1789 kwamen ze in opstand: de Brabantse Omwenteling. Als gevolg daarvan verklaarden de Zuidelijke Nederlanden zich onafhankelijk, enkel het hertogdom Luxemburg bleef Oostenrijks. (Het prinsbisdom Luik, rechtstreeks onderdeel van het Heilig Roomse Rijk, maakte formeel geen deel uit van de Nederlanden, hoewel ook daar een gelijkaardige opstand kwam: de Luikse Revolutie.) Zo ontstonden de Verenigde Nederlandse Staten (later vaak Verenigde Belgische Staten genoemd) gedurende een zeer korte tijd als een confederatie van de oude vorstendommen. Ze werd gesteund door de verzwakte Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. De Verenigde Belgische Staten zouden mislukken en snel weer verdwijnen door interne politieke verdeeldheid, de slechte economische toestand en gebrek aan internationale erkenning. De Conventie van Reichenbach in 1790 bewerkte een wapenstilstand tussen Pruisen en Oostenrijk, waardoor Pruisen stopte met het steunen van anti-Habsburgse opstanden in Hongarije en in de Nederlanden. Het Oostenrijkse gezag kon daardoor opnieuw in december 1790 hersteld worden onder leiding van een tactvoller opererende keizer Leopold II, broer en opvolger van Jozef II. Maar slechts voor een paar jaar. Franse tijd (1792-1815) De Fransen hadden al herhaalde malen de Zuidelijke Nederlanden aangevallen en delen ervan ingenomen. Zo hadden ze Artesië, Frans-Vlaanderen en Frans-Henegouwen ingepalmd en deze twee halve Nederlandse gewesten samengevoegd tot de Franse provincie Vlaanderen. In 1792 vielen Franse revolutionaire troepen opnieuw binnen en botsten op het Zuid-Nederlandse leger in de Slag bij Jemappes. In juli 1794 versloegen ze dat leger opnieuw in de slag bij Fleurus. In 1795 werden de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik als negen verenigde departementen een deel van de Franse republiek. Het indelen tot gewesten behoorde tot het streven naar een georganiseerde staatsstructuur. Daartoe begonnen ze ook met de aanleg van wegen (vb. Napoleonsweg) en kanalen (vb. Grand Canal du Nord). Ondertussen werd Noord-Nederland (de Bataafse Republiek) een vazalstaat van Frankrijk en in 1806 verving Napoleon de Republiek door het Koninkrijk Holland waar hij zijn broer Lodewijk Napoleon als koning neerzette. Nederlands-Limburg en grote delen van Noord-Brabant behoorden tot de Zuidelijke Nederlanden, als onderdeel van Frankrijk. Napoleon was ontevreden met zijn broer en in 1810 besloot hij ook de Noordelijke Nederlanden bij het Franse keizerrijk te voegen. Op 12 oktober 1798 kwam de Vlaamse, Brabantse en Luxemburgse boerenbevolking (de brigands) in opstand tegen de Franse bezetter (sansculotten) met als leuze "Voor outer en heerd". Deze opstand wordt de Boerenkrijg genoemd. Aanleiding tot deze rebellie waren de hoge belastingen, de antigodsdienstige politiek van sluiting van de kerken gepaard gaande met de vervolging van de priesters en de invoering van de conscriptie door de bezetter. De opstand eindigde op 5 december 1798, toen het boerenleger op Ter Hilst (Hasselt) werd verslagen. Na de slag bij Leipzig werd Napoleon verbannen naar Elba, maar hij wist te ontsnappen en de macht terug te grijpen, terwijl de geallieerden nog bezig waren de grenzen van Europa te bepalen in het Congres van Wenen. In 1815 werd Napoleon definitief verslagen bij de slag bij Waterloo. Het Franse leger werd door het Nederlandse (Noordelijken en Zuidelijken), het Britse en het Pruisische leger verslagen. Napoleon werd nu voorgoed verbannen naar Sint-Helena. Een klein contingent onder de Nederlandse vlag (dat samen vocht met de Britten) stond onder leiding van de Nederlandse kroonprins Willem en Van Bylandt. Koning Willem I was trots op de Nederlandse bijdrage en de moed van zijn zoon en bouwde ter ere daarvan de Leeuw van Waterloo. De werken vonden plaats tussen 1823 en 1826 en het staat op de plaats waar kroonprins Willem gewond raakte door een schot in zijn schouder. Korte hereniging met Nederland: 1814/1815 tot 1830 Op 21 juni 1814 ondertekenden de grote mogendheden in Londen de XVIII artikelen, waarna Noord- en Zuid-Nederland (met Luxemburg) werden herenigd tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Dit gebeurde op initiatief van Engeland dat na de ineenstorting van het Franse rijk een sterke bufferstaat wilde vormen tegen Frankrijk. In juli van dat jaar werden de artikelen aanvaard door Willem I en op 21 september 1815 legde hij de grondwettelijke eed af als Koning der Nederlanden. Het beleid van Willem I zorgde voor een verdere economische en industriële ontwikkeling van de Zuidelijke gewesten. Hij legde een aantal kanalen aan om de economie te stimuleren, breidde het onderwijs uit en streefde ernaar het Nederlands de officiële taal te maken van wat nu Vlaanderen is. Er waren en bleven echter grote verschillen tussen noord en zuid, die al 200 jaar gescheiden waren. Vooral de Franstalige katholieken verzetten zich hevig tegen de politiek van de koning. Na 1825 sloten liberalen en katholieken zich aaneen en in 1828 kwam de Unie van de katholieke en liberale oppositie tot stand (unionisme). Onder invloed van de slechte economische toestand en van de Julirevolutie in Frankrijk kwam het op 25 augustus 1830 tot relletjes in Brussel die uiteindelijk leidden tot de Belgische Revolutie. Op die avond vond een opvoering van de Muette van Portici plaats die normaal verliep en niet de vonk vormde die de rellen veroorzaakte zoals vaak beweerd wordt. Het publiek van de Munt was trouwens helemaal niet het opstandige volk. Na de vertoning maakten de toeschouwers dat ze snel weg waren. Op het Muntplein was de toestand echter heel anders. Verschillende groepen betogers hadden zich tijdens de voorstelling gevormd en trokken eerst naar café Suisse en Mille Colonnes. Daarop gingen ze richting Wolvengracht, achter de Munt, waar de pro-Nederlandse krant Le National gevestigd was. Klokslag 22 uur sneuvelde de eerste lantaarn. Dit was het startschot voor een reeks vernielingen door de stad. De menigte had het gemunt op wie verondersteld werd voor het beleid van Willem I te zijn, namelijk de rijke Nederlanders, wier huizen werden geplunderd. De ordediensten konden de toestand niet aan. De volgende dag vreesde de Brusselse burgerij zelf ook het slachtoffer te worden van de volkswoede en besloot een burgerwacht op te richten. Ze kregen geweren van het leger uit de kazerne Annonciades. Toen de eerste groep uitrukte om opnieuw rust en orde in de stad af te dwingen, mispakten de oproerzaaiers zich totaal: ze applaudisseerden en juichten deze burgerwacht toe in de veronderstelling dat ook de burgerij zich bij de opstand aansloot. Niets was minder waar, maar zo kreeg de burgerij terug controle over de stad. De menigte werd gepaaid met enkele gebaren van sympathie zoals enkele traktaties in verschillende cafés. Ongewild kwam de burgerij zo aan de leiding van een opstand die ze zelf eerst wenste te onderdrukken. Vanaf 27 augustus kwam men op meerdere plaatsen in opstand. In Venlo werden de opstandige 'Belgen' onder generaal Daine zelfs met klokgelui binnengehaald. Op 23 september trok prins Frederik met het regeringsleger Brussel binnen, maar door het hevige verzet van de separatisten was hij gedwongen vier dagen later te vertrekken. Tijdens deze gevechten kwam het Voorlopig Bewind tot stand. Deze regering riep op 4 oktober de onafhankelijkheid uit. Op 7 februari 1831 werd de Grondwet goedgekeurd. Onafhankelijkheid van België Na een conferentie op 4 november te Londen erkenden de grote mogendheden (Pruisen, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk en Rusland) op 20 december 1830 de scheiding tussen de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden. De Belgische staat werd echter nog niet erkend door Nederland. Begin februari 1831 koos het parlement voor de tweede zoon van Louis-Philippe van Orléans, de toenmalige koning van Frankrijk, de zestienjarige hertog van Nemours, om koning van België te worden. Hiertoe werd een delegatie naar Louis-Philippe gezonden. Onder druk van het Verenigd Koninkrijk weigerde hij dit aanbod te aanvaarden. België zou dan namelijk een Franse vazalstaat zijn geworden, wat het Verenigd Koninkrijk onmogelijk aanvaard zou hebben en tot een Europese oorlog had kunnen leiden. Op 24 februari werd Surlet de Chokier, de voorzitter van het Nationaal Congres, tot regent (voorlopig staatshoofd) aangesteld. Op 4 juni 1831 werd Leopold van Saksen-Coburg-Gotha door het Congres tot staatshoofd gekozen en op 21 juli legde hij de eed af als eerste koning van de Belgen. Een maand later, een jaar na de aanvang van de revolutie, viel het Nederlandse leger, nu onder leiding van kroonprins Willem, België binnen via Limburg en Turnhout (Tiendaagse Veldtocht). Hoewel de Nederlanders het Belgische leger versloegen bij Houthalen, Hasselt en Leuven werden de Nederlanders door Frankrijk gedwongen zich terug te trekken. Het zou nog tot 1839 duren voordat koning Willem I het nieuwe België erkende. Omdat Maastricht en Luxemburg echter bezet bleven door de troepen van de koning, eiste Willem Limburg en Luxemburg. Hij kreeg het oostelijke deel van Limburg en het Duitstalige deel van Luxemburg. Omwille van strategische en praktische redenen eiste België de streek rond de Luxemburgse stad Aarlen die toen nog Duitstalig was. België haalde zijn slag thuis en behield Aarlen. In het verdrag van Maastricht werd de grens tussen België en Nederland vastgesteld. Na de onafhankelijkheid kwam het unionisme onder druk te staan door de weer opspelende tegenstellingen. Zo wilden de katholieken eigenlijk niet langer samenwerken met de liberalen na een veroordeling vanuit Rome van het liberale karakter van het katholicisme en vreesden de liberalen dat de kerk een te grote invloed zou gaan hebben op het openbare leven. Door tussenkomst van koning Leopold I en de katholieken bleef het unionisme bestaan tot 1846, met de opkomst van de Liberale Partij, die onder leiding van Walthère Frère-Orban meteen aan de macht kwam na de verkiezingen van 1847. Al snel staken de tegenstellingen tussen liberalen en katholieken weer de kop op en opnieuw was de onderwijspolitiek een bron van onrust met rond 1880 weer het oplaaien van de schoolstrijd, waarbij uiteindelijk de katholieken wonnen; in 1884 wonnen ze de verkiezingen en zij bleven dertig jaar aan de macht. Economisch veranderde België vrij snel van een landbouwstaat in een industriestaat met als belangrijke sectoren mijnbouw en metaalindustrie. De spoorlijn Brussel-Mechelen, slechts 4 jaar na de onafhankelijkheid, was de eerste spoorweg op het Europese vasteland. Korte tijd later kwam een verbinding tussen Brussel en Antwerpen. Mechelen werd het knooppunt van het Belgische netwerk van spoorwegen. De aanleg van een spoorwegennet bleef toenemen met onder andere de IJzeren Rijn. De buitenlandse handel werd gestimuleerd en het bank- en verzekeringswezen nam een hoge vlucht. Het economisch liberalisme zorgde echter ook voor armoede en ellendige leefomstandigheden die resulteerden in de uit een aantal socialistische groepen bestaande Belgische Werkliedenpartij (1885) die stakingen en opstanden organiseerde. Deze aandacht voor de sociale omstandigheden van de arbeiders leidde tot een aantal sociale wetten en de invoering van algemeen meervoudig kiesrecht voor mannen vanaf 25 jaar in 1893. Vooral de liberalen hadden onder deze ontwikkeling sterk te lijden. Een nieuw kiesstelsel betekende een terugval van het zetelaantal van 61 in 1892 naar 20 in 1894. Vanaf circa 1860 zorgde de Vlaamse Beweging ervoor dat de taalproblemen op de politieke kaart kwamen te staan. In 1878 werd de wet op het gebruik van het Nederlands in de administratie aangenomen. De taalwetgeving resulteerde in 1898 in de Gelijkheidswet, die het Nederlands als officiële taal erkende. Wat de buitenlandse en militaire politiek betrof bleef België sinds 1831 aan neutraliteit vasthouden. In 1909 werd het systeem van loting vervangen door de persoonlijke dienstplicht, en in 1913 door de algemene persoonlijke dienstplicht. Deze hervorming kwam te laat om enig effect te hebben toen België op 2 augustus 1914 door een Duits ultimatum in de Eerste Wereldoorlog werd betrokken. Koloniale geschiedenis Koning Leopold II vond dat België een kolonie nodig had. Naar aanleiding van de tochten van Livingstone en Stanley richtte hij in 1876 de Association Internationale Africaine op. Hij kreeg echter weinig medestanders en nam daarop Stanley in dienst. Deze zou een expeditie naar de rivier de Congo ondernemen, gefinancierd door de Association Internationale du Congo. Stanley had ondertussen al een overeenkomst gesloten met 450 stamhoofden die de soevereiniteit over hun gebieden hadden afgestaan. Door de Conferentie van Berlijn van 1885 werd de Association als een soevereine staat erkend. In april mocht Leopold als staatshoofd van de onafhankelijke Congo-Vrijstaat optreden en kreeg zelfs financiële steun van het parlement. In 1890 werden nog meer gebieden veroverd en stonden de beide Kamers een nieuwe lening toe. Voorwaarde was wel dat België de Congostaat kon overnemen als de Association zou verzaken om de lening terug te betalen. Om de hoge kosten gemaakt bij de kolonisatie van Congo te recupereren, wilde Leopold II de rubber- en ivoorexploitatie monopoliseren en zette zich daarmee af tegen de Akte van Berlijn, die voor vrijhandel pleitte. Hiertegen volgden vele protesten met als gevolg een verdeling in een kroondomein (voor de Congostaat), een vrijhandelszone en een voor de handel gesloten gebied. Een veel nefaster gevolg was de meedogenloze en vaak gewelddadige economische uitbuiting van de plaatselijke bevolking die, samen met de sterke verspreiding van in- en uitheemse ziekten, tot een demografische catastrofe leidde. De geplande overname van de Congostaat door België ging in 1901 niet door. In 1904 werd een internationale onderzoekscommissie opgericht door Leopold die alle gruweldaden in Congo-Vrijstaat moest rapporteren. De commissie bevestigde in grote lijnen het gewelddadige karakter van de economische exploitatie, die reeds eerder internationaal was aangeklaagd (onder meer door Morel en Casement, en ook door de socialistische voorman Emile Vandervelde). Na de publicatie van het commissierapport liet Leopold op 3 juni 1906 weten dat hij bereid was tot een soevereiniteitsoverdracht, op het kroondomein na. Op 28 november 1907 werd de akte van afstand getekend en op 15 november 1908 werd de Kongostaat onder de nieuwe naam Belgisch-Congo officieel een kolonie van België. Congo was maar liefst 80 keer groter dan België zelf en had als hoofdstad Leopoldstad, het huidige Kinshasa. De aanspraken van het kroondomein werd na Leopolds dood in 1909 ongedaan gemaakt. Ook hier groeide na de Tweede Wereldoorlog het streven naar onafhankelijkheid, vooral onder invloed van de onafhankelijkheid van Ghana (1957) en van De Gaulles liberale houding tegenover de kolonies in Frans Afrika. Nadat op 4 januari 1959 geheel onverwacht zware rellen uitgebroken waren in Leopoldstad, werd een overhaaste dekolonisatie ingeleid. Congo werd op 30 juni 1960 onafhankelijk. Vlak voor de onafhankelijkheid telde Congo zo'n 14 miljoen inwoners, waaronder ongeveer 90.000 Belgen. Congo was echter niet de enige Belgische kolonie. Zo waren er ook initiatieven van economische aard in Santo Tomás (Guatemala), Tianjin in China en het Isola Comacina tot België, ook al waren deze pogingen niet erg succesvol. Ruanda-Urundi was een Duitse kolonie in Afrika die na de eerste wereldoorlog als mandaatgebied aan België werd toegewezen. Eerste Wereldoorlog 1914-1918 De Eerste Wereldoorlog startte voor België op 4 augustus 1914 met het binnenvallen van Duitse troepen. Het lukte de Belgen alleen om de opmars van de Duitsers te vertragen, maar al in oktober moest het Belgische leger zich terugtrekken tot achter de IJzer. Een hardnekkige mythe wil dat vele Vlaamse soldaten een nutteloze dood stierven omdat ze de bevelen van de veelal Franstalige legerleiding niet konden verstaan. Recent historisch onderzoek heeft aangetoond dat dit erg zelden is voorgekomen (Sophie De Schaepdrijver, De Groote Oorlog). Op 29 oktober 1914 zetten de Belgen de IJzervlakte onder water om de Duitsers tot stilstand te brengen. Voor vier jaar. De slag aan de IJzer was begonnen. In deze omstandigheden ontstond een frontbeweging, die zich tegen deze scheve situatie aan het front verzette. Koning Albert, die weigerde zijn soldaten op te offeren in zinloze offensieven, bleef in België maar de regering trok zich terug in het Franse Le Havre. Van echt verzet was weinig sprake, maar ook het aantal mensen (de zogenaamde activisten) dat samenwerkte met de Duitse bezetters was maar gering. Eind september 1918 begon het bevrijdingsoffensief waarna op 11 november de wapenstilstand werd gesloten. Bij het Verdrag van Versailles in 1919 werd de neutraliteitspositie van België opgeheven, mocht het een mandaat uitoefenen over Ruanda-Urundi en annexeerde het de Duitse gebieden Eupen, Malmedy en Sankt Vith, de zogenaamde Oostkantons. In de Eerste Wereldoorlog vluchtten grote aantallen Belgen naar het neutrale Nederland, naar Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Om meer controle over de grens te krijgen, begon in 1915 de Duitse bezetter met de aanleg van De Draad, een draadversperring met dodelijke elektrische spanning, langs de grens tussen België en Nederland. Interbellum 1918-1940 Na de Eerste Wereldoorlog vond België dat Nederland niet neutraal was geweest, omdat het Duitse troepen door Limburg had laten terugtrekken. Het eiste Zeeuws-Vlaanderen en Zuid-Limburg op. De Zeeuwen betuigden hun trouw aan de koningin (de Zeeuws-Vlamingen iets minder). Na bemiddeling kwam men overeen dat uiteindelijk een Antwerpen-Rijnkanaal zou worden gegraven, deels op Nederlands grondgebied en op Nederlandse kosten. Uiteindelijk zou Nederland zich hier niet aan houden. Tot de Tweede Wereldoorlog zou de verhouding met België problematisch blijven. In 1919 werd het enkelvoudig algemeen kiesrecht ingevoerd, dat tot 1948 alleen voor mannen zou gelden. Men was nu bijna altijd aangewezen op coalitieregeringen en in de periode van de wederopbouw na de Eerste Wereldoorlog tot het begin van de Tweede Wereldoorlog kwam het zelfs vaak tot een samenwerkingsverband van de drie zogenaamde nationale partijen, de katholieken, de socialisten en de liberalen. In alle andere kabinetten tot de Tweede Wereldoorlog deden de katholieken met óf de liberalen óf de socialisten als partner mee. Andere partijen die zich in het interbellum manifesteerden waren het Vlaamsch Nationaal Verbond (VNV), dat steeds meer neigde naar het fascisme en het nationaalsocialisme, en de Communistische Partij van België (CPB: later KPB). Het herstel van de economie kwam na 1925 weer goed op gang. Tot die tijd zorgde met name het voortdurende waardeverlies van de frank voor economische malaise. Het kabinet-Jaspar (1926-1927) liet de frank devalueren en deze muntontwaarding gaf de handel en de industrie sterke impulsen. Aan deze economische opgang kwam al snel een einde met de wereldcrisis van 1930 af. Deze crisis was een gevolg van de krach op de beurs van Wall Street in New York van oktober 1929. In 1931 waren er in België 79.000 werklozen, in 1934 zelfs 183.000. Een nieuwe devaluatie van de frank in 1935 zorgde voor een beperkte daling van de werkloosheid. Er bleven echter meer dan 160.000 werklozen. In de jaren tussen de beide wereldoorlogen werd ook de sociale wetgeving aangepakt en dat resulteerde onder andere in stakingsrecht (1921), een achturige werkdag (1921) en minimumloon (1936). In 1925 sloot België zich aan bij de verdragen van Locarno, waardoor het in een ruimer systeem van collectieve veiligheid werd opgenomen. Nadat Duitsland de verdragen opgezegd had, keerde België weer terug naar een neutraliteitspolitiek. Ook nu kon echter niet voorkomen worden dat België in een volgende wereldoorlog terechtkwam. Tweede Wereldoorlog en de koningskwestie Op 10 mei 1940 vielen de Duitse troepen zonder oorlogsverklaring België binnen en op 28 mei capituleerde België. Koning Leopold III bleef in België, maar de ministers weken uit naar Frankrijk en later naar Londen. Het volledig bezette België kreeg ondertussen een militair bestuur. Na een aanvankelijk aarzelend begin breidde de van bij het begin ontstane verzetsbeweging zich na de winter van 1941 snel uit. De Belgische economie werd door de nazi-Duitsland ingezet in de oorlogsvoering en er kwam een verplichte arbeidsdienst. Bij de collaborerende groepen en partijen hoorde een deel van het VNV, en vooral Rex, Vlaamse SS en DeVlag. Na de geallieerde doorbraak vanuit Normandië werd Brussel op 3 september 1944 bevrijd en een paar weken later praktisch geheel België. Na een korte Duitse tegenaanval in het Ardennenoffensief was de oorlog voor België voorbij. De levensbeschouwelijke tegenstellingen staken alweer snel de kop op. De omstreden houding en eventuele terugkeer van Leopold III als koning leidden tot de zogenaamde koningskwestie. Voeg daarbij de Vlaams-Waalse tegenstellingen en dit alles bracht België op de rand van een burgeroorlog. Deze kon alleen voorkomen worden door de troonsafstand van Leopold III in 1951 ten voordele van zijn zoon Boudewijn. Economisch wist België zich snel te herstellen van de oorlog door onder andere het Marshallplan, de Benelux en ander Europese verbanden, de muntsanering van 1944 en het op dreef brengen van de steenkoolproductie en de relatief intact gebleven industriële infrastructuur. Periode koning Boudewijn I (1951-1993) Na de Tweede Wereldoorlog veranderden alle grote partijen van naam. De Katholieke Partij werd de Christelijke Volkspartij (CVP), de BWP werd de Belgische Socialistische Partij (BSP) en de Liberalen vormden hun partij in 1961 om tot de Partij voor Vrijheid en Vooruitgang (PVV). Het Vlaams-nationalisme kwam in 1954 opnieuw in de politiek door de Volksunie (VU). In de jaren tachtig kwamen "groene" partijen als Agalev en Ecolo in het parlement en ook het Vlaams Blok. De naamsveranderingen van de partijen was niet de enige wijziging. De grote politieke stromingen worden vaak door twee partijen vertegenwoordigd, een Vlaamse en een Franstalige. Door de controverse met betrekking tot taalgebonden onderwerpen ontstaan ook vaak tegenstellingen tussen de twee partijen op andere terreinen. Na de oorlog werden er eerst twee regeringen van nationale eenheid gevormd. Na 1946 volgden vele coalitieregeringen met wisselende samenstellingen en kortstondig een eenpartijregering onder de CVP (1950-1954). Schoolstrijd De schoolstrijd laaide weer op toen de socialistisch-liberale regering-Van Acker II de subsidiëring van vrij (katholiek) onderwijs terug schroefde. In 1958 werd het Schoolpact door de drie nationale partijen gesloten waardoor de rust in onderwijsland terugkeerde. Ondanks de economische vooruitgang bleven er veel mensen werkloos en pas vanaf 1959 trad daar verbetering in na de aangenomen Wet op de regionale expansie. Economische schaalvergroting, met name door de inwerkingtreding van de Europese Economische Gemeenschap, zorgde vanaf 1960 voor een periode van hoogconjunctuur. In 1966 werd er een tweede regionale expansiewet uitgevaardigd, die een nieuwe periode van hoogconjunctuur opleverde. Onafhankelijkheid van de koloniën Aan het eind van de jaren 50 kreeg de onafhankelijkheidsidee in Belgisch-Kongo steeds duidelijker vorm. Onlusten in Leopoldstad dwongen de Belgische regering ertoe om het recht van Belgisch-Kongo op onafhankelijkheid te erkennen (13 januari 1959). Zonder noemenswaardige tegenstand van de regering werd Belgisch–Congo op 30 juni 1960 een zelfstandige staat. Meteen braken daar onlusten uit die België noopten tot een militaire interventie. Het mandaat dat België na de Eerste Wereldoorlog over twee provincies van Duits Oost-Afrika, Urundi (Oeroendi) en Rwanda had gekregen, liep op 1 juli 1962 af en het gebied werd gesplitst in de onafhankelijke staten Rwanda en Burundi (Boeroendi). Op het buitenlandse vlak werd de Benelux geleidelijk in werking gesteld en sloot België zich aan bij diverse internationale organisaties zoals de West-Europese Unie, de NAVO en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS). Taalwetten De Vlaamse beweging streefde na het interbellum naar het principe dat de streektaal de voertaal bepaalde. Daarvoor werden tienjaarlijkse talentellingen gehouden die de streektaal en dus het taalgebied moest bepalen. Ongeacht de mogelijkheid tot manipulatie, heerste de vrees dat de sociale status van het Frans de verfransing zou doen toenemen. De sinds 1921 gehouden talentellingen knibbelden aan het Nederlandstalige taalgebied. Daarom streefde de Vlaamse Beweging naar een afschaffing van de talentellingen en de definitieve vaststelling van de taalgrens. De Vlaamse Beweging herstelde zich enigszins na de beëindiging van de schoolstrijd en daarna werden de Vlaams-Waalse verhoudingen weer aangepakt. Zo werd in 1962 de taalgrens vastgelegd en in 1963 de taalwetgeving herzien. De verkiezingen van 31 maart 1968 leverden veel zetelwinst op voor de regionalistische partijen. Staking van medici in 1964 In 1964 werd een staking van medici gehouden om de regering onder druk te zetten, die streefde naar de oprichting van een systeem van volksgezondheid (Wet Leburton). De staking duurde van 1 tot 18 april. De leider van de stakers was de dokter André Wynen. Het protest had internationale repercussies, omdat er tijdens de staking verschillende sterfgevallen waren toe te schrijven aan het gebrek aan medische hulp. Crisis In de jaren zeventig werd ook België getroffen door de internationale economische crisis en werd afgerekend op de verouderde economie. Een herstructurering van de textiel-, steenkool-, en staalindustrie was hard nodig. De sluiting van vele bedrijven en het verlies van duizenden arbeidsplaatsen werd daarbij voor lief genomen. De werkloosheid groeide van 3,4% in 1972 tot 18,5% in 1983. Dit zorgde weer voor grote begrotingstekorten en een onophoudelijke toename van de staatsschuld. De centrumrechtse regeringen-Martens voerden vanaf 1982 een streng saneringsbeleid om het begrotingstekort in te dammen en dat beleid begon op het einde van de jaren tachtig vruchten af te werpen: het begrotingstekort kon worden beperkt en de werkloosheid begon te dalen, mede dankzij de heroplevende conjunctuur. Staatshervormingen Vanaf 1970 stond de politiek voornamelijk in het teken van de staatshervorming. Er volgde economische decentralisatie en met een grondwetsherziening kwam er een einde aan het unitaire België. België werd verdeeld in vier taalgebieden, drie cultuurgemeenschappen en drie gewesten. Het geheel van de staatshervorming strandde echter in oktober 1978 op Vlaams verzet en grondwettelijke bezwaren van de CVP, de partij van Wilfried Martens. In 1980 werd de nieuwe grondwetsherziening alsnog doorgevoerd onder de zespartijenregering van Wilfried Martens. Hierdoor werd de gemeenschapsautonomie ruimer en werd de gewestvorming tot stand gebracht. Maar er rezen problemen over de staatshulp aan met name Waalse staalbedrijven en de taalkennis van politieke figuren in de Vlaamse faciliteitsregeringen. De kwestie rond burgemeester José Happart van Voeren leidde in de herfst van 1987 tot het aftreden van de regering en de regeringscrisis van december 1988 tot mei 1989. Dit alles was min of meer het sein om de verdere hervorming van de staat te vervroegen. Een nieuwe grondwetswijziging in 1988 gaf de gewesten en de gemeenschappen nog meer autonomie en financiële vrijheden. De parlementsverkiezingen zorgden voor grote verschuivingen binnen de Belgische politieke wereld. Alle grote partijen verloren zetels en de winst ging in Vlaanderen naar het Vlaams Blok en in Wallonië naar Ecolo. Premier Martens werd opgevolgd door de christendemocraat Jean-Luc Dehaene die in 1992 een rooms-rood kabinet vormde. Het verminderen van de staatsschuld was de belangrijkste doelstelling. Het begrotingstekort van 1,3% was in 1998 zodanig teruggedrongen dat België opgenomen werd in de Europese Economische en Monetaire Unie. Na een grondwetsherziening in 1993 werd België een federale staat waar de bevoegdheden verdeeld zijn over de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten. Er kwamen rechtstreekse verkiezingen van de regionale parlementen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kreeg zijn statuut in 1989. Periode koning Albert II (1993-2013) In 1993 overleed koning Boudewijn. Hij werd opgevolgd door zijn broer koning Albert II. Bij de parlementsverkiezingen van 13 juni 1999 leden de regeringspartijen een grote nederlaag ten gevolge van de dioxinecrisis. Guy Verhofstadt, de voorzitter van de Vlaamse liberale partij VLD, werd tot formateur aangesteld en bracht een regering van liberalen, socialisten en groenen tot stand. Voor het eerst sinds 1958 werd er geregeerd zonder de CVP. Tijdens de Kosovo-crisis in 1999 namen 600 Belgische paracommando’s deel aan Allied Harbour, de NAVO-operatie ter bescherming van de Kosovaarse vluchtelingen in Albanië. In datzelfde jaar vertrokken 1100 militairen naar Kosovo om deel te nemen aan KFOR, de NAVO-vredesmacht voor Kosovo. In december 1999 kondigde de regering Verhofstadt aan om opnieuw een actief buitenlands beleid te voeren, vooral in Centraal-Afrika waar onder andere de oude kolonie van België, Congo, ligt. Op 1 januari 1999 werd de euro ingevoerd en vanaf 1 januari 2002 werd de frank volledig door de euro vervangen. Federaal premier waren achtereenvolgens Guy Verhofstadt (1999-2008), Yves Leterme (2008), Herman Van Rompuy (2008-2009), opnieuw Yves Leterme (2009-2011), Elio Di Rupo (2011-2014), Charles Michel (2014-2019), Sophie Wilmès (2019-2020), Alexander De Croo (2020). Op 12 juli 2003 werd de federale regering-Verhofstadt II gevormd met de VLD/MR en sp.a/PS, zonder Agalev/Ecolo. Na de verkiezingen van 10 juni 2007 werden achtereenvolgens Didier Reynders en Jean-Luc Dehaene aangesteld tot informateur. Beiden slaagden niet in hun opdracht omwille van de communautaire patstelling en de moeilijke relatie van de cdH van Joëlle Milquet met de MR van Didier Reynders. Vooral de Vlaamse vraag voor een verdere staatshervorming en een onvoorwaardelijke splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde bemoeilijkten de taak van formateur Yves Leterme. Op donderdag 23 augustus 2007 heeft de formateur zijn ontslag aangeboden aan koning Albert, die het heeft aanvaard. Op 29 augustus 2007 heeft de koning na gesprekken met enkele ministers van staat de CD&V-er Herman Van Rompuy als 'verkenner' aangeduid om het communautaire veld te ontmijnen en om de regeringsonderhandelingen uit het slop te halen. Eind september werd Yves Leterme voor de derde keer formateur, maar begin november werden zijn formatiepogingen definitief van tafel geveegd, omdat cdH-leidster Joëlle Milquet weigerde te antwoorden op Letermes ultieme 3 vragen om door te gaan met de onderhandelingen. De eenzijdige goedkeuring van de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde eerder die maand door de Vlaamse politici in de Kamercommissie had daar geen goed aan gedaan, net zomin als de daarop volgende alarmbelprocedure die de Walen wegens belangenvermenging inriepen. Na Letermes ontslag kwam in december premier Guy Verhofstadt opnieuw op de proppen, die net voor Kerstmis een nieuwe interim-regering op de been bracht tot 23 maart met christendemocraten, liberalen en Franstalige socialisten, waarna de Regering-Leterme I eindelijk de eed kon afleggen. Yves Leterme werd na zijn aftreden als premier in verband met de Fortiszaak tijdelijk opgevolgd door Herman Van Rompuy, maar nadat laatstgenoemde voorzitter van de Europese Raad was geworden, nam Leterme de post van premier weer over. In december 2011 (meer dan 500 dagen na de verkiezingen van juni 2010) werd Elio Di Rupo federaal premier. Periode koning Filip (2013- ) Op de Belgische nationale feestdag, 21 juli 2013, werd prins Filip de zevende koning der Belgen. Op 22 maart 2016 kende België een grote schok toen IS (de Iraakse terreurbeweging Islamitische Staat) twee aanslagen pleegde. De eerste vond plaats in de vertrekhal van de luchthaven in Zaventem, Brussels Airport. Er ontploften 2 spijkerbommen waarbij 14 doden vielen (inclusief de 2 daders) en bijna 100 mensen gewond raakten. De tweede aanslag vond plaats in het Brusselse metrostation Maalbeek. Die kostte het leven aan 21 personen (inclusief dader) en er raakten meer dan 100 mensen bij gewond. Naast deze twee grote aanslagen hebben er ook kleinere aanslagen plaatsgevonden. In juli 2021 werd met name Wallonië getroffen door overstromingen als gevolg van aanhoudende regenbuien. Er vielen minstens 36 doden, en nog eens 163 mensen werden op 18 juli 2021 nog vermist. Verschillende huizen stortten in. Er zaten tot zo'n 20.000 mensen zonder elektriciteit en ook het drinkwater was vervuild. Het zwaarst getroffen was de provincie Luik, en vooral Pepinster, waar vele huizen werden weggespoeld. Na de ramp bezochten de koning en koningin Mathilde het stadje. Zie ook Geschiedenis van de Oostenrijkse Nederlanden Tijdlijn van de Lage Landen Tijdlijn van de Belgische Revolutie Belgische grondwet Literatuur Gita Deneckere, Bruno De Wever, Tom De Paepe en Guy Vanthemsche, Een geschiedenis van België, 2019. ISBN 9401461309 (eerste editie 2012) Emmanuel Gerard en Frederik Verleden, De ongrijpbare macht. Politieke geschiedenis van België, 2019. ISBN 9789463796958 Philippe Destatte, Histoire de la Belgique contemporaine. Société et institutions, 2019. ISBN 2804495841 Vincent Scheltiens, Met dank aan de overkant. Een politieke geschiedenis van België, 2017. ISBN 9789463101653 Els Witte, Alain Meynen en Dirk Luyten, Politieke geschiedenis van België van 1830 tot heden, 2016. ISBN 9789022333235 (eerste editie 1979) Rik Van Cauwelaert, Tussen de plooien. Een andere geschiedenis van België, 2015. ISBN 9789463100304 Jaak Brepoels, Wat zoudt gij zonder 't werkvolk zijn? De geschiedenis van de Belgische arbeidersbeweging, 1830-2015, 2015. ISBN 9789461314277 (eerste editie 1977) Atlas van de algemene en Belgische geschiedenis, 2015. ISBN 9789030675440 Rik Coolsaet, België en zijn buitenlandse politiek, 1830-2015, 2014. ISBN 9789461313072 (eerste editie 1998) J.C.H. Blom en Emiel Lambert (eds.), Geschiedenis van de Nederlanden, 2014. ISBN 9789035141193 (eerste editie 1993) Astrid von Busekist, België begrijpen. Verleden, heden en toekomst van een land op de tweesprong, 2013. ISBN 9789085424703 Jan Dumolyn, Tjen Mampaey en Frank Caestecker, België. Een geschiedenis van onderuit, 2012. ISBN 9789491297342 Xavier Mabille, Nouvelle histoire politique de la Belgique, 2011. ISBN 9782870751138 Herman Van Goethem, Belgium and the Monarchy. From National Independence to National Disintegration, 2011. ISBN 9054876980 Thierry Eggerickx en Jean-Paul Sanderson (eds.), Histoire de la population de la Belgique et de ses territoires. Actes de la Chaire Quetelet 2005, 2010. ISBN 2874632252 Jo Tollebeek e.a. (eds.), België, een parcours van herinnering, 2 dln., 2008. ISBN 9789035132535 en ISBN 9789035133044 Jean C. Baudet, Histoire des sciences et de l'industrie en Belgique, 2007. ISBN 9782874660054 Vincent Dujardin, Michel Dumoulin, Emmanuel Gerard e.a. (eds.), Nieuwe geschiedenis van België, 3 dln., 2005-2009. ISBN 9020961934 Lode Wils, Van Clovis tot Di Rupo. De lange weg van de naties in de Lage Landen, 2005. ISBN 9789044117387 (eerste editie 1992) Marc Reynebeau, Een geschiedenis van België, 2003. ISBN 9020949934 Bernard A. Cook, Belgium. A History, 2002. ISBN 0820458244 Antoine Pickels en Jacques Sojcher (eds.), Belgique toujours grande et belle, 1998. ISBN 2870277326 Helmut Gaus, Politieke en sociale evolutie van België, 1992. ISBN 9789044111866 E.H. Kossmann, De Lage Landen 1780-1980. Twee eeuwen Nederland en België, 2 dln., 1986 (online editie DBNL) Theo Luykx en Marc Platel, Politieke geschiedenis van België, 2 dln., 1985 (eerste editie 1964) Guido L. De Brabander, Herman Balthazar, Ronny Gobyn, Jacques Liebin, P. Lewalle en P. Van Grunderbeek, De industrie in België. Twee eeuwen ontwikkeling, 1780-1980, tent.cat., 1981 Frans Boenders (ed.), Het boek van België. Een controversieel portret van cultureel België, 1980. ISBN 9029157682 Karel Van Isacker, Mijn land in de kering, 1830-1980, 2 dln., 1978-1982 (online eerste deel DBNL) D.P. Blok e.a. (eds.), Algemene Geschiedenis der Nederlanden, 15 dln., 1977-1983 Edouard de Moreau, Histoire de l'Eglise en Belgique, 5 dln., 1945-1952 Henri Pirenne, Histoire de Belgique, 7 dln., 1900-1932 (online Nederlandse editie DBNL) Externe links Bibliografie van de geschiedenis van België (1952-2014) (Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis) Bibliografie van de geschiedenis van België (2009- ) (Belgisch Tijdschrift voor Filologie en Geschiedenis) Referenties
210
https://nl.wikipedia.org/wiki/Billie%20Jean%20King
Billie Jean King
Billie Jean King (Long Beach, 22 november 1943) is een voormalig tennisspeelster uit de Verenigde Staten. Zij had haar topjaren in de jaren zestig en begin jaren zeventig van de 20e eeuw. In haar carrière behaalde zij 39 grandslamtitels: 12 in enkelspel, 16 in dubbelspel en 11 in gemengd dubbelspel. Zij won geen grand slam, maar wel een career slam en een small slam (1972) in het enkelspel, alsmede een Serena slam (1967/68) in het gemengd dubbelspel. Tien keer (1961–1967, 1970, 1977 en 1978) nam zij deel aan het Amerikaanse Wightman Cup-team. In 1987 werd King opgenomen in de internationale Tennis Hall of Fame. In 1995 ontving zij de Sarah Palfrey Danzig Award. King was in de jaren 70 van de 20e eeuw een belangrijk voorvechtster van gelijke rechten voor mannen en vrouwen. De film Battle of the Sexes (2017) gaat over die strijd. In de film, gebaseerd op een waargebeurd verhaal, komt King op het tennisveld tegenover oud-tennisser Bobby Riggs te staan. Hij had haar publiekelijk uitgedaagd om te bewijzen dat ze als vrouw net zo goed kon tennissen als mannen. King ging akkoord met de wedstrijd, onder voorwaarde dat vrouwen in de tenniswereld voortaan dezelfde behandeling en betaling zouden krijgen als mannen. De partij werd op 20 september 1973 gespeeld in de Astrodome in Houston (Texas) – King won met 6–4, 6–3 en 6–3. Enkelspeltitels (open tijdperk) Resultaten grandslamtoernooien Enkelspel Vrouwendubbelspel Gemengd dubbelspel Externe links Amerikaans tennisser
211
https://nl.wikipedia.org/wiki/Basisvoedsel
Basisvoedsel
Basisvoedsel of voedselgewassen zijn de dominante voedingsmiddelen die de basis vormen van een traditioneel voedingspatroon. Er worden minstens twaalf en mogelijk meer dan twintig genencentra onderscheiden en elk centrum lijkt in ieder geval ten minste één gras- en één peulvruchtsoort te hebben gedomesticeerd, om zo te beschikken over een zetmeel- en een eiwitbron. Zo werden in de Vruchtbare Sikkel tarwe, gerst, erwten en linzen gedomesticeerd en in Oost-Azië rijst en sojabonen. In elk van de belangrijkste centra is een andere grassoort gedomesticeerd, zoals tarwe, gerst, mais, sorgo en rijst. Deze voeden tegenwoordig de meerderheid van de menselijke bevolking, ruim de helft van de benodigde calorieën en proteïne die de mens uit planten haalt, komt van slechts drie gewassen, mais, rijst en tarwe. Soorten basisvoedsel Wat voor voedingsmiddelen dit zijn varieert per regio, maar het betreft meestal zetmeel- of inulinerijke voedingsmiddelen van plantaardige oorsprong die veel energie kunnen leveren en die kunnen worden opgeslagen voor gebruik door het hele jaar. Hoewel het veel energie kan leveren, bevat stapelvoedsel geen gevarieerde hoeveelheid aan nutriënten, waardoor andere voedingsmiddelen aan de dagelijks voeding moeten worden toegevoegd om ondervoeding te voorkomen. De meeste soorten basisvoedsel worden gegeten in de vorm van granen, zoals tarwe, maïs en rijst of in de vorm van zetmeelrijke knolgewassen zoals aardappel, zoete aardappel, cassave en taro. Andere soorten zijn onder andere peulvruchten, echte sagopalm, en vruchten zoals broodvrucht en bakbanaan. Rijst wordt het meest gegeten in de vorm van gekookte granen, maar de meeste andere granen worden verwerkt tot meel, wat wordt gebruikt voor het maken van brood, pasta’s, pap en polenta. Vermalen wortelgroentes kunnen worden gebruikt om papachtige gerechten te bereiden zoals poi en fufu. Peulvruchten (met name kikkererwten) en zetmeelrijke knolgewassen kunnen ook tot meel worden verwerkt. Maaltijden Basisvoedsel vormt de basis van een maaltijd. Voor de broodmaaltijd is dit brood en voor de hoofdmaaltijd een andere soort goedkoop te produceren zetmeelbron. In Nederland is dit traditioneel gezien de aardappel, maar de laatste decennia zijn er ook andere zetmeelbronnen populair geworden. Producten die vaak de basis vormen voor warme maaltijden zijn aardappelen, rijst, gekookte tarwe en noedels. Broodsoorten zijn tarwebrood, roggebrood en rijstwafel. Vlees en groente vormen meestal een ander belangrijk deel van een hoofdmaaltijd. Elke cultuur legt daarin haar eigen typische accenten. Vegetariërs laten alles waar vlees in zit uit hun basisvoedsel weg. Trivia In Nederland wordt een maaltijd meestal aangeduid met de groentesoort, terwijl dat in de meeste andere eetculturen de vleessoort is. Zie ook Lijst van inuline of zetmeel leverende gewassen Galerij Literatuur (2014): 'Convergent evolution and parallelism in plant domestication revealed by an expanding archaeological record' in PNAS, vol. 111, no. 17, p. 6147-6152 (2012): 'Patterns and processes in crop domestication: an historical review and quantitative analysis of 203 global food crops' in New Phytologist, Volume 196, Issue 1. p. 29-48 (2009): 'The nature of selection during plant domestication' in Nature, Volume 457, p. 843-848 Noten Voedselterminologie Basisvoedsel
212
https://nl.wikipedia.org/wiki/Basketbal
Basketbal
Basketbal is een balsport die in 1891 door James Naismith in Springfield, Massachusetts (Verenigde Staten) werd uitgevonden. Het huidige basketbal wordt op bijna elk continent door zowel mannen als vrouwen beoefend, maar oorspronkelijk was het een Amerikaanse mannensport. Twee teams van elk vijf aan het spel deelnemende spelers en maximaal zeven wisselspelers komen tegen elkaar uit. Elk team probeert de bal te veroveren en deze door een ijzeren ring – de basket – te werpen. Aan elk van de korte zijden van het rechthoekig basketbalveld bevindt zich op drie meter hoogte een basket met een net. Basketbalcompetities worden vooral in sporthallen gespeeld, maar het zogenaamde streetbasketball of streetball wordt buiten gespeeld. Binnen is de ondergrond doorgaans van hardhout of kunststof en buiten wordt op asfalt gespeeld. Internationale basketbalwedstrijden worden volgens de officiële regels van de FIBA gespeeld. De NBA heeft hier echter sinds jaar en dag een grote invloed op en neemt vaak het voortouw in spelregelwijzigingen, die later door de FIBA worden overgenomen. Spel In aanvallend opzicht wordt basketbal gespeeld door de bal op de grond te stuiten (stilstaand, dan wel dribbelend lopend met de bal) of door deze aan een medestander toe te spelen, te passen. Binnen de door de schotklok toegestane tijd van 24 seconden moet een scoringspoging worden ondernomen. Dat wil zeggen dat de bal binnen een bepaalde tijd de basket moet raken. De schotklok, die de duur van een aanval beperkt, is ingesteld om snelheid in het spel te brengen.In het moderne basketbal wordt, afhankelijk van de afstand van waarop wordt geschoten, met een velddoelpunt twee of drie punten gescoord (de zogenaamde twee- en driepunters). Een vrije worp levert één punt op. De verschillende veldspelers nemen verschillende strategische posities in; de center en power-forward in de nabijheid van de basket, de small-forward en shooting-guard rond de driepuntslijn. De point-guard verdeelt het spel, brengt de bal van de ene naar de andere zijde van het speelveld en speelt zijn medespelers aan. Een FIBA-wedstrijd duurt 4 × 10 minuten, bij de NBA is dat 4 × 12. Een gelijkspel is niet mogelijk, dan wordt de wedstrijd in één of meer keer verlengd met vijf minuten, zowel bij de FIBA als de NBA. Het scoreverloop en andere belangrijke wedstrijdgegevens worden bijgehouden op het wedstrijdblad. Het verdedigende team probeert het aanvallende team van scoren te weerhouden en poogt zelf de bal te bemachtigen. Een aantal strategieën wordt toegepast om de tegenstander de bal te doen verliezen. Wanneer een aanvallend team het balbezit uit handen geeft, is er sprake van een turnover. Balverlies kan worden geleden als gevolg van een steal van een tegenstander, wanneer een speler met de bal buiten het speelveld komt of een loopfout begaat, wanneer hij een aanvallende fout begaat, als een schot door een tegenstander wordt geblokt of wanneer de bal na een mislukte doelpoging door de tegenstander via een defensieve rebound wordt bemachtigd. Wanneer een speler de bal aan een scorende medespeler toespeelt, die daarop een doelpoging kan doen, spreekt men van een assist. Bepaald fysiek contact, met name wanneer hier voordeel mee wordt behaald, kan worden bestraft met een persoonlijke fout; onsportief gedrag wordt bestraft met een onsportieve fout. Commentaar op de scheidsrechters of technische staf kan een technische fout opleveren. Wanneer een speler een voor de wedstrijd bepaald aantal fouten begaat, wordt hij van het spel uitgesloten. Bij bepaalde niet-toegestane balbehandelingen, zoals lopen met de bal of tweemaal dribbelen (double dribble of second dribble), gaat het balbezit naar de tegenstander. Speelveld Het basketbalveld bestaat uit een rechthoekig oppervlak met aan beide korte kanten een basket. In het professioneel basketbal, met name wanneer het binnen wordt gespeeld, is de ondergrond van hardhout, meestal van eiken. Buiten wordt basketbal meestal op asfalt gespeeld. Het spel begint vanaf de middencirkel met een sprongbal. In de NBA is een veld 94 feet lang en 50 feet breed, 28,65 bij 15,29 meter. Een FIBA-veld is met 28×15 meter iets kleiner en vanaf 26×14 meter kan een veld ook goedgekeurd worden. Het middelpunt van de basket is bij de FIBA op 1,575 meter vanaf de achterlijn. Lijnen, afmetingen en gebieden: FIBA De uitvoering van het speelveld die hieronder besproken wordt, geldt voor de FIBA; de kleine verschillen bij de NBA komen verderop aan bod. De delen van het speelveld worden aangegeven door lijnen van vijf centimeter breed, alle in dezelfde kleur. Het veld meet 28 bij 15 meter. Het wordt in tweeën gedeeld door de middenlijn met middencirkel en begrensd door zij- en achterlijnen. De grenslijnen behoren niet tot het speelveld. Verder zijn er korte markeerlijnen, bijvoorbeeld voor de plaats waar ingegooid moet worden. Het hart van de basket bevindt zich op 1,575 meter van de achterlijn. De ring heeft een diameter van 0,45 meter en hangt voor volwassenen op een hoogte van 3,05 meter In jeugdcompetities is de hoogte doorgaans 2,60. De ring is bevestigd aan een backboard van 1,80 meter breed en 1,05 meter hoog. Rond de basket worden verschillende gebieden aangegeven met lijnen: In een kleine boog voor het backboard bevindt zich een gebiedje dat aangeduid wordt als no-charge-zone. Een verdedigende speler moet hier voldoende ruimte geven aan een aanvaller om na een sprong veilig te landen. Het is een halve cirkel met een straal van 1,25 meter, die bij het midden van de basket overgaat in rechte lijnen die doorlopen tot het board. Het ruimere deel rondom de basket wordt de bucket genoemd, maar wordt officieel aangeduid als beperkt gebied of restricted area. De laatste term wordt door de NBA echter gebruikt voor de no-charge-zone. De bucket ligt deels voor en deels achter de backboards. Tussen de achterlijn en de vrijeworplijn gemeten is hij is 5,80 meter lang, waarvan 1,20 meter achter de backboards ligt. De breedte is 4,90 meter. Tot 2010 was de bucket trapeziumvormig, daarna werd het een rechthoek. In een ruime boog om de bucket ligt de driepuntslijn. Die loopt op 6,75 meter vanaf het middelpunt van de basket; tot 2010 was dat 6,25 meter. De driepuntslijn vormt bijna een halve cirkel die met een kleine knik aansluit op lijnen die op 90 centimeter van de zijlijnen naar de achterlijn lopen. Lijnen, afmetingen en gebieden: NBA De maatvoering bij de NBA is gewoonlijk in feet en inches, zodat de maten altijd wat afwijken van de internationale metrieke maten. Er zijn echter ook andere verschillen, waarbij de cirkelstraal van de driepuntslijn het belangrijkste is. Deze is in de geschiedenis van het spel meermalen gewijzigd en is ook afhankelijk van de sterkte van de competitie. Internationaal is de cirkelstraal 6,75 meter, bij de NBA is dat 23 voet en 9 inch, dus 7,24 meter. Verder is ook het speelveld iets groter, dit meet 94 bij 50 voet (28,65 bij 15,29 meter). Een ander verschil is de cirkel rond de basket: bij de FIBA is de straal 1,25 meter, bij de NBA vier voet, 1,21 meter. Het hart van de basket bevindt zich bij bij de NBA op 1,60 meter van de achterlijn. Regels Basket, backboard en bal De originele basket was een rieten perzikmand, die bevestigd was aan de achterwand van een gymzaal. Het type korf en de positie ervan waren echter onpraktisch en in 1897 werd het backboard geïntroduceerd. In 1914 werd de bodem uit de mand verwijderd, zodat de bal na een score door de mand heen kon vallen en niet na elke score de bal uit de mand gehaald hoefde te worden. In 1921 werd de basket 60 cm van de muur geplaatst, om te voorkomen dat de muur als hulpmiddel gebruikt werd, in 1940 werd de basket nog eens 60 cm verder in het speelveld geplaatst, dit om meer beweging onder de basket mogelijk te maken. De originele bal had een omtrek van 81 cm, in 1931 werd dit 79 cm en in 1935 mat een basketbal tussen de 74,9 en 76,8 cm. De omtrek van het backboard is 1,80 bij 1,05 m. Het zwarte, rode, oranje of groene vierkant zit precies in het midden van het board, deze is 0,59 bij 0,45 m. Spelers, wisselspelers en teams De originele regelgeving van Naismith vermeldde het aantal spelers dat op het speelveld was toegestaan. In 1900 werd een aantal van vijf spelers standaard, waarbij een speler steeds gewisseld mocht worden, behalve als hij 5 fouten maakte. Vanaf 1921 mocht een speler tweemaal gewisseld worden en in 1934 driemaal. In 1945 verdween de limiet op het aantal keer dat een speler gewisseld mocht worden. Coachen gedurende een wedstrijd was verboden, maar werd in 1949 gedurende time-outs toegestaan. Initieel werd een speler na twee fouten van het spel uitgesloten, in 1911 en 1945 veranderde dit in respectievelijk vier en vijf fouten. In de FIBA wordt een speler na vijf fouten uitgesloten, in het NBA na zes fouten. Schotklok en tijdslimieten De eerste tijdslimiet werd ingesteld in 1933, waarbij een team verplicht werd binnen een tiental seconden nadat balbezit verkregen was over de middenlijn te komen. Deze regel werd tot 2000 in stand gehouden, waarna deze door de FIBA tot acht seconden werd gereduceerd, de NBA volgde een jaar later. De drie-secondenregel, die aanvallende spelers verbiedt om langer dan drie seconden in de bucket te verblijven, werd in 1936 ingesteld. De regel werd oorspronkelijk geïntroduceerd om grof spel tussen de (grote) spelers onder de basket te voorkomen; nu wordt het vooral beschouwd als een regel om het voordeel dat verworven wordt door (te) dicht bij de basket te wachten op te heffen. De schotklok werd in 1954 in de NBA geïntroduceerd, om tegemoet te komen aan de snelheid van het spel. Een team werd verplicht binnen 24 seconden na verkregen balbezit een doelpoging ondernomen te hebben, waarbij de ring van de basket wordt geraakt. Wanneer dit gebeurt, of wanneer de tegenstander de bal bemachtigt, wordt de schotklok gereset. In 1956 stelde de FIBA een soortgelijke 30-secondenregel in, waarbij de schotklok na een doelpoging gereset werd. De FIBA definieerde de term doelpoging minder strikt dan de NBA. De FIBA ging in 2000 over op de 24-secondenregel en adopteerde de strengere definitie van een schotpoging, waarbij de bal de ring van de basket dient te raken, van de NBA. Een gemist schot, waarbij de 24 seconden verstrijken wanneer de bal nog in de lucht onderweg is, gold als een overtreding van deze regel; in 2003 werd dit opgeheven, mits de bal de ring raakte. Vanaf 2018 werd de schotklok op 14 seconden gebracht als de aanvallende ploeg na een schotpoging de ring raakt en opnieuw in balbezit komt (offensieve rebound). Er zijn twee mogelijkheden om 24 seconden te verkrijgen en drie mogelijkheden om veertien seconden te verkrijgen. 24 nieuwe seconden: Als de tegenploeg in balbezit komt. Als er een overtreding gemaakt wordt op de aanvallende ploeg op de verdedigende helft. Veertien seconden: Als er een overtreding gemaakt wordt op de aanvallende ploeg op de aanvallende helft wanneer er minder dan 14 seconden overbleven. Als de bal met de voet geraakt wordt wanneer er minder dan 14 seconden overbleven. Als de bal de ring raakt bij een doelpoging en de aanvallende ploeg komt opnieuw in balbezit. Fouten, vrije worpen en overtredingen Dribbelen, het al lopend de bal op de grond doen stuiteren, hoorde niet tot het originele basketbal en werd pas in 1901 geïntroduceerd. Destijds mocht een speler de bal slechts een keer stuiten en mocht bovendien niet schieten nadat hij dit gedaan had. In 1909 mocht een speler de bal, in stilstand, meer dan eens stuiten en bovendien een doelpoging ondernemen nadat hij dit gedaan had. Lopen met de bal wordt sinds 1900 niet meer als een fout, maar als een overtreding aangemerkt, wat inhoudt dat als straf het balbezit naar de tegenstander gaat. De bal met de vuist slaan werd ook een overtreding. Vanaf 1930 werd het spel stilgelegd en hervat met een sprongbal, wanneer een verdedigde speler in balbezit, de bal meer dan vijf seconden aan het spel onttrok. Sindsdien geldt dit als een overtreding. Goaltending werd een overtreding in 1946 en aanvallend goaltending in 1958. Goaltending is het tegenhouden of aanraken van de bal nadat deze na een schotpoging een dalende lijn heeft ingezet. De vrije worp werd al snel na de uitvinding van basketbal geïntroduceerd. In 1895 werd de vrijeworplijn op 4,6 meter afstand van de basket vastgesteld, deze had zich tot dat moment op 6,1 meter van de basket bevonden. Vanaf 1924 moeten spelers tegen wie een fout wordt begaan zelf hun vrije worpen nemen. In 1998 introduceerde de NBA een boog met een diameter van 1,22 meter rond de basket, waarbinnen aanvallende fouten niet werden toegekend. Dit om te voorkomen dat verdedigende spelers onder de basket afwachten totdat een aanvallende fout tegen hen wordt begaan. Scoren en veldmarkeringen Oorspronkelijk werd alleen het aantal scores bijgehouden, zonder hieraan een weging mee te geven. Toen de vrije worp geïntroduceerd werd, was deze gelijk aan een velddoelpunt. In 1896 werd aan een velddoelpunt twee punten toegekend en aan een vrije worp een punt. De American Basketball Association (ABA) introduceerde met haar oprichting in 1967 de driepunter, een velddoelpunt gescoord van achter de driepuntlijn. De FIBA introduceerde de driepuntlijn in 1984 op 6,25 meter vanaf het midden van de basket. De in de NBA rechthoekige bucket werd in 1951 verbreed van 1,8 naar 3,7 meter. In 1956 introduceerde de FIBA haar trapezoïde bucket, 3,6 meter breed ter hoogte van de vrijeworplijn. De FIBA verbreedde dit in 1961 naar 6 meter en de NBA naar 4,9 meter, beide de huidige standaarden. Wedstrijdleiding, formaliteiten en procedures Oorspronkelijk was er een scheidsrechter ter beoordeling van fouten en een scheidsrechter ter beoordeling van balbehandelingen. Deze oorspronkelijke benamingen van referee en umpire gelden tot de dag van vandaag, ondanks het feit dat ze beiden alle aspecten van het spel controleren en gelijkwaardig zijn. De NBA introduceerde een derde leidsman in 1988, de FIBA volgde en paste het in 2006 voor het eerst in internationaal competitieverband toe. Scheidsrechterlijke beslissingen worden niet gesteund door videobeelden. Alleen wanneer onduidelijk is of een laatste schot van een wedstrijd binnen de tijd viel wordt een beroep gedaan op beeldmateriaal. De NBA maakt gebruik van deze uitzondering sinds 2002. de FIBA nam dit in 2006 over. De scheidsrechters worden terzijde gestaan door assistenten zoals een scorer (alle punten en overtredingen worden geprotocolleerd), een tijdwaarnemer (bij ieder fluitje wordt de tijd gestopt) en de tijdwaarnemer voor toetsing van de 24-secondenregel (men heeft 24 seconden voor een doelpoging). Na een gescoord punt, wordt de bal weer in het spel gebracht van achter de achterlijn door het niet-scorende team. Tot 1938 werd het spel na elke score hervat met een sprongbal, hier werd ten faveure van het niet-scorende team van afgezien. De sprongbal werd nog wel gebruikt om elke wedstrijd en elke periode aan te vangen. Vanaf 1975 hanteert de NBA een ander balbezitsysteem en vangen het tweede tot en met het vierde kwart niet meer aan met een sprongbal, alleen het begin van een wedstrijd, het eerste kwart, begint met een sprongbal. De FIBA nam dit in 2003 over. In 1976 stelde de NBA een regel in die het teams toestaat om na een toegestane time-out de bal tot aan de middenlijn te brengen in de laatste twee minuten van een wedstrijd. De FIBA volgde in 2005. Internationale regels Op 25 maart 2006 werden de huidige regels door de FIBA goedgekeurd en op 1 oktober geëffectueerd. Vijf standaardposities Het moderne basketbal kent vijf standaardposities: Center De center (hieraan wordt gerefereerd als de 'nummer vijf'-positie) is doorgaans de langste speler van een basketbalteam, zijn lengte gaat vaak gepaard met een aanzienlijk gewicht en kracht. Een gemiddelde NBA-center is langer dan 2,08 meter. De traditionele rol van de center is om in de buurt van de basket te scoren en de tegenstander hiervan te weerhouden. Een center die lengte combineert met atletisch vermogen en technische vaardigheden kan van een onovertroffen toegevoegde waarde voor een team zijn. Er bestaat enige controverse over wat een 'echte center' is, vaak woedt de discussie of iemand een center of een power forward is. Voorbeelden van spelers die in deze positie in de NBA zijn Dwight Howard, Shaquille O'Neal, Wilt Chamberlain, Kareem Abdul-Jabbar, Vlade Divac, Rik Smits, Arvydas Sabonis, Dino Meneghin, Hakeem Olajuwon. Power-forward De power-forward (de 'nummer vier'-positie) deelt in zijn rol bepaalde taken met de center. De power-forward speelt in aanvallend opzicht met zijn rug naar de basket. In verdedigend opzicht speelt hij in een zoneverdediging, of tegen de power-forward van de tegenpartij in een man-tot-man verdediging. Een typische power-forward is een van de langste spelers op het veld, niet zo lang als de center, maar vaak steviger gebouwd. Een power-forward wordt verwacht rebounds te pakken en scoort de meeste van zijn punten binnen een tweetal meters van de basket, eerder dan via afstandsschoten. De power-forward vormt een indrukwekkende verschijning op het veld, maar het is de center die de meeste schoten blokt en de meer intimiderende rol op zich neemt. In de NBA is een gemiddelde power-forward 2,03-2,12 meter lang en weegt 100–120 kg. Vaak neemt de power-forward in bepaalde spelsituaties de rol van center op zich, in het bijzonder wanneer het een team ontbreekt aan een langere speler. Voorbeelden van power-forwards zijn Dirk Nowitzki, Tim Duncan, Kevin Garnett, Charles Barkley, Dennis Rodman, Karl Malone en Pau Gasol. Rodman en Barkley voldeden met hun 1,98 m niet aan het stereotype van de power-forward, maar waren desalniettemin zeer succesvol op deze positie. Small-forward De small forward (de 'nummer drie'-positie) is doorgaans ietwat minder lang, minder zwaar en sneller en atletischer dan de power-forward. De small-forward positie wordt door de aard van zijn rol aangemerkt als waarschijnlijk de meest veelzijdige van de vijf standaard basketbalposities. De meeste small-forwards zijn 1,95-2,10 m lang. Zijn belangrijkste taak is het scoren van punten, na de center en de power-forward is hij als derde verantwoordelijk voor het rebounden. Enkele small-forwards beschikken over een meer dan uitstekende passing. De small-forward is de minst stereotype speler, sommige spelers op deze positie scoren hun punten veelal van afstand en anderen hebben meer de neiging om de basket op te zoeken. Een rol van de small-forward is het afdwingen van persoonlijke fouten van de tegenstander. Een onontbeerlijke kwaliteit van de small-forward is zijn schot, hij scoort veel van zijn punten vanaf de vrijeworplijn. De veelzijdige small-forward speelt een belangrijke rol in de verdediging, zij die tekortschieten op aanvallend vlak, compenseren dit vaak ruimschoots in verdedigend opzicht. Voorbeelden van small-forwards LeBron James, Scottie Pippen, Kevin Durant, Metta World Peace, Larry Bird en Carmelo Anthony. Shooting-guard Shooting-guards (de 'nummer twee'-positie) zijn doorgaans minder lang, lichter, atletischer en sneller dan small-forwards. Zijn belangrijkste taak is het scoren van punten. Hoewel eigenlijk een taak van de point-guard, brengt de shooting-guard vaak de bal over de middenlijn. Deze guards combineren de taak van shooting en van point-guard en staan te boek als 'combo-guards'. Een speler die de rol van small-forward en shooting-guard afwisselt, is bekend als een 'swingman'. De shooting-guard is meestal langer dan de point-guard en meet om en nabij de 2 m. Minder lange spelers spelen vaak ook op deze positie, waaronder Allen Iverson. De shooting-guard is vaak de beste schutter van het team, iets dat hem niet belet om zich een weg richting de basket te banen. Voorbeelden van shooting-guards zijn Kobe Bryant, James Harden, Dwyane Wade, Vince Carter, Michael Jordan. Point-guard De point-guard (de 'nummer een'-positie) is veelal de kleinste speler op het veld, met als noemenswaardige uitzondering Earvin 'Magic' Johnson. De positie van point-guard is wellicht de meeste specialistische van de vijf. De point-guard vervult een spilfunctie en zet de lijnen uit. In essentie is zijn rol de aanval van zijn team te leiden door het controleren van de bal en deze op het juiste moment aan een teamspeler toe te spelen. Bovenal is hij een verlengstuk van zijn coach in het veld en dient diens strijdplan te begrijpen en uit te voeren. De point-guard is de speler met het meeste tactisch inzicht en vernuft en moet in alle situaties, met name in het geval van een 'fast-break', snel kunnen handelen. De rol van de point-guard is vergelijkbaar met die van de middenvelder bij het voetbal en de quarterback uit het American football. De point-guard dient van zich te doen spreken, hij instrueert zijn teamspelers en gaat als eerste met de leidsmannen in discussie in het geval van een twijfelachtige beslissing. Hij moet te allen tijde op de hoogte zijn van de schotklok, de resterende wedstrijdtijd, de tussenstand, het aantal time-outs van beide teams en de foutenlast van zijn eigen team en de tegenspeler. Meer lengte wordt als een surplus beschouwd, maar is ondergeschikt aan spelinzicht en technische vaardigheid. Elke aanval begint bij de point-guard, hierom is zijn passing, balbehandeling en spelvisie cruciaal. De point-guard wordt veelal op het aantal assists beoordeeld, eerder dan op zijn scorend vermogen. Ondanks dit, dient een point-guard te beschikken over een redelijk (sprong)schot. Voorbeelden hiervan zijn Chris Paul, Rajon Rondo, Jeremy Lin, Jason Kidd, Magic Johnson, Oscar Robertson, Isiah Thomas, Stephen Curry en John Stockton. Combinatie-posities Naast de vijf standaard posities, onderscheidt men in basketbal ook een aantal andere posities. Deze posities zijn combinaties van de vijf standaard posities. Spelers kunnen meestal meerdere posities spelen en worden dan soms aangeduid met één naam, die gecombineerd is uit de posities die de speler in kwestie spelen kan. Ook komt het voor dat deze naam uit een gedeelte van een naam van de standaard positie bestaat. Combo-guard Deze positie is een combinatie van de point-guard en de shooting-guard. Bekende voorbeelden van een combo-guards zijn Allen Iverson, Dwyane Wade, James Harden. Point-forward Point-forward is een positie van een forward die genoeg spelinzicht heeft om point-guard te kunnen spelen. Voorbeelden van point-forwards zijn LeBron James, Scottie Pippen, Hidayet Türkoğlu en Lamar Odom. Swingman De positie swingman is een combinatie van een shooting-guard en een small-forward. Bekende voorbeelden van swingman zijn Andre Iguodala, Tracy McGrady. Cornerman Een cornerman is een combinatie van small-forward en een power-forward, ook wel forward genoemd. Bekende voorbeelden van cornerman zijn Josh Smith, LeBron James, Elgin Baylor, James Worthy. Geschiedenis Basketbal is een van de weinige sporten die uit het niets werden uitgevonden in 1891. Sportleraar James Naismith, Canadees en docent aan een opleidingsinstituut voor de YMCA in Springfield (Verenigde Staten), riep 18 studenten van zijn klas bij elkaar, verdeelde hen in twee ploegen van negen spelers en stelde voor elke ploeg een aanvoerder aan. De bedoeling is een indoorspel waarin de vaardigheid meer dan de fysieke kracht het spel bepaalt. De doelen worden met behulp van perzikmanden op drie meter hoogte aan balkonrails bevestigd. Zo begon de allereerste basketbalwedstrijd, gespeeld met een voetbal. Aanvankelijk verloopt het spel nogal traag, omdat na elk doelpunt telkens iemand de bal uit de mand moet halen; pas rond 1900 werden de manden vervangen door een ring met een baldoorlatend net. Maar de naam 'basket' verwijst nog immer naar de perzikmand. Gedurende de jaren twintig van de 20e eeuw ontstonden over heel Amerika professionele ploegen. De organisatiegraad was echter niet hoog. Competities en ploegen verschenen en verdwenen, spelers veranderden op regelmatige basis van ploeg. De wedstrijden gingen meestal door in schuren of in danszalen. Het is pas in 1949 dat met de oprichting van de National Basketball Association (NBA) een eerste echt standvastige competitie ontstaat. Basketbal werd voor het eerst opgenomen in het programma van de Olympische Spelen in 1936, hoewel het in 1904 al eens beoefend werd in het demonstratieprogramma. De Verenigde Staten zijn altijd de dominante ploeg geweest. In München (1972): Sovjet-Unie, Moskou (1980): Joegoslavië, Seoel (1988): Sovjet-Unie en Athene (2004): Argentinië slaagden ze er niet in de olympische titel te behalen. Het Dream Team (1992) en zijn opvolgers herstelden het Amerikaanse overwicht, maar ondanks de vele NBA-spelers wonnen de Verenigde Staten in 2004 'slechts' brons. Sinds 1950 worden er voor de mannen wereldkampioenschappen georganiseerd. Ook hier zijn de dominante naties de Verenigde Staten, Joegoslavië en de Sovjet-Unie. Enkel in de beginperiode tot 1963 konden Zuid-Amerikaanse landen als Argentinië en vooral Brazilië daar iets aan wijzigen. Ook in het vrouwenbasketbal zijn de Verenigde Staten (Olympische Spelen) en de Sovjet-Unie (wereldkampioenschappen) gedurende decennia de dominante ploegen geweest. Belangrijk voor de evolutie van het vrouwenbasketbal is de oprichting van de Women's National Basketball Association geweest. Profiterend van de professionele structuur van grote broer NBA werd het vrouwenbasketbal grondig geprofessionaliseerd. Overzicht van basketbalterminologie Back-court. Back-court wordt gefloten als een speler met de bal over de middenlijn gaat van de aanvalszijde naar de verdedigingszijde. Quarter. Een quarter is een spelperiode van 10 (in de FIBA) of 12 (in de NBA) minuten. A Half. A Half (een helft) zijn eigenlijk twee quarters, a Half is dus 20 (in de FIBA) of 24 (in de NBA) minuten. 1 wedstrijd duurt 40 (in de FIBA) of 48 minuten (in de NBA). Fouten en overtredingen: Tijdens een basketbalwedstrijd kunnen zowel fouten als overtredingen worden gemaakt. Beide zijn het gevolg van een inbreuk op de regels. Het verschil tussen fouten en overtredingen is dat fouten op het wedstrijdformulier worden genoteerd op naam van een speler, coach of ploegbegeleider. Daarnaast is een fout een inbreuk op regels waarbij het gaat om ongeoorloofd persoonlijk contact of onsportief gedrag. Voorbeelden van overtredingen zijn: een uitbal, 'second dribble', 'lopen', voetbal of bal stompen, terugspelen op eigen helft of 3-seconden in het beperkt gebied. Voorbeelden van fouten zijn: duwen, ongeoorloofd gebruik van de handen, schelden of ongeoorloofd commentaar. Loopovertreding. Een loopovertreding (in de FIBA "marché" en in de NBA "Traveling foul" genoemd) wordt gefloten wanneer een speler: Met de bal in de hand loopt zonder te dribbelen. Eerst één of meer stappen zet en dan begint te dribbelen. Als er tijdens de lay- up drie of meer stappen zijn gezet. Pivotvoet. Wanneer een speler met de bal in de hand een van beide voeten optilt/verplaatst, wordt automatisch de andere voet de pivotvoet. De pivotvoet moet de speler aan de grond houden zolang de bal in de handen wordt vastgehouden. Op deze pivotvoet mag de speler wel ronddraaien (pivoteren), zolang deze voet op dezelfde positie op het veld blijft. De pivotvoet mag worden opgetild tijdens het passen of schieten, maar deze voet mag de grond niet raken voordat de bal de handen van de speler heeft verlaten. Nadat de bal bij het dribbelen de grond heeft geraakt of nadat een speler de bal kwijt is geraakt, zijn de beperkingen van de pivotvoet niet langer van toepassing. Wanneer de beperkingen van de pivotvoet worden overtreden, is sprake van een loopovertreding. Second dribble. Het is niet toegelaten om te dribbelen, te stoppen met dribbelen door de bal in een of twee handen te nemen, en dan nogmaals te dribbelen. Dit wordt second dribble genoemd. Charge (aanvallende fout). Een charge kan worden gefloten als de aanvaller fysiek contact veroorzaakt met de verdediger als deze verdediger stil staat of de aanvaller gebruikt de andere hand om illegale bewegingen te maken. Block. De block is een beweging, maar kan ook als fout beschouwd worden. Een speler kan geblockt worden bij het schieten. Dit is geen fout zolang de verdediger op de bal slaat en niet op de handen of armen. Een speler kan tijdens Lay - Up worden tegengehouden. Dit is bijna altijd fout, tenzij de verdediger stilstaat. Dan geldt het als een charge (zie hierboven). Lay - Up. De Lay - Up is een beweging, en moet uitgevoerd worden door te dribbelen, twee stappen te zetten en de bal in de basket te gooien. Voor meer informatie, zie loopfout. Reverse Lay - Up. De Reverse Lay - Up is ook een beweging, maar een andere versie dan de Lay - Up. Een Reverse Lay - Up wordt uitgevoerd door één stap achter de basket te zetten, en dan een tweede, korte stap te zetten naar het veld. Met een korte stap kan de speler gemakkelijk omhoog, steekt zijn arm uit en draait zijn lichaam. In de volksmond wordt dit ook weleens een ' Lay - Back ' genoemd, maar de 'officiële' naam is Reverse Lay - Up. Shot. Het shot is een aparte beweging en moet heel erg precies uitgevoerd worden. Schieten met twee handen, zoals bij korfbal, komt niet voor in het moderne basketball. De beschrijving van de schottechniek is ongeveer als volgt (rechtshandige speler): de voetenstand wordt gekenmerkt door een heel lichte spreidstand, ongeveer schouderbreed, met de rechtervoet voor de linkervoet. Wie rechtshandig is, zet zijn rechterhand achter tegen de bal, houdt deze op de hoogte van de schouder, ongeveer 30 cm ervandaan. De speler zorgt ervoor dat zijn arm een L - vorm heeft, dus een hoek van 90 graden vormt. De linkerhand is links naast/onder de bal en draagt zo in het begin van de beweging de bal. Men buigt door de knieën en steekt het zitvlak naar achteren. Tijdens deze beweging wordt de rechterhand meer onder de bal gebracht. Nu ontstaat een goede "shotpocket" en is de speler klaar om het shot uit te voeren. Men strekt de rechterarm volledig uit; de linkerhand verliest dan haar functie en de linkerarm gaat dan ook niet mee in de schotbeweging. Belangrijk is dat aan het einde van de schotbeweging de bal een laatste duw krijgt door het omklappen van de rechterpols. Bij een goed uitgevoerde schotbeweging heeft de bal in de lucht een achterwaartse rotatie. Buzzershot (ook wel Buzzerbeater genoemd). Een buzzershot is een score die gemaakt wordt bij het loeien van de buzzer, die loeit bij het einde van iedere quarter. Backdoor. Hiervoor zijn meerdere spelers nodig. Eén heeft de bal, en de medespeler niet. De medespeler loopt naar buiten, maakt een schijnbeweging dat hij de bal daar wil krijgen. Versnelt dan naar binnen, achter de rug van de tegenstander, en krijgt een pass van degene die de bal heeft en maakt het af met een lay-up. Pass. Een pass lijkt simpel te zijn, maar er zijn verschillende soorten passes. Er zijn de borstpasses, de bouncepasses, de bovenhandse passes, de onderhandse passes, de overheadpass, enz. Een bounce - en borstpass wordt uitgevoerd door beide handen aan de zijkanten van de bal te plaatsen. De speler strekt de armen, en als de bal weg is moeten zijn twee polsen naar de buitenkant staan. Bovenhandse en onderhandse passes gebeuren met één hand. Bij de overheadpass zijn beide handen aan de bal, boven het hoofd, en passt men de bal als een soort inworpbeweging, bij voetbal, naar de medespeler. Give and Go. De speler passt naar een medespeler, snijdt door naar de basket en vraagt om de bal. Hij krijgt de bal en maakt een Lay - Up. Deze hele beweging heeft men één naam gegeven: Give and Go. Wordt meestal uitgesproken als Give 'n' Go. Bounce pass: Een pass via de grond. Dribbelen: Met de bal stuiteren, om op die manier te kunnen lopen met de bal. Persoonlijke fout: Dit type fout komt het meeste voor in een wedstrijd en wordt toegekend aan een veldspeler die zich schuldig maakt aan illegaal verdedigen, duwen, ongeoorloofd gebruik van de handen etc. Een persoonlijke fout wordt ook wel een 'P' genoemd. Een speler met vijf persoonlijke fouten moet worden gewisseld en wordt daarbij uitgesloten van deelname aan de rest van de wedstrijd. Technische fout: Wanneer de spelers op of naast het veld, dan wel de coach onverantwoord gedrag vertoont tegenover het publiek, zijn tegenstanders, de jurytafel of de scheidsrechters. Onverantwoord gedrag kan worden uitgelegd als herhaald commentaar op de wedstrijdleiding of het gebruiken van obscene taal en/of gebaren. Onsportieve fout: Een fout die zeer onsportief is en meestal wordt gemaakt op een speler die alleen op de basket afgaat. Wanneer men twee onsportieve fouten heeft wordt men uitgesloten van de wedstrijd. Dan mag de speler de wedstrijd niet meer bijwonen en moet hij in de kleedkamer of buiten het gebouw wachten tot het eindsignaal van de wedstrijd. De straf na de wedstrijd bij twee onsportieve fouten is hetzelfde als bij een diskwalificerende fout: een boete en een schorsing. Diskwalificerende fout: Deze fout komt zelden voor. Als iemand deze fout krijgt moet hij direct het veld verlaten en mag de rest van de wedstrijd ook niet meer meedoen ongeacht de hoeveelste fout het ook is. Hierbij volgt ook een boete en een schorsing. De duur van deze schorsing hangt af van de fout. And one: van een "And One" spreekt men in de Amerikaanse basketwereld wanneer iemand scoort, een fout meekrijgt, en vervolgens een vrijworp krijgt toegewezen. In Nederland wordt dit ook wel een "bonus" genoemd. Varianten Rolstoelbasketbal: Rolstoelbasketbal is een variant op basketbal, waarbij de sporters gebruikmaken van een rolstoel. 3×3-basketbal: 3×3-basketbal is een variant waarbij twee teams van drie spelers spelen op een half veld. Nederland De Nederlander Hubert van Bleijenburg, de directeur van de Utrechtse Militaire Gymnastiek- en Sportschool, nam in 1926 de basketbalsport mee vanuit Springfield, de plaats waar Naismith de basis legde. Pas in 1930 kreeg basketbal meer bekendheid in Nederland, via Lew Lake, jeugd- en sportleider van de Londense YMCA. De Nederlandse afdeling van de YMCA nodigde Lew Lake uit om een cursus te geven in Amsterdam. Dat sloeg enorm aan. In 1930 werd er al een toernooi georganiseerd, waaraan ook het Londense YMCA-team deelnam. In 1931 speelde men een demonstratiewedstrijd in het Amsterdamse Concertgebouw. Het duurde echter tot na de oorlog voordat de Nederlandse Basketball Bond (NBB) werd opgericht. De AMVJ (Algemene Maatschappij voor Jongeren) is de eerste Nederlandse basketbalclub. De bovengenoemde Lew Lake introduceerde basketbal daar in 1930. Voor veel spelers was basketbal een beetje een tweede sport. Veel teams hoorden bij Amsterdamse korfbalverenigingen. In tegenstelling tot de Verenigde Staten waren er in Nederland nauwelijks sportzalen, iets wat de ontwikkeling van basketbal vertraagde. Het duurde tot 1956-1957 eer zich wat meer districten aanmeldden bij de NBB. Het gebrek aan sportzalen betekende dat er bijna geen competitiebasketbal werd gespeeld, met als gevolg dat het ledental in de eerste twintig jaar van het bestaan van de NBB groeide van duizend tot slechts 8.000. Nederlandse Basketball Bond Toen de Nederlandse Basketball Bond op 15 juli 1947 werd opgericht, begon de bond met iets minder dan duizend leden en waren 120 teams uit Amsterdam, Haarlem en Rotterdam aangesloten. Basketbal was een sport die op dat moment nog niet in het hele land werd beoefend. Vooral in Amsterdam werd basketbal gespeeld. Logisch is het dan ook dat de NBB voortkwam uit de in 1945 opgerichte Amsterdamse Basketball Bond. De Nederlandse Basketball Bond is gevestigd in het Huis van de Sport te Nieuwegein en is onderverdeeld in vijf rayons: West, Noord-Holland, Noord, Oost en Zuid. Dutch Basketball League De sport zelf groeide echter snel en in 1951 vonden de eerste nationale kampioenschappen plaats. Bij de dames werd Westerkwartier eerste en bij de heren AMVJ, beide uit Amsterdam. Op 20 december 1955 verkreeg de NBB zijn koninklijke goedkeuring en werd daarmee erkend als rechtspersoon. Hiermee werd tevens de weg vrijgemaakt om verder te gaan in de ontwikkeling van basketbal als volwaardige sport. Als voorbeelden daarvan kunnen genoemd worden het lidmaatschap van het Nederlands Olympisch Comité in 1956, het opstarten van een competitie tussen verschillende districten in 1956 en uiteindelijk het begin van een landelijke competitie in 1957-1958. Bij de start daarvan werd gespeeld met twee landelijke klassen, waarvan de winnaars speelden om de landstitel. In 1960 werd de eredivisie geïntroduceerd, met de twaalf beste ploegen in één competitie. Bij de dames duurde het twee jaar langer voor eredivisie een feit was. Dit alles nam overigens niet weg dat de Amsterdamse ploegen het nationale basketbal bleven domineren. Het duurde zelfs tot 1967 voor een niet-Amsterdamse ploeg de nationale titel pakte (SVE Utrecht). In 2010 werd de competitie omgedoopt tot de Dutch Basketball League (DBL). De laatste winnaars van de landstitel bij de mannen zijn: 2021/2022: Heroes Den Bosch 2020/2021: geen winnaar 2019/2020: geen winnaar 2018/2019: Landstede Basketbal 2017/2018: Donar Groningen 2016/2017: Donar Groningen 2015/2016: Donar Groningen 2014/2015: SPM Shoeters Den Bosch (thans: Heroes Den Bosch) Clubs in de Dutch Basketball League (2019/20) België In België is de Euromillions Basketball League de hoogste afdeling in het basketbal. De bevoegde bond is de Basketball Belgium. De bekercompetitie wordt georganiseerd als de Beker van België. België heeft ook nationale basketbalteams. De mannen, de Belgian Lions, nemen al sinds 1937 deel aan internationale wedstrijden. De vrouwen, de Belgian Cats, doen dat al sinds 1950. Enkele voorbeelden van professionele basketbalverenigingen uit België staan in de onderstaande lijst. Internationaal Verschillende organisaties zijn op internationaal vlak actief. Zo is er in de Verenigde Staten de bekende profcompetitie NBA. Daarnaast zijn er in de VS nog tal van kleinere competities zoals de CBA, USBL, NBDL en ABA 2000. Ook mogen de universiteitscompetitie NCAA en de vrouwencompetitie WNBA niet vergeten worden. Het overkoepelend orgaan op mondiaal vlak is de "Fédération Internationale de Basketball" (FIBA). Deze organisatie werd op 18 juni 1932 opgericht in het Zwitserse Genève door Argentinië, Tsjecho-Slowakije, Griekenland, Italië, Letland, Portugal en Roemenië. FIBA De FIBA vertegenwoordigt op dit ogenblik ruim 200 verschillende basketbalfederaties uit de hele wereld. Het is het enige orgaan dat door het IOC erkend is. Het vaardigt de officiële regels uit in verband met het basketbal, organiseert internationale competities en reguleert transfers van spelers tussen verschillende landen. De FIBA is sinds 1956 gevestigd in München (Duitsland). Tussen 1932 en 1940 was dat Rome (Italië) en tussen 1940 en 1956 in Bern (Zwitserland). Kampioenschappen Referenties
213
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bakker%20%28beroep%29
Bakker (beroep)
Bakker of bakkerin is een beroep dat kan onderverdeeld worden in twee grote groepen: Iemand die als beroep brood, koek en dergelijke bakt en verkoopt, een ambachtelijke bakker genaamd. Broodslijter of venter, die niet zelf bakt, in Nederland een koude bakker genaamd. Beiden werken in of voor een bakkerij en ook het begrip bakkerij heeft twee betekenissen: Een werkplaats waar men brood, koek enz. in een oven bakt met een aparte ruimte waar men deze waren verkoopt. Een winkel waar men brood, koek en dergelijke verkoopt zonder ze zelf te produceren. Belgische regels In België is het beroep bakker beschermd. Men moet er zijn beroepskennis via een examen kunnen bewijzen. Indien men zich als bakker wil vestigen heeft men bovendien een diploma bedrijfsbeheer nodig. Sedert 2007 wordt bakker - banketbakker - door de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding als een knelpuntberoep omschreven. Is men echter al gedurende enkele jaren bezig als zelfstandig bakker -minimum vijf jaar - dan wordt verondersteld dat men de knepen van het vak kent. Met andere woorden; je bent bakker. In België kan iemand pas zelfstandig ondernemer zijn met een diploma bedrijfsbeheer. Ofwel door gedane studies ofwel door gevolgde opleiding. Het zijn alleen erkende zelfstandige ondernemers die jongeren het beroep bakker mogen aanleren. Alsnog moet de leerjongen zijn beroepskennis via hetzij middenjury, hetzij erkende jury - erkende opleidingen en andere- kunnen bewijzen. Reglement De bakkerijsector is streng gereglementeerd in België en Nederland: men moet voldoen aan de HACCP-normen, dit zijn hygiënische regels, en ook de producten zijn gereglementeerd. Een kort overzicht: Brood: in België is er wetgeving in verband met samenstelling en gewicht, sinds 1 juni 2004 is er geen wettelijke maximum verkoopprijs meer. IJs: strengere HACCP-normen. Chocolade: In Belgische chocolade moet er een bepaalde hoeveelheid cacaoboter aanwezig zijn (ook andere ingrediënten zijn vastgelegd). De Europese Unie heeft minder strenge regels maar hier is een gedoogbeleid op omdat men deze materie erkent onder de noemer streekproducten. Streekproducten: Dit zijn producten die beschermd zijn door de wet omdat ze worden gemaakt in een bepaalde streek met bepaalde ingrediënten. De Franse streekproducten vallen bijvoorbeeld onder de "Appellation d'Origine Contrôlée" (AOC). Voedingsadditieven: beter bekend als de lijst van E-nummers en deze lijst geldt tevens voor de voorgaande producten. Dit is maar een klein overzicht van alle Belgische bakkersregels. Nederlandse situatie Daarnaast bestaat er een uitvoerige structuur aan organisaties rondom het bakkersvak. Zo is er in Nederland het Productschap Granen, Zaden en Peulvruchten en bestaan er verenigingen als de Nederlandse Brood- en Banketbakkers Ondernemers Vereniging, Nederlandse Vereniging voor de Bakkerij en het Nederlands Bakkerij Centrum (NBC). Machines en hulpmiddelen In een moderne bakkerij, zowel in de artisanale of industriële bakkerij, gebruikt men allerhande hulpmiddelen en machines, van een oven tot spatel. Deze zijn voor de duidelijkheid onderverdeeld in twee lijsten: De bakkerijmachines, dit zijn apparaten die een bepaalde functie kunnen verrichten, dit is een lijst waar ook de opbouw van bepaalde apparaten wordt besproken. De bakkerijhulpmiddelen, middelen om producten sneller te maken: de lijst hiervan is in de voor het grootste gedeelte een verklarende woordenlijst. Soorten bakkers Er bestaan meerdere soorten bakkers: Ambachtelijke bakker: de bakker vanuit de straat, de kleine zelfstandige Bake-off: is een bakkerij zoals men vindt in grootwarenhuizen, Panos, en dergelijke Banketbakker: hoofdzakelijk patisserie Broodbakker: hoofdzakelijk brood en broodproducten Confisserie: hoofdzakelijk zoetigheden Koude bakker: in deze zaak wordt er geen brood gebakken, het is een verkoopspunt, soms ook een bake-off Industriële bakker: is een bedrijf dat op grote schaal, in tegenstelling tot de ambachtelijke bakker, brood en of banketproducten produceert. Suikerbakker: is iemand die snoepgoed maakt. De bekendste (fictieve) persoon is Willy Wonka Wetenswaardigheden Het beroep bakker is breder dan hierboven aangegeven: er zijn ook pottenbakkers en tegelbakkers bijvoorbeeld. Een koekenbakker is iemand die weinig tot stand brengt. Een bekende bakker is die uit "In de Soete Suikerbol" van W.G. van de Hulst sr. Een andere bekende bakker is Bak-ker-tje Deeg uit de leesboekjes van Joop van den Haak. In Ermelo is een straat Suikerbakker. Deze heeft echter niets te maken met bakkers, maar is een verbastering van "Struik z'n akker". Iets verderop heet ook een straat "Struikakker" In Amsterdam is een Suikerbakkersteeg, alsmede een Suikerbakker in Veldhoven. 1 Commercieel beroep
214
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bamboescheut
Bamboescheut
De bamboescheut is de jonge uitloper van de bamboeplant. Bamboe is een soort gras en heeft met andere grassen gemeen dat het zijn kracht onder de grond in zijn wortels opslaat. Hierdoor kan het snel boven de grond uitlopen zodra de omstandigheden gunstig zijn; bamboe groeit dan ook snel. De rauwe scheuten van de bamboe zijn niet eetbaar, want ze bevatten giftige cyanogene glycosiden. Deze stof wordt afgebroken door hoge temperatuur. Scheuten zijn eetbaar nadat ze gekookt zijn, ze zijn dan knapperig en hebben een frisse smaak. Gekookte scheuten worden in blik of glas geconserveerd voor de verkoop. Gras Stengelgroente
215
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bill%20of%20Rights
Bill of Rights
Bill of Rights (1689), een belangrijk onderdeel van de wettelijke grondslag van de parlementaire democratie in het Verenigd Koninkrijk Bill of Rights (Verenigde Staten), het document dat de eerste tien amendementen van de Amerikaanse grondwet omvat Bill of Rights (Canada), een Canadese wet
216
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boeli%20van%20Leeuwen
Boeli van Leeuwen
Willem Cornelis Jacobus (Boeli) van Leeuwen (Curaçao, 10 oktober 1922 – Curaçao, 28 november 2007) was een Nederlands-Antilliaans schrijver en dichter. Levensloop Hij was een zoon van Anna Maria Gorsira en Pieter Hendrik van Leeuwen, districtsmeester op Curaçao, daarna gezaghebber van Bonaire en later gezaghebber van de Bovenwindse Eilanden. Van Leeuwen studeerde rechten in Leiden en promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam. Op Curaçao vervulde hij verschillende publieke functies waaronder die van bestuurssecretaris van de Antillen. Na zijn pensionering werkte hij als pro-Deoadvocaat in de probleemwijk Scharloo. Als schrijver debuteerde hij in 1959 met de roman De rots der struikeling waarvoor hij in 1961 de Vijverbergprijs (nu Ferdinand Bordewijk Prijs) kreeg. Binnen dit werk speelt het leven op Curaçao een belangrijke rol. Dit wordt veelal gekoppeld aan belangrijke Bijbelse thema's rondom schuld, seksualiteit en verantwoordelijkheid. De paradoxen tussen individu en sociale omgeving worden hiermee uitgedrukt. In 1983 werd hem voor zijn literaire werk de Cola Debrotprijs toegekend. In 2007 ontving Van Leeuwen op zijn 85e verjaardag een ‘oeuvregeld’ van het Nederlandse Fonds voor de Letteren, dat formeel werd overhandigd ten paleize van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen, Curaçao. Bij die gelegenheid hielden letterkundige Aart Broek, uitgever Franc Knipscheer, schrijver Tommy Wieringa en Sylvia Dornseiffer, directeur van het Fonds voor de Letteren, lezingen over Van Leeuwens leven en werk. In 2009 werd de naar hem vernoemde Boeli van Leeuwenprijs ingesteld, een Curaçaose algemene cultuurprijs voor personen of organisaties die op cultureel, juridisch, bestuurlijk, sociaal of journalistiek gebied een intellectuele prestatie hebben geleverd van wetenschappelijke diepgang, die tevens voortgekomen is uit maatschappelijke betrokkenheid. In 2013 verwierf het Letterkundig Museum in Den Haag de literaire nalatenschap van de in 2007 overleden auteur. Werken 1947 – Tempels en woestijnen 1947 – De Mensenzoon 1959 – De rots der struikeling 1962 – Een vreemdeling op aarde 1966 – De eerste Adam 1978 – Een vader, een zoon 1985 – Schilden van leem 1988 – Het teken van Jona 1990 – Geniale anarchie 1996 – De ruïne van een kathedraal Over Boeli van Leeuwen Drie Curaçaose schrijvers in veelvoud: Boeli van Leeuwen, Tip Marugg, Frank Martinus Arion. Onder redactie van Maritza Coomans-Eustatia, Wim Rutgers, Henny E. Coomans. Zutphen: Walburg Pers, 1991. (Met uitvoerige primaire en secundaire bibliografie.); Kuyper, Martine, Na het Paradijsverhaal is alles plagiaat. Allusies in Het teken van Jona van Boeli van Leeuwen; Michiel van Kempen, Piet Verkruijsse en Adrienne Zuiderweg (red.), Wandelaar onder de palmen. Opstellen over koloniale en postkoloniale literatuur en cultuur, Leiden 2004, KITLV Trivia Over Curaçao schreef Boeli van Leeuwen: "Het is een dor eiland waarop ik geboren ben, schraal als het lichaam van een opgroeiende jongen; weerbarstig van droogte en verschroeid door het licht." Boeli van Leeuwen werd wel de 'Antilliaanse Márquez' genoemd. Zie ook De rots der struikeling Literatuur van het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden Lijst van schrijvers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden Externe links Biografie van Mr. Dr. Willem C.J. (Boeli) van Leeuwen (door Henny E. Coomans) Interview met Boeli van Leeuwen (door Ronald Westerbeek) In memoriam op Neder-L door Michiel van Kempen Teksten van en over Boeli van Leeuwen op Caraïbisch Uitzicht Nederlands-Antilliaans advocaat Nederlands-Antilliaans dichter Nederlands-Antilliaans schrijver
218
https://nl.wikipedia.org/wiki/Baltische%20talen
Baltische talen
De Baltische talen zijn een subgroep binnen de Indo-Europese taalfamilie. Geschat wordt dat er ongeveer 7 miljoen sprekers wereldwijd zijn. Geschiedenis De Baltische taalfamilie had in het verleden een groter verspreidingsgebied. De twee belangrijkste nog levende talen binnen deze groep zijn het Lets en het Litouws, beide Oost-Baltische talen die worden gesproken in de overeenkomstige landen. Het Letgaals heeft de status van officiële minderheidstaal in de Letse provincie Letgallen. De bekendste West-Baltische taal is het omstreeks 1700 uitgestorven Oudpruisisch. Ook het Koers is uitgestorven. Grammatica Met name het Litouws is qua grammatica (bijvoorbeeld vanwege de talrijke verbuigingen) een bijzonder archaïsche taal, die met name sterke overeenkomsten vertoont met het Sanskriet. Dit maakt het Litouws tevens zeer geschikt als hulpmiddel bij het reconstrueren van het Proto-Indo-Europees. Vergelijk ter illustratie de volgende zinsparen: Herkomst Op grond van de sterke overeenkomsten tussen de Baltische en de Slavische talen werd in het verleden door sommige taalkundigen zoals August Schleicher en Antoine Meillet een Balto-Slavische protogroep binnen de Indo-Europese taalfamilie of dialectgroep verondersteld, waaruit rond 3000 v.Chr. zowel de Baltische als de Slavische talen zouden zijn ontstaan. Dit idee is evenwel sterk omstreden. Referenties Sijs, Nicoline van der (1999). Taaltrots: Purisme in een veertigtal talen. Uitgeverij Contact, Amsterdam / Antwerpen Zie ook Taaltypologie Talen van de wereld
219
https://nl.wikipedia.org/wiki/Biotechnologie
Biotechnologie
Biotechnologie is de technologische toepassing van biologische kennis. Voorbeelden variëren van fermentatieprocessen als kaasmaken tot hightech laboratoriumwerk. De term is een neologisme uit 1969. Voorbeelden van de klassieke biotechnologie zijn het fokken van dieren, het veredelen van planten en het fermenteren van biologisch materiaal. Bij fermentatie worden bacteriën, celculturen of schimmels, zoals gist, ingezet. Dit wordt toegepast bij het brouwen van bier, het bereiden van kaas en yoghurt, en de vinificatie van wijn. De moderne biotechnologie onderscheidt zich van de klassieke biotechnologie, door het toepassen van nieuwe ontdekkingen in de moleculaire biologie, waardoor recombinant-DNA technologie mogelijk werd. Moderne biotechnologie De moderne biotechnologie maakt gebruik van recombinant-DNA-technologie. Hiermee kunnen DNA-fragmenten opnieuw gecombineerd worden. Deze techniek bestaat pas enkele decennia, sinds het in de moleculaire biologie mogelijk werd om DNA te analyseren en te modificeren. In 1974 werd ontdekt dat de kroongalbacterie agrobacterium tumefaciens een DNA-stukje van een plasmide overdroeg naar het planten-genoom van zijn gastheer, en dat dit stukje DNA de plant aanzette tot de vorming van kroongallen op de plantenwortels. Door verder onderzoek is geleerd, gericht de eigenschappen van cellen te beïnvloeden. Deze techniek maakt het mogelijk om organismen zodanig aan te passen dat ze aansluiten op de behoefte. Vanwege de onbekendheid met de mogelijke gevolgen voor gezondheid en milieu, worden ggo's, anders dan rassen uit de klassieke plantenveredeling, uitvoerig getest alvorens ze worden vrijgegeven. Toepassingen Een belangrijk onderdeel van de biotechnologie betreft het onderzoek naar processen om micro-organismen stoffen om te laten zetten, ten behoeve van de voedingsindustrie en afvalwaterzuiveringsinstallaties. Er wordt daarnaast geëxperimenteerd met de kweek van algen om als menselijk voedsel te dienen. Ander biotechnologisch onderzoek betreft de productie van eiwitten, peptiden en vaccins. In eencellige organismen als gisten, bacteriën, en in losse dierlijke cellen, wordt in fermentoren het eiwit geproduceerd, en vervolgens als zuivere stof geïsoleerd. Voorbeelden van op deze manier verkregen eiwitten zijn recombinante insuline (die voorheen werd verkregen uit organen van varkens), en Factor VIII, een stollingsfactor die wordt gemist door hemofiliepatiënten (traditioneel gewonnen uit bloedplasma van donoren). Voedselbereiding De voedselbereiding maakt veel gebruik van biotechnologie. Zo wordt bier gebrouwen doordat gisten de aanwezige suikers omzetten in smaakgevende en conserverende alcohol. Yoghurt wordt gemaakt door de melkzuurbacterie toe te voegen aan melk, brie is bedekt met schimmels. Dit zijn traditionele biotechnologische processen. De moderne biotechnologie heeft zijn intrede gedaan in de voedselbereiding. Over dit onderwerp werd in Nederland in 2001 een breed maatschappelijk debat 'Eten en genen' georganiseerd (commissie-Terlouw). Sojabonen en maïs zijn genetisch zo gewijzigd dat ze bestand zijn tegen insecten en onkruid-bestrijdingsmiddelen. Vooral in Amerika worden deze maïs en soja al veel gekweekt. Chymosine, gewonnen uit de lebmaag van een kalf, wordt gebruikt bij de kaasbereiding. Het is echter ook op diervriendelijke manier te produceren, namelijk door micro-organismen. Aroma's die smaak geven aan voedingsmiddelen worden op grote schaal geproduceerd door micro-organismen. Ook enzymen worden geproduceerd door genetisch gewijzigde micro-organismen. Deze enzymen worden gebruikt bij de productie van voedingsmiddelen. Verder vindt er biotechnologisch onderzoek plaats naar andere aspecten van menselijke voeding, bijvoorbeeld de rol die het symbiotische microbioom speelt tijdens de spijsvertering in de darmen: de zogenaamde darmflora. Onderzoek naar ontwikkeling en werking van het lichaam Bij fruitvliegen, en inmiddels ook bij steeds complexere organismen, wordt onderzocht welke genen verantwoordelijk zijn voor de opeenvolgende stappen in de ontwikkeling. Bijvoorbeeld de plaats en de vorm van de ledematen. Door analogie kan dit onderzoek leiden tot inzicht in de ontwikkeling bij mensen. De genen van de muis, en in het algemeen van alle zoogdieren, lijken sterk op die van de mens. Door onderzoek bij muizen met misvormde genen of zogenaamde knock-outs (muizenrassen waarbij selectief een gen of groep genen is uitgeschakeld), wordt onderzocht welk gen waarvoor verantwoordelijk is. Veranderen van grootte of groeisnelheid van dieren De tilapia is een vissoort die veel gegeten wordt in de tropen. Met behulp van genetische modificatie worden tilapia's gekweekt die driemaal zo zwaar kunnen worden als een wild exemplaar. Ook zijn er reeds zalmen gekweekt met genetische manipulatie, die daardoor aanzienlijk sneller groeien dan wilde zalmen, en die ook in koud water doorgroeien. De FDA zal waarschijnlijk op korte termijn toestemming geven om deze zalm in productie te nemen. Het gaat om triploïde, steriele vrouwtjes. Met traditionele kweekmethodes zijn ook reeds indrukwekkende resultaten behaald. De in Nederland voor het vlees gekweekte kippen bijvoorbeeld bereiken in 38 dagen hun slachtgewicht, waar hun wilde voorouders daar vele maanden over zouden doen. Door de juiste genen te kennen zou men door te kweken steeds grotere of kleinere dieren kunnen kweken. Naast het doel van extra voedselopbrengst is er ook een mogelijkheid van nieuwe huisdieren. Kweken van organen De genetica maakt het mogelijk om menselijke organen op dieren te kweken, die vervolgens via xenotransplantatie ingeplant kunnen worden bij de mens. Een probleem na de transplantatie, is het risico op afstoting van het orgaan door de activiteit van antistoffen. Door het uitzetten van het gen dat de antistof alfa-Gal aanmaakt, kon een baviaan zes maanden lang leven met een varkenshart. Dit werd geprobeerd door het verwijderen van het gal-gen bij varkens. In Virginia zijn varkens geboren zonder dat gen, na kunstmatige bevruchting met een aangepast gen. Er stellen zich bij het gebruik van dierlijke organen echter nog andere problemen. De retrovirussen van varkens kunnen zich kruisen met menselijke retrovirussen, waarvoor de mens niet immuun is. Maken van proteïnen en polypeptiden In Schotland heeft men bij schapen een menselijk gen ingebracht. Longemfyseem heeft soms als oorzaak dat het lichaam een bepaalde proteïne niet aanmaakt. De melk van de genetisch aangepaste schapen bevat dit eiwit, dat als geneesmiddel kan dienen. Ook het hormoon insuline, dat bepaalde diabetespatiënten niet aanmaken, wordt tegenwoordig door genetisch gemodificeerde micro-organismen geproduceerd. Vroeger werd insuline gewonnen uit alvleesklieren van runderen en varkens. Menselijke insuline heeft bij mensen voordelen omdat er veel minder kans op immunologische reacties is. Correctie genetische afwijkingen Sommige ziekten worden veroorzaakt door één enkel, kapot gen. Inbrengen van het correcte gen in een speciale groep cellen (bijvoorbeeld in het beenmerg) zou in de toekomst tot genezing van zulke ziektes kunnen leiden. (zie gentherapie) Bescherming gewassen Gewassen kunnen worden aangepast met genetische technologie zodat: de houdbaarheid van de geoogste gewassen wordt verhoogd; het op het veld staande gewas resistent is tegen (geen schade ondervindt van) specifieke, krachtige bestrijdingsmiddelen. Deze bestrijdingsmiddelen kunnen dan bij de teelt worden ingezet tegen ongewenste plantengroei (onkruid); het gewas zelf antibiotica of schimmelwerende eiwitten aanmaakt, zodat ze minder vatbaar is voor veel voorkomende plantenziekten. Toelating nieuwe rassen Sinds 2004 is het mogelijk om in de Europese Unie genetisch gemodificeerde rassen te verbouwen. In Nederland wordt door het bedrijfsleven aan een overeenkomst gewerkt, waarbij o.a. afstanden tussen velden met ggo-rassen en velden met traditionele rassen en bufferzones worden vastgesteld. Ook zal er een waarborgfonds voor schadegevallen worden ingesteld. Met name de biologische landbouw is bevreesd voor besmetting met materiaal van ggo's. Ethische vraagstukken Voorstanders van genetische modificatie stellen dat de technologie niet schadelijk is, en dat het gebruik ervan noodzakelijk is om de voedselproductie net zo hard te laten groeien als de wereldbevolking. Anderen stellen echter dat de voedselproblematiek meer te maken heeft met distributie dan met productie, en dat de bevolkingsgroei een direct gevolg is van de ongelijke distributie van voedsel (en welvaart). Tegenstanders stellen dat genetische modificaties tot onvoorziene consequenties kunnen leiden, zowel bij de gemodificeerde organismen als in hun omgeving. Er zijn bijvoorbeeld maïszaden ontwikkeld die giftig zijn voor plantenetende insecten (bt corn) die aan kruisbestuiving hebben gedaan met andere varianten van wilde en gedomesticeerde maïs en zo de relevante genen op onbedoelde wijze verspreid hebben. Anti-gentech groepen zien in het vrijlaten van genetische gemodificeerde organismen het openen van een doos van Pandora, die uiteindelijk kan leiden tot de ineenstorting van de moderne landbouw, en dus tot een afname in plaats van een toename van de voedselproductie. Er is geen manier om zeker te stellen dat de genetische gemodificeerde organismen onder controle blijven; het gebruik van deze technologie buiten veilige laboratoria brengt ernstige risico's met zich mee voor de toekomst. Tegen het toepassen van cisgenese bestaat minder weerstand dan tegen transgenese. Bedrijven, zoals Monsanto, die onderzoek naar genetische modificatie doen, nemen patenten op de door hen geproduceerde rassen. Boeren wordt ook het recht ontnomen om eigengewonnen zaaizaad, zonder een vergoeding hiervoor aan de kweekbedrijven te betalen, te gebruiken. De gekweekte resistentie tegen bestrijdingsmiddelen geldt met name voor bestrijdingsmiddelen (zoals Roundup) van diezelfde veredelingsbedrijven. Zo kunnen boeren steeds afhankelijker worden van deze grote multinationale bedrijven. Economische en politieke effecten Veel opponenten van de genetische modificaties geloven dat het toenemende gebruik van gentech heeft geleid tot de grootste machtsverschuiving in de landbouw ooit. Biotech bedrijven krijgen steeds meer controle over de voedselproductieketen en over boeren die gentech producten gebruiken. Veel voorstanders van de huidige gentechnieken geloven dat deze leiden tot hogere opbrengsten en winsten voor boeren, met name in derdewereldlanden. In Venezuela is het gebruik van genetisch gemodificeerde zaden verboden sinds april 2004. De Nederlandse regering heeft in december 2004 de Nederlandse verkoop verboden van een genetisch gemodificeerd visje, dat oplicht onder uv-bestraling. Deze eigenschap was het gevolg van een ingebracht, gemodificeerd gen. Er waren echter geen aanwijzingen dat het visje hieronder leed. Beroepscode voor biotechnologen Om wetenschappers aan te sporen zorgvuldig en gewetensvol te werken en de ethische discussie aan te gaan, is er een adviserende beroepscode opgesteld door de Nederlandse Biotechnologische Vereniging. Op basis van deze beroepscode kan een wetenschapper weigeren bepaalde experimenten uit te voeren. Er zijn vertrouwenspersonen beschikbaar die de legitimiteit van de bezwaren kunnen toetsen. Controle In Nederland houdt het Wageningen Food Safety Research (WFSR) zich bezig met de veiligheid van de voedingsmiddelen die op de Nederlandse markt verkocht worden. Ook genetisch gewijzigde voedingsmiddelen ondergaan deze controle. Onderzoek De TU Delft heeft een afdeling biotechnologie die onder de faculteit Technische Natuurwetenschappen valt. Binnen het Wageningen Universiteit en Researchcentrum doet het onderzoeksinstituut Plant Research International (PRI) onderzoek naar de mogelijkheden om planten te gebruiken bij oplossingen voor voedsel-, grondstoffen- en energievraagstukken. Een onderzoeksprogramma van PRI naar genomica, Genomica geheten, is gespecialiseerd in de analyse van DNA. Ook de afdeling Biobased Commodity Chemistry dat onderzoek doet naar bioraffinage. De organisatie die in Nederland een belangrijke rol heeft bij de beoordeling van veiligheid, COGEM, is meermalen in opspraak geraakt wegens mogelijke belangenverstrengeling en tekort aan tijd en menskracht bij het maken van beoordelingen. De Vlaamse universiteiten centraliseren hun onderzoek in het Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie (VIB). Zie ook National Center for Biotechnology Information Biomimetica Externe link Vlaams Interuniversitair Instituut voor Biotechnologie. Microbiologie Genetica
220
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bubblesort
Bubblesort
Bubblesort, soms ook exchange sort of sinking sort genoemd, is een eenvoudig sorteeralgoritme. Het is een eenvoudig algoritme, maar inefficiënt. Het wordt vanwege de eenvoud en omdat het gemakkelijk uit te leggen is, vaak gebruikt als illustratie van een algoritme. De naam van het algoritme komt van de analogie met een belletje in een vloeistof dat naar boven drijft, zoals ook de grotere elementen naar de top van de lijst 'drijven'. Werking Bubblesort werkt als volgt: 1. Loop door de te sorteren rij van n elementen en vergelijk elk element met het volgende. Verwissel beide als ze in de verkeerde volgorde staan. Schuif dan een stapje op. 2. Loop opnieuw door de rij, maar ga nu door tot het voorlaatste element, omdat het laatste element het grootste in de rij was. 3. Nog een keer, maar negeer dan de twee laatste elementen. 4. Ga zo door. n. Nog een keer, maar negeer dan de laatste n−1 getallen. n+1. Klaar. We zien de grotere elementen als het ware als luchtbellen naar boven drijven. Aan deze metafoor ontleent het algoritme zijn naam. Bubblesort is, met een grootteorde , vrij inefficiënt. De efficiëntste soorteeralgoritmes (zoals bijvoorbeeld mergesort) hebben een complexiteitsgraad van Als men voor elke keer dat men door de lijst loopt, bijhoudt hoeveel verwisselingen worden gemaakt, is het mogelijk om vroegtijdig te stoppen, zodra er geen verwisselingen meer nodig zijn. Dit kan in praktische zin een verbetering opleveren ten opzichte van de theoretische looptijd van het bubblesortalgoritme. Implementaties Implementatie in Visual Basic 6 Private Sub Form_Click() Dim i As Integer Dim v As Boolean Dim j as integer Dim temp as integer Dim arr(4) As Integer arr(1) = 31 arr(2) = 2252 arr(3) = 12 arr(4) = 41 i = 1 v = True Do While i < 4 And v = True v = False j = 1 Do While j <= 4 - i If arr(j) > arr(j + 1) Then temp = arr(j) arr(j) = arr(j + 1) arr(j + 1) = temp v = True End If j = j + 1 Loop i = i + 1 Loop Me.Cls For i = 1 To 4 Print arr(i) Next i End Sub Implementatie in PHP <?php $v = true; $Arr = array (31,56,8,211); $Count = count ($Arr) - 1; for ($i = 0; ($i < $Count) && ($v == True); $i++) { $v = false; for ($j = 0; $j < ($Count - $i); $j++) { if ($Arr[$j] > $Arr[$j + 1]) { $Temp = $Arr[$j]; $Arr[$j] = $Arr[$j + 1]; $Arr[$j + 1] = $Temp; $v = true; } } } print_r ($Arr); ?> Efficiënte implementatie in PHP function bubbleSort( &$arr, $asc = true ) { $iterations = 0; $len = count( $arr ); $i = 0; $ordered = false; $newLen = $len; while ( !$ordered ) : $ordered = true; for ( $i = 1; $i < $len; $i++ ) : $iterations++; $a = $arr[ $i - 1 ]; $b = $arr[ $i ]; $comp = (float)( (float)$a - (float)$b ); if ( ( $asc && $comp > 0 ) || ( !$asc && $comp < 0 ) ) : $arr[ $i - 1 ] = $b; $arr[ $i ] = $a; $ordered = false; $newLen = $i; endif; endfor; $len = $newLen; endwhile; return( $iterations ); } $arr = array( 4, 4, 3, 2, 4, 5, 88, 3, 8448, 43, 2, 0, 480, 334, 1, 0 ); $iterations = bubbleSort( $arr ); echo( "\nIt took " . $iterations . " iterations to sort the array.\n\n" ); print_r( $arr ); Implementatie in Java public void bubbleSort(int[] invoer) { int i, j, tijdelijk; for (j = 0; j < invoer.length; j++) { for (i = 1; i < invoer.length - j; i++) { if (invoer[i-1] > invoer[i]) { tijdelijk = invoer[i]; invoer[i] = invoer[i-1]; invoer[i-1] = tijdelijk; } } } } Implementatie in C "Invoer" is de te sorteren array, "lengte" is het aantal elementen in de array. void bubblesort(int invoer[], int lengte) { int i, j, tijdelijk; for (j = 0; j < lengte; j++) { for (i = 1; i < lengte - j; i++) { if(invoer[i-1] > invoer[i]) { tijdelijk = invoer[i]; invoer[i] = invoer[i-1]; invoer[i-1] = tijdelijk; } } } } Implementatie in MATLAB "x" is de te sorteren array. tijdelijk = 0; for j=1:length(x), for i=1:length(x)-j, if x(i) > x(i+1), tijdelijk = x(i+1); x(i+1)=x(i); x(i)=tijdelijk; end end end Implementatie in C# (Csharp) public void BubbleSort(int[] t) { int x; for (int i = t.Length -1; i >= 1; i--) { for (int j = 0; j < t.Length - 1; j++) { if (t[j] > t[j + 1]) { x = t[j]; // bijhouden inhoud van t[j] t[j] = t[j + 1]; // inhoud van t[j] wordt de kleinere inhoud van t[j + 1] t[j + 1] = x; // inhoud van t[j + 1] wordt de grotere inhoud van de oorspronkelijke t[j] of dus x } } } } Implementatie in Python Iteratieve implementatie De te sorteren rij wordt ingegeven als parameter. (Update) Door middel van een offset kunnen we de snelheid van het iteratieve algoritme verhogen. De lengte van de volgende iteratie wordt namelijk ingekort. Dit komt zowel het ruimtegebruik alsook het tijdsgebruik van de processor ten goede We weten namelijk dat na elke iteratie over de lijst, het achterste element mag verwijderd worden. Twee for-lussen gebruiken is ook mogelijk, zoals uitvoerig geïllustreerd in de andere programmeertalen. def bubblesort(rij): offset = 1 verwisseld = True while verwisseld: #Lus terwijl dingen verwisselen verwisseld = False for i in range(len(rij)-offset): if rij[i] > rij[i+1]: rij[i], rij[i+1] = rij[i+1], rij[i] #swap verwisseld = True offset += 1 return rij Iteratief voorbeeld Hier sorteren we een willekeurig rij van woorden, met telkens de vermelding welke twee opeenvolgende woorden worden verwisseld (i.e. swap). ['doek', 'groen', 'ezel', 'fiets', 'appel', 'boom', 'citroen'] swap(groen,ezel) swap(groen,fiets) swap(groen,appel) swap(groen,boom) swap(groen,citroen) ['doek', 'ezel', 'fiets', 'appel', 'boom', 'citroen', 'groen'] swap(fiets,appel) swap(fiets,boom) swap(fiets,citroen) ['doek', 'ezel', 'appel', 'boom', 'citroen', 'fiets', 'groen'] swap(ezel,appel) swap(ezel,boom) swap(ezel,citroen) ['doek', 'appel', 'boom', 'citroen', 'ezel', 'fiets', 'groen'] swap(doek,appel) swap(doek,boom) swap(doek,citroen) ['appel', 'boom', 'citroen', 'doek', 'ezel', 'fiets', 'groen'] Iteratief voorbeeld met offset ['doek', 'groen', 'ezel', 'fiets', 'appel', 'boom', 'citroen'] swap(groen,ezel) swap(groen,fiets) swap(groen,appel) swap(groen,boom) swap(groen,citroen) ['doek', 'ezel', 'fiets', 'appel', 'boom', 'citroen'] swap(fiets,appel) swap(fiets,boom) swap(fiets,citroen) ['doek', 'ezel', 'appel', 'boom', 'citroen'] swap(ezel,appel) swap(ezel,boom) swap(ezel,citroen) ['doek', 'appel', 'boom', 'citroen'] swap(doek,appel) swap(doek,boom) swap(doek,citroen) ['appel', 'boom', 'citroen'] !GEEN SWAPS MEER! => return ['appel', 'boom', 'citroen', 'doek', 'ezel', 'fiets', 'groen'] Recursieve implementatie Bubblesort heeft de interessante eigenschap dat bij elke stap de grootste waarde uit het ongesorteerde deel naar achter 'bubbelt'. Het 'naar achter bubbelen' wordt afgehandeld door de functie bubUp. Het bubbelen wordt veroorzaakt door de swap (het verwisselen van twee elementen). rij[:1] geeft ons een lijst met enkel het eerste element. rij[1:] geeft ons een lijst met alle daaropvolgende elementen. Op deze laatste voeren we recursief weer bubUp uit. Zo verkleinen we stelselmatig onze rij, tot er slechts een element in onze rij zit, namelijk het grootste. De functie bub laat, via bubUp, de grootste naar achter bubbelen, popt deze laatste (grootste) van de rij af en gaat verder met de rij zonder dat laatste element, totdat er slechts één element in de rij zit, namelijk het kleinste element uit de oorspronkelijke rij. def bubblesort(rij): def bub(rij): if len(rij)<=1: #Stopconditie bub return rij else: rij = bubUp(rij) #Laat de grootste naar achter bubbelen (en sorteer ietwat) laatste = [rij.pop()] #Verwijder de grootste return bub(rij)+laatste #Recursieve aanroep def bubUp(rij): if len(rij)<=1: #Stopconditie bubUp return rij else: if rij[0] > rij[1]: rij[0], rij[1] = rij[1], rij[0] #Verwissel de eerste met de tweede return rij[:1]+bubUp(rij[1:]) #Recursieve aanroep return bub(rij) #Startconditie voor bubblesort Recursief voorbeeld De output van bovenstaande code op een willekeurige rij. ['citroen', 'boom', 'ezel', 'appel', 'doek', 'fiets', 'groen'] pop(['groen']) ['boom', 'citroen', 'appel', 'doek', 'ezel', 'fiets'] pop(['fiets']) ['boom', 'appel', 'citroen', 'doek', 'ezel'] pop(['ezel']) ['appel', 'boom', 'citroen', 'doek'] pop(['doek']) ['appel', 'boom', 'citroen'] pop(['citroen']) ['appel', 'boom'] pop(['boom']) ['appel'] ['appel', 'boom'] ['appel', 'boom', 'citroen'] ['appel', 'boom', 'citroen', 'doek'] ['appel', 'boom', 'citroen', 'doek', 'ezel'] ['appel', 'boom', 'citroen', 'doek', 'ezel', 'fiets'] ['appel', 'boom', 'citroen', 'doek', 'ezel', 'fiets', 'groen'] Zie ook Sorteeralgoritmen Sorteeralgoritme
221
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bloemfontein
Bloemfontein
Bloemfontein is een Zuid-Afrikaanse stad in de gemeente Mangaung, provincie Vrijstaat, met ongeveer 250.000 inwoners. Ze is de hoofdplaats van de Vrijstaat en een van de drie officiële hoofdsteden van Zuid-Afrika. Als gerechtelijke hoofdstad huisvest ze onder meer het Hooggerechtshof. Naam Volgens de oudste bronnen over de stad is de naam afgeleid van een bron (fontein) die bij het erf van een Griekwaboer met de Nederlandse (bij)naam Jan Bloem ontsprong. Er woonden al Voortrekkers in het gebied, toen de Britse majoor Henry Douglas Warden in 1846 de stad officieel stichtte. De Britten legden de naam Bloemfontein uit als een verwijzing naar de bloemenrijkdom die men op deze plaats aantrof, in het verder vrij kale en woestijnachtige landschap. Nog steeds is de bijnaam van Bloemfontein "Rosestad" omdat er in de buurt in de lente een bloempracht ontstaat van rozen. In deze betekenis is de naam overigens een duidelijke erfenis van het Nederlands, want het Afrikaanse woord voor bloem is blom en de Afrikaanse naam zou derhalve Blomfontein zijn. Het Afrikaans werd echter pas in 1925 een officiële taal in Zuid-Afrika. Daardoor hebben heel wat plaatsen (Bloemfontein, Vereeniging, Zeerust, Stellenbosch, Welkom) en gebieden een Nederlandse naam. In het Zuid-Sotho heet de stad ook Mangaung, wat 'thuishaven van jachtluipaarden' betekent. Dit is tevens de naam van de grotere agglomeratiegemeente waartoe Bloemfontein behoort. Geschiedenis Vanaf de jaren 30 van de 19e eeuw verlieten vele Nederlandstalige Voortrekkers de Britse Kaapkolonie tijdens de Grote Trek. In 1840 begon de Voortrekker Johannes Nicolaas Brits een boerderij bij een waterbron bij de Modderrivier. Deze boerderij werd zes jaar later gekocht door de Britse majoor Henry Douglas Warden, die hier Fort Drury bouwde. In 1848 lijfde de Britse gouverneur Harry Smith het gebied tussen de Oranje- en Vaalrivier in als de Britse Oranjeriviersoevereiniteit, met Bloemfontein als hoofdstad. De Boeren kwamen in opstand en wisten Warden te verjagen, maar werden uiteindelijk door Smith verslagen in de Slag bij Boomplaats die te Bloemfontein het nieuwe Queen's Fort bouwde. Vanwege dure conflicten met de Basotho overhandigden de Britten de Soevereiniteit aan de Boeren bij de Conventie van Bloemfontein, getekend op 23 februari 1854. Dit contract luidde de stichting in van de Boerenrepubliek Oranje Vrijstaat, met Bloemfontein als hoofdstad. De Basotho werden na drie Basotho-oorlogen verslagen door de Vrijstaat, dat uitgroeide tot een welvarende modelrepubliek onder leiding van president Johannes Henricus Brand. In 1888 werd Bloemfontein aangesloten op de spoorlijn naar Kaapstad. In 1899 vond de Conferentie van Bloemfontein plaats tussen president Paul Kruger van de Zuid-Afrikaansche Republiek (Transvaal) en gouverneur Alfred Milner van Milner, die de Tweede Boerenoorlog had moeten voorkomen. De Tweede Boerenoorlog bleek echter onvermijdelijk en betekende het einde van de Oranje Vrijstaat. Op 13 maart 1900 werd Bloemfontein door Britse troepen veroverd en in 1910 werd Bloemfontein de justitiële hoofdstad van de Unie van Zuid-Afrika. Op 8 januari 1912 werd het Afrikaans Nationaal Congres (ANC) in Bloemfontein opgericht, een vooraanstaande anti-apartheidsorganisatie en de tegenwoordige regeringspartij van Zuid-Afrika. Ruim drie jaar later, op 2 juli 1915, werd hier ook de Nationale Partij opgericht, de verantwoordelijke voor de apartheid. Pas in 1945 kreeg Bloemfontein de officiële stadsstatus toegewezen. Bevolking Bij de volkstelling van 2001 had de stad ongeveer 350.000 inwoners, in 2011 ongeveer 256.000. Daarvan bestaat 43% uit blanken en kleurlingen en 56% uit zwarten. De blanken wonen in het centrum, het noorden, westen en zuidwesten van de stad en spreken bijna allemaal Afrikaans; er zijn zeer weinig Engelstaligen. Afrikaans is daardoor de belangrijkste voertaal. De zwarte bevolking woont in het oosten, zuidoosten (Basotho) en deels ook in het westen (Tswana) en spreekt overwegend Zuid-Sotho en Tswana. Cultuur en maatschappij Bezienswaardigheden In Bloemfontein wordt aan de Tweede Boerenoorlog herinnerd met het Oorlogsmuseum van de Boerenrepublieken en het Nationale Vrouwenmonument, ter herinnering aan ongeveer 27.000 Boerenvrouwen en kinderen die bezweken in Britse concentratiekampen. Verdere musea zijn het Nationale Museum, Nationale Afrikaanse Letterkundige Museum en het Olijvenhuis. Er is ook een theater, Sand du Plessis, met 964 stoelen. Het oudste gebouw van Bloemfontein is de Eerste Raadzaal uit 1849, waar de Volksraad van de Oranje Vrijstaat vergaderde. Religie Bloemfontein is de zetel van een rooms-katholiek aartsbisdom. Onderwijs In Bloemfontein werd in 1855 Grey College opgericht, een vooraanstaande jongensschool die nog altijd bestaat. Uit deze school is in 1904 de Universiteit van de Vrijstaat ontstaan. Media De enige krant van Bloemfontein is het Afrikaanstalige Volksblad, een van de oudste kranten van Zuid-Afrika. Daarnaast zijn er drie radiostations: de tweetalige zenders OFM (algemeen) en Kovsie FM (Universiteit van de Vrijstaat), en de Afrikaanse gemeenschapszender Radio Rosestad. Sport Bloemfontein is de thuishaven van de voetbalclub Bloemfontein Celtic, rugbyclubs Central Cheetahs en Free State Cheetahs en de cricketvereniging Chevrolet Knights. Subplaatsen Het nationaal instituut voor de statistiek, Stats SA, deelt sinds de census 2011 deze hoofdplaats in in 60 zogenaamde subplaatsen (sub place), waarvan de grootste zijn: Ashbury • Bloemfontein Central • Bloemside Phase 2 • Fichardt Park • Grasslands • Heidedal • Langenhoven Park • Pellissier • Rodenbeck • Universitas • Willows. Geboren in Bloemfontein Deneys Reitz (1882-1944), soldaat, schrijver en politicus J.R.R. Tolkien (1892-1973), Engelse schrijver Bram Fischer (1908-1975), advocaat en burgerrechtenactivist Pat Pattle (1914-1941), piloot Zola Budd (1966), atlete Hansie Cronjé (1969-2002), cricketspeler Lizel Moore (1970), triatlete Marcos Ondruska (1972), tennisser Ryk Neethling (1977), zwemmer en olympisch kampioen Pietie Coetzee (1978), hockeyster Colin Nel (1983), golfer Louis Jacob van Zyl (1985), atleet Suzaan van Biljon (1988), zwemster Dean Burmester (1989), golfer Zane Waddell (1998), zwemmer Hoofdstad van een Zuid-Afrikaanse provincie
224
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bali%20%28eiland%29
Bali (eiland)
Bali is een Indonesisch eiland, tevens een Indonesische provincie ten oosten van Java en ten westen van Lombok. Het is het westelijkste van de Kleine Sunda-eilanden. Het eiland meet 5.561 km² en telt 4.336.900 inwoners (2019). In 2002 waren er 3.216.881 inwoners. Bijna 90% behoort tot de inheemse bevolking, de Balinezen, die grotendeels hindoes zijn en Balinees en Indonesisch spreken. De hoofdstad is Denpasar. Tot 1958 was de hoofdstad Singaraja. Geschiedenis Bali is mogelijk al zo'n 200.000 jaar bewoond. Vanaf het 3e millennium v.Chr. vond immigratie plaats van mensen uit het zuiden van het huidige China, waarbij rijst werd geïntroduceerd. In inscripties uit de 1e eeuw wordt het eiland al Bali dwipa (Bali eiland) genoemd. Van 1343 tot 1520 was Bali een kolonie van het Oost-Javaanse hindoe-boeddhistisch Koninkrijk Majapahit waarbij een grote migratie van Javanen naar Bali plaatsvond. Toen het rijk viel in 1520 werd Bali weer zelfstandig. Vanaf 1512 vond waarschijnlijk het eerste contact met Europeanen plaats, toen de Portugezen op weg naar de Molukken langs het eiland kwamen. Waarschijnlijk stelden deze contacten niet veel voor. In 1597 betraden voor het eerst Nederlanders het eiland, onder leiding van Cornelis de Houtman. Veel interesse had de VOC destijds niet voor het eiland. Van oudsher bestonden er op Bali verschillende onafhankelijke vorstendommen. In 1814, toen Nederlands-Indië tijdelijk onder Engels gezag kwam, probeerde toenmalig gouverneur Thomas Stamford Raffles de Balinese vorsten te verleiden om zich bij hem aan te sluiten, maar zijn plan om de slavernij af te schaffen zorgde juist voor een korte oorlog met deze vorsten. Vanaf het midden van de 19e eeuw begonnen de Nederlanders hun gezag uit te breiden naar de economisch minder interessante delen van de Indonesische eilanden, waaronder Bali. Enkele Balinese vorsten verzetten zich lang tegen de Nederlandse aanvallen. In 1846, 1848 en 1849 ondernamen de Nederlanders drie militaire expedities om de noordelijke delen van Bali te onderwerpen. De koning van Buleleng vocht zichzelf samen met vierhonderd volgelingen dood in een rituele zelfmoord (Perang Puputan). Bij de Vrede van Kuta van 15 juli 1849, waarin de Deense zakenman Mads Lange een belangrijke rol als bemiddelaar had gespeeld, erkende heel Bali de opperheerschappij van Nederland. Singaraja, de voormalige hoofdstad van Buleleng, werd de administratieve zetel van het Nederlands bewind op het eiland. Er zouden nog meer opstanden en militaire interventies plaatsvinden. Op 18 januari 1909 kwam het hele eiland onder rechtstreeks Nederlands bestuur. In 1914 werd Bali voor het eerst aangedaan door toeristen. In 1925 werd Bali Hotel door de Koninklijke Paketvaart Maatschappij gebouwd die vanaf Batavia op Bali voer. Er vestigden zich een aantal Europese schilders op het eiland, waaronder Walter Spies, Rudolf Bonnet en Le Mayeur. Zij lieten zich inspireren door de Balinese kunst. Die kunst onderging op haar beurt westerse invloeden, vooral in het houtsnijwerk en de schilderkunst. Bali werd geafficheerd als een paradijs op aarde, met Balinese dans, exotische muziek en door de fotografie en schilderkunst als een plek waar vrouwen topless rondliepen. Bali werd door een dansgroep in 1931 groot gepromoot op de Wereldtentoonstelling in Parijs. Ook onder filmmakers werd Bali populair en leidde tot verschillende semi-antropologische exploitatiefilms die geschaard werden onder het filmgenre Goona Goona. Het eiland werd een bestemming die bezocht werd door de internationale culturele elite waaronder Charley Chaplin en Walt Disney. In 1942 werd Nederlands-Indië bezet door Japanse troepen, zo ook Bali. Na de overgave van Japan, eind 1945, duurde het nog een tijd tot Nederland het gezag over kon nemen. In de tussentijd riepen de moslims Soekarno en Mohammed Hatta de onafhankelijke Republik Indonesia uit en op Bali vormden zich verzetsgroepen tegen de Nederlanders, onder andere onder leiding van I Gusti Ngurah Rai, die eind 1946 door Nederlandse troepen gedood werd. Bali werd eerst nog onderdeel van Oost-Indonesië, dat min of meer onder bestuur van Nederland viel, maar werd in 1949, toen Nederland de onafhankelijkheid van Indonesië erkende, onderdeel van dat land. Vanaf dat moment deed de eerste president Soekarno veel moeite om het eiland als toeristische bestemming te promoten. De koninkrijken werden afgeschaft en het Indonesisch werd in taal en cultuur doorgevoerd. In de 21e eeuw vonden er twee bomaanslagen met veel doden plaats op het eiland, toegeschreven aan Jemaah Islamiyah. De eerste was op 12 oktober 2002 in het uitgaansdistrict (onder meer op de Sari Club en Paddy's Bar) van de zeer toeristische badplaats Kuta; daarbij vielen 202 doden en 209 gewonden. Op 1 oktober 2005 werden er weer aanslagen gepleegd, opnieuw in Kuta, maar ditmaal ook in het eveneens toeristische vissersdorp Jimbaran. Er ontploften drie bommen; het aantal doden beliep ditmaal enkele tientallen. Maatschappij Talen Bali heeft een eigen taal: het Balinees (Basa Bali). Het Balinees Maleis, eveneens een Malayo-Polynesische taal, wordt er ook in groten getale gesproken, alsook het Indonesisch (als nationale taal). De weinige Chinezen op Bali spreken Mandarijn of hun eigen meestal Zuid-Chinese dialect. Er is ook een Balinese Gebarentaal, maar die wordt slechts in één dorp gebruikt. Het Bahasa Bali kent drie 'niveaus'. Deze zijn gerelateerd aan het Balinese kastensysteem, dat in grote mate afwijkt van dat in India. Religie Hoewel in de meeste delen van Indonesië de bevolking overwegend moslim is, hangt de meerderheid van de Balinezen een vorm van het hindoeïsme aan. Dit Balinese hindoeïsme (Hindu Dharma, Agama Hindu) bestaat uit een combinatie van bestaande Balinese mythologieën en invloeden van het hindoeïsme uit Zuid- en Zuidoost-Azië. Er is tevens sprake van animisme, voorouderverering en een neiging tot het monotheisme. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat er slechts één god is, Acintya, die vele verschijningsvormen kent. Daarnaast kent het Balinese hindoeïsme een hemel en een hel. Het wijkt daarmee af van het hindoeïsme in India. Het hindoeïsme verspreidde zich vanuit India over Zuidoost-Azië en werd in de 5e eeuw v.Chr. op Bali geïntroduceerd. In latere eeuwen zouden Sumatra en Java over gaan op het boeddhisme en vanaf de 14e eeuw op de islam. Bali zou door zijn traditie van isolationisme overwegend hindoeïstisch blijven. Ook aan de oostkust van Java zijn hindoeïstische dorpen te vinden. Op Bali zijn vele hindoeïstische tempels (Pura's) te vinden. Bali wordt daarom ook wel het eiland van de duizend tempels genoemd. Verdeling van religies op Bali: hindoeïsme - 93% islam - 5.2% christendom - 1.2% protestantisme - 0.7% rooms-katholicisme - 0.5% boeddhisme - 0.6% De Agama Hindu loopt als een rode draad door het hele leven van de Balinees. Dit wordt onder meer duidelijk zichtbaar door de dagelijkse offers bij de vele (huis-)tempels, voor de winkels op de stoep en in de tempeltjes bij markten. Het hele leven van de Balinees is gerelateerd aan de kalender (saka en wuku) van 210 dagen. Aan het begin van ieder Balinees jaar (Balinese maankalender), vindt de vierdaagse viering van Hari Raya Nyepi (de Dag van de Stilte) plaats. Naast deze feestdag vinden ook nog de volgende (grote) feestdagen plaats: Hari Raya Tumpek Wayang of Tumpek Ringgit, feestdag waarop de wayang-poppen worden gezegend. Hari Raya Saraswati, de dag die gewijd is aan Ida Sanghyang Aji Saraswati, de godin van de kennis, literatuur en kunst en waarop deze zaken worden gezegend. Hari Raya Pagerwesi, de dag die gewijd is aan Sanghyang Pramesti Guru, de heer van het heelal. Op deze dag wordt gebeden voor de versterking van de geestelijke en mentale verdediging. Hari Raya Tumpek Landep, de dag die gewijd is aan Sanghyang Pasupati. Op deze dag worden alle wapens, gereedschappen en andere metalen dingen gezegend. Hari Raya Tumpek Uduh of Tumpek Wariga of Tumpek Pengatag, de dag waarop alle planten worden gezegend voor een goede oogst. Hari Raya Galungan is de viering van de overwinning van Dharma (het goede) op Adharma (het slechte). Alle goden en voorouders dalen af naar de aarde om dit mee te vieren. Hari Raya Kuningan is de laatste dag van de tiendaagse galungan-periode. Op deze dag stijgen de goden en geesten van de voorouders weer op naar de hemel. Kastensysteem Het kastensysteem maakt nog steeds een wezenlijk deel uit van het leven op Bali. In tegenstelling tot het kastensysteem in India bestaat het systeem op Bali slechts uit vier kasten, de zogenoemde Varna's: Brahmana – de kaste van de priesters (de naam van de persoon begint met Ida Bagus (m) / Ida Ayu (v)) Ksatria – de kaste van de koningen en de adel (de naam van de persoon begint met Anak Agung, of Cokorda / Tjokorde Gde voor mannen en Tjokorde Istri voor vrouwen) Wesia – de kaste van de handelaren (de naam van de persoon begint met I Gusti) Sudra – de kaste van de man in de straat (90% van de Balinezen) Communicatie tussen de kasten geschiedt met verschillende versies van het Balinees (Bahasa Bali), namelijk 'hoog' Balinees, 'middel' Balinees en 'laag' Balinees. Voordat men weet met welke kaste men te maken heeft, wordt er gebruik gemaakt van een neutralere versie van het Balinees en als eenmaal is vastgesteld met welke kaste men te maken heeft, wordt de passende taalversie gebruikt. Zelfs tussen vrienden wordt hier rekening mee gehouden. Het is niet meer zo dat de kaste het beroep bepaalt. De uitzondering hierop is Brahmana, de Ida Pedanda ((hoge-)priester) kan alleen uit deze kaste afkomstig zijn. Naamgeving op Bali Zoals hierboven beschreven is aan iemands naam te horen tot welke kaste deze behoort. Op Bali is het gewoonte om de kinderen uit de Sudra-kaste volgens een bepaalde volgorde namen te geven. Het eerste kind krijgt de naam Wayan, Putu, Gede (man) of Iluh (vrouw), het tweede Made, Nengah of Kadek, het derde Nyoman of Komang en de vierde Ketut. Daarna begint het weer opnieuw. Het vijfde, zesde, zevende achtste en negende heten dus achtereenvolgens weer Wayan, Made, Nyoman, Ketut en weer Wayan. Om toch nog een onderscheid te maken wordt er aan deze naam nog een andere naam gegeven. Om een onderscheid te maken in het geslacht wordt er bij mannen 'I' voor geplaatst en bij de vrouwen 'Ni'. Ni Nyoman Puspa Dewi is dus een vrouw, en het derde (of zevende, of zo verder) kind; I Ketut Yuliantara is dus een man en het vierde (of achtste, of zo verder) kind. In het dagelijks leven hebben de mannen van jongs af aan een bijnaam, die in het dagelijks leven wordt gebruikt. Veel mensen kennen een ander niet eens bij hun officiële naam. Geografie Het eiland Bali is met zijn oppervlakte van 5561 km² het 108ste eiland van de wereld en iets groter dan de Nederlandse provincie Gelderland. Onder de provincie Bali vallen ook de eilanden Nusa Ceningan, Nusa Lembongan en Nusa Penida. De hele provincie heeft een oppervlakte van 5780 km². Het eiland is gevormd door tektonische en vulkanische krachten. Het gebied werd omhoog getild doordat de Australische Plaat onder de Euraziatische Plaat schoof. Het wordt overheerst door het vulkanisch gebergte en sommige vulkanen zijn actief. Het hoogste punt van het eiland is de Gunung Agung (Agung berg), een vulkaan met een top van 3142 meter boven de zeespiegel. De Gunung Batur, vlak bij het Danau Batur (Baturmeer), is 1717 meter hoog met een krater van 180 meter diep. Bali wordt van Java gescheiden door de ondiepe Straat Bali die op het smalste punt 2,4 kilometer is. In het verre verleden zijn beide eilanden meermaals met elkaar verbonden geweest, waardoor de natuur min of meer hetzelfde is. Anders is dit met het eiland Lombok dat oostelijk van Bali ligt, aan de andere kant van de bredere Straat Lombok. Tussen deze twee eilanden loopt de Wallacelijn, waardoor de flora en fauna wezenlijk verschilt. Ten noorden van Bali ligt de Balizee en in het zuiden de Indische Oceaan. De langste rivier is de 75 km lange Ayung. Steden en plaatsen Denpasar is de hoofdstad van Bali. Enkele culturele plaatsen zijn Batubulan, Celuk, Sukawati, Batuan Bali, Mas, Peliatan, Pengosekan en Ubud. Bekende toeristenplaatsen zijn Sanur, Kuta, Lovina, Legian, Jimbaran, Nusa Dua en Candi Dasa. Bestuurlijke indeling Bali is te verdelen in diverse regentschappen en één stedelijke gemeente: Badung, districtshoofdstad is Mengwi Bangli, districtshoofdstad is Bangli Buleleng, districtshoofdstad is Singaraja Denpasar, de enige stadsgemeente op dit eiland en provincie, tevens de hoofdstad van Bali. Gianyar met de culturele steden Batubulan, Celuk, Sukawati, Batuan Bali, Mas, Peliatan, Pengosekan en Ubud Jembrana, districtshoofdstad is Negara Karangasem, districtshoofdstad is Amlapura Klungkung, districtshoofdstad is Semarapura (voorheen: Klungkung) Tabanan, districtshoofdstad is Tabanan Klimaat Toerisme Het eiland is populair onder toeristen vanwege de stranden, het eten, het natuurschoon met sierlijke terrasvormige rijstvelden (sawa's) en vulkanen, de vele monumenten, waaronder de duizenden Balinese tempels, Pura en de specifieke Balinese cultuur, zoals de tempelspelen, gamelanmuziek en de danskunst. Door de aanslagen van 2002 heeft het toerisme op het eiland een ernstige inzinking moeten verwerken. Het begon net op te krabbelen toen die van 2005 plaatsvonden. Na wederom een inzinking, steeg het aantal toeristen in februari 2008 met 30%, vergeleken met dezelfde maand het jaar ervoor. Bali staat bekend als surfersparadijs met vele stranden met verschillende soorten golven. Cultuur Dans en muziek zijn erg belangrijk, in het dagelijkse leven, maar zeker ook in het spirituele. De Balinese dansen worden ondersteund door gamelanmuziek. Daarnaast worden alle festiviteiten in de tempel door gamelanmuziek ondersteund. Tevens is er veel schilderkunst, textiel en houtsnijwerk waarmee de kunstzinnigheid en creativiteit van de Balinees wordt onderstreept en benadrukt. Naast eerder genoemde kunstuitingen worden er ook veel sieraden van goud- en zilverwerk gemaakt. Balinese keuken De Balinese keuken is verwant aan de Indonesische keuken maar ook in sterke mate aan de Chinese en Indiase keuken. Het belangrijkste basisvoedsel is rijst. Dit wordt op grote schaal verbouwd op de subaks. De Pura's spelen al eeuwenlang een belangrijke rol in de irrigatie hiervan. De Balinese keuken staat bekend als scherper dan de algemeen Indonesische keuken. Er wordt veel gebruik gemaakt van sambal, boemboe en knoflook. In tegenstelling tot het islamitische gedeelte van Indonesië wordt er op Bali veel varkensvlees (babi) gegeten. Musea Bali Museum in Denpasar Museum Puri Lukisan in Ubud Museum Le Mayeur in Sanur Bezienswaardigheden Enkele bezienswaardigheden zijn: Gunung Kawi, complex van in de rotsen uitgehouwen candi's Goa Lawah, vleermuizengrot Klungkung, paleis Goa Gajah, olifantsgrot Danau Batur Lovina, dolfijnen duikplaatsen zoals Tulamben en Menjangan Nationaal park West-Bali Balinese tempels: Pura Besakih Moedertempel Pura Tanah Lot, tempel op een rots in zee Pura Ulun Danu Bratan, in een kratermeer Pura Meduwe Karang Pura Taman Ayun Pura Ulun Danu Batur Pura Dalem Ped op Nusa Penida Verkeer en vervoer De luchthaven van Bali is Luchthaven Ngurah Rai, ook wel bekend als Luchthaven Denpasar. Het straatbeeld wordt overheerst door een groot aantal scooters en een kleiner aantal auto's. Inwoners van Bali maken vaak gebruik van zogenoemde Bemo-busjes om zichzelf en hun bezittingen over langere afstanden te laten transporteren: voor toeristen zijn er hiernaast bussen, shuttles en taxi's beschikbaar. Literatuur over Bali Over de cultuur van Bali en de natuur zijn veel boeken verschenen. Van deze wordt Dance and Drama in Bali, geschreven door Beryl de Zoete en Walter Spies en uitgegeven in 1938, beschouwd als een klassieker. Het boek Island of Bali (1937) van Miguel Covarrubias wordt beschouwd als dé Bali-bijbel. Dit boek geeft een nauwkeurige beschrijving van het dagelijkse en spirituele leven in Bali. Een klein informatief boekje over de godsdienst van Bali werd geschreven door Freek L. Bakker onder de titel Balinees hindoeïsme (Kampen: Kok 2001). Zeer informatief zijn ook Bali, poort naar de tuin der goden door Rudolf Mrázek en Bedřich Forman (Alphen aan den Rijn: Atrium 1986) en The Peoples of Bali van Angela Hobart, Urs Ramseyer and Albert Leemann (Oxford: Blackwell 1996). Het eiland komt ook in de verhalenliteratuur veel voor. Johan Fabricius situeerde er zijn romantisch-tragische Eiland der demonen (1941), een verhaal van een onmogelijke interraciale liefde. Over de oorlog van 1906 (zie #Geschiedenis) gaat Liebe und Tod auf Bali (1937) van Vicki Baum. Ewald Vanvugt publiceerde over hetzelfde onderwerp in 1987 De val van Bali. De derde herziene druk hiervan, uitgegeven in 2006 onder de titel De verovering van Bali, is aangevuld met een nieuw nawoord en bevat foto's van de ooggetuige H.M. van Weede. Duco van Weerlee vestigde zich in de tachtiger jaren van de 20ste eeuw op het eiland, en schreef een groot aantal korte stukjes over zijn bevindingen, die werden gebundeld in onder meer Indische koortsen (1988) en Blauwe palmen (1990). De eerste westerse kunstenaar die Bali verkende, beschreef en verbeeldde was W.O.J. Nieuwenkamp, die in 1904 op Bali terechtkwam op advies van G.P. Rouffaer, een etnograaf van het eerste uur. Nieuwenkamp heeft Bali vijfmaal bezocht, maar is er nooit blijven wonen. Na zijn eerste bezoek besloot hij een boek te maken over alles wat hij daar gezien had; daarom keerde hij in 1906 terug, omdat hij meer gegevens nodig had. Hierdoor werd hij getuige van de verovering van zuidelijk Bali, daar hij op Java toestemming van Gouverneur-generaal Van Heutsz verkreeg om met het Indische leger mee te reizen. In 1910 verscheen zijn boek, Bali en Lombok, met vele prenten geïllustreerd. Nog in hetzelfde jaar bracht uitgeverij Elsevier een eenvoudiger druk uit, Zwerftochten op Bali, dat in 1922 herdrukt werd. De boeken beschreven vrijwel het gehele culturele spectrum van Bali, maar waren alleen in het Nederlands geschreven en hadden daardoor een beperkte invloed. Bali en Lombok is gedurende vele jaren het standaardwerk over Bali geweest. Latere bezoeken aan Bali waren in de jaren 1918, 1925 en in 1937. Zijn latere reisverslagen zijn deels gepubliceerd in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift en deels in het tijdschrift Nederlandsch Indië, Oud en Nieuw. In 2014 verscheen bij Elsevier Boeken het boek van W.O.J. Nieuwenkamp, Bali, toen het nog een paradijs was. Reisverslagen, tekeningen en prenten. Hierin zijn alle artikelen en tekeningen opgenomen die Nieuwenkamp over Bali in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift heeft gepubliceerd. Het boek bevat ook zijn andere verhalen en prenten uit het maandblad, plus beschouwingen uit het blad over hem. Externe links De strijd om Bali (2021), Anne-Lot Hoek De geschiedenis van Bali, de pacificatie van Bali door Nederland Bali op lonelyplanet.com
227
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bergen%20op%20Zoom
Bergen op Zoom
Bergen op Zoom (; Bergs: Bèrrege, Frans: Berg-op-Zoom, Zeeuws: Berrehe op Zoôm, in Vlaanderen gespeld als Bergen-op-Zoom) is een stad in de Nederlandse provincie Noord-Brabant en de hoofdplaats van de gemeente Bergen op Zoom. De gemeente Bergen op Zoom telt inwoners op en is daarmee in grootte de negende gemeente van Noord-Brabant en de 55ste gemeente van Nederland. Toponymie De naam Bergen op Zoom kent een aantal verklaringen, waaronder die van bergen als haven of verwijzend naar de hoogteverschillen door de ligging op de Brabantse Wal, en het woord Zoom als de rand van de Brabantse Wal, dan wel afkomstig van het woord soma, dat moeras betekent. Met het -later gegraven- vaartje De Zoom heeft de naam niets te maken. Op schrift wordt de naam soms informeel afgekort tot BoZ. Ligging De stad Bergen op Zoom ligt in het uiterste westen van Noord-Brabant, dicht bij de provincie Zeeland. De stad is gelegen op en naast de Brabantse Wal. Aldus ligt het naast de overgang tussen twee verschillende landschappen. Naar het westen toe is er een polderlandschap en de Oosterschelde, naar het oosten toe is er een zandrug waarop een reeks van landgoederen en natuurgebieden liggen. Verder loopt de Zoom ten noorden van de binnenstad en bereikt even later het open water. Ten westen van Bergen op Zoom vindt men natuurgebieden als het Markiezaatsmeer, de Molenplaat en de Prinsesseplaat, alsmede het open water van de Binnenschelde. De aanleg van Markiezaatskade en Oesterdam heeft ervoor gezorgd dat het water is verzoet en dat ook de getijdenwerking is verdwenen. Ten noorden ligt het dorp Halsteren met Lepelstraat dat sinds 1997 onder de gemeente Bergen op Zoom valt. In het noordwesten aan het dorp Halsteren ligt de Auvergnepolder met het Lange Water, een kreekrestant. Westelijk van Halsteren en Lepelstraat bevindt zich ook het Schelde-Rijnkanaal, aan de overkant waarvan, in het noordwesten, het Zeeuwse eiland Tholen is gelegen. Naar het zuiden toe vindt men de Augustapolder en, op het grondgebied van de gemeente Woensdrecht, landgoed Mattemburgh. Ten oosten van de stad zijn er, oostelijk van rijksweg 58, de landgoederen en natuurgebieden Groot Molenbeek, Zurenhoek en omgeving, Molenzicht, Lievensberg, Zoomland en Buitenlust. Geschiedenis Ontstaan en ontwikkeling In de Romeinse tijd bevond zich ter hoogte van de huidige Sint-Gertrudiskerk een offerplaats waarvan een groot aantal mini-amforen is teruggevonden. De amforen waren gemaakt van Bergs aardewerk. Ook zijn er Romeinse munten, een Keltische zegelring en een beeld teruggevonden van de Keltische god Sucellus. Mogelijk heeft daarbij op de plaats van deze kerk een tempel gestaan. De stad is ontstaan op een zandrug in een veengebied dat naar het westen overging in de Scheldedelta. Het veengebied ten oosten van de zandrug werd in het begin van de 13e eeuw ontgonnen. Ter ontwatering doorgroef men de zandrug met een kanaaltje, de Grebbe genaamd, dat door het stadsgebied ter hoogte van de huidige Korenmarkt liep tot aan de Haven. Ter plaatse van de huidige Markt kwam een aantal landwegen samen: de huidige Steenbergsestraat/Fortuinstraat, de Wouwsestraat/Zuivelstraat en de Korte Bosstraat/Hoogstraat. Aldus ontwikkelde zich de stad, die voor de hertog van Brabant van belang was als vooruitgeschoven bastion tegen de expansie van het graafschap Zeeland en het graafschap Holland. De stad Bergen op Zoom maakte aanvankelijk deel uit van het land van Breda en werd dus tot die tijd bestuurd door de heer van Breda. Toen heer Arnoud van Leuven in 1287 overleed werd het land van Breda gesplitst in twee afzonderlijke heerlijkheden. Deze splitsing kwam voort uit het erfrecht en de verdeling tussen de nakomelingen van twee dochters van Godfried III van Schoten, zie bij de baronie Breda. Aldus ontstond het land van Bergen op Zoom, met de stad Bergen op Zoom als kern. In 1533 werd deze heerlijkheid verheven tot een markgraafschap (markiezaat), waarmee deze formeel een hogere rang verwierf dan de baronie van Breda. Haar feitelijk belang werd daarmee echter niet groter. Kerkrechtelijk behoorde Bergen tot het bisdom Luik; twee telgen van het geslacht Van Bergen brachten het tot prins-bisschop van Luik: Cornelis van Bergen en Robert II van Bergen. De leden van het geslacht Van Glymes vervulden diplomatieke functies, en fungeerden tevens als heren en markiezen van Bergen op Zoom. In 1801 werd het markiezaat Bergen op Zoom aangekocht door de Bataafse Republiek en verloor het al zijn rechten. Handelsstad Tussen 1198 en 1212 kreeg Bergen op Zoom stadsrechten. Wanneer de stad deze precies heeft verworven, is onduidelijk omdat de stadsarchieven bij een grote stadsbrand in 1397 verloren zijn gegaan. Omdat de oudste (indirecte) verwijzing naar Bergen op Zoom als stad uit 1213 stamt, bestaat het vermoeden dat stadsrechten al aan het begin van de 13e eeuw verkregen zijn. De stadsbrand van 1397 verwoestte bijna de hele stad. In het soetste van de meye Was tot Bergen groot geschreye, 't verbrande alle stocken, staecken behalve Olifant en Draecke. Het betrof twee huizen, De Olifant en De Draeck, aan de Grote Markt. Het huidige Hotel de Draak, aan de Grote Markt 38, is gevestigd in een pand uit 1500 dat het resultaat is van een ingrijpende verbouwing. De met tongewelven overdekte kelders stammen nog uit het 14e-eeuwse pand. De Olifant, ter rechterzijde grenzend aan De Draak, was een poortgebouw over de Sint-Annastraat en werd in 1544 aangekocht en bij het Stadhuis van Bergen op Zoom gevoegd. De eerst bekende ommuring van de stad werd van 1330-1335 gebouwd. De ommuring had een ronde vorm die nog terug te vinden is in de loop van de huidige Westersingel, Noordsingel, Van de Rijstraat, St.-Josephstraat, Kloosterstraat, en Koepelstraat. Er waren vier stadspoorten, waarvan uiteindelijk slechts de Lievevrouwepoort werd bewaard, sinds deze als gevangenpoort dienstdeed. Op 7 mei 1397 brandde de stad bijna geheel af. De eind 14e eeuw ten noorden van de Grebbe aangelegde Nieuwe Markt (het huidige Sint-Catharinaplein) kreeg omstreeks 1400 de functie van vismarkt. De Grebbe raakte geleidelijk aan steeds meer overkluisd. In 1444 legde een brand opnieuw een groot deel van Bergen op Zoom in de as. In 1482 kwam de Korenmarkt tot stand, gevolgd door straten als Roskamstraat en Lindebaan. Buiten de muren, ten westen van de binnenstad, ontstond het Havenkwartier. Van 1484-1491 werd het havenkwartier omwald. Van 1505-1508 werd een muur aan de westzijde gebouwd, voorzien van twee stadspoorten en een waterpoort, waarop de Lievevrouwepoort haar verdedigingsfunctie verloor, maar als gevangenis in gebruik bleef. De stad op de grens van het graafschap Zeeland, het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant ontwikkelde zich tot een belangrijke handelsstad en kende laken- en aardewerknijverheid. De huidige Oosterschelde was toen de Scheldemond en daarmee de toegang tot Antwerpen. De toegang tot de stad was echter niet eenvoudig: eerst moest men door een bochtige kreek varen, om uiteindelijk bij de gegraven Oude Haven uit te komen. Via de Lievevrouwenstraat kon van daaruit de Markt worden bereikt. Vanaf midden 14e eeuw werden er jaarlijks twee jaarmarkten gehouden, waarop Engels laken, wol en meekrap werden verhandeld. De Paasmarkt sloot aan op de Antwerpse Pinkstermarkt en de Koudemarkt op de Bamiesmarkt in oktober te Antwerpen. Zo profiteerde de stad van de internationale status van de Antwerpse markten. Garnizoensstad Vanaf 1530 verminderde het belang van Bergen op Zoom als handelsstad. In dat jaar vond de Sint-Felixvloed plaats en hierna begon de Oosterschelde te verzanden en werd de Westerschelde geleidelijk de belangrijkste toegangsweg naar Antwerpen. Hierbij kwamen de troebelen van de Tachtigjarige Oorlog. In 1580 vond de zogenaamde Soldatenfurie plaats, waarbij veel kerkelijk bezit werd vernield door de Staatsgezinden. Bergen op Zoom nam een strategische positie in op de grens van noord en zuid, en toen Parma in 1588 vanuit het zuiden oprukte, trachtte hij de stad in te nemen door middel van het Beleg van Bergen op Zoom. Dit beleg werd uiteindelijk afgeslagen. Om bij herhaling van een beleg goed voorbereid te zijn, werden versterkingen aangelegd door Adriaen Anthonisz en David van Orliëns. Inderdaad belegerden de Spanjaarden, nu onder leiding van Spinola, in 1622 de stad opnieuw. Dit hernieuwde Beleg van Bergen op Zoom kon worden weerstaan door de versterkingen die vanuit zee werden aangevoerd. Het lied Merck toch hoe sterck van Adriaen Valerius is op dit beleg gebaseerd. Bergen op Zoom was ondertussen getransformeerd van een handelsstad tot een garnizoensstad. Daarbij kwam dat ook de invloed van de markies sterk verminderde. Tussen 1698 en 1713 werden de vestingwerken ingrijpend gemoderniseerd door Menno van Coehoorn. De oude stadsmuren werden afgebroken en de vesting ging deel uitmaken van de West-Brabantse waterlinie. Omdat de stad nog nooit veroverd was door een vijandelijke mogendheid stond Bergen op Zoom bekend als La Pucelle (de Maagd). Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog lukte het de Fransen het in 1747, bij het Beleg van Bergen op Zoom van 1747, om de stad in te nemen. De naam van Bergen op Zoom is daarom (als: BERG-OP-ZOOM) op de Arc de Triomphe in Parijs te vinden als een van de veroverde steden van het Franse Rijk. De stad werd verdedigd door de hoogbejaarde generaal Cronström. Grote delen van de stad werden bij de inname door de Fransen verwoest. Ook de Sint-Getrudiskerk liep daarbij zware schade op. Een ontploffing in 1831, van kruitmagazijn "De Stoelemat", zorgde al evenzeer voor grote schade, nu in de omgeving van de Gevangenpoort. In 1867 werd de vesting opgeheven en van 1868-1890 werd zij ontmanteld. Dit wil niet zeggen dat het garnizoen verdween. Er bleef nog lange tijd een aantal kazernes bestaan, en wel: Cort Heyligers Kazerne (1939-2002), aan Heelulaan 50, zie ook: Gijsbertus Martinus Cort Heyligers. Kazerne Groot Arsenaal (vanaf 1880) Oranje Nassau Kazerne of Korenmarkt Wilhelmina Kazerne (1899-1971), thans muziekschool Militair Hospitaal aan Wouwschestraat Aldus bleef ook enig militair erfgoed behouden. In 2010 ontdekte een inwoner tijdens het graven in zijn tuin bij toeval een gedeelte van het onderaards gangenstelsel dat deel uitmaakte van het Ravelijn "Antwerpen". De gang is, voor zover bekend, het enige gangenstelsel naar een ontwerp van Menno van Coehoorn in Nederland dat nog intact is en is samen met een ravelijn het enig overgebleven restant van de vestingwerken. Nieuwe tijd Bergen op Zoom in de Eerste Wereldoorlog Hoewel Bergen op Zoom in Nederland ligt, speelde de stad en omgeving een rol als aankomstplek van vluchtelingen. Aan het begin van de Eerste Wereldoorlog kwamen 250.000 vluchtelingen in Bergen op Zoom aan. De stad had toen 16.625 inwoners. Overig Economisch gezien waren, naast de handel, ook activiteiten als de meekrapindustrie en de pottenbakkerij van groot belang. De laatste vormde in de 17e en de 18e eeuw de belangrijkste activiteit. Ook de visserij was belangrijk, waaronder de weervisserij op ansjovis. Bekend in het Bergen op Zoom van de 19e en 20e eeuw waren de hoveniers. Zij stamden vaak af van katholieke 'immigranten' uit de Vlaamse Kempen en de rest van West-Brabant, en vormden al sedert het einde van de 18e eeuw een bepaalde klasse in de stad. De Bergse hoveniers waren meestal kleinere boeren die zich toewijdden aan de behoeften van de in de stad gelegerde militairen; een zeer divers assortiment aan groenten en fruit. Zij vergaarden veel kennis over het kweken van al deze gewassen tegelijkertijd, en hadden dus geen specialisatie, zoals bij de meeste boeren elders het geval was. Om deze kennis (vaak uit economisch oogpunt) binnen deze hoveniersfamilies te houden, vonden er bij voorkeur huwelijken tussen deze families onderling plaats. Op die wijze ontstond er een bepaalde stand binnen Bergen op Zoom, die zich later ook bezighield met de oprichting van de R.K. Boerenbond Veiling en actief was in verscheidene onderlinge verenigingen en sociëteiten. De bekendste 'hoveniersfamilies' waren/zijn de families Franken, Verdult, Nuijten, Hopmans, Musters (met een oorsprong in het wijdverspreide Tilburgse geslacht Mutsaerts), Hagenaars, Crusio, Bruijs, Withagen, Van Inneveld en Dietvorst. Ook de industrialisatie begon op gang te komen. Gieterij Asselbergs was de eerste van een reeks ijzergieterijen. Er verscheen een drietal suikerfabrieken, de eerste in 1863, SA Sucreries de Breda et Berg-op-Zoom, sedert 1917 bekend als De Zeeland en in 1930 gesloten. In 2015 veranderde de De Zeeland in een winkelcentrum. In 1899 kwam de Zuid-Nederlandsche Melasse-Spiritusfabriek en voorts was er nog een potas-raffinaderij. De opening van het spoorwegstation en de opheffing van de vesting, waardoor stadsuitbreidingsplannen mogelijk werden, zorgden eveneens voor economische impulsen. Maar ondanks de ontwikkeling van enige industrie en aansluiting op het spoorwegennet, bleef Bergen op Zoom zich in landelijk opzicht duidelijk in de periferie bevinden. Een Engels reisverslag uit 1884 biedt een indruk door de ogen van die tijd: De historie van de beroemde belegering van 1749 deed ons halt houden bij Bergen op Zoom, een propere, saaie kleine stad met witte huizen om een schuine markt en de zware toren van de Sint-Gertrudiskerk, maar er was weinig de moeite van het bekijken waard en al snel vervolgden wij onze weg naar de rijke akkers van Zuid-Beveland. De bevrijding van Bergen op Zoom vond plaats op 27 oktober 1944, door Canadese militairen. Bergen op Zoom heeft een Canadese militaire begraafplaats voor meer dan 1000 gesneuvelden. Van 1959 tot 1964 werd de Theodorushaven aangelegd en in de omgeving daarvan en ook daarbuiten verrees nieuwe industrie, zoals GE Plastics (1971) en Philip Morris (1980). In 1950 en 1964 werden delen van de Oude Haven gedempt en in 1960 wilde men een plan ten uitvoer brengen (Plan-Ranitz) om de binnenstad bereikbaar te maken voor het autoverkeer. Dit plan is niet geheel gerealiseerd, maar in 1970 is in het kader van dit plan de omgeving van de Gevangenpoort gesloopt, werd de Westersingel aangelegd en werden onder meer evenementenhal de Stoelemat en een groot aantal woningen gebouwd. Van groot belang zijn de uitvoering van de Deltawerken en de aanleg van het Schelde-Rijnkanaal (1975) geweest. Dit leidde tot de bouw van dammen als de Oesterdam (1979-1986) en de Markiezaatskade (1980-1983). Door dit alles was de open verbinding met de Oosterschelde verdwenen en ontstonden onder meer het Markiezaatsmeer, het Zoommeer en de Binnenschelde. Ondiepten als Molenplaat en Bergse Plaat werden drooggelegd. De Molenplaat werd een natuurgebied en op de Bergseplaat kwam een woonwijk. Kerkelijke geschiedenis De oudste kerk van Bergen op Zoom is de Sint-Gertrudiskerk. De devotie tot de Heilige Gertrudis stamt van de Sint-Gertrudiskapel in het nabijgelegen Borgvliet. Het bestaan van de Sint-Gertrudiskerk gaat terug tot de 13e eeuw. Deze werd verbouwd in 1350 om in 1428 tot kapittelkerk te worden verheven. Hierop werd de kerk herhaaldelijk vergroot, maar ook meerdere malen door brand en oorlogsgeweld verwoest. Van 1580 tot en met 1966 was de kerk in handen van de hervormden. Vanaf 1987 werd het weer een katholieke kerk. Protestantse kerken In 1927 werd door de (hervormde) evangelisatievereniging een kerkje gebouwd aan de Williamstraat 7. In 1966 werd dit een hervormde kerk, nadat de Sint-Gertrudiskerk werd verlaten. Uiteindelijk gingen de hervormden kerken in de -grotere- gereformeerde kerk. Het gebouw aan de Williamstraat is nu Kerkelijk Centrum "De Ark", terwijl ook de Chinese protestantse gemeente er gebruik van maakt. In 1891 werd een gereformeerde kerk gebouwd aan de Moeregrebstraat. In 1928 verhuisde men naar een nieuw gebouw aan Bolwerk Zuid 134. In 1995 werd dit een Samen-op-Wegkerk, later PKN. De kerk heet nu: Ontmoetingskerk. In 2010 betrokken de leden van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt de Emmauskerk. Verdere aan het protestantisme verwante religieuze groeperingen zijn de nieuw-apostolische kerk en de Jehova's getuigen, die kerken in verbouwde woonhuizen en dergelijke. Katholieke kerken Terwijl de centrale kerk na de Franse tijd in protestantse handen bleef, konden de katholieken in 1829 hun kerk van de Heilige Maagd Maria-Tenhemelopneming betrekken. Deze werd in 1987 onttrokken aan de eredienst en verbouwd tot theater. De Sint-Antonius Abtkerk werd in 1865 gebouwd aan de Rembrandtstraat 52 te Nieuw-Borgvliet, nadat in 1864 daar een parochie was gesticht. In 1929 werd een nieuwe kerk gebouwd, die in 1944 door oorlogshandelingen werd verwoest. In 1951 werd een nieuwe kerk in basilicastijl gebouwd. In 2000 werd ze onttrokken aan de eredienst en uiteindelijk werd het een wijkcentrum. De Martelaren-van-Gorcumkerk werd in 1905 gebouwd in neogotische stijl en was tevens een der eerste christocentrische kerken. Architect was W. Vergouwen. In 1983 werd ze onttrokken aan de eredienst en in 1987 gesloopt. De Sint-Jozephkerk werd in 1913 gebouwd aan de Bredasestraat 3 in neogotische stijl. Architect was Jan Stuyt. In 1969 werd de kerk onttrokken aan de eredienst en in 1972 gesloopt. De Onze-Lieve-Vrouw-van-Lourdeskerk werd in 1928 gebouwd aan de Prins Bernhardlaan 66, in de wijk 't Fort, ten zuiden van de binnenstad, waar na 1910 een parochie was ontstaan. Ook hier is sprake van een christocentrische kerk, nu met expressionistische en neoromano-byzantijnse kenmerken. Joseph Cuypers en Pierre Cuypers jr. waren de architecten. De Heilig Hart van Jezuskerk werd in 1952 gebouwd aan het Piusplein, ten oosten van de binnenstad, in de stijl van de Bossche School. In 2014 werd de kerk onttrokken aan de eredienst. De Goddelijke Voorzienigheidskerk werd in 1963 gebouwd aan de Van Heelulaan 73, in een woonwijk ten zuidoosten van de binnenstad. De kerk werd uitgevoerd in de stijl van het modernisme. In 2014 werd de kerk onttrokken aan de eredienst, en in 2016 gesloopt. De Emmauskerk werd in 1967 gebouwd aan de Korenberg 90 in de nieuwbouwwijk Noordgeest. De kerk werd in 2006 gesloten en in 2010 verkocht aan de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt, die al een eigen gemeenschap vormden, maar nog geen kerkgebouw bezaten. Joodse gemeenschap Sinds begin 18e eeuw bestond in Bergen op Zoom een Joodse gemeenschap. Deze bezat sinds 1783 een begraafplaats en beschikte sinds 1832 over een synagoge. Islam Bergen op Zoom kent twee moskeeën: De Moskee El Feth van de Marokkaanse Islamitische Culturele Vereniging, gelegen op het adres Wattweg 7 4622 RA Bergen op Zoom. De Turkse Ulumoskee of Grote Moskee, aan de Van Heelulaan 77. Dit gebouw, voorzien van een minaret, werd ingewijd in 2009. Kloosters Tijdens de bloeitijd van Bergen op Zoom, van 1470-1530, vestigden zich ook minderbroeders, cellebroeders en cellezusters in de stad. De Reformatie maakte hier in 1580 een eind aan. Vanaf de 19e eeuw zijn de volgende kloosters in Bergen op Zoom gevestigd geweest: Klooster van de Franciscanessen van Bergen op Zoom met Sint-Catharinakapel, sinds 1838, aan het huidige Sint-Catharinaplein. Sinds 1882 ook aan de Van Dedemstraat. De Franciscanessen van Roosendaal vestigden zich in 1858 in een pand aan de Burgemeester van Hasseltstraat 2 en verzorgden onderwijs, nadat van 1836-1858 de Franciscanessen van Etten dit hadden gedaan. In 1907 stichtten zij ook een kweekschool. De zusters vertrokken in 1980. Klooster van de Broeders van Huijbergen, aan Hoogstraat 23. Het werd kort na 1890 gesticht en de activiteiten werden in 1901 uitgebreid met een kweekschool. In 1977 vertrokken de broeders. De Priestercongregatie van het Heilig Hart van Jezus startte in 1900 een juvenaat. In 1903 werd aan de Antwerpsestraatweg een nieuw gebouw betrokken, waar zich ook een kleinseminarie bevond. In 1953 werd het instituut erkend als gymnasium en in 1967 werd het internaat opgeheven. In 1985 vertrok men naar een nieuw gebouw aan Buitenvest 54, waaruit men voor 2011 weer vertrokken is. De ongeschoeide karmelietessen kwamen vanwege de Franse seculariseringspolitiek in 1901 vanuit Chartres naar Bergen op Zoom en vestigden zich in 1904 aan de Halsterseweg 24 in het Klooster van het Allerheiligste Hart van Jezus, om in 1970 naar Huijbergen te vertrekken, alwaar ze het Klooster Karmel van het Heilig Hart van Jezus stichtten. In 1912 kwamen de Franciscanessen van Oudenbosch naar Bergen op Zoom. Zij vestigden zich aan de Boxhornstraat 2 en verzorgden onderwijs. Na 1929 verzorgden zij ook het onderwijs in de Sint-Agnesschool voor buitengewoon onderwijs. De zusters vertrokken in 1985. De Franciscanessen van Oudenbosch waren van 1916-1971 gevestigd in het Gerardus Majellaklooster aan de Rembrandtstraat 71. De Zusters van het Allerheiligste Hart van Jezus bewoonden van 1927-1979 het Sint-Jozefklooster aan de Bernadettestraat 2. Zij verzorgden onderwijs. De Broeders van Oudenbosch hadden van 1939-1993 een rusthuis aan de Molenzichtweg. Bezienswaardigheden De binnenstad van Bergen op Zoom herbergt tal van monumenten en een deel van de binnenstad is een beschermd stadsgezicht (met uitbreiding). De stadsplattegrond toont nog de ronde vorm van de stadsomwalling met aan de westelijke kant het havenkwartier. De haven werd echter gedeeltelijk gedempt. In totaal bezit de stad bijna 500 rijks- en gemeentemonumenten. Bergen op Zoom is lid van de Nederlandse Vereniging van Vestingsteden. Het Markiezenhof is een Brabants Gotisch stadspaleis en residentie van de Heren en later de Markiezen van Bergen op Zoom. De Sint-Gertrudiskerk, die in 1972 bij een brand zware schade leed en waarvan de toren, de Peperbus, uitziet over de Grote Markt. De Grote Markt, met een aantal historische panden aan dit plein. Het Stadhuis van Bergen op Zoom, een laatgotisch gebouw aan de Grote Markt. De Kerk van de Heilige Maagd Maria-Tenhemelopneming, Grote Markt 32, uit 1829, tegenwoordig Theater De Maagd. De Synagoge, Koevoetstraat 39, uit 1832. De Sint-Catharinakapel, Sint-Catharinaplein 25, uit 1895, is de kloosterkapel van de Franciscanessen van Bergen op Zoom. De neogotische kapel werd ontworpen door C.P. van Genk. In 1933 werd de kapel vergroot door J. en W. Oomen. De kapel bevat glas-in-loodramen uit de stichtingstijd en uit 1933. De Onze-Lieve-Vrouw-van-Lourdeskerk, Prins Bernhardlaan 66, uit 1928 De Ontmoetingskerk, Bolwerk Zuid 134, uit 1928 De Antonius Abtkerk, Rembrandtstraat 25, uit 1951 De Heilig Hart van Jezuskerk aan het Piusplein, uit 1952 Sint-Gertrudiskapel De Lievevrouwepoort of Gevangenpoort, een overblijfsel van de stadsomwalling uit het midden van de 14e eeuw. Het Voormalig Gouvernement, Wouwsestraat 1, werd gebouwd in 1668 op basis van een aantal middeleeuwse gebouwen, waarvan nog enkele kelders en muren zijn overgebleven. Het Gouvernement werd verbouwd tot de huidige vorm in 1770-1771. Van 1819-1922 fungeerde het als militair hospitaal. Het 13e-eeuwse Sint-Maartensgasthuis werd in 1771 gesloopt en op de plaats daarvan kwam een tuin. In 1993 werd het Gouvernementshuis verbouwd tot winkelcentrum. De tuin werd een plein, waarin de omtrekken van het voormalig Gasthuis werden aangebracht. Het Spuihuis, Spui 1, is een neoclassicistisch gebouw uit 1838. Het bevat nog restanten van een pakhuis, dat de voorganger van het Spuihuis was, zoals een kelder. Het Spuihuis werd bewoond door de havenmeester. In het torentje hangt een klok uit 1723. Tot het militair erfgoed behoren: De Blokstallen, Blokstallen 2-3, uit 1745 resp. 1764, waren militaire paardenstallen, tegenwoordig in gebruik voor het stadsarchief resp. het jongerenwerk. Het Groot Arsenaal, Rijtuigweg 44, stamt uit 1764. Het kent classicistische poortomlijstingen met wapens, vaandels en krijgsattributen daarop afgebeeld. In 1880 werd het verbouwd tot kazerne en is het een militaire opslagplaats. Het Voormalig Provoosthuis, Potterstraat 36, stamt uit 1783. Hier woonde de provoost van het garnizoen en bevond zich de krijgsraad en de militaire strafgevangenis. Het gebouw heeft een classicistische voorgevel. In 1814 werd het een magazijn voor de genie en er zetelt horeca. Het Klein Arsenaal aan de Dubbelstraat is een munitie-opslagplaats uit 1787. Na 1880 was het een kazerne en later werd het een militaire opslagplaats. Het Ravelijn Op den Zoom aan de Corneel Slootmanslaan stamt uit 1702 en maakte deel uit van de door Menno van Coehoorn aangelegde vestingwerken volgens het Nieuw Nederlands vestingstelsel. Er zijn nog kazematten, een kanonkelder en een geschutsgalerij. Het Ravelijn werd in 1931-1932 gerestaureerd. De binnenplaats is sinds 1977 een openbaar plantsoen. De Waterschans of Zuydfort bevindt zich bij de Kop van 't Hooft. De voorwal is nog te herkennen aan de gebogen loop. Samen met het verdwenen Noordfort beschermde het de haven. De voorwal maakt deel uit van de dijk van de Binnenschelde. De Stadspomp op de Grote Markt, een hardstenen pomp uit 1864 en afkomstig uit Frankrijk of België. Ze werd in 1985 op een van oorsprong 15e-eeuwse put geplaatst. Een neogotische smeedijzeren fontein uit 1914, aan de Burgemeester Stulemeijerlaan. De woonhuizen van voor het Beleg van Bergen op Zoom van 1588 zijn onder andere: Grote Markt 5 of Onse Vrouwe heeft een eiken houtskelet uit het 2e kwart van de 15e eeuw. De voorgevel was oorspronkelijk uitgevoerd in gobertangesteen. Van 1966-1968 werd het pand gerestaureerd en zijn de resten van de oude gevel weer zichtbaar gemaakt. Het Mariabeeld onder een gotisch baldakijn werd vernieuwd. Grote Markt 38 of De Draak is een van oorsprong 14e-eeuws pand waarvan de huidige aanblik uit ongeveer 1500 stamt en slechts de kelders nog de oorspronkelijke ouderdom bezitten. Het was vanouds een herberg en is in gebruik als een hotel. Grote Markt 37 of Sint-Joris is een oorspronkelijk 14e-eeuws huis dat in 1498 in opdracht van kaarsenmaker Jan Herrents werd verbouwd en vergroot. Er zijn nog resten van 14e-eeuws muurwerk en een kelder met 15e-eeuws tongewelf aan te treffen. De mansardekap en de lijstgevel dateren van 1897 en de verbouwing is uitgevoerd in opdracht van beeldhouwer Henricus Franciscus Antheunis, die ook mogelijk de gevelornamenten heeft vervaardigd. In 1918 werd het huis bij het naastgelegen hotel gevoegd. In de jaren 30 van de 20e eeuw werd het achterhuis voorzien van een art-deco-trappenhuis. Tussen 1961 en 1985 werd het huis stapsgewijs gerestaureerd. Fortuinstraat 3 of De Balanche bezit nog laatmiddeleeuwse kelders en balklagen, en 14e-eeuwse muurgedeelten. De lijstgevel is midden-19e-eeuws. Potterstraat 10 of De Kerre heeft een laat-17e-eeuwse stenen voorgevel die in het tweede kwart van de 19e eeuw verbouwd is in empirestijl. Het voorhuis is omstreeks 1443 vernieuwd en het achterhuis dateert uit de 16e eeuw. Potterstraat 22 of De Grote en de Kleine Linde werd in 1494 verlengd en van een extra verdieping voorzien. Grote Markt 11 of Huis Cranenborch heeft een zijgevel van baksteen met speklagen van zandsteen. Het werd omstreeks 1500 ingrijpend verbouwd. Ná de belegering werden nieuwe huizen gebouwd, zoals: Fortuinstraat 15 of De Crone uit 1590 Steenbergsestraat 9 of De Violette uit 1593 met deuromlijsting uit 1886 Noordzijde Haven 60 of Valkenborch is een hoekhuis uit 1600. Lievevrouwestraat 56 of Oostenrijck uit 1600, met maniëristische voorgevel. De kroonlijst is uit 1750 en de houten onderpui uit 1897. Bij de restauratie van 1975 werd een beschildering uit de 17e eeuw ontdekt. Grote Markt 36 of De Borse is in 1612 gebouwd in steen, waarbij de kelders van het voorgaande 15e-eeuwse huis werden behouden. Sinds 1980 een onderdeel van Hotel De Draak. Zuidzijde Haven 11 of Arcke Noë heeft een gevel uit het begin van de 17e eeuw, waarin drie gevelstenen zijn aangebracht. Het huis heeft een grote kelder. verdere 17e-eeuwse gevels vindt men aan Zuidzijde Haven 27 (De Hollandsche Thuijn); Goudenbloemstraat 21-23 (Kleine Hof) uit 1626; Dubbelstraat 4-4a of Lammeken uit 1647; Sint-Catharinaplein 1-1c of Groot Rennenberg uit 1648; en Zuidzijde Haven 79 of De Ooievaar uit 1652. Voorts Lievevrouwestraat 29 of Het Wapen van Engeland met een baksteengevel uit 1629; Lievevrouwestraat 41 of Londen, uit 1647, een voormalige brouwerij met een maniëristische voorgevel waarop onder meer symbolen van het brouwersvak zijn aangebracht. Een volgende golf van bouw vond plaats na de belegering door de Fransen in 1747, met onder andere: Hoogstraat 13 of Halle van Diest; Kerkstraat 23-31; Grote Markt 19 of De Engel uit 1755. Hoogstraat 23-28 of De Grote en de Kleine Wildeman toont de samenvoeging van twee huizen in de tweede helft van de 18e eeuw. Molens in Bergen op Zoom zijn: De Getijdenmolen aan de Oude Vissershaven, werd gebouwd in 1444 en was tot 1887 in gebruik. Windmolen De Twee Vrienden te Nieuw-Borgvliet, een ronde stenen molen uit 1890. Tot de industriële monumenten behoren onder andere: Complex van de Sucreries de Breda et de Berg op Zoom, een voormalige suikerfabriek, Zuidzijde Haven 39-41. Het voormalige gebouw van de Beiersche Bierbrouwerij Asselbergs-Van Heijst & Co, Brouwerijbaan 24, uit 1873. Voor de bouw werden materialen van de geslechte vestingwerken gebruikt. Loods en kantoorgebouw van IJzergieterij Rogier Nerincx Richter, Wattweg 3, uit 1882 respectievelijk 1900. Pakhuis annex Koffiebranderij, Beursplein 5-5a, uit 1884 en vergroot in 1907 Pakhuis, Potterstraat 51, met gevel uit 1901. Zeepfabriek Adriaan Vermeulen, Wassenaarstraat 40-40a, uit 1907 Destilleerderij, Potterstraat 13-13a, uit begin 20e eeuw. Watertoren, uit 1899, aan de Parallelweg. Filtergebouw van het Waterleidingbedrijf uit 1899, Mondafseweg 68-72. Musea In het Markiezenhof bevindt zich het Historisch Centrum Bergen op Zoom. Het bezit onder meer een historisch museum, een kermismuseum en een spotprentenmuseum. Verder zijn er in de gebouwen een deel van de bibliotheek, een restaurant en het West-Brabants Archief gevestigd; de laatste herbergt de archieven van Bergen op Zoom, Roosendaal, Etten-Leur e.o. en de archieven van de Vlaamse gemeenten Essen en Kalmthout. Monumenten Zie: Lijst van rijksmonumenten in Bergen op Zoom (stad) Lijst van gemeentelijke monumenten in Bergen op Zoom (stad) Lijst van oorlogsmonumenten in Bergen op Zoom Centrumkaart met bezienswaardigheden Economie De weervisserij op ansjovis, de meekrapteelt en de pottenbakkerij waren vanouds belangrijke activiteiten in de omgeving van Bergen op Zoom. Visserij De weervisserij wordt nog door één familiebedrijf beoefend. In 2012 werd in enkele loodsen van het bedrijf een drugslaboratorium ontdekt, samen met de hierop volgende arrestatie van twee vissers is het voortbestaan van deze tak van visserij onduidelijk. In 1937 werd een conservenfabriek voor kokkels opgericht, Landa Conserven genaamd. Deze was gevestigd aan de Dubbelstraat en verhuisde in 1965 naar Hoogerheide. Men viste aanvankelijk met eigen schepen op kokkels, later in de Waddenzee. In 2004 werd dit verboden en sindsdien verwerkt men uit Frankrijk geïmporteerde kokkels. Landbouw In de Blauwehandstraat speelde zich sinds de Middeleeuwen de verwerking af van de meekrap en de wede, die rode respectievelijk blauwe verfstof leverden welke van belang was voor de lakenververij. De meekrap werd onder meer in Zeeland geteeld, onder meer op Tholen. De meekrapteelt verdween omstreeks 1850, toen synthetisch vervaardigde aniline de natuurlijke rode kleurstof uit meekrap verdrong. De aspergeteelt kwam op in de 19e eeuw. De omgeving van Bergen op Zoom was het eerste gebied in Nederland waar dit gewas op grote schaal werd geteeld. De stad Antwerpen was een belangrijk afzetgebied. De eerste conservenfabriek van Noord-Brabant werd in 1887 opgericht in het naburige Halsteren. Hier werden voornamelijk asperges verwerkt. De suikerbietenteelt nam in Zeeland en Noordwest-Brabant spoedig de plaats in van de meekrap. Er verrezen drie suikerfabrieken: In 1863 werd een suikerfabriek opgericht door Felix Wittouck. Deze werd in 1916 gekocht door de Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek Zeeland en stond sindsdien bekend als De Zeeland. Hoewel volledig gemoderniseerd werd ze in 1930 stilgelegd. Enkele gebouwen bleven behouden. In 1870 ging de suikerfabriek van Van der Linden & Co. in productie. In 1912 werd deze gesloten. Ook in 1870 werd de suikerfabriek van Laane, Rogier, Daverveldt & Co. geopend. Deze werd in 1902 gesloten. De Zuid-Nederlandsche Melasse-Spiritusfabriek werd in 1899 opgericht. Deze verwerkte melasse uit de vele suikerfabrieken in de omgeving tot spiritus. In 1914 werd de NV Centrale Potaschraffinaderij opgezet, waar kalizouten en soda uit de spoeling van de spiritusfabriek werden gewonnen. Pottenbakkerij De pottenbakkerij kwam voort uit de beschikbaarheid van klei. Naarmate het huishoudelijk aardewerk verdrongen werd door geëmailleerde gietijzeren pannen, geraakten de Bergse pottenbakkerijen in problemen. Terwijl er in 1866 nog twaalf pottenbakkerijen waren, bedroeg dit aantal in 1876 slechts negen en omstreeks 1900 nog drie. Overigens waren ook enkele pottenbakkers naar de omliggende dorpen getrokken, waar nog leem voorhanden was. De keramische draineerbuis, die in 1851 in Nederland was ingevoerd, bood een alternatief voor een aantal pottenbakkerijen om zich tot industrie te ontwikkelen. Kunstaardewerkfabriek De Kat heeft van 1902-1918 nog kunstaardewerk vervaardigd, om daarna eveneens op de draineerbuizenproductie over te gaan. In 1940 stopte dit bedrijf waarmee de aardewerkindustrie uit Bergen op Zoom was verdwenen. Metaalindustrie Een andere activiteit die in Bergen op Zoom van belang is geweest, betrof de metaalindustrie, met name de ijzergieterijen. Gieterij Asselbergs startte in 1841 en ging in 1976 op in "De Holland". Beckers' IJzergieterij, waarvan de wortels teruggaan tot 1875 en die in 1970 moest sluiten. Gieterij "De Holland" heeft onder diverse namen bestaan van 1902-1999 Kermis Een van de merkwaardigheden van Bergen op Zoom is de concentratie van kermisexploitanten in de stad. Momenteel zijn er maar liefst 20 kermisbedrijven gevestigd in Bergen op Zoom. Dit heeft mogelijk te maken met de omstandigheid dat Bergen op Zoom vanouds twee kermissen kende: een voor- en een najaarskermis. Reeds in 1397 was er van kermis sprake, terwijl er vanaf de 15e eeuw ook twee jaarmarkten werden gehouden, waaruit de twee kermissen zijn voortgekomen. Deze bleven bestaan, ook nadat de jaarmarkten waren verdwenen. De voorjaarskermis is de eerste in het kermisseizoen. Daarom is het deze kermis waarin de nieuwe of vernieuwde attracties aan het publiek worden getoond. Om deze reden verkozen vele kermisexploitanten Bergen op Zoom als winterverblijfplaats. De najaarskermis is kleiner van opzet dan de voorjaarskermis en heeft slechts een lokale betekenis. Na 1945 Ook na de Tweede Wereldoorlog verrezen nieuwe bedrijventerreinen met bijbehorende industrie. Bedrijventerrein De Lage Meren. De fabrieken van Bruynzeel Keukens en de potlodenfabriek van Bruynzeel-Sakura vestigden zich er in de jaren 60 van de 20e eeuw. Toen de holding in 1982 failliet ging, gingen beide fabrieken zelfstandig verder. In 1989 kreeg de potlodenfabriek een eigen pand, aan de Potlodenlaan op een nieuw bedrijventerrein bij de wijk Meilust. In 1980 kwam de sigarettenfabriek van Philip Morris, waar 1400 mensen werken. De Theodorushaven werd aangelegd van 1959-1964. Hier vestigden zich een groot aantal bedrijven. De belangrijkste daarvan zijn: GE Plastics dat zich vestigde in 1971 en sinds 2007 tot SABIC behoort en Cargill dat in 1979 een zetmeelfabriek opende. Bedrijventerrein Noordland bevat een distributiecentrum van de Japanse kantoormachineproducent Ricoh. Sinds 2006 bevindt zich het Bergse transportbedrijf Meeus Transport op dit terrein. De wortels hiervan gaan terug tot 1933, toen het in Bergen op Zoom werd opgericht. In 2015 vestigde het Europese distributiecentrum van het Amerikaanse kledingketen Forever 21 zich op Noordland. Schuld Met een gemiddeld laag inkomen onder de inwoners en onjuiste investeringen (Bergse Haven en Nedalco) is Bergen op Zoom flink in de schulden gekomen, ook door zo gezegd slechte organisatie in het gemeentekantoor met betreft het aanstellen van meer ambtenaren voor dezelfde werkzaamheden lopen de kosten nog flink verder in het rood op. De gemeente heeft een tekort van vele miljoenen, zonder beter uitzicht op de toekomst. Voorzieningen Op de Boulevard is een surfstrand (gras) te vinden en een badstrand (zand). Er zijn ook verschillende plekken om evenementen te houden, bijvoorbeeld: De Stoelemat (evenementenzaal) en een evenemententerrein op de boulevard. De Maagd is de Schouwburg van de stad. Begin 2011 werd Gebouw-T, met een poppodium, een studio en oefenruimtes, geopend. Gebouw-T is het eerste poppodium in Nederland waaraan tevens een mbo-opleiding (Podium en Evenemententechniek) verbonden is. Evenementen Het Bergen op Zooms carnaval heet hier vastenavend. De stad heet tijdens de Vastenavend Krabbegat, verwijzend naar het verdwenen streekproduct: de meekrap. In Krabbegat, en sommige omliggende plaatsen, is het de gewoonte om het gezicht te verbergen hetzij achter een masker (mombakkes of maske) of achter een stuk oude vitrage (gedijn). Verder zijn er het hele jaar door tal van evenementen, waaronder: Bourgondische Krabbenfoor Maria Ommegang De Zoomerspelen Jazzweekend PopMonument Hortus Musicus Religiosus ProefMei Roparundoorkomst Kerstmarkt Reuzenstoet (eens in de vijf jaar) Winkelgebieden Er zijn verschillende soorten winkelcentra in Bergen op Zoom die elk een eigen aanbod aan producten en diensten hebben. De binnenstad van Bergen op Zoom bestaat uit twee lussen (super 8), Het Paradegebied en het Vierkantje. De verbinding met deze twee gebieden is het plein Grote Markt, dat een veelheid aan horeca en terrassen herbergt. Eind 2006 is een winkelgebied toegevoegd, de Parade, dat aan het voormalige Thaliaplein en het St. Josephplein ligt. De St. Josephstraat, Zuivelstraat en het Gouvernementsplein zijn in deze periode ook heringericht. Ten westen van het centrum ligt de woonboulevard van Bergen op Zoom. Direct achter de woonboulevard is een overdekt winkelcentrum gerealiseerd in en rondom de voormalige suikerfabriek De Zeeland. Het winkelcentrum is in mei 2014 geopend en is voorlopig de laatste toevoeging van winkeloppervlakte aan de stad. De Dorpsstraat te Halsteren fungeert als centrum van het dorp met lokale winkels. Er is elke donderdag van 9:00 - 15:30 uur markt in de binnenstad, rondom de van der Rijtstraat, Stationsstraat en het Korenbeursplein. Tot 2015 werd de weekmarkt gehouden op de Kaai. Ook zijn er verschillende braderieën en rommelmarkten in Bergen op Zoom, zoals: Bergse Koningsdagmarkt Braderie de Boulevard (op de Bergse Plaat) De Krabbenfoor Parken Bergen op Zoom kent de volgende parken: Amaliapark, een (verkeers-)speeltuin met een ontmoetingsplaats voor jong en oud genaamd Trefpunt "De KeeT". Anton van Duinkerkenpark, nabij het Ravelijn, direct ten noordoosten van het centrum. Het park stond tot 1968 bekend als Volkspark en werd aangelegd in 1886-1887 op het terrein van de zojuist geslechte vestingwerken. De Leuvense tuinarchitect Lieven Rosseels ontwierp het park in Engelse landschapsstijl. Het bevat het 12 m hoge kunstwerk "Pagode", uit 1987, door Arie Berkulin. Het Volkspark werd, na het overlijden van Anton van Duinkerken, in hetzelfde jaar nog naar hem vernoemd. Seringenpark Kijk in de Pot, door het jaar heen vinden verschillende evenementen plaats in het park, waaronder de Kerstmarkt en de Kermis, en biedt het park ruimte voor circussen en evenementen met betrekking tot de paardensport. A.M. de Jongpark Cort Heijligerspark, het terrein van een voormalige kazerne De Mondaf, een bosrelict en waterwingebied van 15 ha, bij Nieuw-Borgvliet, niet toegankelijk maar openstelling voorzien Lievenshof Vijverberg Piuspark Oscar van Hemelpark, vernoemd naar Oscar van Hemel, bevat een aantal bijzondere bomen. In 2007 werd het park heringericht. Kleine Melanen, een voormalig heideven, tegenwoordig gelegen tussen de wijken Noordgeest en Meilust Zeldijkepark Reimerswaalpark, een 13 ha groot park in het plan Bergse Plaat. Geplant in 2002. Nieuwenberg Beatrixbos, waarvan de eerste boom in 1993 werd geplant door prins Claus. Sport Op zondag 21 augustus 2022 liep de route van de derde etappe (van Breda naar Breda) van de Ronde van Spanje 2022 door Bergen op Zoom. Topografie Transport Stadswegen Bergen op Zoom heeft een historische centrumringweg en een gedeeltelijke randweg. De Randweg Oost wordt gevormd door de autosnelweg A4/A58. De Randweg Noord en West bestaat grotendeels uit 4 rijstroken met groene golf signalisatie. Ook de Markiezaatsweg bestaande uit 2 rijstroken, die aan de westkant van Bergen op Zoom langs de Binnenschelde loopt, maakt in principe deel uit van de Randweg West. De Randweg is in het westen tot 2x2 rijstroken heringericht voor een betere doorstroming naar industriegebied Noordland. In het zuiden is de Markiezaatsweg de belangrijkste verkeersader voor wijken Bergse Plaat en De Markiezaten. In de toekomst plant de gemeente een verplaatsing van de aansluiting Bergen op Zoom-Zuid op A4/A58 naar het zuiden ter hoogte van Heimolen. Openbaar vervoer Treinstation Bergen op Zoom heeft een treinstation op de Zeeuwse Lijn. Op station Bergen op Zoom stoppen de volgende passagierstreinen: Goederentreinen De spoorlijn die door Bergen op Zoom loopt, wordt intensief gebruikt voor vervoer van goederen van en naar het haven- en industriegebied Vlissingen-Oost (Sloegebied). Verder hebben verschillende bedrijven in Bergen op Zoom een aansluiting op de spoorlijn. Er zijn plannen om vanaf de spoorlijn ten zuiden van Bergen op Zoom een goederenspoorlijn naar de havens van Antwerpen aan te leggen. Deze goederenspoorlijn zou de spoorlijn Roosendaal-Antwerpen ontlasten van goederenvervoer. Nadeel is, dat al dit extra goederenvervoer dan door Bergen op Zoom zou komen. Het goederenvervoer richting Vlissingen-Oost zou door deze plannen wel direct verbonden zijn met de havens van Antwerpen. Bekende (oud-)inwoners Trivia Bergen op Zoom wordt de kermisstad van Nederland genoemd. Veel exploitanten hebben hier hun origine en de draaiorgels van Perlé werden er gebouwd. In het Markiezenhof is een permanente tentoonstelling gewijd aan de kermis en zijn nog oude attributen van onder meer het carrousel tentoongesteld. De bekende stoomcarrousel in de Efteling is van Bergse makelij, gebouwd door J.W. Janvier. Bergen op Zoom was op 30 april 1996 met Sint-Maartensdijk gastheer voor Koninginnedag. Partnersteden Bergen op Zoom onderhoudt een stedenband met de volgende drie steden: Oudenaarde (België) Szczecinek (Polen) Edmonton (Canada) Zie ook Lijst van heren en markiezen van Bergen op Zoom Merck toch hoe sterck - bekend geuzenlied over Bergen op Zoom, tevens bekend als het Bergse 'volkslied'. Nabijgelegen kernen Essen, Essenhoek, Halsteren, Heerle, Heimolen, Hoogerheide, Huijbergen, Kalmthout, Lepelstraat, Moerstraten, Nieuw-Vossemeer, Rilland, Steenbergen, Tholen, Woensdrecht, Wouw, Wouwse Plantage, Zuidgeest Externe link Gemeente Bergen op Zoom Plaats in Noord-Brabant
229
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boogseconde
Boogseconde
Een boogseconde is een eenheid om de grootte van een hoek mee aan te geven. Een boogseconde is 1/60e boogminuut die op zijn beurt 1/60e van een booggraad is waarvan er 180 in een gestrekte hoek zitten. Bij geografische coördinaten komt een boogseconde bij een breedtegraad overeen met een afstand van ongeveer 31 meter. Dit hangt bij een lengtegraad van de breedtegraad af, in Nederland is het ongeveer 19 meter. De boogseconde wordt in de astronomie gebruikt om de afmeting of de plaats, in dit geval de declinatie, van hemelobjecten aan te duiden door middel van een astronomisch coördinatenstelsel. Een boogseconde bedraagt een zestigste van een boogminuut en een 3600e van een booggraad. Het zichtbare deel van het hemelgewelf bedraagt ruwweg 180 graden, de diameter van de schijf van de zon en de volle maan is ongeveer 30 boogminuten, ofwel 1800 boogseconden, een halve graad. Iedere ster, met uitzondering van de zon, heeft een schijnbare diameter kleiner dan 0,1 boogseconde. Er wordt daarom ook gewerkt met milliboogseconden mas, microboogseconden μas, nanoboogseconde nas en picoboogseconden pas. Goniometrie Niet-SI-eenheid
230
https://nl.wikipedia.org/wiki/Boogminuut
Boogminuut
Een boogminuut is een eenheid om de grootte van een hoek aan te duiden. In de astronomie wordt de boogminuut gebruikt om de plaats of afmetingen van hemelobjecten aan te duiden. Een boogminuut bedraagt zestig boogseconden en is een 60e van een booggraad. Voor positieaanduidingen in hemelcoördinaten worden graden, boogminuten en boogseconden alleen gebruikt voor de declinatie. De schijnbare diameter van de volle maan bedraagt ongeveer 30 boogminuten. De parallax van sterren wordt meestal in milliboogseconden gegeven. De boogminuut is ook de grondslag van de zeemijl. Schrijfwijze Het bijbehorende symbool is het accent (′) dat achter en aan het getal wordt geplaatst. Vaak wordt echter ook het enkele aanhalingsteken (') gebruikt. Bijvoorbeeld: 23′ of 23' niet-SI-eenheid Goniometrie
231
https://nl.wikipedia.org/wiki/Booggraad
Booggraad
Een booggraad of kortweg graad met symbool ° is een niet-SI-meeteenheid voor hoeken. De SI-eenheid van hoek is de radiaal. Een booggraad is per definitie het 1/180-ste deel van een gestrekte hoek. Hieruit volgt dat een booggraad overeenkomt met radialen. Het stelsel van booggraden wordt ook wel 360-graden-stelsel genoemd. Een booggraad wordt volgens het sexagesimale stelsel verdeeld in 60 boogminuten of kortweg minuten (gradus minuti primi, 1/60e deel van een graad), die elk weer uit 60 boogseconden of kortweg seconden (gradus minuti secundi, 1/60e deel van een minuut) bestaan. In de geodesie is de decimale verdeling wel naast de 60-delige in gebruik genomen. De booggraad wordt genoteerd met het symbool °; een rechte hoek is bijvoorbeeld 90°. Boogminuten worden aangeduid met een enkele apostrof of accentteken en boogseconden met twee accenten: bijvoorbeeld 5° 6' 8" voor 5 booggraden, 6 boogminuten en 8 boogseconden. Toepassingen De graad wordt in de geografie gebruikt om een positie aan te duiden in lengtegraad en breedtegraad. De booggraad wordt onder andere in de astronomie gebruikt om de plaats (de declinatie, noord-zuid) van hemelobjecten aan te duiden door middel van hemelcoördinaten. De rechte klimming (oost-west) wordt overigens in uren, minuten en seconden aangegeven, waarbij de hele cirkel 24 uren beslaat. Een uur in rechte klimming komt dus overeen met 360/24 = 15 booggraden. De booggraad wordt ook gebruikt om de schijnbare diameter van een object in de hemel weer te geven. De schijnbare diameter van de volle maan is bijvoorbeeld ongeveer een halve graad, ofwel 30 boogminuten. De parallax of schijnbare verschuiving van een ster vanuit de Aarde bezien, wordt uitgedrukt in boogseconden en zegt iets over de afstand van die ster. Zie ook Decimale graad Vierkante graad Niet-SI-eenheid Meetkunde Goniometrie
233
https://nl.wikipedia.org/wiki/Biljoen
Biljoen
Een biljoen is tien tot de 12e macht, 1012, dus 1.000.000.000.000. Het is een miljoen tot de tweede macht (een miljoen keer een miljoen), hetgeen de naam met het voorvoegsel bi- verklaart. Het SI-voorvoegsel voor een biljoen is tera, afgekort T. Biljoen in andere talen Het Engelse woord billion is een zogenaamde valse vriend. Het Engelse billion is wat in het Nederlands een miljard genoemd wordt, dus 1000 miljoen of 1.000.000.000 (109). Deze betekenis was oorspronkelijk tot het Amerikaans-Engels beperkt, maar is thans ook in het Brits-Engels de norm. Een biljoen heet in het Engels trillion (1000 × 10003). Hetzelfde geldt voor het Turks: het Turkse woord voor biljoen is trilyon. Het Nederlandse triljoen staat op zijn beurt voor een miljoen tot de derde macht oftewel een miljoen keer een miljoen keer een miljoen (1018). Trivia Een biljoen seconden duurt ongeveer 31.690 jaar. Een biljonair is iemand die een privévermogen heeft van minstens 1 biljoen (munteenheden) en een multibiljonair is iemand die 2 biljoen of meer in zijn bezit heeft. In dollars of euro's gemeten zijn er tot op heden geen biljonairs op de wereld. Zie ook Lijst van machten van tien Korte en lange schaal Natuurlijk getal
234
https://nl.wikipedia.org/wiki/Basiliscus
Basiliscus
Flavius Basiliscus (Oudgrieks: Βασιλίσκος) (geboorte- en sterfdatum onbekend) was keizer van het Oost-Romeinse Rijk van 9 januari 475 tot eind augustus 476. Hij verjoeg keizer Zeno en wordt dus wel een usurpator genoemd. Basiliscus was de broer van Verina, de vrouw van Leo I. Hij was getrouwd met Zenonis, en had een zoon, Marcus. Hij maakte carrière in het leger onder Leo I en was ook consul in 465. Naast veldtochten in de Balkan was hij ook de commandant van de desastreuze expeditie tegen de Vandalen in 468, die de definitieve ondergang van het West-Romeinse Rijk betekende. Ook zat hij achter de coup tegen Aspar in 471. Verina had nogal een hekel aan Zeno (die getrouwd was met de dochter van Leo I, Ariadne) en begon meteen na zijn troonsbestijging een complot te smeden tegen hem. Met wat hulp van onder anderen Theodorik, Illus en Flavius Armatus (een neef van Basiliscus) wist ze haar broer Basiliscus op 9 januari 475 op de troon te zetten en Zeno te verjagen naar Isaurië, waar hij werd achtervolgd door troepen van Basiliscus. Ondanks zijn vliegende start kwam Basiliscus snel in de problemen. De oorlog tegen Zeno verliep niet zo vlot als gehoopt en kostte handenvol geld. In 476 raakte hij de steun van de kerk (en daarmee de bevolking) kwijt door een Encycliek tegen de Chalcedonische kerken. Daarnaast was er dat jaar een grote brand die Constantinopel verwoestte. Basiliscus hield zich niet aan zijn beloften aan Illus en Armatus, die vervolgens overliepen naar Zeno. Zeno trok in augustus naar Constantinopel en kon de stad makkelijk innemen door alle onvrede in alle lagen van de bevolking. Basiliscus en zijn gezin (waaronder in ieder geval Marcus, die door Basiliscus tot medekeizer was verheven) verscholen zich in een kerk. Zeno beloofde hun bloed niet te vergieten en verbande hen naar Limnae in Cappadocia, waar hij hen naar het schijnt de hongerdood liet sterven. Externe link , art. Flavius Basiliscus (AD 475-476), in DIR (1998). Keizer van Byzantium Persoon in de 5e eeuw
236
https://nl.wikipedia.org/wiki/Bamboe
Bamboe
Bamboe is de benaming voor een aantal plantensoorten in een geslachtengroep (tribus) van de grassenfamilie (Gramineae of Poaceae). Bambuseae behoort tot het supertribus Bambusodae en de onderfamilie Bambusoideae. De naam bamboe is afkomstig uit het Maleis en in vrijwel alle westerse talen bekend (zoals: bambu, bamboo). Zoals bij de meeste grassen zijn de stengels hol en worden op geregelde afstanden onderbroken door knopen, waar de bladeren zijn aangehecht. De stengels hebben dicht opeen staande parallelle houtvezelbundels. De stengel van de bamboesoorten kan in lengte variëren van enige centimeters tot meer dan dertig meter, en in diameter van enkele millimeters tot meer dan 25 centimeter. De grootste bamboesoort is de reuzenbamboe (Dendrocalamus giganteus) die tot 35 m hoog kan worden en tot 30 cm dikke stengels heeft. Bamboe wordt in uiteenlopende klimaten aangetroffen, van koude berggebieden tot hete, tropische streken. Hij verspreidt zich hoofdzakelijk met zijn wortels, die ondergronds ver kunnen uitgroeien, waarbij ze hier en daar nieuwe stengels boven de grond laten komen. Bamboesoorten groeien vaak heel snel. De snelst groeiende hebben groeisnelheden van bijna een meter per dag. Dit is drie keer zo snel als de snelst groeiende boom. Bamboe uit het geslacht Fargesia is als tuinplant in opkomst omdat deze soorten in een pol groeien en geen lange uitlopers vormen zoals vele andere bamboesoorten. Bloei De meeste bamboesoorten bloeien zelden, maar sommige jaarlijks, waarbij elke afzonderlijke plant niet vaker dan eens per drie jaar bloeit. Ook zijn er soorten waarbij planten in beperkte clusters tegelijk bloeien. Bekend zijn meerjarige soorten die slechts eenmaal of met zeer grote tussenpozen bloeien en dan in een aantal gevallen wereldwijd afsterven. Tussen twee bloeiperiodes van de soort kan zelfs meer dan 150 jaar zitten. Als zo'n soort bloeit, dan bloeit hij in een groot gebied, soms zelfs zo groot als een continent of groter. Het is onbekend of en hoe die planten hun bloei synchroniseren. Na de bloei vindt massale achteruitgang en afsterving van de betreffende bamboesoort plaats. Bloei van Fargesia murieliae De wereldwijde bloei van de Fargesia murieliae en de sterfte van alle volwassen exemplaren in de jaren negentig is goed gedocumenteerd. De eerste waarneming van een bloeiende F. murieliae kwam uit Denemarken in 1975. In 1998 bloeiden er planten in de Kew Gardens, in 1997 en 1998 in de rest van Europa, en in 1998 in het Arnold Arboretum in Massachusetts. Van 1996 tot 2000 was er bloei in het natuurlijke verspreidingsgebied, de beboste bergen van Shennongjia in China. De dood van de planten in de westerse wereld, waarschijnlijk allemaal afstammelingen van Chinese spruiten uit 1905, heeft geleid tot vele selecties van zaailingen. Bloei Fargesia nitida Van circa 2003 tot het najaar van 2009 bloeide in tuinen wereldwijd de Fargesia nitida ("fonteinbamboe"), na een min of meer bloeivrije periode van zo'n 120 jaar. Sinds hun kweek uit Chinees zaad in 1886 hadden ze niet gebloeid. Al in 1993 bloeiden er overigens planten in Groot-Brittannië. Voor een polvormende bamboe betekent bloei een definitief einde. Chinese cultuur Bamboeschilderingen nemen in de Oost-Aziatische kunst een belangrijke plaats in. Als motief worden ze gebruikt als symbool voor bescheidenheid, duurzaamheid, moed en uithoudingsvermogen. In de Chinese cultuur wordt de bloei van bamboe echter gezien als een slecht teken. Bamboe in Chinese schilderingen worden daarom vrijwel nooit afgebeeld in bloeitijd. Reuzenpanda De reuzenpanda leeft vrijwel uitsluitend van bamboe en eet er dan ook grote hoeveelheden van. De reuzenpanda kan het moeilijk krijgen bij de bloei van de belangrijke bamboesoort in zijn leefgebied. Toepassingen Bamboescheuten zijn eetbaar en worden in Aziatische keukens gebruikt. Als materiaal wordt bamboe gebruikt voor onder andere: Bouwsteigers Eet- en drinkgerei (in februari 2021 adviseerde de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) hierover negatief aangezien het meestal voornamelijk uit Melamine bestaat. Producten die voor 100% uit bamboe gemaakt zijn, vormen geen probleem.) Wapens Keukens Meubilair Muziekinstrumenten (zoals bamboefluit, panfluit, angkloeng) Parket Plafonds Speelgoed Raamdecoratie, bijvoorbeeld jaloezieën en rolgordijnen. Tandenborstels Vishengels Wapening in beton Bamboe kan in industriële toepassingen worden gebruikt, in de plaats van hout. Bamboe in tuin-, hout- en bouwtoepassingen Bamboehout is geen echt hout maar bestaat uit geperste bamboevezels. Bamboe is goed te verwerken tot beplanking en plaatmateriaal. Daartoe wordt de reuzenbamboe in lange stroken gezaagd. Om parasieten te verdelgen en om het bamboe buigzaam te maken worden de stroken in water gekookt, waarna ze onder hoge druk op elkaar worden verlijmd. Door meerdere lagen te gebruiken, kan in dikte worden gevarieerd. Door de lagen kruiselings aan te brengen ontstaat een plaat of plank die onder andere beter tegen kromtrekken bestand is. De planken kunnen voorzien zijn van een tand en groef om dienst te doen als tuinafsluiting in een plankenscherm, waarbij x-aantal planken in mekaar worden geschoven of van een infrezing voor montage met clips als terrasplank. Doordat bamboe een snelgroeiende grassoort is, wordt het als ecologisch alternatief beschouwd voor even duurzame terrasplanken in tropisch hardhout. Bamboe verwerkt tot textiel Bamboe heeft te korte vezels, waardoor er niet op natuurlijke manier garen van kan worden gesponnen. Met een chemisch proces kan er viscose van worden gemaakt, waar wel garen van kan worden gesponnen. Bamboe zelf is een milieuvriendelijk product, maar door het chemisch proces is het eindproduct toch niet zo milieuvriendelijk. Bamboe voor interieur Bamboe wordt de laatste jaren steeds meer als duurzaam alternatief gezien voor tropisch hardhout en wordt gebruikt voor meubels en andere gebruiksvoorvoorwerpen in het interieur. Als tuinplant Er bestaat zodevormende oftewel polvormende bamboe, die zich gestaag verbreidt en bamboe die zich vanuit rizomen met uitlopers soms zeer snel uitbreidt. Het snelle type verspreidt zich met een tempo van tientallen centimeters per jaar. Een bamboeplant kan dan alleen verwijderd worden door de wortels uit te graven. Bamboe kan daarmee een ongewenste plant zijn. Er is speciale rizomenbegrenzer in de handel, die als afscheiding ingegraven wordt in de grond, en waarmee woekeren voorkomen kan worden. De zodevormende bamboe, voornamelijk vertegenwoordigd door het geslacht Fargesia, woekert niet of nauwelijks. Uit de zaailingen van Fargesia murieliae is een veelvoud van rassen voortgekomen, waaronder de kleine (tot 1,25 m), compacte F. murieliae 'Little John'. Daarnaast zijn er diverse botanische Fargesia's met goede tuineigenschappen zoals de middelhoge (tot ongeveer 2 m) F. dracocephala 'Rufa' met vosrode schutbladeren om de halmen. Ze zijn alle wintergroen en kunnen goed tegen schaduw en wind. Hout Grassenfamilie Vezelplant
237
https://nl.wikipedia.org/wiki/Auteursrecht
Auteursrecht
Auteursrecht is het inherente recht van de maker of een eventuele rechtverkrijgende van een werk van literatuur, wetenschap of kunst om te bepalen hoe, waar en wanneer en onder welke (juridische) voorwaarden het werk wordt openbaar gemaakt, verveelvoudigd en/of verkocht. Afhankelijk van wat door de rechthebbende is bepaald, hebben anderen die het werk openbaar willen maken, verveelvuldigen of verkopen, verplichtingen tegenover de rechthebbende, tenzij een wettelijk geregelde uitzondering op deze handeling van toepassing is. Het auteursrecht ontstaat van rechtswege in landen die de Berner Conventie (1886) ratificeerden, daaronder België en Nederland. Dit betekent dat een maker het werk van literatuur, wetenschap of kunst niet hoeft te deponeren of te registreren om deze rechten te verkrijgen. Een maker kan de rechten geheel of gedeeltelijk overdragen aan een ander door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst. Afhankelijk van de afspraken verliest de maker economische zeggenschap over het gemaakte werk. Via een gebruiksrecht of ook wel een licentie kan een rechthebbende meer economische zeggenschap behouden. Ook nadat de auteur het auteursrecht heeft overgedragen of licentie heeft verstrekt, kan de auteur zich in sommige gevallen met een beroep op persoonlijkheidsrechten verzetten tegen publicatie. Daarnaast zijn er ook in geval van overdracht van rechten en licenties enkele juridische instrumenten beschikbaar voor de maker om rechten op het werk terug te krijgen. In de situatie waarin een natuurlijke persoon afspraken maakte met een commerciële exploitant, onder de in 2015 aangepaste regels van het auteurscontractenrecht. Het auteursrecht op een werk is een tijdelijk recht om gedurende de beschermingsduur de vruchten te kunnen plukken van het werk. Het recht vervalt bij tijdens iemands leven gepubliceerde werken in de meeste landen na vijftig of zeventig jaar, te rekenen vanaf de 1e januari, na het overlijden van de laatstlevende maker van het betreffende werk. Na deze periode is het werk publiek domein en kan het werk verspreid en aangepast worden zonder dat daarvoor toestemming nodig is van rechthebbende(n). Fundamenteel voor het auteursrecht geldt als meest onderliggende "laag" het niet als zodanig expliciet in de Auteurswet vermeld "vader-" of "ouderschapsrecht" ofwel (Frans) het Droit de paternité. Dit is de bevoegdheid van de maker van een auteursrechtelijk beschermd werk erkenning te verlangen van het feit dat hij of zij de betreffende maker is. Alle andere bevoegdheden in het auteursrecht berusten op die meest onderliggende "laag" of zijn daarvan afgeleid. Geschiedenis Tot de uitvinding van de boekdrukkunst was er niet of nauwelijks sprake van exclusieve rechten op werken van literatuur, wetenschap en kunst. Een van de eerste beeldend kunstenaars die een auteursrechtelijke bescherming voor zijn grafische werk tegen illegaal kopiëren wist te bedingen, was Albrecht Dürer, volgens Dürer zelf sedert 1511, door documenten bewezen sedert 1525. Nadat drukken populair werd, verleenden in Europa diverse "overheden" op verzoek exclusieve druk- en verkooprechten, voor een bepaalde periode, op boeken aan drukkers, op overtreding stond een boete. De drukkerijen maakten afspraken met de auteurs. De Heren Staten van Holland en West-Friesland bijvoorbeeld, verleenden op 16 july 1670 boekverkoper Jacob Meurs te Amsterdam het privilege bij "brieven van octrooy" voor druk en verkoop van het boek "De nieuwe en onbekende Weereld of Beschrijving van America en 't Zuidland" van Arnoldus Montanus. Een regeling uit Groot-Brittannië uit 1710 (The Statute of Anne) erkende, vermoedelijk voor het eerst, dat auteurs, en niet uitgevers, de eerste rechthebbenden moeten zijn. Het hield tevens bescherming in voor kopers van gedrukt werk, in de zin dat uitgevers het gebruik van verkocht werk niet mochten controleren. Ook beperkte het de duur van dergelijke exclusieve rechten. Werken die reeds bestonden ten tijde van de invoering van de Statute of Anne kregen nog 21 jaar exclusiviteit en de werken van na de invoering werden 14 jaar beschermd, waarna het werk of de werken zouden overgaan tot het publieke domein. Door een geleidelijke uitbreiding van het werkingsgebied en de opkomst van de multimedia is het auteursrecht tegenwoordig ook op veel andere zaken van toepassing, zoals toespraken, software, foto's, films, opgenomen muziek, beeldende kunstwerken, bouwwerken en journalistiek werk. Berner Conventie De Berner Conventie (1886) regelde voor het eerst de erkenning van auteursrechten tussen soevereine landen. Onder deze conventie werd auteursrecht automatisch toegekend aan elk creatief werk. De auteur hoeft het niet te laten registreren en hoeft geen aanvraag te doen om de rechten te verkrijgen. Zodra het werk bestaat – dat wil zeggen, geschreven of opgenomen is op een fysiek medium – worden aan de auteur automatisch alle exclusieve rechten voor dat werk en alle afgeleide werken toegekend, tenzij en totdat de auteur expliciet afstand doet van die rechten of totdat het auteursrecht is verjaard. De termijn voor verjaring verschilt van land tot land, maar is onder de Berner Conventie minimaal het leven van de auteur plus 50 jaar. In de Europese Unie geldt een termijn van 70 jaar vanaf het overlijden van de auteur. Wanneer auteursrechten niet tijdens het leven van de maker zijn overgedragen verkrijgen de erfgenamen automatisch het auteursrecht. Er zijn verschillende situaties die de termijn van het auteursrecht kunnen beïnvloeden. Bijvoorbeeld wanneer de maker van het werk anoniem of pseudoniem is, of wanneer een rechtspersoon als maker aangewezen is. In bescherming van auteursrecht werd ook voorzien door de Universele Conventie voor Auteursrecht (1952), maar die conventie is vandaag de dag alleen interessant uit historisch oogpunt — deze conventie is de oorsprong van het ©-teken. In praktisch opzicht heeft dit verdrag zijn betekenis verloren omdat vrijwel alle ooit erbij aangesloten landen nu de (oudere) Berner Conventie hebben geratificeerd. Ook na 1952 zijn verschillende internationale verdragen getekend door veel landen in de wereld die invloed hebben op het auteursrecht. Zo zijn er bijvoorbeeld: De WIPO Copyright Treaty (het WIPO Verdrag met betrekking tot auteursrechten) De WIPO Performances and Phonograms Treaty (het WIPO Uitvoeringen- en Grammofoonplatenverdrag) De Trade Related Aspects of Intellectual Property (TRIPS) (regelt de rechten met betrekking tot handel in intellectuele eigendommen) Basisprincipes van het auteursrecht Auteursrechtelijke bescherming Om auteursrecht te krijgen moet er sprake zijn van een werk. In de jurisprudentie is er een drempel van creativiteit tot het ontstaan van een auteursrechtelijk beschermd werk. Deze drempel is in de Europese Unie gelegd bij de "eigen intellectuele schepping van de maker" Een schepping die te banaal of triviaal is, zal daarom geen werk in de zin van het auteursrecht zijn. Voordat deze toets binnen de Europese Unie is ontstaan, bestonden er in ieder land in de Europese Unie variatie op deze toets. Nederland had bijvoorbeeld de toets "elke schepping met een eigen en oorspronkelijk karakter, dat het stempel van de maker draagt" volgend uit het arrest Van Dale/Romme van de Hoge Raad. Uitsluitend recht De auteursrechthebbende heeft het uitsluitend recht op het werk. Anderen mogen dit in beginsel alleen met voorafgaande toestemming van deze rechthebbende uitoefenen, tenzij er een wettelijk geregelde beperking van toepassing is. Persoonlijkheidsrechten en economische rechten Deze uitsluitende rechten vallen uiteen in morele en/of persoonlijkheidsrechten en vermogensrechten en/of economische rechten. Morele rechten, zoals het recht op naamsvermelding, zijn niet overdraagbaar. Economische rechten daarentegen, zoals het recht op eerste openbaarmaking en het recht op verveelvoudiging (kopiëren) van het werk, zijn wel overdraagbaar, bijvoorbeeld via een onderhandse akte of licentie. Geen verplichting tot registratie Vermelden of een werk auteursrechtelijk beschermd is heeft in verreweg de meeste situaties geen invloed op de beschermde status. Het gebruik van symbool ©, het woord copyright of een zin(snede) zoals dit werk is auteursrechtelijk beschermd heeft daardoor weinig juridische consequenties. Dit type vermelding komt uit de Verenigde Staten, dat pas in 1989 toetrad tot de Berner Conventie. Voordien ontstond auteursrecht in de Verenigde Staten niet van rechtswege en een vermelding als deze was dus noodzakelijk. Het plaatsen van een mededeling omtrent de auteursrechtelijke status is echter zeker niet verboden en kan dus ter informatie van nut zijn voor de consument. Eigen gebruik Het bezitten van een auteursrecht betekent nog niet dat dit recht door de houder onder alle omstandigheden gebruikt mag worden. Afspraken die de houder ervan met anderen heeft, kunnen in de weg staan aan het op een bepaalde wijze of jegens bepaalde derden uitoefenen of gebruiken van dat recht. Het auteursrecht kan worden verpand, mits is voldaan aan de daarvoor geldende bepaaldheidsvereiste. In Nederland wordt dit bijvoorbeeld geregeld in artikel 3:84 lid 2 van het burgerlijk wetboek. Auteursrechten in de Europese Unie Binnen de Europese Unie bestaan er meerdere Europese richtlijnen die invloed hebben op nationale auteurswetten van de lidstaten. Door internationale verdragen als de Berner conventie en de Europese richtlijnen is de nationale wetgeving rondom het auteursrecht in de Europese Unie op hoge mate geharmoniseerd. Duur van het auteursrecht in de Europese Unie De duur van het auteursrecht is in Europa hoofdzakelijk geharmoniseerd door de 'Europese Richtlijn betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten' en de aanpassing daarop in de 'Europese Richtlijn 2011/77/EU. Deze richtlijnen bieden de volgende structuur ten aanzien van de duur van het auteursrecht. Het auteursrecht loopt altijd af op 1 januari volgend op de datum van de berekening. Voor werken van literatuur, wetenschap of kunst waarvan de makers bekend zijn duurt het auteursrecht tot en met 70 jaar na de dood van de laatstlevende maker. Bij meerdere makers van een werk geldt dat het werk van de ene maker niet te onderscheiden moet zijn van het werk van een andere maker. Bij een boek met illustraties kan het auteursrecht op de tekst op een ander moment verlopen dan op de illustraties, wanneer deze door verschillende makers gemaakt zijn. Voor werken waarvan de makers anoniem of pseudoniem zijn duurt het auteursrecht tot en met 70 jaar na eerste rechtmatige openbaring. Deze regel geldt ook wanneer een rechtspersoon is aangemerkt als de maker van een werk. Dit geldt bijvoorbeeld in Nederland voor werken die in dienstverband zijn gemaakt. Wanneer een werk nooit gepubliceerd is gedurende deze periodes krijgt de (rechts)persoon die het werk voor het eerst publiceert 25 jaar bescherming zoals deze onder het vermogensrecht van het auteursrecht beschreven is. Naburige rechten, zoals de rechten van uitvoerend kunstenaars en producers van films en muziek hebben een eigen duur die onafhankelijk van het auteursrecht loopt. Belgisch auteursrecht De basis van de Belgische auteursrechtregeling is sinds 1 januari 2015 Hoofdstuk 2 van Titel 5 van Boek XI van het Wetboek van economisch recht. Daarvoor was het auteursrecht geregeld in de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. De wet beschermt letterkundige werken en kunstwerken. Overeenkomstig de Berner Conventie, waarvan de laatste herziening in België op 25 maart 1999 in een wettekst is omgezet, is de bovenvermelde uitbreiding van het werkingsgebied ook in België gangbaar. België kent een aantal beheersvennootschappen die collectief het auteursrecht beheren voor bepaalde makers, kunstenaars, en artiesten. Nederlands auteursrecht Een voorloper van het Nederlands auteursrecht kwam met de Boekenwet 1803 tot stand. Na het later toetreden tot de Berner Conventie en de Europese Unie is het Nederlands auteursrecht op principes gelijk aan auteursrechten in andere lidstaten van de Europese Unie. Uitzondering hierop zijn de Caribische eilanden Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Deze vormen Caribische openbare lichamen binnen Nederland en hebben een eigen auteurswet: de 'Auteurswet BES', gebaseerd op de Antilliaanse auteursverordening van 1913, die op zijn beurt weer gebaseerd is op de Nederlandse auteurswet van 1912. De Nederlandse Antillen zijn geen onderdeel van het grondgebied van de Europese Unie. Hierdoor krijgt de Auteurswet BES ook veel van de aanpassingen van de Europees Nederlands auteurswet niet mee. Zo kent de Auteurswet BES bijvoorbeeld geen implementatie van het databankenrecht, geen auteurscontractenrecht, en heeft de Auteurswet BES veel minder uitzonderingen en beperkingen. Nederland kent een aantal collectieve beheersorganisaties die collectief het auteursrecht beheren voor bepaalde makers, kunstenaars, en artiesten. Auteursrecht op Aruba De auteursrechtverordening van Aruba is gebaseerd op de Antilliaanse auteursverordening van 1913, die op zijn beurt weer gebaseerd is op de Nederlandse auteurswet van 1912. Arubaans auteursrecht heeft daarmee dezelfde uitgangspunten als de Nederlandse auteurswet in haar oorspronkelijke vorm. Het Arubaans auteursrecht heeft een duur van 50 jaar na de dood van de (laatstlevende) maker. Wanneer er geen maker bekend is duurt deze 50 jaar na eerste openbaarmaking. Voor werken die voor postuum verschenen en werken van overheden en organisaties is dit ook 50 jaar na eerste openbaarmaking. Het auteursrecht op film en fotografische werken is 50 jaar na eerste openbaarmaking. Auteursrecht op Curaçao De auteursrechtverordening van Curaçao is gebaseerd op de Antilliaanse auteursverordening van 1913, die op zijn beurt weer gebaseerd is op de Nederlandse auteurswet van 1912. Auteursrecht op St. Maarten De auteursrechtverordening van St. Maarten is gebaseerd op de Antilliaanse auteursverordening van 1913, die op zijn beurt weer gebaseerd is op de Nederlandse auteurswet van 1912. Auteursrecht in Suriname Het Nederlands auteursrecht en Surinaams auteursrecht liepen gelijk op totdat Suriname in 1954 een land werd binnen het Koninkrijk der Nederlanden en de latere onafhankelijkheid van Suriname in 1975. Net als het Arubaans auteursrecht heeft het Surinaams auteursrecht dezelfde uitgangspunten als het Nederlandse auteursrecht. Auteursrecht in de Verenigde Staten Het rechtsstelsel van de Verenigde Staten van Amerika is gebaseerd op common law, anders dan de continentale rechtstraditie van de meeste Europese landen. Hierdoor verschilt het Amerikaans auteursrecht van de wetgeving die hierboven geïntroduceerd is. Eén van de significante verschillen is dat het Auteursrecht het Fair Use principe kent, waar de Europese unie een vast set met uitzonderingen en beperkingen heeft op het auteursrecht. Een ander significant verschil is dat tot en met 1989 de duur van het Amerikaanse auteursrecht gekoppeld was aan een registratieplicht, terwijl in Europese landen dit veelal niet (meer) van toepassing is. Zie ook: Digital Millennium Copyright Act (DMCA) Copyright Term Extension Act Copyleft De wetgeving op het gebied van auteursrecht heeft sommige bedrijven en organisaties er toe bewogen actie te voeren voor een minder restrictief en 'vrijer' auteursrechtenbeleid. Noemenswaardig zijn YouTube van Google, Facebook en Jimmy Wales van de Wikimedia Foundation. Deze beweging wordt ook wel de Free Culture-beweging genoemd. Enkele belangrijke spelers in deze beweging zijn onder meer Creative Commons (Nederlandse tak "Open Nederland"), die eigen regels voor licenties aanbiedt die auteurs op hun werk kunnen gebruiken, de Amerikaanse Electronic Frontier Foundation EFF en Wikimedia Foundation. In Nederland ondersteunen Bits of Freedom en Wikimedia Nederland deze manier van denken. Literatuur (o.a.) Het kopijrecht, 16de tot 19de eeuw - aanleidingen tot en gevolgen van boekprivileges en boekhandelsusanties, kopijrecht, verordeningen, boekenwetten en rechtspraak in het privaat-, publiek- en staatsdomein in de Nederlanden, met globale analoge ontwikkelingen in Frankrijk, Groot-Brittannië en het Heilig Roomse Rijk, uitg. Walburg Pers, Zutphen (2004); hierin m.b.t. de betreffende periode en de totstandkoming van de wet van 1817 Deel III, Hoofdstuk 5 Boekenwetten tijdens het Soeverein Vorstendom van de Verenigde Nederlanden en het Koninkrijk der Nederlanden, 1813-1817 - Het ontwerp Wenckebach/Blussé de Jonge (pp. 391–450). Zie ook Nationale wetgeving Auteursrecht (Nederland) en Auteurswet (Nederland) Auteursrecht (België) Artikelen over aanverwante rechten en uitzondering op het auteursrecht Beeldrecht Citaatrecht Databankenrecht Panoramavrijheid Persoonlijkheidsrechten / morele rechten Recht op afbeelding (België) Portretrecht (Nederland) Richtlijn inzake auteursrechten in de digitale eengemaakte markt Verwante thema's Copyfraud Copyleft Copyrightteken Intellectueel eigendom Plagiaat Publiekdomeindag Externe links Nederlandse auteurswet Overzicht van lengte van auteursrecht in div. landen Actualiteiten rondom Auteursrecht op IE-Forum.nl Veel voorkomende vragen over het Nederlands auteursrecht Website development en eerlijke handelspraktijken in België Belgische Dienst voor de Intellectuele Eigendom: Auteursrecht JAM - De Journalisten Auteursrechtenmaatschappij verdedigt in België de belangen van de journalisten Auteursrechtenorganisatie SABAM België
239
https://nl.wikipedia.org/wiki/Caves%20%28bier%29
Caves (bier)
Caves (uitgesproken als "kavès", met de klemtoon op de laatste lettergreep, de "s" wordt ook uitgesproken) is een Belgisch geuze-achtig bier. Het wordt in opdracht van de vzw Gilde "Heren van Lier" gebrouwen door Brouwerij Verhaeghe Vichte te Vichte. Geschiedenis Caves kent een lange geschiedenis van successen maar ook van teloorgang. Het is van oorsprong een bier uit de 17de eeuw. De allereerste vermelding in de annalen van de stad Lier is 1688. In de 18de eeuw was het een van de belangrijkste bieren, maar rond 1880 is het bier verdwenen. Lange tijd waren er twee soorten Caves: een gele, die slechts eenmaal geweekt werd en een lichtblonde, tweemaal geweekte. De eerste had een alcoholpercentage van 11,7% en was bestemd voor plaatselijk verbruik te Lier. De tweede was dunner en diende voor verbruik buiten Lier. Deze laatste werd Gentse Caves genoemd. De Gilde 'Heren van Lier' besloot in 1976 terug Caves te laten brouwen. Sindsdien is het volop terug te vinden in de streek van Lier, waar het een streekspecialiteit is. Het voert dan ook als ondertitel 'Het bier van Lier'. "In principe" mag Caves enkel in Lier geschonken worden en in de eigen cafés van de brouwerij Verhaeghe in Vichte. De Heren van Lier houden aan deze regel en indien er uitzondering dient gemaakt te worden om welke reden ook, wordt een beetje Lierse grond op de tapplaats uitgestrooid. In 2012 werd vastgesteld dat ook in Oostende Caves geschonken werd. Om dit te officialiseren werd Lierse grond uitgestrooid op de tapplaats. Het bier Caves is een amberkleurig bier van hoge gisting van 5,8%. Het bier wordt gebrouwen van gerst, tarwe en hop, zonder kleurstoffen of conserveermiddelen en zonder toevoeging suikers. Volgens Alphonse Swartelee, brouwmeester en bierhistoricus, zou Caves van alle heden gebrouwen bieren, waarschijnlijk het meest het middeleeuws bier benaderen: zoet en zuur. Anderzijds is het zeker dat de huidige Caves sterk afwijkt van de oorspronkelijke, zowel qua kleur - de oorspronkelijke was lichtblond of geel - als qua alcoholpercentage. De oorspronkelijke Caves werd niet alleen met tarwe en gerst, maar ook met haver gebrouwen. Externe links Officiële website van de brouwerij Website van de Heren van Lier Zie ook Lijst van Belgische bieren Lijst van biermerken Lijst van Belgische brouwerijen Lijst van Belgische bierfirma's Belgisch biermerk Lier (België)
240
https://nl.wikipedia.org/wiki/Computer
Computer
Een computer is een apparaat waarmee gegevens volgens formele procedures (algoritmen) kunnen worden verwerkt. Meestal wordt met het woord computer een elektronisch, digitaal apparaat bedoeld, maar er bestaan ook mechanische en analoge computers. Daarnaast kan een computer in verschillende talstelsels zoals het decimale (tientallige) of binaire (tweetallige) stelsel werken. De huidige computers werken altijd in het binaire stelsel. De genoemde procedures liggen vast in een of meer programma's, software genoemd, die door de gebruiker gewisseld kunnen worden. Zijn de programma's niet verwisselbaar, dan spreekt men niet over een computer maar over een controller of processor. Oorspronkelijk werd het Engelse woord computer gebruikt om iemand mee aan te duiden die gecompliceerde berekeningen uitvoerde, met of zonder mechanische hulpmiddelen – vergelijk ook de Duitse term voor computer: Rechner (rekenaar) en de Afrikaanse en niet-ingeburgerde Nederlandse term voor computer: rekenaar. Moderne computers worden voor veel meer gebruikt dan alleen wiskundige toepassingen. Ook veel administratieve en financiële taken worden aan de computer opgedragen, het Franse woord voor computer was eerst calculateur of rekenaar en evolueerde naar ordinateur, letterlijk iets wat ordent en regelmaat aanbrengt. De wetenschap die tegelijk met de ontwikkeling van de computer is ontstaan, is de informatica. Computers zijn in te delen in een aantal types. Zo zijn er supercomputers, mainframes (of grote computers), minicomputers, desktops, laptops en kleine mobiele apparaten zoals smartphones en tablets. Naar toepassing zijn er ook de categorieën server en spelcomputer. Sinds de grote opkomst van de computer worden zij ook gebruikt voor de opslag en verwerking van informatie (internet) en amusement. Bij de moderne productie worden computers geïmplementeerd om machines mee te besturen en om processen mee aan te sturen, bijvoorbeeld bij de assemblage van auto's door robots. Doorgaans wordt hiervoor een programmable logic controller (PLC) gebruikt. Door de verregaande miniaturisering en snelheidsvergroting is het steeds vaker mogelijk functionaliteit die voorheen in hardware werd aangebracht softwarematig te implementeren. Het grote voordeel van een dergelijke ontwikkeling is dat achteraf functionaliteit kan worden toegevoegd. In 1980 introduceerde IBM zijn personal computer: de IBM-PC. Dit in navolging van eerdere initiatieven, zoals de Altair 8800, Tandy TRS-80, Apple II en Commodore PET-computers en de homecomputers. De IBM-compatible pc vormde echter uiteindelijk de standaard (met tegenwoordig als enige uitzondering de Mac), nadat vele fabrikanten de computer goedkoop kloonden en zodoende het ontwerp standaardiseerden. Inmiddels speelt de pc in het dagelijks leven van veel mensen een essentiële rol. Opbouw | Enkele besturingssystemen: DOS GNU/Linux BSD Mac OS macOS OS/400 Unix Windows CP/M RISC OS VMS Google Chrome OS |} De opbouw van de computer is voor te stellen in lagen. De elektronica waaruit de computer grotendeels bestaat wordt meestal aangeduid met hardware (dat overigens in het Engels een veel bredere betekenis heeft). Om deze hardware aan te sturen wordt een computer bij het opstarten automatisch geladen met de meest basale software, die nodig is om onder andere de schijfconfiguratie te bepalen, en om te bepalen van welke schijf het besturingssysteem moet worden geladen. Deze laag wordt ook wel firmware genoemd, en staat in de pc-wereld bekend als BIOS. Op andere platforms heeft deze code een andere naam, bijvoorbeeld microcode in een IBM System i, MacROM op de Apple Macintosh en Open Firmware op de latere Macs. Na het laden van deze firmware is de computer gereed om een besturingssysteem te laden. En op de huidige Intelmacs wordt er gebruikgemaakt van EFI, de opvolger van de BIOS. De kern van het besturingssysteem heeft als belangrijkste functies het beheren van het werkgeheugen, het verdelen van de processortijd, het beheren van het interne gegevenstransport, het uitvoeren van programma's, en het verzorgen van een of meer invoer- en uitvoermechanismen. Het besturingssysteem voorziet daarnaast de computer van een werkomgeving waarin allerlei faciliteiten ter beschikking worden gesteld. De meningen lopen uiteen over wat een besturingssysteem moet bevatten, zo vindt Microsoft dat een webbrowser ingebakken moet zijn, vindt Sun dat een JVM onontbeerlijk is, en vindt IBM dat OS/400 een ingebouwde database moet hebben. In ieder geval bevat een besturingssysteem faciliteiten om het vaste geheugen (harddisks) te beheren, en om programma's uit te voeren. De scheiding tussen functies van een besturingssysteem en de onderdelen van de applicatiesoftwarelaag is dus vaag. Onder applicatiesoftware wordt verstaan de programmatuur die wordt gemaakt of aangeschaft om de specifieke functies uit te voeren waarvoor de computer is aangeschaft. Denk hierbij aan boekhoudprogramma's, tekstverwerkers, CRM-software, salarisadministratie en verkoopsystemen, maar ook aan webservers, printerdrivers en allerlei andere hulpprogramma's. Hardware | Interne hardware: de voeding een moederbord een processor het geheugen de harde schijf de schijf- of RAID-controller cd-/dvd-speler en brander een USB-controller een videocontroller een geluidscontroller een netwerkcontroller met eventueel wifi en/of Bluetooth een interne modem een FireWire-controller SD-controller Mogelijke externe hardware: monitor toetsenbord muis printer scanner externe modem luidsprekers microfoon webcam USB-stick SD-kaart |} Onder hardware wordt verstaan "alle tastbare onderdelen in en aan de computer". Er wordt onderscheid gemaakt tussen interne en externe hardware. Interne hardware zit in de behuizing van de computer. Externe hardware (randapparatuur) wordt aangesloten op een van de poorten op de computer. Veel hardware wordt volgens bepaalde standaarden gemaakt, vooral binnen het segment van de pc. Regelmatig wordt een standaard vervangen door een verbeterde versie, waardoor oudere apparatuur niet altijd meer uitwisselbaar is met nieuwere. Dit kan een reden zijn om een computer volledig te vervangen. De historie kent enkele voorbeelden van verouderde hardware. Diskette - een opslagapparaat dat bestaat uit een dunne schijf van een flexibele magnetische opslagmedium met een harde plastic hoes die de schijf beschermt van deuken. Iomega ZIP drive - een opslagsysteem voor verwisselbare schijven, geïntroduceerd door Iomega in 1994. Pc Een voorbeeld uit de praktijk van de pc: de muis werd in de jaren 80 meestal aangesloten op de seriële poort en de printer op de parallelle poort. Beide poorten konden ook gebruikt worden om te communiceren met een andere computer. De aansluiting voor de muis en het toetsenbord zijn later vervangen door de PS/2-interface. Tegen het einde van de jaren 90 werden muizen uitgerust met een USB-verbinding. Ook de printer, die de afgelopen jaren sterk verbeterd is, werkt tegenwoordig meestal via een USB-poort, hoewel sommige printers ook nog op de parallelle poort aangesloten kunnen worden. Muizen die op de seriële poort aangesloten kunnen worden, zijn tegenwoordig een zeldzaamheid. Communiceren met andere computers gebeurt tegenwoordig bijna uitsluitend in netwerken, met ook hier weer een beperkt aantal standaarden. Overige architecturen Andere architecturen dan de pc (zoals de Sun SPARC, IBM RS/6000 of SGI), hebben vaak eigen standaarden. Ook deze zijn uiteraard aan verandering onderhevig. Wel ziet men steeds vaker dat standaarden geharmoniseerd worden en dat apparatuur daardoor met vrijwel alle typen computers kan werken. Een voorbeeld hiervan is de USB. Het overwicht van de Intel-architectuur betekende ook dat voor veel computermerken Intel de de facto-standaard werd. Zo werd in 2006 voor het eerst een Apple Macintosh op de markt gebracht met een Intel x86-gebaseerde-architectuur en is de Intel-architectuur bij SUN, HP en IBM de leiding aan het nemen. Geschiedenis Mechanische computers De geschiedenis van de computer begint met de geschiedenis van het rekenen. Vanouds hebben mensen hulpmiddelen ontwikkeld voor berekeningen die niet gemakkelijk uit het hoofd gemaakt konden worden, zoals de kerfstok en het telraam (abacus). Toen de behoefte aan berekeningen steeds complexer werd ontwikkelde men tabellen met hulpgegevens (bijvoorbeeld logaritmetabellen als hulp bij het vermenigvuldigen). Ook de rekenliniaal was een uitvinding om het rekenen makkelijk te maken. Als er zeer veel gerekend moest worden werden veel mensen ingezet. Deze zaal met rekenaars werd dan ook aangeduid met het woord computer. In het Verenigd Koninkrijk waren naar aanleiding van de koloniale scheepvaart veel centra met menselijke computers ontstaan. Deze maakten tabellen die voor navigatie konden worden gebruikt. Ook in andere gebieden vonden deze tabellen gretig aftrek, zoals de astronomie. Charles Babbage, een wiskundige, vroeg zich af of de tabellen niet machinaal gegenereerd konden worden. Hiervoor bedacht hij in 1822 de "differentiemachine" (differential engine): een concept voor een machine die tabellen van veeltermen kon uitschrijven. De machine werkte mechanisch en de tandwieltechniek was nog niet geavanceerd genoeg om tot een goed resultaat te komen. Verder veranderde Babbage steeds het ontwerp van de machine. Aldus kwam hij in 1833 met de "analytische machine" (analytical engine). Deze machine zou met invoer vanaf ponskaarten wiskundige bewerkingen kunnen uitvoeren. Deze machine wordt algemeen gezien als het concept van de computer, maar is nooit gebouwd. Wel zijn er (nog tot in de tweede helft van de twintigste eeuw) vele mechanische rekenmachines gebouwd en gebruikt. Een van de eerste ontwerpen (1645) was van de hand van Blaise Pascal. Omdat deze machines niet programmeerbaar waren, noemt men ze in het algemeen geen computer. Pas in 1938 bouwde de Duitse fysicus Konrad Zuse de eerste computer, de Z1. Ook Zuses machine werkte nog mechanisch, maar Zuse had het zichzelf een stuk eenvoudiger gemaakt door van het binaire stelsel gebruik te maken. Enkele jaren later bouwde Zuse de eerste volledig functionele elektromechanische computer, de Z3. Elektronische computers Door de Tweede Wereldoorlog kreeg de ontwikkeling van computers een snelle vlucht. In het Verenigd Koninkrijk werd van de Colossus gebruikgemaakt om Duitse geheime codes te kraken, onder andere die van de Enigma-codeermachine. De Colossus was de eerste elektronische computer, gebruikmakend van elektronenbuizen. De eerste computer in de VS was de ENIAC, die enkele klaslokalen in beslag nam. De eerste computer in Nederland was de ARRA bij het Mathematisch Centrum. De eerste computer in een commerciële omgeving was de Miracle, een Ferranti Mark I bij het Shell-laboratorium in Amsterdam. In de periode dat het permanente geheugen (de harde schijf) nog niet algemeen bestond, was het invoeren van gegevens of programma's in een computer vrij moeizaam. Dit gebeurde oorspronkelijk met schakelaartjes en ponsband, nog iets later met ponskaarten, en in een nog later stadium met magneetbanden. De computers in de jaren 1950-1980 waren vooral mainframes: zeer grote computers, waar honderden tot duizenden gebruikers gelijktijdig op konden werken. Vooral banken en verzekeringsmaatschappijen gebruikten zulke mainframes op grote schaal. De mainframe was verbonden met de gebruikers via een simpele applicatie op een bureaucomputer (vroeger ook wel via een zogenaamde domme terminal). De mainframe is met de komst van de kleine computers nog niet volledig uitgestorven en wordt nog steeds gebruikt door professionele instellingen. De bekendste bouwer van mainframes is IBM. Miniaturisatie Met de enorme ontwikkeling van de elektronica en de halfgeleiders, toegepast in transistoren, kon de computer veel kleiner en sneller worden. Later werden de transistors geïntegreerd in een geïntegreerde schakeling. De microprocessor is zo'n geïntegreerde schakeling. Hoewel microprocessor-gebaseerde computers zoals de Commodore PET (Personal Electronic Transactor) en de Apple II al vanaf het midden van de jaren zeventig opgang deden, was de IBM PC uit 1981 het eerste systeem dat expliciet met de naam personal computer op de markt werd gebracht. De pc werd steeds goedkoper en gemakkelijker te gebruiken waardoor steeds meer bedrijven en huisgezinnen er een kochten. De ontwikkelingen gaan voort, zakenmensen gebruiken veelal een laptop om met hun computer op stap te gaan. De steeds verdere miniaturisering leidde ertoe dat de kleine personal digital assistant (pda) met steeds meer mogelijkheden in beeld kwam. De computers die inmiddels gebruikt worden zijn vaak kleine mobiele apparaten zoals smartphones en tablets. Ook veel apparaten zoals wasmachines, auto's, digitale camera's en dergelijke bevatten tegenwoordig een computer om allerlei zaken te regelen, deze worden dan meestal een ingebed systeem of – in het Engels – embedded system genoemd. Computertoepassingen Tegenwoordig worden computers op het werk veelal aangesloten op een computernetwerk, waarbij verschillende gebruikers met een eigen pc gebruikmaken van software en data die op een centrale opslagplaats (server) zijn opgeslagen. Voor het ophalen van bestanden van internet wordt meestal een breedbandverbinding gebruikt en in een heel enkel geval nog een modeminbelverbinding. Breedbandverbindingen zijn naast goedkoper ook vele malen sneller dan inbelverbindingen. Een voorbeeld van een breedbandverbinding is: computernetwerk, een router, die is gekoppeld aan een breedbandinternetverbinding zoals DSL, kabel, E1, T1 of glasvezel. In het geval van een groot computernetwerk wordt vaak gebruikgemaakt van een proxyserver om de gegevens van het internet te "filteren". Een toepassing van computers die nog sterk in opkomst is, is die van de kunstmatige intelligentie, die toegepast wordt in onder andere computerspellen en de robotica. Thuis worden computers veel gebruikt om computerspellen te spelen, informatie via internet op te zoeken en voor communicatie door middel van e-mail, chatten en internetforums. Ook telefoneren via het internet is tegenwoordig in opkomst. Een veelgebruikte applicatie hiervoor is Skype. De huidige generatie computers is ook uitstekend te gebruiken om digitale foto- en videobestanden te bewerken. Veel mensen gebruiken de computer ook voor correspondentie, hun administratie of als mediacenter voor het afspelen van muziek of bekijken van foto's. Zie ook Computerarchitectuur Computerkast Computernetwerk Computers van A tot Z Hobby Computer Club IBM PC-compatibel Informatica Laptop Lijst van computerpioniers Mini-pc Moederbord Personal computer Server Singleboardcomputer Literatuur Charles Petzold, Code. The Hidden Language of Computer Hardware and Software, 2022. ISBN 0137909101 (tweede, herziene editie) Externe link Website met computertermen
243
https://nl.wikipedia.org/wiki/Computernetwerk
Computernetwerk
Een computernetwerk is een systeem voor communicatie tussen twee of meer computers. De communicatie verloopt via netwerkkabels of via een draadloos netwerk. In de netwerktopologie worden fysieke en logische topologieën onderscheiden. Men spreekt van een LAN in het geval van lokale plaatsgebonden bekabeling waarop computers binnen één gebouw of een campus aangesloten worden en een WAN wanneer er sprake is van verbindingen over grotere afstanden. Het lagenmodel Voor computernetwerken is TCP/IP het meest gebruikte communicatie protocol, met op de derde laag het internetprotocol (IP) en op de vierde laag het Transmission Control Protocol (TCP) van het OSI-model. Toepassingslaag: Op deze laag bevinden zich de communicatieprotocollen die rechtstreeks uitgewisseld worden met de applicatie zoals een e-mail-programma of een webbrowser. Voorbeeld: HTTP, FTP, ODBC, SMTP, Telnet Presentatielaag: Op deze laag bevinden zich onder andere compressie- en versleutelingsprotocollen. Voorbeeld: IPsec, IPComp, CCP Sessielaag: Op deze laag wordt de communicatiedialoog onderhouden tussen de twee communicatiepartners, door het opzetten en verbreken van de sessie. Voorbeeld: NetBIOS, NetBEUI PPTP, Apple Talk Transportlaag: Op deze laag wordt de volgordelijkheid van de afzonderlijke gegevenspakketten bewaakt. Voorbeeld: TCP, UDP, SPX Netwerklaag: Op deze laag wordt de route-informatie over de IT-infrastructuur afgehandeld, zodat de gegevenspakketten op de juiste wijze gerouteerd kunnen worden door zogenaamde routers. Voorbeeld: IP, IPX Datalinklaag: Op deze laag vindt Protocol multiplexing, mediumtoegang en de fysieke addressing (MAC) plaats. Voorbeeld Ethernet (IEEE802.3), ARCNET (IEEE802.4), Token Ring (IEEE802.5), WiFi (IEEE802.11) Fysieke laag: deze laag definieert de binaire transmissie en de elektrische of optische specificaties van het transportsignaal, alsmede de fysieke specificaties van het transportmedium. Voorbeeld: 10BASE-T, 100BASE-TX, 1000BASE-T, 10GBASE-T. Topologieën Point-to-point - Twee computers communiceren 1:1 via een seriële- of netwerkkabel of een bluetooth-verbinding. Toepassing: tijdelijke 1:1 verbindingen t.b.v. overzetten van data en bediening op geringe afstand Voordeel: Eenvoudig te realiseren Nadeel: Maximaal 2 computers per netwerk Bus - Alle computers op één kabel. Toepassing: ethernet en ARCNET over coaxkabel (beide in onbruik geraakt) Voordeel: Eenvoudig te realiseren en meer dan twee computers per netwerk mogelijk Nadeel: gevoelig voor fysieke onderbrekingen, aangezien slechts twee computers tegelijkertijd met elkaar kunnen communiceren wat een relatief hoge toegangstijd tot gevolg heeft (zie ook: CSMA/CD) Ster - Alle computers hebben een kabel naar een centraal punt. Toepassing: telefoonnetwerken en glasvezel netwerken op districtniveau Voordeel: iedere eindpunt apparaat (computer, telefoon, etc.) heeft de volledige bandbreedte van de kabel ter beschikking Nadeel: vereist veel bekabeling Ring - De computers zijn met elkaar verbonden en vormen samen een ring. Toepassing: Token Ring-netwerken (populair in de jaren-1980, echter volledig in onbruik geraakt) Voordeel: ten tijde van de introductie: robuust en snel (ten opzichte van het toenmalige 10Mbps Ethernet en het 2,5Mbps ARCNET) Nadeel: kabeltechnisch complex, omdat de ring redundant moest zijn werd deze fysiek uitgevoerd als een stervormige dubbele ring Zie ook Voor algemene info over netwerken zie netwerk (algemeen) Voor info over thuisnetwerken, zie thuisnetwerk en zeroconf
244
https://nl.wikipedia.org/wiki/Communicatie
Communicatie
Communicatie is een activiteit waarbij levende wezens betekenissen uitwisselen door op elkaars signalen te reageren. Het Latijnse woord communicare slaat terug op "iets gemeenschappelijk maken". Deze pagina behandelt de interactie tussen mensen, maar er bestaat ook diercommunicatie en plantencommunicatie. Communicatie is behalve een sociale activiteit, ook het resultaat van het contact: de optelsom van wederzijdse betekenisgevingen, ook wel communicatie-effect genoemd. De betekenis van verschillende vormen van communicatie is vaak voor uitleg gebonden aan de culturele omgeving waarin zij plaatsvindt. Woorden én daden Bij communicatie wordt informatie met elkaar gedeeld door middel van geluid (zoals bij spraak en toon) en vorm (zoals beeld, symboliek en tekst). Het contact omvat ook handelingen want door gedrag worden eindeloos veel betekenissen kenbaar gemaakt. De impact van (on–)bewuste daden kan heel groot zijn bij betekenistoekenning: non-verbale communicatie kan zelfs de doorslag geven boven doelbewust gekozen woorden en symboliek. Denk aan de (on–)geloofwaardigheid van een gesprekspartner die beweert dat hij niet nerveus is, maar wel zweet en trilt. Gedrag moet hier ruim worden uitgelegd: zo kunnen architecten door middel van een bouwwerk mensen imponeren of juist op hun gemak stellen. De keuze voor de plaats en de gebruikte beweging of stijl, geweld, mode, muziek en mimiek zijn slechts enkele voorbeelden die met communicatief handelen c.q. gedrag te maken hebben. Ook door geur, warmte, licht, kleur, intonatie, smaak en zelfs door pauzes of door te zwijgen kan men betekenissen versturen en indrukken verkrijgen. Omdat er niet zoiets bestaat als anti-gedrag, is het onmogelijk om niet te communiceren, stelde de psycholoog Watzlawick vast. Specifieke kenmerken van het communicatieproces Communicatie is een circulair proces waarin gemakkelijk misverstanden ontstaan. De vijf axioma's van Paul Watzlawick kunnen helpen dit complexe proces te begrijpen: Het is onmogelijk om niét te communiceren: alle gedrag is communicatie, ook wie onverschillig is of elke betrokkenheid ontkent, bedrijft hiermee communicatie (wegkijken, niets terugzeggen). Elke communicatie omvat een inhouds- en een betrekkingsniveau: wat er overkomt wordt beïnvloed door de relatie. Elke communicatie is afhankelijk van de interpretatie van gebeurtenissen: als partijen oorzaak en gevolg van elkaars interactie verschillend uitleggen (“Nee, jíj begon ermee”). Mensen communiceren zowel digitaal (via cijfers, letters, woorden en taal) maar ook analoog (zoals via toonzetting, stijl en gebaren). Elke communicatie is symmetrisch of complementair (aanvullend): men is uit op gelijkheid of men benadrukt juist verschillen (machtsverschil). Andere aspecten De essentie van communicatie is dat een of meer zenders en ontvangers binnen een zekere tijdsduur geregeld van rol wisselen en daarbij betekenissen aan elkaar overdragen. Communicatie kan bewust en onbewust of subliminaal verlopen; het gaat om beurtelings zenden en ontvangen. Dit informatieverkeer draait in wetenschappelijke modellen (die doorgaans voortborduren op het wiskundige werk van Shannon en Weaver) om de boodschap. Soms wordt ook het beoogde of bereikte effect in zo'n model tot uitdrukking gebracht. Het contact verloopt via een kanaal, een technisch medium (zoals een website of tamtam), intermenselijk (face-to-face, zoals bij praten, dansen of zoenen) of via een intermediair (een derde persoon zoals een tolk of bemiddelaar). Van onrechtstreekse communicatie kan ook sprake zijn als de communicatie in twee of meer stappen verloopt, bijvoorbeeld via opinieleiders. Telefonie en chatten zijn voorbeelden van synchrone communicatie, waarbij actie en reactie elkaar direct opvolgen. Bij bijvoorbeeld een ingezonden brief is de interval in het contact groter, ook wel asynchrone communicatie genoemd. De term feedback wordt in dit verband gebruikt voor de terugkoppeling of reactie op een communicatie-initiatief. Het bekendste basismodel dat een communicatieproces uitbeeldt bevat als elementen een zender die een boodschap via een medium naar een ontvanger stuurt die daar vervolgens feedback op geeft. Omdat het een mechanistisch model is dat oorspronkelijk voor telefonie is ontwikkeld, ligt er veel nadruk op termen als coderen van informatie door de zender (input) en het decoderen ervan door ontvangers. Omdat communicatie veeleer een sociaal dan een technisch proces is, is meer nadruk komen te liggen op betekenisgeving en uitleg. Een zender probeert iets over te dragen en ontvangers interpreteren dat ieder op hun eigen wijze. Storingen in het contact, miscommunicatie, noemt men vanuit het technische perspectief ruis. Ruis kan van buiten komen (zoals storing door lawaai) of door interne factoren (elkaars taal niet kunnen lezen of verstaan). Communicatie is van een puur technische benadering ook een populair studieobject geworden in de sociale wetenschappen die meer op zoek zijn naar vitalistische en dynamische aspecten ervan. Omdat zender en ontvanger vermoedelijk nooit voor de volle 100% hetzelfde eindbeeld overhouden is communicatie ook weleens satirisch gedefinieerd als "Zo dicht mogelijk langs elkaar heen praten". Vormen van ondersteunende communicatie Communicatie is juist vanwege de vele technieken die iemand moet kunnen beheersen niet altijd vanzelfsprekend. Er worden voor ondersteunende communicatie 4 verschillende vormen onderscheiden. Motorisch/visuele communicatie: handgebaren, mimiek, lichaamshouding, gebarentaal Grafisch-visuele communicatie: schrift, plaatjes, picto's Ruimtelijk-tactiele communicatie: braille, spraak-voel methode Akoestisch-auditieve communicatie: spraak, morse, tamtam Informeren en communiceren Kenmerk van het contact bij communicatie is de twee- of meerzijdigheid ervan. Op bijvoorbeeld een aanleiding volgt een vraag, een antwoord, er komt een tegenreactie, enzovoort. De reactie kan van een eenling komen, maar ook van een publiek. De communicatie eindigt als de wisselwerking stopt. Zolang er sprake is van (een poging tot) eenrichtingsverkeer dan noemen we het doorgaans informeren. De meeste boodschappen die worden verstuurd of uitgezonden komen nooit aan. Gegevens veranderen pas in informatie zodra ze zijn geïnterpreteerd. Een onbegrijpelijk bord bevat weliswaar signalen, maar als die betekenisloos zijn, is er geen sprake van informatieverwerking. Alleen in theorie is het negeren van informatie een communicatie-effect. Communicatie en informatie worden vaak als synoniem gebruikt in zinnetjes als: "Wil jij dit even naar de doelgroep toe communiceren?". Men spreekt dan al van communicatie als nog onzeker is of informatie ooit zal aankomen, nog afgezien van hoe deze wordt begrepen en verwerkt. Als de ontvanger, bijvoorbeeld de lezer van een boek, niet in contact staat met de auteur wordt het contact eenzijdig genoemd. Van twee- of meerzijdigheid is sprake bij enige vorm van respons c.q. feedback. Er kan een grote afstand in tijd of ruimte zijn tussen het verzenden en ontvangen van een boodschap: als iemand reageert op het werk van een overleden cineast wordt dit alleen nog op metaniveau als "communicatie" betiteld. Schaalniveaus van communicatie Ten aanzien van communicatieprocessen worden acht niveaus onderscheiden: Interculturele communicatie: tussen groepen en personen met een verschillende culturele achtergrond. massacommunicatie: bij een amorfe verzameling van mensen. publiekscommunicatie: bij grote ongestructureerde groepen. organisatiecommunicatie: bij grote gestructureerde groepen. groepscommunicatie: bij kleine gestructureerde groepen. interpersoonlijke communicatie: bij dyadische relaties (duorelatie). intrapersoonijke communicatie: binnen het individueel centraal zenuwstelsel. machinecommunicatie: bij technische artefacten (constructies, verschijnselen, bijvoorbeeld computergestuurde reacties). Zie ook Communicatiemodel Model voor narratieve communicatie Gesprekstechniek Media Sociologie
245
https://nl.wikipedia.org/wiki/Cuba%20%28land%29
Cuba (land)
Cuba, formeel de Republiek Cuba (Spaans: República de Cuba), is een land in het Caribisch Gebied, bestaande uit het eiland Cuba, Isla de la Juventud en ruim 4000 kleinere eilanden. Cuba wordt in het noorden begrensd door de Golf van Mexico en de Atlantische Oceaan, in het oosten door de Windward Passage, in het zuiden door de Caribische Zee en in het westen door de Straat Yucatán. Het land is sinds de revolutie van 1959 officieel een marxistisch-leninistische staat en wordt sinds april 2018 bestuurd door Miguel Diaz-Canel, secretaris-generaal van de Communistische Partij van Cuba. Het land is opgedeeld in vijftien provincies en één speciale gemeente: het eiland Isla de la Juventud. Geschiedenis In de Precolumbiaanse tijd werd Cuba bewoond door de Taíno en de Ciboney. Het eiland was vernoemd naar hun belangrijkste godheid, van de naam van deze godheid is ook het woord 'cubanacan' afgeleid, dit betekent 'centrale plaats'. In 1492 ontdekte Christoffel Columbus het eiland. Diego Velázquez de Cuellar begon in 1511 met de verovering van Cuba en het land werd een Spaanse kolonie. Binnen honderd jaar waren de meeste indianen gestorven, waarna de Spanjaarden overgingen tot het importeren van slaven uit Afrika. In tegenstelling tot de rest van Spaans-Amerika wist Spanje Cuba tot aan het einde van de 19e eeuw te behouden. In 1898 werd het land na de Spaans-Amerikaanse Oorlog veroverd door de Verenigde Staten, die het land in 1902 formele onafhankelijkheid verleenden. Cuba bleef echter tot 1934 een Amerikaans protectoraat en ook daarna behielden de Amerikanen een vinger in de pap, en grepen ze meerdere malen militair in. Nadat Fulgencio Batista in 1952 voor de tweede keer dictator van het land werd, begon de revolutionair Fidel Castro een opstand. Deze mislukte en Castro werd veroordeeld tot 15 jaar celstraf. In 1955 kwam Castro vrij als gevolg van een generaal pardon en ging hij in ballingschap in Mexico en de Verenigde Staten. In 1956 keerde hij met een kleine groep getrouwen terug. Dit keer was zijn opstand succesvoller, en op 1 januari 1959 wist Castro de macht over te nemen. Castro ontpopte zich tot communist waardoor zijn land in aanvaring kwam met de Verenigde Staten, die in 1960 een embargo instelden. Een jaar later vond de mislukte invasie in de Varkensbaai plaats, waarbij tegenstanders van Castro met Amerikaanse steun de regering uit het zadel probeerden te lichten. Cuba zocht hierop toenadering tot de Sovjet-Unie, wat in 1962 leidde tot de Cubacrisis, toen er Sovjet-raketten op Cuba geplaatst werden. Op het laatste moment bereikten de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten een akkoord, waardoor de Sovjetraketten van het eiland werden verwijderd. Als tegenprestatie moesten de Verenigde Staten hun atoomraketten uit Turkije verwijderen. Drie jaar later richtte Castro de Communistische Partij van Cuba (PCC) op, die de enig toegestane partij werd. Geografie Het land Cuba bestaat uit 4.195 eilanden met een gezamenlijke oppervlakte van 110.992 km². Het grootste hiervan is het hoofdeiland Cuba, met een lengte van 1250 kilometer en een breedte van 191 km. Dit is tevens het grootste eiland in de Caribische Zee, en ongeveer twee en een half keer zo groot als Nederland. Het hoofdeiland wordt omringd door talrijke kleinere eilanden waarvan het Isla de la Juventud (ten zuiden van het hoofdeiland) het grootste is. Het hoofdeiland is overwegend vlak. In het oosten (Oriente) bevinden zich twee gebergtes. De Sierra Maestra, waarin de Pico Turquino met 1974 meter het hoogste punt van het land is, ligt tegen de zuidelijke kust. Meer naar het noorden bevindt zich het Nipe-Sagua-Baracoa massief met als hoogste punt de Pico Cristal (1231 m). Het massief strekt zich uit van Mayari tot Maisí.Twee andere heuvelachtige regio's zijn de Sierra del Escambray (of Sierra de Trinidad) in het Centrale gedeelte en de Sierra de los Órganos (of de Vallei van Viñales) in het westen. Aan de noordkant wordt het land van west naar oost begrensd door de Golf van Mexico, Straat Florida en de Atlantische Oceaan, die Cuba scheiden van de Verenigde Staten en de Bahama's. Aan de oostkant wordt het van het eiland Hispaniola gescheiden door de Windward Passage. Aan de zuidkant ligt de Caribische Zee, dat Cuba scheidt van onder andere Jamaica en de Kaaimaneilanden. Aan de westkant wordt Cuba door de Straat Yucatán gescheiden van het Mexicaanse schiereiland Yucatán. De grootste stad en eveneens de hoofdstad is Havana (La Habana), gelegen aan de noordkust van Cuba. Andere grote steden zijn Santiago de Cuba aan de zuidkust en Camagüey in het centrum van het eiland. Klimaat Cuba ligt ten zuiden van de Kreeftskeerkring en heeft een tropisch klimaat. Dit wordt gematigd door de zeewinden waardoor er eerder sprake is van een subtropisch klimaat. Het regenseizoen loopt van mei tot oktober. Het droge seizoen loopt van november tot april. De gemiddelde temperatuur bedraagt 21°C in januari en 27°C in juli. Het orkaanseizoen valt samen met het natte seizoen, met een hoogtepunt in de maanden september, oktober en november. Regelmatig wordt Cuba getroffen door orkanen en tropische stormen. Sinds 2000 werd vooral grote schade aangericht door orkaan Charley (2004), orkaan Ike (2008), orkaan Sandy (2012) en orkaan Irma (2017). Een historisch zware tropische storm, el Derecho, ging in maart 1993 ter hoogte van Havana aan land en zorgde voor bijzonder veel schade in de hoofdstad. Biodiversiteit De flora van Cuba omvat 9107 soorten planten als de koningspalm, Pinus cubensis, Begonia cubensis, Copernicia humicola en Coccothrinax yunquensis. Melocactus zoals de Melocactus matanzanus en Opuntia zoals de Opuntia stricta kenmerken de cactusfamilie op Cuba. Cuba kent een aantal endemische soorten Passiflora, Magnolia, en Bromelia. Kenmerkend voor Cuba zijn de soorten Orchis zoals de Brassavola. Brassavola maculata, Brassavola caudata en Bletia florida zijn enkele soorten Orchis op Cuba. De fauna van Cuba omvat enkele soorten zoogdieren zoals de almiqui (familie solenodons), de Cubaanse hutia, diverse soorten vleermuizen en walvisachtigen. Cuba heeft 402 soorten vogels als de Cuba-amazone, de Cubaanse trogon en de bijkolibrie. Op Cuba leven 64 soorten anolissen zoals Anolis allisoni, de onechte kameleon en de ridderanolis. Daarnaast leven er vele andere reptielen als de Cubaanse dwergboa, de ruitkrokodil of Cubaanse krokodil en de Cubaanse rotsleguaan. Cuba heeft 263 natuurreservaten; ongeveer 22% van landoppervlakte van Cuba is beschermd als natuurreservaat. Ongeveer 30% van Cuba is begroeid met bos; vergelijkbaar met rond de 40% in de Dominicaanse Republiek. Tropisch regenwoud, nevelwoud, droge bossen met Caribische pijnbomen, mangrove en moeras-vegetatie zijn de verschillende eco-systemen die vallen binnen die definitie van 30% oppervlakte Cubaanse bossen. In 2006 was Cuba het enige land in de wereld dat aan de WWF-definitie van duurzame ontwikkeling voldeed; met een ecologische voetafdruk van minder dan 1,8 hectare per hoofd van de bevolking en een Index van de menselijke ontwikkeling van meer dan 0,8 voor 2007. Demografie Taal De officiële taal in Cuba is Spaans. Het Spaans dat in Cuba wordt gesproken valt onder het Caraïbisch-Spaans en vertoont daarmee sterke overeenkomsten met het Spaans dat wordt gesproken op Puerto Rico en de Dominicaanse Republiek. Zoals in bijna alle landen in Spaanstalig Amerika, kent ook Cuba het Spaanse persoonlijk voornaamwoord vosotros (jullie) niet, daarentegen wordt ustedes gebruikt (U meervoud). Vergeleken met het standaard Spaans, zijn er verder ook duidelijke verschillen in uitspraak en woordenschat. De uitspraak van de 'j' ligt dichter bij de 'h' dan de 'g', zoals gebruikelijk in standaard Spaans. De 'll' wordt vaak uitgesproken als 'dj'. Ook wordt de 's' vaak niet uitgesproken. Estamos wordt bijvoorbeeld vaak uitgesproken als e'tamo'''. Cuba kent ook het Seseo; de 'c' en 'z' worden uitgesproken als de 's', in tegenstelling tot de in Spanje gebruikelijke Engelse 'th'. De woordenschat is ook beïnvloed door Taíno woorden en woorden uit Afrikaanse talen. De Taíno taal komt het meest naar voren in plaatsnamen zoals Camagüey. Religie De meeste inwoners van Cuba zijn katholiek, hoewel de staat officieel atheïstisch is na de revolutie. Naast het katholicisme wordt de santería gepraktiseerd door met name de Afro-Cubaanse bevolking. Het protestantisme bereikte Cuba in de 18e eeuw vanuit de Verenigde Staten. Cuba kent ook kleine joodse gemeenschappen en enkele moslims en baha'i. Andere maatschappelijke gegevens 44,7% van de beroepsbevolking is vrouw. Daarvan heeft 33,5% een leidinggevende of organiserende functie. In het Cubaanse parlement is 36% vrouw, 16% van de Staatsraad, 18% van de ministers en 23% van de staatssecretarissen. Elke werkende vrouw kan een jaar lang met zwangerschapsverlof. 85% van de Cubaanse gezinnen betaalt geen huur voor hun huis. 95% van het grondgebied heeft elektriciteit. 95% van de energie wordt opgewekt uit fossiele brandstoffen. Vluchtelingen De uittocht uit Cuba, die hoofdzakelijk is gebaseerd op ontevredenheid met de politieke en economische gang van zaken op het eiland. Meer dan een miljoen Cubanen van alle sociale klassen zijn naar de Verenigde Staten vertrokken. Anderen zijn naar Spanje, Canada, Mexico, Zweden en andere landen gegaan. Het is nog steeds standaard dat van de meeste vluchtelingen alle eigendommen door de Cubaanse overheid in beslag worden genomen. De Cubanen die het eiland verlaten hebben zijn met name naar Miami, Florida gegaan. Economisch doen de Cubaanse Amerikanen met een jaarlijks gezinsinkomen van $37.700 het iets beter dan de rest van de Hispanics ($35.600), maar minder dan blanke niet-Hispanics ($48.074). Het is wel zo dat Cubaanse Amerikanen die in de Verenigde Staten zijn geboren het economisch een stuk beter doen ($50.000) dan de Cubanen die op Cuba zijn geboren ($33.800). Ook qua onderwijs doen de Cubaanse Amerikanen het beter dan de overige Hispanics, maar ook hier minder dan blanke niet-Hispanics. Tevens zien we hier ook dat die op Cuba zijn geboren het minder doen dan die in de Verenigde Staten zijn geboren. De emigratie die direct na de Cubaanse Revolutie plaatsvond was met name die van de (m.n. blanke) boven- en middenklasse en leidde mede tot een demografische wijziging in geboortecijfers en etniciteit. In 1994 kwamen Cuba en de Verenigde Staten in de Clinton-Castro akkoorden overeen dat de emigratie naar de VS beperkt zou worden. Volgens deze overeenkomst verstrekt de VS een vast aantal (20.000 sinds 1994) visums aan Cubanen die willen emigreren. Human Rights Watch heeft kritiek geuit op de Cubaanse restricties op emigratie en Cuba beschuldigd kinderen in "gijzeling" te houden om te voorkomen dat Cubanen in het buitenland overlopen.U.S.-Cuba Policy: Betraying Friends for Fool's Gold In de loop der tijd hebben duizenden Cubanen getracht om via de Straat Florida de Verenigde Staten te bereiken. Een groot aantal is dat gelukt, maar er zijn schattingen dat er tussen de 30.000 en 40.000 Cubanen overleden zijn tijdens een poging het eiland te ontvluchten. Inmiddels reist men liever via Mexico. Op 5 augustus 1994 gingen in Havana honderden Cubanen de straat op, uit protest tegen de onderschepping van vier vluchtelingenboten door de Cubaanse autoriteiten. De demonstratie tegen de regering, in de volksmond El Maleconazo genoemd, werd binnen enkele uren door de politie bedwongen. Afschaffing Carta Blanca Op 14 januari 2013 werden de beperkingen op het uitreizen opnieuw opgeheven. De Carta Blanca, de toestemming van de Cubaanse overheid om het land te mogen uitreizen, werd afgeschaft. De meeste Cubanen kunnen voortaan vrij gemakkelijk hun land verlaten. Er zijn wel beperkingen voor militairen en beoefenaars van enkele beroepen die belangrijk zijn voor het land (zoals dokter). Voortaan moeten Cubanen alleen nog een visum aanvragen bij het land waar ze naartoe wensen te reizen. Aanvankelijk werd deze nieuwe wet (wet 302 van 16 oktober 2012) met de nodige scepsis onthaald. Dissidente Cubanen, waaronder Yoani Sanchez bijvoorbeeld, waren van mening dat het noodzakelijke paspoort voortaan de nieuwe hindernis zou vormen. Maar nadat een aantal bekende dissidenten vrij het land konden uit- en inreizen, waaronder Sanchéz, is gebleken dat deze kritiek geen grond meer had. Dit wil niet zeggen dat de Cubanen vanaf 2012 massaal hun land gingen verlaten. Voor een deel komt dit door de verstrenging van de voorwaarden die gesteld worden door de gastlanden. Na het wegvallen van de barrière van de verplichte Carta Blanca zijn de gastlanden minder gemakkelijk geworden in het verlenen van een visum en passen de geldende visumvoorwaarden nauwgezetter toe. Overheid en politiek Staatsinrichting De Grondwet van 1976, die Cuba definieert als een socialistische republiek, werd vervangen door de grondwet van 1992, die wordt geleid door de ideeën van José Martí, Marx, Engels en Lenin. De grondwet beschrijft de Communistische Partij van Cuba als de "leidende kracht van de samenleving en van de staat". De eerste secretaris van de Communistische Partij van Cuba is tegelijkertijd voorzitter van de Raad van State (voorzitter van Cuba) en voorzitter van de Raad van Ministers (soms aangeduid als premier van Cuba). De leden van beide raden worden gekozen door de Nationale Assemblee van de Volksmacht. De president van Cuba, die ook wordt gekozen door de Algemene Vergadering, dient voor vijf jaar en er is geen limiet aan het aantal termijnen van het presidentschap. Het Hooggerechtshof van Cuba is de hoogste rechterlijke macht van de overheid. Het is ook kans om in beroep te gaan tegen de beslissingen van de provinciale rechtbanken. Het parlement van Cuba is de Nationale Assemblee van de Volksmacht (Asamblea Nacional de Poder Popular). De 609 leden dienen voor een termijn van vijf jaar De Assemblee komt tweemaal per jaar bij elkaar. De kandidaten voor de Assemblee worden goedgekeurd door een openbaar referendum. Alle Cubaanse burgers ouder dan 16 die niet zijn veroordeeld voor een strafbaar feit kunnen stemmen. Artikel 131 van de Grondwet bepaalt dat het stemmen moet "door middel van vrije, gelijke en geheime stemming". Artikel 136 luidt als volgt: "Afgevaardigden of gedelegeerden moeten meer dan de helft van het aantal geldige stemmen die zijn uitgebracht krijgen in de kiesdistricten om verkozen te worden." Het stemmen gebeurt door middel van geheime stemming en de stemmen worden geteld in het openbaar. Genomineerden worden gekozen op lokaal bijeenkomsten met meerdere kandidaten voor het verkrijgen van goedkeuring van de verkiezing commissies. In de daaropvolgende verkiezingen is er slechts een kandidaat per zetel, die een meerderheid moet krijgen om gekozen te worden. Voor geen enkele politieke partij is het toegestaan om kandidaten voor te dragen, maar de Communistische Partij van Cuba heeft zes partijcongresvergaderingen gehouden sinds 1975. In 2011 verklaarde partij dat zij 800.000 leden heeft, en de vertegenwoordigers van de partij hebben over het algemeen ten minste de helft van de zetels in de Raad van State en de Nationale Assemblee. De overige posities worden ingevuld door de kandidaten zonder een partij. Andere politieke partijen krijgen internationaal geld, terwijl activiteiten in Cuba door oppositiegroepen minimaal zijn. Bestuurlijke indeling Cuba is verdeeld in vijftien provincies (provincias). De gemeente Isla de la Juventud valt buiten de provinciale indeling en vormt een speciale gemeente (municipio especial). De provincies zijn ingedeeld in gemeenten (municipio''), waarvan achttien met meer dan honderdduizend inwoners. Buitenlandse betrekkingen De Verenigde Staten hebben sinds de jaren zestig een embargo tegen Cuba ingesteld, en de verhoudingen tussen Cuba en de Verenigde Staten zijn zeer slecht. Over het algemeen zijn betrekkingen tussen Cuba en andere westerse landen iets beter, hoewel deze nog steeds slecht zijn. De afgelopen 16 jaar is het embargo van de Verenigde Staten met een absolute meerderheid veroordeeld door de leden van de Verenigde Naties. De Verenigde Staten houdt echter vast aan het ingestelde embargo. In het laatste decennium heeft Cuba de banden met Latijns-Amerikaanse landen, waaronder met Bolivia, Brazilië en vooral met Venezuela, aangehaald. Onder leiding van president Obama verlichtte de VS in april 2009 de sancties. Zo werden de sancties dat Cubaanse Amerikanen hun familie op Cuba op kunnen zoeken, en dat deze geld en cadeaus kunnen overmaken naar familie op Cuba, verlicht. In persoonlijke brieven riep paus Franciscus president Obama en diens collega Castro op de strijdbijl te begraven, waarna vertegenwoordigers van beide landen in het geheim aan onderhandelingen in het Vaticaan begonnen, met als uitkomst dat Obama in december 2014 aankondigde dat de Verenigde Staten en Cuba hun relatie zouden gaan normaliseren. Het Amerikaanse beleid om Cuba te isoleren had na vijftig jaar afgedaan. Met de beleidswijziging worden de diplomatieke contacten hersteld, verschillende beperkingen op reizen en financiële transacties opgeheven en worden export- en handelsbeperkingen versoepeld. Obama zal het land wel blijven aanspreken op het gebrek aan mensenrechten en democratie op het eiland. De Verenigde Staten openden op 20 juli 2015 een ambassade in Havana en op dezelfde dag ging de Cubaanse ambassade in Washington open. De Amerikaanse president Obama noemde in december 2014 de paus 'de bemiddelaar' tussen hem en Raul Castro. Ook de aartsbisschop van Havana, Ortega, speelde een belangrijke rol bij de toenadering. Mensenrechten De Cubaanse overheid wordt regelmatig bekritiseerd vanwege het schenden van de mensenrechten. Mensenrechtenorganisaties rapporteren willekeurige gevangenname, marteling, gewetensgevangenen en oneerlijke procesgang. Dissidenten worden door de overheid lastiggevallen. Hoewel de Cubaanse regering in 2001 een moratorium op de doodstraf heeft ingesteld, werd een uitzondering gemaakt voor schuldigen aan moord tijdens een gewapende kaping in 2003. En hoewel de Cubaanse grondwet vrijheid van meningsuiting kent, worden wetten ter bescherming van nationale veiligheid of het verbieden van 'vijandelijke propaganda' misbruikt om dissidenten achter de tralies te krijgen. Amnesty International en Human Rights Watch maken melding van gewetensgevangenen. De Cubaanse regering staat het Rode Kruis de toegang tot haar gevangenissen niet toe, en ook Amnesty International is niet welkom op Cuba. Op de jaarlijkse ranglijst van persvrijheid van Verslaggevers Zonder Grenzen stond Cuba in 2008 op de vier na laatste plaats; alleen Myanmar, Turkmenistan, Noord-Korea en Eritrea staan nog lager. Er worden echter vraagtekens gezet bij deze cijfers en de cijfers van Amnesty International. Oxfam-Solidariteit kwam in 2006 met een rapport waarin staat dat de schending van mensenrechten door Cuba sterk wordt overdreven. Dit zou gevoed worden door een lobby van de Amerikaanse regering tegen Cuba. Onderwijs Cuba heeft een alfabetiseringsgraad van 99,8%. De Universiteit van Havana werd in 1728 opgericht, daarnaast zijn er ook een aantal gerenommeerde hogescholen en universiteiten. Castro creëerde een geheel door de staat beheerd systeem en verbood privé-instellingen. De leerplicht geldt van zes jaar tot het einde van de basis voortgezet onderwijs (meestal 15 jaar), en alle studenten ongeacht leeftijd of geslacht dragen schooluniformen met de kleur die aangeeft in welke klas ze zitten. Het lager onderwijs duurt zes jaar, het voortgezet onderwijs is verdeeld in basis en aso-onderwijs (B)/ vwo-onderwijs (NL). Het hoger onderwijs wordt verzorgd door universiteiten, hogescholen, hogere pedagogische instituten, en hogere polytechnische instituten. Het Cubaanse ministerie van Hoger Onderwijs heeft een schema voor het onderwijs op afstand, en biedt regelmatig 's middags en 's avonds cursussen voor arbeiders op het platteland. Onderwijs heeft een sterke politieke en ideologische nadruk, en van studenten wordt na verloop van tijd verwacht dat zij betrokkenheid hebben bij de doelstellingen van Cuba. Cuba biedt door de staat gesubsidieerd onderwijs voor een beperkt aantal buitenlanders bij de Latijns-Amerikaanse School van Geneeskunde. Het Hoger Instituut voor Technologie en Technische Wetenschappen is een Cubaanse onderwijsinstelling die studenten voorbereidt op het gebied van nucleaire en milieuwetenschappen. Het is de enige instelling in Cuba dat de mogelijkheden tot het studeren van deze gebieden biedt, ook is het een van de weinige onderwijsinstellingen in Latijns-Amerika die deze studies biedt. Het hoofdkantoor bevindt zich in Havana, binnen het grondgebied van de "Quinta de los Molinos". Gezondheidszorg Cuba heeft een universele gezondheidszorg en hoewel er een tekort is aan medische voorzieningen, o.a. door het embargo van de Verenigde Staten, is er geen tekort aan medisch personeel. De primaire zorg is beschikbaar in het hele eiland en de cijfers van kindersterfte en moedersterfte zijn vergelijkbaar met die van ontwikkelde landen. Na de revolutie had Cuba in eerste instantie last van de algemene verslechtering op het gebied van ziekte en kindersterfte in de jaren 60, toen de helft van de 6.000 artsen in Cuba het land verliet. Maar Cuba herstelde zich in de jaren 80. De communistische regering beweerde dat de universele gezondheidszorg een prioriteit is van de staat en dat voortgang wordt gemaakt op het platteland. Net als de rest van de Cubaanse economie leed de Cubaanse medische zorg aan ernstige materiële tekorten na het einde van de Sovjet-subsidies in 1991, gevolgd door een aanscherping van het embargo van de VS in 1992. Cuba heeft de hoogste arts-bevolking verhouding in de wereld en heeft duizenden artsen naar meer dan 40 landen over de hele wereld gestuurd. Volgens de VN is de levensverwachting in Cuba 78,3 jaar (76,2 voor mannen en 80,4 voor vrouwen). Daarmee staat Cuba op de 37e plek in de wereld en 3e op het Amerikaanse continent, alleen Canada en Chili scoren beter op het Amerikaanse continent en Cuba staat net voor de Verenigde Staten. De kindersterfte in Cuba daalde van 32 kindersterfte per 1.000 levendgeborenen in 1957, tot 10 in 1990-1995. De kindersterfte in de periode 2000-2005 was 6,1 per 1000 levend geborenen (tegenover 6,8 in de Verenigde Staten). Cultuur Muziek De muzikanten uit Cuba waren lange tijd onopgemerkt, maar vanaf ongeveer 2000 is de Cubaanse muziek een herkenbare en wereldwijd bekende stroming. Auto's De auto's (die indertijd vanuit de Verenigde Staten werden geïmporteerd) worden omwille van wettelijke redenen op privébezit zo lang mogelijk rijdend gehouden. Vele originele onderdelen, zoals de motor, zijn moeilijk verkrijgbaar en worden door alternatieven vervangen. Zo rijden vele oude auto's rond op 1,6 liter motoren van onder andere Hyundai. Deze historische wagens maken deel uit van het beeld dat wij hebben van Cuba. Naast Amerikaanse auto's uit de jaren 50 en 60 rijden er ook nog veel Lada's, Volga's en Moskvitsj's rond uit het tijdperk van de samenwerking met de Sovjet-Unie. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw is Cuba zeer afhankelijk van de inkomsten afkomstig uit het toerisme. De overheid importeert er dan ook de nodige moderne wagens die verhuurd worden aan toeristen die een rondrit wensen te maken. De letter van de nummerplaat duidt aan wie de eigenaar is. Nummerplaten met een P zijn eigendom van particulieren (doorgaans de oudste Amerikaanse modellen of oude Russische auto's). Nummerplaaten met een B zijn eigendom van de overheid; dit zijn oudere vrachtwagenmodellen, vaak uit het Sovjet-tijdperk maar soms ook afgedankte bussen uit westerse landen, verder ook moderne Chinese touringcars die gebruikt worden om toeristen rond te leiden. Nummerplaten beginnend met een T worden verhuurd aan toeristen en zijn doorgaans nieuwe moderne wagens met airconditioning. Nummerplaten met een D worden door diplomaten (ambassade) gebruikt. Economie Economische basis Cuba is jarenlang een belangrijke suikerproducent geweest. Direct na de Tweede Wereldoorlog schommelde de productie van suiker tussen de 5 en 6 miljoen ton op jaarbasis en dit was toen ongeveer een vijfde van het wereldtotaal. In het begin van de jaren vijftig was het aandeel van suiker in de totale exportwaarde meer dan 80%. De gehele economie stond in het teken van de rietsuiker; verspreid over het hele land waren talrijke suikerfabrieken en distilleerderijen te vinden. Veel mensen vonden hier ook werk, maar het grootste deel was seizoensarbeid. De mensen waren maximaal zo'n vijf maanden per jaar aan het werk met het snijden van het riet en daarna vielen de inkomsten weg. Tabak was het op een na belangrijkste product. De Cubaanse industrie was voornamelijk gericht op de verwerking van agrarische producten. Tijdens de oorlog stegen de prijzen voor de agrarische producten fors, maar de afhankelijkheid van de Verenigde Staten nam ook toe. Dit land was veruit de belangrijkste handelspartner van Cuba. Het nationaal inkomen per hoofd van de bevolking was in 1947 zo'n US$ 246, fors lager dan in de Verenigde Staten waar in 1947 het inkomen op US$ 1410 per hoofd lag. Fidel Castro lanceerde eind jaren 60 een plan om 10 miljoen ton suiker te produceren in 1970. Het doel werd niet bereikt, maar de oogst van 8 miljoen ton dat jaar was de hoogste ooit. Veel suiker werd verkocht aan de Sovjet-Unie en andere socialistische landen tegen gunstige prijzen die boven de wereldmarktprijs lagen. Na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 vervielen deze gunstige exportregelingen en sindsdien staat ook de productie van suiker onder neerwaartse druk. In de vijf jaren tussen 2016/17 en 2020/21 lag de gemiddelde suikerproductie op 1,4 miljoen ton, waarvan de helft werd geëxporteerd. Cuba's economie is sterk afhankelijk van geldovermakingen. Sigaren, nikkel, salsamuziek, suiker, rum en geneeskundigen zijn de bekendste exportproducten van Cuba. In 2008 werd er het meest uitgevoerd naar Canada, China en Venezuela. Nederland stond op de vierde plek van exportlanden. Toerisme Toerisme is belangrijk voor de economie en vormt de derde grootste bron van buitenlandse deviezen. De belangrijkste twee toeristische kernen zijn Varadero en Guardalavaca. Varadero is gebouwd op een 20 km lang schiereiland met een breedte tussen de 0,5 en 2,29 km en is een van de grootste badplaatsen van het Caribisch gebied. Hier staan de meest luxueuze hotels van het land. Het gebied was tot februari 2008 praktisch afgesloten van de gewone Cubaan. De Cubanen die er werken hebben het veel beter dan de gewone Cubanen (onder andere door fooien in harde deviezen). Havana ligt op 150 km van Varadero en naast de vaste dagelijkse busdiensten worden er ook georganiseerde uitstappen van Varadero naar Havana aangeboden. In de hoofdstad zijn er ook zeer goede hotels en de stad is goed afgestemd op het ontvangen van de toeristen. De andere belangrijke steden hebben ook wel accommodaties maar zijn minder goed georganiseerd om toeristen te ontvangen. Het comfortniveau van de hotels ligt er meestal lager. Voor excursies zijn de beschermde natuurgebieden leerrijk en aantrekkelijk. Liefhebbers van ornitologie kunnen op Cuba talrijke vogelsoorten observeren. 25 vogelsoorten zijn endemisch zoals de Cubaanse trogon en de bijkolibrie. De papegaai Cuba-amazone staat symbool voor de Cubaanse biodiversiteit. 9107 soorten planten en 17801 soorten gewervelde en ongewervelde diersoorten zijn door de Cubaanse overheid beschreven. Er zijn verschillende mogelijkheden om in het land rond te reizen. In de grotere centra kan men terecht voor busreizen. Een taxi of huurauto behoort tot de mogelijkheden en om langere afstanden te overbruggen kan men terecht bij de binnenlandse luchtvaartmaatschappijen. De toeristische sector is haast helemaal in handen van de overheid. Toch zijn er ook mogelijkheden om bij Cubanen thuis te overnachten: in casas particulares, vergelijkbaar met een b&b. Daarnaast zijn er Cubanen die een vergunning hebben om in huis een klein restaurantje uit te baten: een paladar. Onder onafhankelijke toeristen blijft Cuba daarom een populaire bestemming. Zie ook Cuba van A tot Z Lijst van oorlogsmonumenten in Cuba Externe links Nationale website van Cuba Website van de Cubaanse Ambassade in Nederland Voormalige kolonie van Spanje
246
https://nl.wikipedia.org/wiki/ChristenUnie
ChristenUnie
De ChristenUnie (afgekort: CU) is een Nederlandse politieke partij en heeft een christelijk-sociale signatuur. Historie De ChristenUnie is op 22 januari 2000 opgericht na de politieke fusie tussen het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) en de Reformatorische Politieke Federatie (RPF). Sinds 31 januari 2000 bestaat er formeel een fractie van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Deze fractie is samengesteld uit de leden van de voormalige fracties van de RPF en het GPV. Sinds de verkiezingen van 1989 hielden de fracties al gezamenlijke vergaderingen. De op een na laatste fractievoorzitter van het GPV, Gert Schutte, heeft na de totstandkoming van de fusie afscheid genomen van de politiek. Hij werd de resterende maanden van het bestaan van een zelfstandig GPV vervangen door Eimert van Middelkoop. Op de vacante zetel kwam Arie Slob. 2002-2003 Lijsttrekker bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002 was Kars Veling. Tegen de verwachtingen in verloor de ChristenUnie een zetel. Omdat Tineke Huizinga-Heringa met voorkeurstemmen werd gekozen, verdween - naast Dick Stellingwerf en Slob - ook het Kamerlid Eimert van Middelkoop uit de Kamer. In de aanloop naar de verkiezingen in januari 2003 besloot het ChristenUnie-bestuur dat Veling zich niet nogmaals kandidaat mocht stellen omdat daar te "weinig draagvlak" voor zou zijn. De manier waarop dit gebeurde zorgde voor veel onrust binnen de partij. Veling werd uiteindelijk opgevolgd als partijleider door André Rouvoet. Slob keerde in plaats van Veling weer terug in de Kamer. Bij de Kamerverkiezingen van 22 januari 2003 verloor de ChristenUnie nog een zetel. Ook nu werd Huizinga-Heringa weer met voorkeurstemmen gekozen, waardoor Leen van Dijke niet werd verkozen. Ondanks dit verlies mocht de ChristenUnie samen met de SGP voor een korte tijd meepraten over de vorming van een nieuw kabinet, maar VVD en CDA kozen er uiteindelijk voor om met D66 in zee te gaan. Dit leidde tot de vorming van het kabinet-Balkenende II. 2003-2006 In de oppositie wist de ChristenUnie zich duidelijk te profileren. Rouvoet viel op door zijn debatstijl en inhoud. In 2003 won hij de Thorbeckeprijs voor politieke welsprekendheid. In 2004 koos de parlementaire pers hem tot politicus van het jaar. Echte bekendheid bij een breder publiek kreeg hij door zijn aanvoerende rol in het tegenkamp bij het referendum over de Europese Grondwet. Huizinga wist zichzelf en de partij vooral te profileren op het thema vreemdelingenbeleid en integratie. Daarover botste zij regelmatig met minister Rita Verdonk. De ChristenUnie zelf lanceerde door toedoen van Henk van Rhee, directeur van het partijbureau, de zogeheten Permanente campagne. In samenwerking met (christelijke) organisaties werden verschillende acties opgezet, waarbij ook een inhoudelijk punt werd gemaakt. Er was onder andere een actie waar ex-drugsverslaafden demonstreerden tegen het gedoogbeleid en een rolstoelbasketbalwedstrijd tussen Bekende Nederlanders en het paralympisch team. Bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2006 zag de ChristenUnie haar toenemende populariteit vertaald worden in een overwinning. 2006-2010 Na de val van het kabinet-Balkenende II op 30 juni 2006 regeerde het kabinet-Balkenende III van 7 juli 2006 tot 22 februari 2007. Er vonden vervroegde verkiezingen op 22 november 2006 plaats. Hierbij boekte de ChristenUnie winst en kwam uit op zes zetels: een verdubbeling. Er werd direct na de verkiezingsuitslag gesproken over mogelijke regeringsdeelname van de partij. De ChristenUnie kwam naar voren als een partij die als derde coalitiegenoot voor een meerderheidsregering kon zorgen. Deze optie kwam opnieuw in beeld op 11 december 2006, nadat kabinetsonderhandelingen tussen het CDA, de PvdA en SP waren mislukt. Ondertussen groeide het aantal leden gestaag door. Begin januari 2007 trokken de onderhandelaars zich terug op het landgoed Lauswolt in Beetsterzwaag. Daar werd de kiem gelegd voor de vorming van het nieuwe kabinet. Op 6 februari 2007 werd bekend dat de fracties van CDA, ChristenUnie en PvdA hadden ingestemd met het conceptregeerakkoord van het toen nog toekomstige kabinet-Balkenende IV. Rouvoet en Wouter Bos werden vicepremier. Slob nam het fractievoorzitterschap van Rouvoet in de Tweede Kamer over die minister voor Jeugd en Gezin werd. Senator Van Middelkoop werd minister van Defensie. Huizinga werd staatssecretaris op het ministerie van Verkeer en Waterstaat. De plaatsen van Rouvoet en Huizinga in de Tweede Kamer werden ingenomen door Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink en Ed Anker. Rouvoet noemde in een speech als belangrijkste bijdrage van de ChristenUnie aan het kabinet: herstel van sociale samenhang en gemeenschapszin een duurzamer omgang met de schepping de rol van het gezin als plek waar essentiële waarden worden overgedragen op kinderen een andere manier van kijken naar de liberale praktijk op het gebied van abortus en euthanasie een positieve, maar realistische rol voor Nederland in Europa en in internationale veiligheidsvraagstukken. Het nieuwe kabinet-Balkenende IV, dat op 22 februari 2007 werd beëdigd, kreeg van de oppositie al bij voorbaat het verwijt dat het met de deelname van de ChristenUnie Nederland 'vertrutte' en 'naar spruitjes begon te ruiken'. Dit beeld leek door enkele incidenten versterkt te worden. Zo maakte de lokale ChristenUnie in Utrecht zich bezorgd over een reclameposter waarop een dame in gouden bikini was te zien. De VVD had veel kritiek op Rouvoet, omdat die het Elektronisch Kinddossier invoerde, in een poging om, indien noodzakelijk, sneller te kunnen ingrijpen bij dreigende kindermishandeling. De VVD vond het belachelijk dat in de dossiers van jeugdzorg ook de mogelijkheid bestaat om te registreren of een kind schaamhaar heeft (om de lichamelijke ontwikkeling van een kind te kunnen schatten). Deze mogelijkheid bestond overigens al jaren. De ChristenUnie beschouwde dit soort verwijten als "libertijnse karikaturen". Als minister raakte Van Middelkoop beschadigd door enkele uitlatingen in de media. Zo kreeg hij veel kritiek toen hij zei dat hij "heel blij" was dat hij de militaire dienstplicht had kunnen ontlopen. Ook Huizinga-Heringa had het zwaar als staatssecretaris. Zij had te maken met enkele lastige dossiers, zoals de invoering van de OV-chipkaart en nieuwe taxitarieven. Rouvoet kreeg van de oppositie het verwijt te weinig voor elkaar te krijgen op het terrein van jeugd en gezin. SGP-voorman Bas van der Vlies vond dat de ChristenUnie in het kabinet te weinig liet horen op het gebied van abortus en euthanasie. De reacties uit de achterban waren positiever. Bijna gedurende de hele periode stond de ChristenUnie op een lichte winst in de peilingen. Op 1 januari 2008 telde de ChristenUnie 27.683 leden, het hoogste aantal sinds haar ontstaan. Tijdens de kabinetsperiode botste vooral het CDA met de PvdA. De ChristenUnie zag zich daarbij graag als bruggenbouwer. Op haar beurt had de partij ook een paar aanvaringen, vooral met de PvdA. De grootste rel was waarschijnlijk toen Jet Bussemaker, staatssecretaris op VWS, in een brief aan de Kamer namens het kabinet liet weten embryoselectie toe te staan. Na protest van de ChristenUnie daartegen kwam ze erop terug. Als een paar winstpunten van de kabinetsdeelname van de ChristenUnie noemde Rouvoet: "Opvang voor tienermoeders is een serieus alternatief voor abortus geworden, naast adoptie, maar dat kon altijd al. De beschermwaardigheid van het leven is in het beleid opgenomen. Er kwam een generaal pardon voor uitgeprocedeerde asielzoekers. We hebben het (program)ministerie van jeugd en gezin gekregen, een grote wens van ons. Wij kunnen niet ontevreden zijn". Na een lange periode van conflicten binnen het kabinet, onder andere over het rapport van de Commissie-Davids, viel het kabinet door een meningsverschil over de voortzetting van de legermissie in Uruzgan uiteindelijk op 20 februari 2010. De PvdA was pertinent tegen deze missie. De ChristenUnie ging tot 14 oktober 2010 samen met het CDA tot de verkiezingen in een demissionair kabinet verder. Huizinga werd minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Rouvoet kreeg de portefeuille onderwijs erbij en Van Middelkoop de portefeuille Wonen, Wijken en Integratie. 2010-2017 Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 3 maart 2010 daalde het aantal zetels van de ChristenUnie van 339 naar 330. In gemeenten waar de ChristenUnie samen optrok met de SGP gingen in totaal zes zetels verloren. Bij de Provinciale Statenverkiezingen 2011 had de partij eveneens een fors aantal zetels verloren. De ChristenUnie verloor bij de Tweede Kamerverkiezingen van 9 juni 2010, één zetel en kwam daardoor op vijf. Hierdoor verdwenen Ernst Cramer en Ed Anker uit de Tweede Kamer. Onder leiding van de toenmalige voorzitter van de Bestuurdersvereniging en Nunspeetse wethouder Nico Schipper verscheen in december 2010 een evaluatierapport. Volgens het rapport was er "een gebrek aan concrete invulling van het christelijk-sociale profiel van de partij". Een debat over homoseksualiteit richtte schade aan. Een deel van de oorzaak van de minder geslaagde campagne lag volgens de commissie bij Rouvoet. Die kon moeilijk als vicepremier, minister voor Jeugd en Gezin en minister van Onderwijs ook nog adequaat opereren als lijsttrekker die de inhoudelijke koers uiteenzet. Rouvoet maakte eind april 2011 zijn aftreden bekend als partijleider en Kamerlid. Als redenen voor zijn vertrek noemde hij dat hij het "heilig vuur" miste, de partij de ruimte wilde geven in de discussie in welke richting te gaan en omdat hij meer tijd wilde spenderen aan zijn gezin. Slob volgde hem op als fractievoorzitter en partijleider. Rouvoet verliet de Kamer op 17 mei. Na de val van het kabinet-Rutte I bereikte de ChristenUnie op 26 april 2012 samen met de fracties van VVD, CDA, D66 en GroenLinks het Nederlands begrotingsakkoord van 26 april 2012. Dat akkoord over miljardenbezuinigingen staat onder verschillende namen bekend. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 hield de ChristenUnie de vijf zetels vast. Twee nieuwe Kamerleden deden hun intrede: Carla Dik-Faber en Gert-Jan Segers. Zij kwamen in de plaats van Esmé Wiegman en Cynthia Ortega. Na deze verkiezingen vormden de VVD en PvdA onder leiding van Mark Rutte een nieuw kabinet. Dit kabinet-Rutte II had echter geen meerderheid in de Eerste Kamer. De regering zocht de steun van D66, SGP en de ChristenUnie om toch haar wetten door het parlement te loodsen. De drie partijen kwamen bekend te staan als de C3 (Constructieve 3). Andersom kon de ChristenUnie daardoor regeringsingrijpen op een aantal dossiers voorkomen. Zo werden de Johan Willem Frisokazerne in Assen en de Generaal Spoorkazerne in Ermelo niet zoals voorgenomen gesloten. Datzelfde gold voor een tbs-kliniek Veldzicht. Ook bleven schoolboeken gratis beschikbaar. Zowel bij de gemeenteraadsverkiezingen op 19 maart 2014 als de Europese verkiezingen op 22 mei 2014 (op een gezamenlijke lijst met de SGP) groeide het aantal stemmen op de ChristenUnie. De grondslag van de partij werd in juni 2015 gewijzigd. In de nieuwe grondslag zijn de Drie Formulieren van Enigheid niet meer opgenomen. De aanwezigheid daarvan lag gevoelig bij leden uit evangelische en rooms-katholieke hoek. Op 10 november 2015 trad Slob af als fractievoorzitter en Tweede Kamerlid en droeg hij zijn taken over aan Gert-Jan Segers, die bij de Tweede Kamerverkiezingen 2017 lijsttrekker was. 2017-2021 De ChristenUnie behield bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2017 haar vijf zetels. Na de verkiezingen en het mislukken van een eerste formatiepoging tussen GroenLinks en het zogeheten motorblok bestaande uit VVD, CDA en D66, leek de ChristenUnie de ideale kandidaat om aan te schuiven. Na verkenningsgesprekken tussen Pechtold (D66) en Segers op 23 mei kwamen zij tot de conclusie dat er onvoldoende ruimte bleek voor verdere onderhandelingen; met name medisch-ethische kwesties waren voor D66 een groot punt van verschil. Op 12 juni 2017 werd duidelijk dat ook een tweede formatiepoging onder leiding van Herman Tjeenk Willink met GroenLinks was mislukt. Omdat de PvdA van Lodewijk Asscher weigerde mee te doen aan een nieuw kabinet was de ChristenUnie de laatst overgebleven optie. Eind juni begonnen de formatiebesprekingen onder leiding van informateur Gerrit Zalm. Op 10 oktober 2017 werd bekend dat er een coalitieakkoord was voor een nieuw te vormen kabinet. Kabinet-Rutte III stond op 26 oktober 2017 op het bordes met twee ministers namens de ChristenUnie: Carola Schouten werd vicepremier en minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, terwijl Arie Slob in het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de rol van minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media ging vervullen. Daarnaast werd Paul Blokhuis staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Bij de Europese Parlementsverkiezingen van 2019 behield de gezamenlijke lijst van ChristenUnie-SGP twee zetels; beide partners kregen één zetel toegewezen. Op 5 juni 2019 besloot de ChristenUnie de ECH-fractie te verlaten na stemming over toetreding van Forum voor Democratie. ChristenUnie-Europarlementariër Peter van Dalen was tegen toetreding, terwijl SGP'er Bert-Jan Ruissen voor stemde. Op 20 juni besloot Van Dalen tot aansluiting bij de EVP-fractie, waartoe ook het CDA behoort. Na enige bedenktijd besloot Ruissen niet in deze stap mee te gaan en zich toch bij de ECH-fractie aan te sluiten. Tijdens de kabinetsperiode koos de ChristenUnie ervoor om duidelijk te benoemen welke van haar standpunten wel en welke niet verwezenlijkt werden. Zo omschreef Kamerlid Eppo Bruins het VVD-plan om de dividendbelasting af te schaffen als "een meloen die moest worden doorgeslikt". Samen met coalitiegenoot D66 en soms het CDA lukte het de partij kleine successen te boeken, zoals het niet doorgaan van het afschaffen van die dividendbelasting, het doorvoeren van een kinderpardon en het niet open laten gaan van Lelystad Airport voor vakantievluchten. De achterban was kritisch op het feit dat het nauwelijks lukte om vluchtelingen op te vangen vanuit het Griekse vluchtelingenkamp Moria. Inzake de aanpak van de coronacrisis steunde de ChristenUnie doorgaans het kabinetsbeleid, al dan niet met kritische kanttekeningen. 2021-heden Tijdens de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021 was Segers opnieuw lijsttrekker. De partij behaalde voor de vierde keer op rij vijf zetels. Twee weken na de verkiezingen liet Segers weten niet te zullen deelnemen in een nieuw kabinet onder Rutte, omdat Rutte gesproken had over het kritische CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt tijdens de formatie, maar dat in een interview ontkend had. De ChristenUnie had kort daarvoor een motie van wantrouwen in de Tweede Kamer tegen Rutte niet gesteund, omdat zij de regering niet wilde 'onthoofden' tijdens de aanpak van de coronacrisis. Enkele weken later kwam Segers terug op het uitsluiten van de VVD onder Rutte. Uiteindelijk werd op 15 november 2021 toch een regeerakkoord bereikt tussen de partijen VVD, CDA, D66 en ChristenUnie. Op 10 januari 2022 trad het nieuwe kabinet aan met Schouten wederom als vicepremier. De partij zag zich op 1 oktober 2022 genoodzaakt om voor de eerste keer in haar geschiedenis een extra congres te organiseren, naar aanleiding van aanhoudende onvrede over de asieldeal van Rutte IV onder de leden. In een brief hadden leden die het congres eisten, het over "moreel failliete beslissingen" omdat onderdeel van de asieldeal was dat gezinshereniging van erkende vluchtelingen uitgesteld zou worden. In juli 2023 viel het kabinet alsnog na onderhandelingen over asiel, omdat de vier partijen van het kabinet het niet eens werden hierover. Fractieleider Gert-Jan Segers stapte in januari 2023 op als Tweede Kamerlid. Hij werd als partijleider opgevolgd door Mirjam Bikker. Segers wilde meer tijd aan zijn gezin besteden. "Daarnaast is het ook gewoon heilzaam om na een zeker aantal jaren plaats te maken voor een ander. Bij leiderschap hoort ook het inzicht dat die rol tijdelijk is". Op 13 juni 2023 werd Eric Holterhues geïnstalleerd als lid van de Eerste Kamer, als eerste belijdend rooms-katholiek CU-lid en tevens openlijk praktiserend homoseksueel. In het voorjaar van 2023 was de ChristenUnie-top verwikkeld in onderhandelingen met de andere drie coalitiepartijen van het kabinet-Rutte IV over het migratiebeleid. Partijleider Mirjam Bikker speelde een belangrijke rol bij de uiteindelijke val van het kabinet: zij trok een "rode lijn" waar het ging om gezinshereniging bij de onderhandelingen over nieuwe asielmaatregelen. Op dat punt klapte het kabinet. Op 17 juli 2023 maakte Bikker bekend beschikbaar te zijn als lijsttrekker voor haar partij bij de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023.. In september 2023 is zij door het verkiezingscongres gekozen tot lijsttrekker. Organisatie De ChristenUnie kende bij oprichting een federatieve structuur. De lokale ChristenUnie's waren zelfstandige verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid en geen afdelingen van de landelijke partij, zoals bij veel andere partijen in Nederland het geval is. Deze lokale verenigingen vormden de leden van de landelijke vereniging. In november 2013 werd een vernieuwing van de partijstructuur in gang gezet, waarbij de toenmalige verenigingen afdelingen werden, leden meer individueel stemrecht moesten krijgen en lid konden worden van de landelijke ChristenUnie. Op een partijcongres in juni 2014 werden voorstellen daartoe aangenomen. Bestuur Ankie van Tatenhove (voorzitter) Harmke Vlieg (vicevoorzitter) Wieger Kastelein (penningmeester) Mark de Boer (secretaris) Leon Meijer (internationaal secretaris) Hanneke Palm Mart Keuning Alex ten Cate Leden Bron: ChristenUnie - ledentallen (Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen) Standpunten Grondslag De grondslag van de ChristenUnie luidt sinds juni 2015 als volgt: Gedreven door Gods liefde en Christus’ koningschap wil de ChristenUnie zich inzetten voor de samenleving en het bestuur van ons land. Zij erkent dat de overheid door God is gegeven om recht te doen en vrijheid en vrede te beschermen, wereldwijd. De ChristenUnie baseert haar politieke principes op de Bijbel, Gods geïnspireerde en gezaghebbende Woord. Haar leden verenigen zich vanuit het christelijk geloof, zoals kernachtig verwoord in de Geloofsbelijdenis van Nicea. Tot dat moment stond in de grondslag, aangeduid als Uniefundering, een verwijzing naar de Drie Formulieren van Enigheid. De Uniefundering luidde als volgt: De ChristenUnie erkent Gods heerschappij over het staatkundig leven, dat de overheid door God is gegeven en in zijn dienst staat en dat christenen de verantwoordelijkheid hebben actief te zijn in de samenleving. Zij fundeert haar politieke overtuiging op de Bijbel, het geïnspireerde en gezaghebbende Woord van God, die door de Drie Formulieren van Eenheid wordt nagesproken en die ook voor het staatkundig leven wijsheid bevat. De verwijzing naar de Drie Formulieren van Enigheid lag gevoelig bij veel (met name evangelische) christenen, omdat daarin onder andere de volwassenendoop wordt verworpen. In de Heidelbergse Catechismus wordt de rooms-katholieke eredienst aangeduid als "paapse mis" en als "vervloekte afgoderij". Voor veel rooms-katholieke christenen voelde dit daarom nog als een drempel om lid te worden van de partij. Zelf gaf de partij de uitleg dat de verwijzing niet bedoeld was om in te stemmen met de Drie Formulieren, maar om in te stemmen met de "politieke overtuiging van de ChristenUnie die voortkomt uit dit gedachtegoed". Sinds de oprichting van de partij was er al regelmatig discussie over Uniefundering. Voor een verwijzing daarnaar in de grondslag was gekozen om bij de fusie tussen RPF en GPV met name een groot aantal vrijgemaakte leden binnenboord te houden. Politieke plaatsbepaling en standpunten De ChristenUnie wordt sinds haar ontstaan met enige regelmaat als links bestempeld, in tegenstelling tot haar voorgangers GPV en RPF, die vaak samen met de SGP tot klein christelijk rechts werden gerekend. Rouvoet distantieert zich echter van het links-rechts denken en bestempelt zijn partij liever als "christelijk-sociaal". Op een aantal vraagstukken, zoals sociaal beleid, asielbeleid, ontwikkelingssamenwerking en milieu, neemt de ChristenUnie linkse standpunten in en trekt ze regelmatig op met linkse partijen als de PvdA, SP en GroenLinks. De ChristenUnie is voor een verhoging van het budget voor ontwikkelingshulp naar 1,0 procent van het bnp en in het verleden zelfs voor een verhoging naar 1,3 procent. Over de partij wordt wel gesteld dat zij in de praktijk in het Midden-Oostenconflict meestal aan de zijde van Israël staat. Op economisch gebied is de ChristenUnie voor aanpassing van de hypotheekrenteaftrek. Op lange termijn wil de partij dat iedereen een gelijke hypotheekrenteaftrek krijgt van 30 procent. Verder doet de partij veel voorstellen die betrekking hebben op de nivellering van inkomsten. Op het gebied van drugsbeleid, medisch-ethische kwesties (als abortus en euthanasie), het Midden-Oostenconflict en het buitenlandse beleid doen zich daarentegen sterke verschillen voor tussen de ChristenUnie en de linkse partijen. De ChristenUnie wil de wetgeving rondom abortus en euthanasie terugdraaien, maar zolang dat niet mogelijk is zet de partij in op alternatieven, zoals opvang voor tienermoeders en palliatieve zorg. De positie van het gezin is altijd een belangrijk speerpunt van de partij geweest. Zo kwam er door toedoen van de ChristenUnie in het kabinet-Balkenende IV de minister voor Jeugd en Gezin. Ook was de partij lange tijd voorstander van de zogeheten heffingskorting, ook wel spottend "aanrechtsubsidie" genoemd, een belastingvoordeel voor vrouwen die thuis blijven om voor de kinderen te zorgen. Anders dan de SGP heeft de ChristenUnie geen theocratische inslag. Zij is dus voor de vrijheid van godsdienst, ook voor andere religies dan het christendom. De partij is voor scheiding van kerk en staat. Voor de partij is dat niet hetzelfde als scheiding van geloof en staat. Door zich principieel vóór ieders godsdienstvrijheid op te stellen komt de CU regelmatig in conflict met de PVV, die vaak harde taal over de islam spreekt. Binnen de achterban van de CU is er verdeeldheid over hoe met de PVV (en met de islam) om te gaan. Op een ledencongres in mei 2011 werd een resolutie aangenomen die de partij opriep de PVV te bejegenen als elke andere partij waartegen zij zich principieel verzet. Het Bijbelse gebod van naastenliefde geldt volgens de indieners ook de politieke tegenstander, maar werd niet altijd uitgedragen. Ten aanzien van de Europese Unie neemt de partij een houding tussen kritisch en positief aan. Bij een partijcongres in februari 2014 werd als leuze "Samenwerking JA, superstaat NEE" aangenomen. Vooral de jongeren binnen de partij beklemtonen het belang van de EU. De ChristenUnie heeft in diverse gemeenten vloekverboden gerealiseerd of voorgesteld, meestal samen met de SGP. Daarnaast heeft de ChristenUnie vaak gepleit voor het recht van scholen en andere levensbeschouwelijke instellingen om hun eigen personeelsbeleid te mogen voeren. De ChristenUnie en haar voorlopers hebben vanaf het begin gewaarschuwd tegen het gedogen van cannabis. De ChristenUnie stelt ook dat, sinds prostitutie gelegaliseerd is, het nog vaak een vorm van vrouwenhandel en vrouwenmisbruik is, en allerminst een normaal beroep. De ChristenUnie wil de zondagsrust bevorderen, bijvoorbeeld door koopzondagen tegen te gaan en een verbod voor vrachtverkeer om op zondag te rijden. Ook ageert de partij veelvuldig tegen de verspreiding van bloot in de media en/of de publieke ruimte. Binnen de partij is homoseksualiteit een gevoelig onderwerp. Harde standpunten en formuleringen over dit onderwerp leidden in juni 2008 tot het vertrek van politica Yvette Lont, die later een eigen partij oprichtte, de Evangelische Partij Nederland. Sander Chan was lid van het bestuur van ChristenUnie Amsterdam, maar stopte daar in oktober 2008 mee, naar aanleiding van het rapport-Cnossen, omdat homo's volgens hem in de praktijk niet binnen de ChristenUnie kunnen functioneren. Als homoseksueel kon hij zich daar niet in vinden. Sinds de Commissie-Cnossen is de partij in de praktijk meer open komen te staan voor leden die een relatie hebben met iemand van hetzelfde geslacht, hoewel de partij het huwelijk nog altijd definieert als een verbintenis tussen man en vrouw. De duidelijkste illustratie daarvan was de voordracht en benoeming van Eric Holterhues, die samenwoont met een man, tot Eerste Kamerlid. Electoraat Hoewel de aanhang van politieke partijen niet meer vaststaat en verkiezingsuitslagen behoorlijk kunnen schommelen, kent de ChristenUnie een relatief grote aanhang onder gereformeerd vrijgemaakten en andere orthodox-protestanten zoals de Nederlands-Gereformeerde Kerk, maar ook onder reguliere protestanten (PKN). Hierdoor scoort de partij goed in gebieden waar veel orthodox-protestanten wonen, zoals de Bijbelgordel, Midden-Overijssel en delen van Groningen en Friesland. In tegenstelling tot de SGP kan de ChristenUnie echter ook buiten deze gebieden rekenen op een klein maar redelijk aandeel stemmen (1 tot 5%), wat de sterkere vertegenwoordiging op nationaal vlak verklaart. Alleen in de traditioneel rooms-katholieke delen van Nederland, zoals de provincies Noord-Brabant en Limburg, heeft de partij zeer weinig aanhang (< 1%). De partij investeert sinds 2006 door middel van een 'ChristenUnie-kaderschool' in opleiding en vorming van haar huidige en toekomstige generatie politici en bestuursleden. Volksvertegenwoordiging Kabinet De ChristenUnie maakt deel uit van het op 10 januari 2022 geïnstalleerde kabinet-Rutte IV. Tweede Kamer Eerste Kamer Europees Parlement * In combinatie met de SGP als ChristenUnie-SGP. De delegatie van de ChristenUnie in het Europees Parlement bestaat uit één lid: Anja Haga Provincies * In combinatie met de SGP. Een "-" in de tabel betekent dat de partij geen kandidatenlijst had ingediend. In Limburg deed de ChristenUnie in 2007 voor het eerst mee, maar kwam daar ongeveer duizend stemmen tekort voor een zetel. Veel stemmen kwamen vermoedelijk van protestanten met een andere regionale achtergrond en conservatieve katholieken. Op 16 mei 2018 hebben Provinciale Staten van de provincie Overijssel Andries Heidema voorgedragen als nieuwe commissaris van de Koning in deze provincie. Op 25 mei 2018 heeft de Nederlandse ministerraad ingestemd met de voordracht en Heidema benoemd per 11 juli 2018. Heidema is de eerste Commissaris van de Koning van ChristenUnie-huize. Gemeenten Op gemeentelijk niveau behaalde de ChristenUnie bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2021 in de volgende gemeenten het hoogste percentage stemmen: 21,9% 19,7% 17,4% 17,3% 17,2% 15,7% 14,6% 13,9% 13,8% 13,4% Hierbij valt op te merken dat in de gemeentes Bunschoten en Oldebroek de ChristenUnie percentueel ook de meeste stemmen haalde van alle deelnemende partijen in die gemeentes. Bij de gemeenteraadsverkiezingen behaalt de ChristenUnie doorgaans betere resultaten. Bij de verkiezingen van 2018 behaalde men in de volgende gemeenten het hoogste percentage stemmen (>25%): 36,0% 34,5% 33,2% 30,1% 27,9% 25,5% De ChristenUnie is na deze verkiezingen in 13 gemeenten de grootste partij: Assen, Bunschoten, Elburg, Hattem, Kampen, Oldebroek, Renswoude, Stadskanaal, Urk, Veenendaal, Zwartewaterland en Zwolle. In Gouda deelt de ChristenUnie de eerste plek met vier andere partijen in de gemeenteraad. De partij levert 80 wethouders en ongeveer 430 gemeenteraadsleden. Verder haalt de partij veel stemmen (ongeveer 10%) in grotere plaatsen als Drachten, Kampen, Zwolle, Harderwijk, Barneveld, Ede, Veenendaal en Katwijk. In absolute aantallen komt Zwolle op de eerste plaats. Waterschappen De waterschapsverkiezingen in november 2008 vonden voor het eerst plaats met behulp van een lijstenstelsel in plaats van voorheen het personenstelsel. De ChristenUnie deed in een aantal waterschappen mee, ondanks dat verantwoordelijk staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat Tineke Huizinga van de ChristenUnie verklaarde dat deelname van politieke partijen aan de waterschapsverkiezingen onbedoeld en ongewenst is. Bij de waterschapsverkiezingen 2023 deed de ChristenUnie mee in 16 van de 21 waterschappen. De partij is met de volgende aantallen vertegenwoordigd: * gezamenlijk met SGP, - geen deelname Literatuur Joop Hippe en Gerrit Voerman (2010), Van de marge naar de macht. De ChristenUnie 2000-2010. Amsterdam: Boom Remco van Mulligen (2014), Radicale Protestanten; opkomst en ontwikkeling van de EO, EH en de ChristenUnie en hun voorgangers (1945-2007). Amsterdam: Buijten en Schipperheijn Riekelt Pasterkamp, ChristenUnie op het pluche - De mensen, de idealen, de werkelijkheid. Kampen: Kok Hans Valkenburg en Marusja Aangeenbrug (2002), Inschikken en opschuiven. Mensen over de ChristenUnie. Amsterdam: Buijten en Schipperheijn Externe links Website ChristenUnie ChristenUnie - parlement.com ChristenUnie - Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen
248
https://nl.wikipedia.org/wiki/Werelddeel
Werelddeel
Een werelddeel is een politieke, culturele en historische onderverdeling van de wereld. Binnen de sociale geografie bestaat geen eenduidige definitie, maar de meeste werelddelen zijn zeer grote landmassa's, die politiek gezien tientallen landen en staten kunnen bevatten. Een kleinere landmassa van een werelddeel is een eiland. Omringende eilanden worden vaak ook tot het werelddeel gerekend. Indeling Meestal wordt al het vasteland op aarde ingedeeld in zeven werelddelen. Dit zijn, in volgorde van grootte: Azië (ca. 43 608 000 km²) Afrika (ca. 30 335 000 km²) Noord-Amerika (ca. 25 349 000 km²) Zuid-Amerika (ca. 21 069 501 km²) Antarctica (ca. 13 661 000 km²) Europa (ca. 10 498 000 km²) Oceanië (inclusief Australië) De meeste van deze werelddelen zijn losliggende landmassa's. Tussen Noord- en Zuid-Amerika ligt een smalle landengte, net als tussen Afrika en Azië, maar de landmassa's aan weerszijden van de landengte zijn groot genoeg om als apart werelddeel te gelden. Voorheen werden Noord- en Zuid-Amerika wel als een enkel werelddeel beschouwd. Europa is een uitzondering, omdat het vastzit aan Azië. Europa wordt echter in de regel als apart werelddeel beschouwd omdat het een sterk van Azië afwijkende geschiedenis en cultuur heeft. Soms worden Azië en Europa samengevat onder de naam Eurazië. Werelddeel vs. continent Hoewel in het Engels hetzelfde (continent), wordt in het Nederlands soms onderscheid gemaakt tussen werelddeel en continent. Het begrip continent heeft dan een puur geologische betekenis, in tegenstelling tot het begrip werelddeel. Continenten zijn delen van de aardkorst met een relatief grote dikte en lage dichtheid, terwijl een werelddeel een deel van de wereld met een eigen cultuur en geschiedenis is. Er kan een verschil zijn tussen beide. Bepaalde eilanden kunnen strikt genomen niet tot één continent behoren, maar wel tot hetzelfde werelddeel gerekend worden. Zo wordt Groenland soms, om politieke redenen, tot Europa gerekend, hoewel het geologisch gezien deel uitmaakt van Noord-Amerika. Ook IJsland, dat in wezen tot geen enkel continent behoort, rekent men tot Europa. Een werelddeel is inclusief alle eilanden en een continent is een aaneengesloten landmassa zonder eilanden. Tot een continent behoort bovendien naast de landmassa ook het continentale plat. Dit wordt meestal niet tot het werelddeel gerekend. Wereld
249
https://nl.wikipedia.org/wiki/Christendom
Christendom
Het christendom is een religie die is gebaseerd op het geloof in de leer van het evangelie, de eerste vier, belangrijkste boeken van het Nieuwe Testament. Het Nieuwe Testament vormt het tweede gedeelte van de Bijbel, het heilige boek van de christenen. Het evangelie beschrijft, gebaseerd op mondelinge overlevering, de onderwijzing, het handelen, de kruisdood en de opstanding uit het graf van Jezus van Nazareth. De daaropvolgende boeken van het Nieuwe Testament, met name de handelingen van de apostelen en de zendingsbrieven, beschrijven Jezus' spirituele erfenis. Het eerste gedeelte van de christelijke Bijbel, het Oude Testament (de joodse Tenach), wordt door het christendom als voorloper en aankondiging van het tweede en belangrijkste gedeelte, het Nieuwe Testament ('verbond') gezien. Christenen belijden het geloof in één God: het christendom is een monotheïstische godsdienst, net als het jodendom en de islam. Deze drie religies worden samen de abrahamitische godsdiensten genoemd, naar de gezamenlijke aartsvader, Abraham. Specifiek voor het christendom is het geloof dat Jezus de zoon van God is en de messias (Hebreeuws; in het Grieks christos) die voorspeld en aangekondigd werd in het Oude Testament. Het christendom is een wereldgodsdienst. De term christenen voor aanhangers van het christelijk geloof werd voor het eerst gebruikt in Antiochië, en is gebaseerd op het feit dat het geloof in Jezus Christus centraal staat in het christendom. Gedurende de middeleeuwen zijn binnen het christendom een ‘westerse’ en een ‘oosterse’ traditie ontstaan. Tot de westerse traditie behoren het rooms-katholicisme en het daaruit ontstane protestantisme. Tot de oosterse traditie behoren enerzijds de oriëntaals-orthodoxe kerken die afstand namen van het Concilie van Chalcedon (451), de oosters-orthodoxe kerken, die ontstaan zijn na het schisma van 1054 en die theologisch nauwelijks afwijken van het rooms-katholicisme, en de oosters-katholieke kerken, die geünieerd zijn met Rome. Al deze tradities onderschrijven de canones van het Concilie van Nicea. Geloofsinhoud Volgens de christelijke leer heeft God Zijn eniggeboren Zoon Jezus naar de wereld gezonden om de schuld van de mensheid aan God door de zondeval te verzoenen en de mensen te bevrijden van de zonde. Christenen geloven, naar de traditie van het jodendom, in de God van Abraham, Isaak en Jakob, de 'Ik zal zijn die Ik zijn zal' (Exodus 3:14 NBV), de schepper van hemel en aarde, die transcendent en tegelijkertijd immanent is. Verder geloven zij dat de zonde met de zondeval in de wereld is gekomen en dat ieder mens zondig is. Zij geloven ook dat de zonde een scheiding brengt tussen God en de mens, dat de enige manier om weer met God in het reine te komen het geloof is in het 'volbrachte werk van Jezus', zijn lijden en sterven aan het kruis, waarbij hij als de volmaakte mens en Zoon van God de schuld van mensen op zich nam en hen weer met God verzoende. Tot de kern van het christelijke geloof behoort ook het geloof in de lichamelijke opstanding en wedergeboorte van Jezus uit de dood, zijn hemelvaart en zijn terugkomst naar de aarde. Het geheel van de levensverhalen over Jezus wordt ook wel het evangelie genoemd. Velen zien dit daardoor als het essentiële element van het christelijk geloof. Het evangelie bestaat uit de eerste vier Bijbelboeken van het Nieuwe Testament: Marcus, Mattheus, Lucas en Johannes. Dit zijn vier biografieën die meestal zijn opgesteld in eenvoudig Grieks, ongeveer tussen het jaar 70 en 110 na Christus. Veel geleerden menen dat de eenvoudige schrijfstijl, grote hoeveelheid overgeschreven manuscripten en sommige (archeologisch) controleerbare feiten erop kunnen duiden dat de evangeliën, afgezien van de geboorteverhalen en wonderen, deels een kern van historische waarheid bevatten. Jezus zei volgens de evangeliën dat het belangrijkste goddelijke gebod is: Heb God lief boven alles en uw naaste (de medemens) als uzelf. Een belangrijke boodschap is dan ook het helpen van de medemens, het klaarstaan voor elkaar en het niet veroordelen van anderen om hun opvattingen, gedrag of uiterlijk. De Rooms-Katholieke Kerk legt de nadruk niet alleen op het gezag van de Bijbel als woord van God, maar ook op de traditie. De Kerk speelt een heilsbemiddelende rol tussen God en mens. Het gebod van eenheid in het geloof vindt binnen het katholicisme uitdrukking in de taak van de hiërarchie. De protestants-christelijke traditie benadrukt drie kernwaarden: Sola gratia (alleen door genade (van God)), Sola fide (alleen door geloof, rechtvaardiging van de mens door geloof alleen en niet door goede 'werken der wet') en Sola scriptura (alleen de Schrift, alleen het woord van God (de Bijbel)) als gezaghebbend. In de protestantse kerken bestaat geen equivalent van de paus als teken van eenheid. De rol van kerkelijke ambtsdragers is verkondigend en pastoraal, maar niet sacramenteel. Ook het belang dat gehecht wordt aan en de theologische invulling van de sacramenten is bij het protestantisme anders dan bij de rooms-katholieke kerk. Een voorbeeld is de katholieke en oosters-orthodoxe eucharistie tegenover het protestantse Heilig Avondmaal. Op schrift gestelde geloofsbelijdenissen speelden altijd een belangrijke rol in het christendom. Er zijn in de loop der eeuwen verschillende varianten van ontstaan. De geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel wordt vooral in de rooms-katholieke kerk gebruikt. Naar het eerste woord van de Latijnse tekst ervan wordt hij daar vaak Credo genoemd. Een kortere versie ervan is de apostolische geloofsbelijdenis, ook wel Apostolicum of de Twaalf artikelen des geloofs genoemd. Deze wordt vooral in de protestantse kerken gehanteerd, hoewel daar tegenwoordig – vooral in wat meer liturgisch vormgegeven diensten – ook wel de Niceaanse geloofsbelijdenis wordt gebruikt. Daarnaast is er nog de geloofsbelijdenis van Athanasius, die veel meer nadruk legt op de drie-eenheid. Opvattingen In alle tijden hebben verschillende theologische opvattingen bestaan over de natuur van Jezus en over de vraag hoe de Bijbelse verhalen geïnterpreteerd moeten worden. In de Bijbel wordt onder meer het volgende over Jezus geschreven: hij werd geboren uit de maagd Maria, was verwekt door de Heilige Geest; hij leefde een zondeloos leven, genas mensen van allerlei ziekten, wekte doden op; dreef demonen uit en bedaarde stormen; veranderde water in wijn, voedde duizenden mensen met een paar broden, en sprak: Ik ben de weg, de waarheid en het leven. Niemand komt tot de Vader dan door mij. Al sinds het vroegste begin van het christendom hebben diverse kerkelijke stromingen de Bijbelverhalen ook allegorisch geïnterpreteerd. De zeer strikte letterlijke lezing van de Bijbel is veeleer een typisch product van het moderne denken dat na de middeleeuwen ingang vond en zich uitte in de Reformatie. Met name sinds de opkomst van de moderne theologie in de 19e eeuw beschouwen sommigen Bijbelverhalen als symbolische verhalen, die de betekenis van de historische Jezus van Nazareth moeten onderstrepen. Een hedendaagse opvatting benadert de Bijbel op meer manieren tegelijk. Een verhaal bevat zowel een historische waarheid als een allegorie en een symbolische betekenis. Sommige kerken hebben om die reden de hedendaagse prediking aangepast aan deze opvattingen. De Bijbel Vier anonieme verslagen van Jezus' afkomst, geboorte, leven, sterven, opstanding en Hemelvaart zijn opgeschreven in de vier zogeheten evangeliën, die zijn verzameld in het Nieuwe Testament. Het latere Johannes-evangelie wijkt sterk af van de drie andere evangeliën (Marcus, Mattheüs, Lucas). De evangeliën zijn vernoemd naar volgelingen van Jezus die in de verhalen voorkomen. Het Lucas-evangelie is mogelijk geschreven door een arts (genoemd in Brief van Paulus aan de Kolossenzen 4:14) die volgens de inleiding in opdracht van de onbekende Theofilus minder dan vijftig jaar na de dood van Jezus een onderzoek naar hem heeft uitgevoerd. Het Nieuwe Testament bevat ook de Handelingen van de Apostelen, een aantal brieven van onder meer de apostel Paulus aan verschillende christengemeenten en het sterk afwijkende profetische boek Openbaring. Naast de Bijbel bestaan er verschillende apocriefe geschriften die aan de Bijbel gerelateerd zijn. Deze zijn voornamelijk vanwege een gebrek aan historische betrouwbaarheid niet opgenomen in de Bijbel. De evangeliën kunnen net als elk ander historisch document door een historicus beoordeeld worden op betrouwbaarheid. Het Nieuwe Testament vormt samen met het Oude Testament voor de christenen de Bijbel. De Kerken van de Reformatie volgen sinds hun ontstaan een eigen canon van het Oude Testament. Zij erkennen niet de deuterocanonieke (apocriefe) boeken. Geschiedenis De geschiedenis van het christendom begint, volgens de Bijbel en naar de mening van christenen, in Palestina in de dagen van Jezus van Nazareth. In wetenschappelijk-historische zin “treden de christenen de grote geschiedenis binnen” met de vermeldingen door Plinius, Tacitus en Suetonius in de jaren 110-120 na Chr. De directe aanleiding tot de verspreiding van het christendom vormt het geloof van de volgelingen van Jezus van Nazareth. Jezus zou de door God beloofde Messias zijn. Na Jezus’ opstanding uit de dood en zijn hemelvaart zou dit geloof aan de gehele mensheid gepredikt moeten worden. Hiertoe ondernamen de volgelingen in Judea, Samaria en Galilea en later ook daarbuiten allerlei evangelisatie- en zendingsreizen teneinde deze blijde boodschap (‘evangelie’) te verkondigen. Aanvankelijk was het christendom slechts een van de vele religies uit het Oosten die een alternatief boden voor de eeuwenoude Grieks-Romeinse godheden. Maar in de strijd om de zielen met Osiris uit Egypte, Mithras uit Perzië en de Anatolische Cybele-cultus bleek de aantrekkingskracht van Jezus groter. Zijn leer was het meest open, zonder geheimzinnige inwijdingen. Jezus richtte zich tot iedereen zonder aanzien van ras of stand en bood het vooruitzicht op een hiernamaals dat aanvankelijk vooral aantrekkelijk was voor slaven en mensen uit de lagere rangen van de samenleving voor wie het leven op aarde vaak sombere perspectieven bood. Door de aantrekkelijkheid van het geloof en de eenheid van het Romeinse Rijk kon het geloof snel worden verspreid. Dat had tot gevolg dat in het Romeinse Rijk het christendom in 311 werd erkend en in 381 zelfs tot staatsgodsdienst werd verheven, waarna het christendom geleidelijk in heel Europa staatsgodsdienst zou worden. Een cruciale rol in deze omwenteling speelde het beleid van keizer Constantijn de Grote, die door opeenvolgende maatregelen de rol van het christendom in het Romeinse rijk versterkte. Door het samenroepen van het eerste Concilie van Nicea versterkte hij de eenheid in de christelijke theologie, maar daarmee ook de politieke eenheid van het rijk, die gedurende een lange periode in de derde eeuw praktisch had opgehouden te bestaan. Al voor de aftakeling en definitieve val van het West-Romeinse Rijk trokken christelijke missionarissen naar Germaans grondgebied om de bewoners te bekeren. Hierdoor verdwenen de verschillende Germaanse religies geleidelijk. De Saksen en de Friezen bleven nog lang aan hun godsdienst vasthouden, maar de Friezen waren in 772 definitief verslagen door de Franken en dus daarmee gekerstend; de Saksen werden tussen 772 en 804 door de Franken onder leiding van Karel de Grote tijdens de Saksenoorlogen met geweld bekeerd tot het christendom. Het christendom breidde zich steeds verder uit totdat in de 11e eeuw heel Noord- en West-Europa gekerstend waren. Echter, aanvankelijk aan de zuidzijde (Spanje) en later aan de zuidoostzijde van Europa (Balkan) rukte de islam steeds verder op ten koste van het christendom (1453 val van Constantinopel). Die trend is gekeerd, Spanje is in de late middeleeuwen terugveroverd door het christelijke Castilië (val van Granada, 1492) en op de Balkan zijn de Turken tussen 1683 en 1914 teruggedreven doordat enerzijds het rooms-katholieke Oostenrijk naar het zuiden oprukte en anderzijds de oosters-orthodoxe Slavische volken op de Balkan hun vrijheid hebben heroverd. Als gevolg van de ontdekkingsreizen en de daaropvolgende veroveringen heeft het christendom zich ook over andere werelddelen verspreid, met name over Amerika en Australië, en deels ook over Afrika. Christendom vandaag Christendom in de wereld Het christendom telt op wereldniveau 2,4 miljard gelovigen en is daarmee de grootste religie. Deze gelovigen zijn verdeeld in rooms-katholieken (50%, 1,27 miljard), protestanten/anglicanen (37%, 740 miljoen), oosters-orthodoxe (12%, 240 miljoen) en "marginalen" zoals de Jehova's getuigen, de mormonen, enz. (1%, 20 miljoen). Ondanks het feit dat het christendom de grootste godsdienst op aarde is en er veel aan zending wordt gedaan, daalt het percentage christenen ten opzichte van andere religies. Terwijl de wereldbevolking met ruwweg 1,25% per jaar groeit, groeit het christendom met ongeveer 1,12% per jaar. De langzame groei kan voor een deel worden toegeschreven aan het feit dat de christelijke bevolking voor een gedeelte in rijke naties woont, waar het geboortecijfer vrij laag is. Tot het Tweede Vaticaans Concilie hadden katholieke landen en streken een beduidend hoger geboortecijfer dan protestants-christelijke landen, vanwege het (nog altijd geldende) verbod van het Vaticaan op kunstmatige anticonceptiemiddelen. Opmerkelijk is dat het aantal aanhangers van de evangelische stroming binnen het christendom (pinkster- en charismatische beweging, baptisten, enz.) wel snel stijgt. Hoewel officiële cijfers ontbreken, groeien de evangelische stromingen naar schatting met zo’n 6% per jaar. Hiermee lijkt de evangelische stroming de snelst groeiende christelijke beweging op aarde te zijn. De snelle stijging van het aantal evangelische christenen vindt vooral plaats in Afrika. Geloofsbeleving Net als de joden werden de christenen in het Westen zeer beïnvloed door de Verlichting in de 17e en 18e eeuw. De belangrijkste verandering die uit de periode van de Verlichting voortkwam was de Scheiding van Kerk en Staat, waardoor de alliantie tussen Kerk en Staat, die in veel Europese landen al vanaf het Romeinse Rijk bestond, werd beëindigd. Sindsdien was een lid van de maatschappij vrij om met de Kerk van mening te verschillen en desgewenst de Kerk totaal te verlaten. Velen verlieten de Kerk en ontwikkelden geloofssystemen zoals deïsme, unitarisme en universalisme, of levensbeschouwelijke stromingen zoals het atheïsme, agnosticisme, humanisme of ietsisme. Andere stromingen leidden tot de liberale of vrijzinnige vleugels van de protestantse christelijke theologie zoals vrijzinnig-protestantisme en religieus humanisme. Modernisme in de recentere 19e eeuw moedigde nieuwe vormen van denken en uitdrukken aan die geen traditionele lijnen volgden. Als reactie op de Verlichting en het modernisme ontstonden duizenden christelijke protestantse groeperingen. In de katholieke Kerk werden christelijke splintergroeperingen gevormd die de legitimiteit van vele hervormingen niet erkenden. De groei van honderden fundamentalistische groepen die de volledige Bijbel op een letterlijke manier interpreteren werd in gang gezet. Het liberalisme leidde ook tot secularisme, met name in de Verenigde Staten en Europa. Sommige christenen hebben de godsdienstige plichten bijna volledig aan de kant gezet of gaan slechts op een paar bepaalde heilige dagen per jaar naar de kerk. Velen hebben een ambivalent gevoel ten opzichte van hun godsdienstige plichten ontwikkeld. Enerzijds houden zij vast aan hun tradities, waaraan ze hun identiteit ontlenen; anderzijds brengt de invloed van de seculiere westerse mentaliteit en de eisen van het dagelijkse leven hen af van het traditionele christendom. Een huwelijk tussen christenen van verschillende gezindten, of tussen christelijke en niet-christelijke mensen, was eens taboe, maar is thans alledaags geworden. De traditioneel katholieke landen zoals Frankrijk zijn grotendeels geseculariseerd. In Nederland verwachtte het Sociaal en Cultureel Planbureau dat in 2010 nog maar een derde van de Nederlandse bevolking kerkelijk zou zijn en dat in 2020 nog maar 25% een kerk zou bezoeken (rapport van 28-09-2000). Het liberale (vrijzinnige) christendom groeide aan het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw snel in Europa en Noord-Amerika. In Amerika ontstond als reactie daarop het christenfundamentalisme. In Noord-Amerika heeft de orthodoxie in de 20e eeuw weer de overhand gekregen. In Europa zette echter de secularisatie door en met name sinds de jaren zestig liepen de kerken leeg. Terwijl het ledental van de traditionele protestante kerken afneemt, winnen de vrijere groeperingen zoals de evangelische en charismatische bewegingen wel terrein. Deze tendens is in de westerse wereld zichtbaar, maar ook in Afrika, Azië en zelfs in delen van de Arabische wereld. De Verlichting had veel minder invloed op de oosters-orthodoxe kerken. Ook onder de druk van de "vijandigere" seculiere maatschappij, vooral tijdens de tijd van het communisme, waren de kerken minder geneigd tot verandering. Na de val van het IJzeren Gordijn en de Sovjet-Unie beleefde het christendom in Oost-Europa een opwekking. Na decennia van communistische onderdrukking zijn er nu veel aanhangers van het christendom. Vele orthodoxe kerkgebouwen en kloosters worden gerestaureerd. In delen van Afrika en Azië groeit het christendom vooral door zending snel. Vergelijking met andere godsdiensten Christendom, jodendom en islam Het christendom heeft overeenkomsten met zowel het jodendom als met de islam, maar verschilt op meerdere punten van deze twee religies en andere wereldreligies. Een belangrijk verschil is dat het christendom de menswording van God belijdt. Voor de islam is Jezus, in de Koran 'Isa' genoemd, een grote profeet, die terugkomt voor de Dag des oordeels, niet zoals bij de christenen die geloven dat hij op de Dag des oordeels zelf terugkomt. Volgens de islam is Jezus niet door mensenhanden om het leven gebracht, maar is de gekruisigde een naaste van Jezus geweest die vrijwillig zijn gedaante aannam om daardoor de naaste van Jezus in de hemel te worden. Daarom verwerpen moslims de kruisdood van Jezus. Daarnaast kent het christendom het concept van de erfzonde, waarvan de mens door het geloof in het vrijwillige offer van Jezus waarmee hij voor de zonden van de mensheid betaalde, wordt bevrijd. Vooral de Heidelbergse Catechismus benadrukt dat de mens tot alle kwaad geneigd is. Joden en moslims kennen het concept van de erfzonde niet, maar hanteren daarentegen het concept dat de mens blanco, dus zonder zonden geboren wordt, en men door het goede te doen tot God of het goddelijke kan opklimmen. Het christendom gelooft in tegenstelling tot het jodendom dat God niet veraf is, maar mens is geworden in Christus. Tevens gelooft de islam dat ieder mens voor zijn eigen daden verantwoordelijk is, en dat iemand niet de zonden van een ander op zich kan nemen en daarvoor kan sterven. Hoewel er ook binnen het christendom leefregels zijn om het leven te heiligen, zoals de tien geboden, ligt meer de nadruk op de relatie met God dan op de verplichting tot het precies naleven van tal van voorschriften, zoals de joodse halacha en de islamitische sharia. De Heilige Drie-eenheid wordt in zowel de islam als het jodendom als polytheïstisch verworpen en als een vorm van afgoderij beschouwd. Het jodendom ziet tot het christendom bekeerde joden als afvalligen en afgodendienaren. Het christendom erkent naast het Nieuwe Testament de Tenach (het "Oude Testament"); het jodendom erkent het Nieuwe Testament echter niet. Moslims houden boeken zoals de Tawrat (Thora), de Zaboer (Psalmen) en de Indjil (het Evangelie) in ere, maar geloven niet dat de Bijbel getrouwe kopieën van deze geschriften bevat. Omdat de islam geen reproducties van deze boeken heeft voortgebracht, is de erkenning van Bijbelse geschriften door de islam in de praktijk zonder inhoud. In streng-islamitische landen zoals Saoedi-Arabië is het verspreiden van bijbels verboden. De geloofsrichtingen en de grenzen De doctrines en de praktijken van het christendom zijn ontstaan als het gevolg van vele discussies. Vele groepen hebben in de loop van de eeuwen hun geloof als hét ware christendom bestempeld. Enkele voorbeelden zijn de gnostiek, de marcionistische beweging, het arianisme en het pelagianisme in de eerste eeuwen. Later volgden onder meer de nestorianen en de jakobieten en nog later de – in 1054 met het als Oosters Schisma bekendstaande schisma van elkaar gescheiden – oosters-orthodoxe kerken en Rooms-Katholieke Kerk. De protestantse hervorming leidde tot de ontwikkeling van een groot aantal groeperingen met eigen onderwijs en praktijken verschillend van het katholicisme en van elkaar. Voorbeelden zijn de Lutherse Kerk, de quakers en de mennonieten. Recenter hebben de adventisten, de Jehova's getuigen en de mormonen gepretendeerd het ware geloof in Jezus als Christus te verkondigen. De laatste twee groepen worden door de meeste christenen echter als sekten gezien. Andere groeiden uit tot volwaardige religies (zoals het mormonisme). Elk van deze groeperingen betichtte de andere(n) van ketterij. Af en toe leidde dit tot geweld. Met name de Rooms-Katholieke Kerk beschouwde het lange tijd als haar opdracht ketterij of onaanvaardbare afwijkingen van de orthodoxie te bestrijden. Ketterij kon op verschillende manieren bestraft worden, van berisping over niet-erkenning als christen tot zelfs de doodstraf. Geschriften van de ketters werden vaak vernietigd. Christenen kunnen sterk van mening verschillen over wat "essentieel" is in het christendom, welke variaties toegelaten zijn en welke groepen als "christenen" kunnen worden gekwalificeerd. Als gevolg hiervan blijven de grenzen van het "christendom" een onderwerp van meningsverschillen. In moderne tijden komen sommige opvattingen die in de loop van de kerkgeschiedenis als ketterij werden veroordeeld weer op de voorgrond. De traditionele kerken blijven belang hechten aan de orthodoxie, gebaseerd op de historische verwijzing naar de geloofsleer. Met deze "historische verwijzing" wordt de traditie bedoeld; deze traditie wil niet alleen de huidige, levende generaties, maar ook nog de vele overleden generaties meewegen in het denken over geloof en orthodoxie. Ketterij wordt minder repressief benaderd dan in het verleden. Tegelijkertijd worden oude afgewezen leerstellingen genuanceerder bekeken. Tegenwoordig wordt bijvoorbeeld het oude monofysitisme als aanvaardbaar nominaal-miafysitisme uitgelegd. Christendom en vervolging Christenen zijn zowel slachtoffers als daders van vervolging. Vervolging van christenen Tijdens de christenvervolgingen in de derde en vierde eeuw na Christus werden christenen die weigerden het overheidsgezag te aanvaarden, terechtgesteld. Zij worden beschouwd als martelaren, omdat zij verkozen te sterven in plaats van afstand te doen van hun geloof. In de vroege dagen van de Sovjet-Unie werden priesters en actieve gelovigen van de Russisch-Orthodoxe Kerk vervolgd door het politieke regime, om filosofische redenen (atheïsme was een belangrijke component van de communistische leer), maar ook omdat de patriarchen zich openlijk anti-revolutionair opstelden. De vervolgingen verminderden vanaf 1927 nadat de leiders van de kerk verkondigden dat de gelovigen trouw moesten zijn aan het staatsgezag. De vervolging van christenen is een fenomeen van alle tijden en komt ook in de 21e eeuw nog steeds voor, onder andere in meer of mindere mate in Afghanistan, China, India, Iran, Irak, Eritrea, Noord-Korea, Saoedi-Arabië en Pakistan. Vaak worden christenen vervolgd door andere religieuze groepen, maar er zijn ook landen waar ze direct door de overheid worden vervolgd. Vervolging door christenen De kerngedachte dat God Liefde is (zie ook Deus Caritas Est) en de overtuiging dat geweld niet gebruikt zou kunnen worden met een beroep op de leer van Jezus, heeft niet kunnen voorkomen dat christenen vervolgd, gemarteld en gedood hebben omdat anderen weigerden de christelijke leer te aanvaarden (zie ook kerstening). Ook conflicten binnen het christendom zelf hebben geleid tot vervolgingen van de ene christelijke groep door een andere. Zo werden protestanten vervolgd door de Rooms-Katholieke Kerk en stonden katholieken bloot aan protestantse vervolging. Deze vervolging is vooral mogelijk geweest door de nauwe banden die bestonden tussen Kerk en Staat. Het succes van verschillende stromingen is soms zelfs maatgevend beïnvloed door de steun van de staat. De Europese expansie en kolonisatie werden goedgekeurd door het kerkelijk gezag, met name door de Rooms-Katholieke Kerk en de Anglicaanse Kerk. Op hun beurt beschouwden de koloniale overheden de missionering door de kerken als steunpilaar van de koloniale orde. Enerzijds werd de exploitatie van de gekoloniseerde landen gewettigd, anderzijds hebben juist de christelijke kerken revolutionaire gedachten in de koloniale gebieden geïntroduceerd. Enerzijds leidde de kolonisatie tot de vernietiging van vele lokale culturen, anderzijds hebben juist de kerken veel van lokale culturen bewaard voor de ondergang en geïncorporeerd. Dit tweezijdige proces valt in het bijzonder in Latijns-Amerika waar te nemen (zie Inca's en Azteken). Kritiek op het christendom Kritiek op het christendom is de analyse van de manier waarop de christelijke leer en praktijk tot stand zijn gekomen om de waarheid of morele juistheid ervan beter te kunnen beoordelen. Kritiek op de geloofsleer De christelijke leer bestaat uit vele lagen en biedt minstens evenveel kritische perspectieven. Het meest fundamentele geloofselement is evenwel het leven en de leer van Jezus Christus zoals de canonieke evangeliën die weergeven. Die canon, samen met een aantal belangrijke geloofspunten die gedeeld worden door de overgrote meerderheid van hedendaagse christelijke kerken, is vastgelegd tijdens het concilie van Nicea in de 4de eeuw. Dat concilie had een politieke doelstelling (eenheid van godsdienst in het Romeinse rijk) en maakte dus komaf met de meest uiteenlopende verhalen over Jezus (zie apocriefen) en diverse onderling tegenstrijdige theologische interpretaties van zijn leer. In de hedendaagse kritiek wordt nog relatief weinig aandacht besteed aan de letterlijke interpretatie van de bovennatuurlijke elementen van het evangelie zoals de wonderen, met mogelijke uitzondering van de maagdelijke geboorte en de opstanding. Albert Schweitzer analyseerde in Von Reimarus zu Wrede (1906) de historische betrouwbaarheid van de evangeliën. Hij stelde dat het christendom moest rekening houden met de mogelijkheid om zelfs het bestaan van Jezus zelf op te geven, en een metafysica moest ontwikkelen die onafhankelijk was van de geschiedenis en van de overlevering. Zelf geloofde hij in het bestaan van de Jezus van het evangelie, maar hij vond elementen in de overgeleverde leer die hem moreel en godsdienstig tegen de borst stuitten. In 1954 argumenteerde hij dat het Matteüsevangelie, meer dan de drie anderen, als onze beste bron moet worden beschouwd voor de leer van Jezus met name in verband met het in aantocht zijnde koninkrijk van God. Kritiek op de geloofspraktijk Kritiek op de christelijke praktijk is kritiek op het handelen van christenen in zoverre die christenen uitdrukkelijk hun handelen koppelen aan godsdienstige motieven. Die kritiek kan zowel van andere christenen als van niet-christenen afkomstig zijn. Hypocrisie is het voorwenden van morele deugd zonder die deugd ook daadwerkelijk te beoefenen. Schismas zoals de middeleeuwse splitsing tussen de orthodoxe en katholieke kerken, en het ontstaan van het protestantisme vanaf de 16de eeuw, worden vaak verantwoord in termen van theologische of morele kritiek. Met name Maarten Luther uitte felle kritiek op zowel de katholieke dogma's als op de moreel verwerpelijke handelingen van het Vaticaan (zoals de verkoop van aflaten). Historisch heeft het christendom als inspiratiebron gediend voor oorlogen en territoriale aanspraken. De kruistochten hadden als oorspronkelijk doel het geboorteland van Jezus onder christelijk gezag te brengen. Bij de Europese kolonisatie van Afrika en Latijns-Amerika was bekeringsdrang een belangrijke drijfveer. Morele kritiek op dergelijke christelijk geïnspireerde bewegingen is dus ook kritiek op de christelijke geloofspraktijk. In de Europese geschiedenis hebben politieke machthebbers het christendom vaak gebruikt als morele verantwoording van hun gezag. Dit heeft vanaf de 18de eeuw een antichristelijke of atheïstische inspiratie gegeven aan revoluties en andere politieke oppositiebewegingen zoals de Franse Revolutie en de Russische Oktoberrevolutie. Wanneer christelijke religieuze leiders falen in hun persoonlijk moreel handelen, wordt kritiek op dat handelen soms geformuleerd als kritiek op (een deel van) het christendom zelf, zelfs als die personen hun daden niet uitdrukkelijk in verband brengen met hun geloof (bijvoorbeeld strafrechtelijke misdrijven door priesters). Zie ook Externe link Verschillende Nederlandse Bijbelvertalingen - biblija.net
251
https://nl.wikipedia.org/wiki/Calvinisme
Calvinisme
Het calvinisme is in strikte zin het theologische gedachtegoed van de hervormer Johannes Calvijn (1509-1564), met de daaruit voortvloeiende sociale en politieke leer. Verspreiding van het calvinisme Omdat Calvijn een zware stempel heeft gedrukt op het protestantisme als kerkelijke stroming worden tegenwoordig in Nederland calvinisme en protestantisme dikwijls met elkaar vereenzelvigd. In hoeverre het latere protestantisme afwijkt van of overeenkomt met het oorspronkelijke gedachtegoed van Calvijn is een studie op zich. Het calvinisme zorgde in de 16e eeuw voor 'de tweede reformatorische golf', nadat aanhangers van het lutheranisme van de grote hervormer Maarten Luther de eerste vervolgingen hadden ondervonden. Het calvinisme had grote invloed in onder meer Frankrijk met de hugenoten, Schotland, waar John Knox bij de presbyterianen het calvinistische denken verbreidde en waarmee de Schotse Reformatie begon, alsmede in delen van Zwitserland en de Zeventien Provinciën. Hugenoten (een Franse verbastering van Eidgenossen) was de naar het eedgenootschap Zwitserland verwijzende naam die de protestanten in de 16e, 17e en 18e eeuw in Frankrijk kregen. De leer sloeg ook aan bij de puriteinen in Engeland en in de Verenigde Staten, waar het calvinisme nog te vinden is in de presbyteriaanse en congregationalistische kerken aldaar. Eind negentiende eeuw maakte het calvinisme, onder leiding van Abraham Kuyper en Herman Bavinck, in Nederland een herleving door in de vorm van neocalvinisme. In Nederland en Vlaanderen is het calvinisme tegenwoordig in een breed kerkelijk spectrum van het protestantisme terug te vinden. De Protestantse Kerk in Nederland en alle andere protestantse kerkgenootschappen baseren zich mede op Calvijns theologie. Het calvinisme is in verschillende Europese landen en zelfs ver daarbuiten de hoofdstroming geworden van het christendom. Dit was ook het geval in Nederland. De Nederlandse Grondwet is zelfs sterk gebaseerd op calvinistische principes, standpunten en uitgangspunten. Vandaag de dag telt het katholicisme de meeste aanhangers in Nederland, daarna volgt het calvinisme. In Duitsland en Scandinavië is vooral het lutheranisme een erg belangrijke stroming, het calvinisme speelt echter in Duitsland ook een grote rol. Het overgrote deel van de Afrikaanstalige bevolking in Zuid-Afrika en Namibië is aanhanger van het calvinisme, van de Nederduitsch Hervormde Kerk van Afrika en de Nederduits Gereformeerde Kerk om precies te zijn. Het calvinisme was vroeger ook in Polen, Oostenrijk, Hongarije en Roemenië, daar vooral Transsylvanië, erg belangrijk. Calvinisme en kapitalisme Auteurs als Max Weber (1864-1920) en Richard Henry Tawney (1880-1962) hebben verband gelegd tussen de opkomst van het kapitalisme in het zestiende-eeuwse West-Europa en die van het calvinisme in dezelfde tijd. Deze religieuze stroming kent bepaalde waarden die volgens Weber nodig waren om een kapitalistische economie te kunnen voeren. Volgens Weber was het kapitalisme niet zozeer hebzuchtig maar vooral rationeel, ordelijk en gericht op vooruitkomen in de wereld. Behalve hard werken moesten calvinisten ook betrouwbaar zijn en andere goede eigenschappen bezitten. Deze eigenschappen maakten calvinisten tot ogenschijnlijk betrouwbare zakenpartners, hetgeen hun succes nog eens versterkte. Dankzij het ascetische leven van calvinisten (hard, rationeel en systematisch werken, beperkt mogen genieten van het verdiende geld) zou veel winst worden gemaakt, waarmee weer investeringen voor nieuwe activiteiten gedaan konden worden. Bovendien konden arbeiders met het oog op hun religieuze plicht tot hard werken gemakkelijk uitgebuit worden. Dit beweerde Weber in zijn boek Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus, dat in zijn tijd beroemd maar ook omstreden was. De inspiratie hiertoe was in Webers jeugd gelegen. Hij had zijn hele leven geworsteld met de grote tegenstelling tussen zijn beide ouders. Zijn moeder was een asceet met een streng calvinistisch geloof, zijn vader was een levensgenieter. Calvinisme en kunst In de Republiek der Nederlanden was calvinisme de officiële, maar niet verplichte godsdienst. Tijdens de Synode van Dordrecht (1618-1619) werd ruim baan gegeven aan degenen die het meest strikt en streng in de leer waren. Zodoende drukte het calvinisme een stempel op de zeventiende-eeuwse maatschappij. Calvinisten bekleedden hoge maatschappelijke posities, bestuurden het land en verdienden veel geld met de overzeese handel. Hun rijkdom en maatschappelijke status etaleerden ze met grote huizen, chique interieurs en fraaie kunst. Het beeld dat kunst (geassocieerd met rijkdom en luxe) en calvinisme (geassocieerd met soberheid en spaarzaamheid) niet samengaan, stemt niet overeen met de werkelijkheid. Marianne Eekhout stelde in 2018 dat het een idee is dat we hebben overgehouden aan de negentiende eeuw (zie bij literatuur). Johannes Calvijn, de stichter van het calvinisme, liet zich nooit negatief over kunst uit. ‘Beeldhouwen en schilderen’, meende hij, waren ‘gaven van God’, al dienden de afbeeldingen zich te beperken tot zaken ‘die wij met onze eigen ogen kunnen waarnemen’, alsook ‘historiestukken en uitbeeldingen van wat in de geschiedenis heeft plaatsgevonden’. Afkeurenswaardig waren ‘alle beeltenissen, afbeeldingen en andere tekenen waarmee mensen Hem in hun bijgeloof dicht bij zich dachten te brengen’. Calvijn veroordeelde afgoderij, maar riep nimmer op tot een algeheel beeldverbod. Populair taalgebruik In het spraakgebruik wordt met calvinisme een verzameling eigenschappen bedoeld die typisch Nederlands zouden zijn, waaronder ingetogen gedrag, ingetogen in het uiten van emoties, niet te koop lopen met je successen, kapitaal of bezittingen hebben en daar weinig waarde aan hechten, starheid in principes, arbeidsethos en waarden als soberheid en zuinigheid. Hoewel Calvijn in zijn Institutie pleitte voor 'maathouden', had hij wel degelijk oog voor vermaak en plezier. Zo stelt hij dat God met kleding en voedsel niet alleen in onze noodzakelijke levensbehoeften wilde voorzien, maar ook voor vermaak en plezier wilde zorgen. Ook schrijft Calvijn over 'de wijn die het hart verheugt' als een weldaad van God. Literatuur Jozef Geldhof, Calvinisme in het Brugse Vrije, in: Biekorf, Jaargang 81 (1981) Marianne Eekhout, ‘’Werk, bid en bewonder. Een nieuwe kijk op kunst en calvinisme’’, Walburg Pers, Zutphen, 2018. Externe link Eponiem
252
https://nl.wikipedia.org/wiki/Chinese%20Muur
Chinese Muur
De Chinese Muur of Grote Muur is een uit aarde en stenen opgetrokken verdedigingslinie in het noorden van China. De ruim 21.000 kilometer lange muur, die in het Chinees lange muur van 10.000 li heet, moest het Chinees Keizerrijk beschermen tegen vijandelijke nomadische ruitervolkeren. Het complex strekt zich uit van Shanhaiguan, een stadswijk van Qinhuangdao aan de Golf van Bohai, tot de Jiayupas, nabij de stad Jiayuguan in de provincie Gansu. De gehele verdedigingslinie, inclusief verdedigingsgroeven van 359 kilometer en 2.232 kilometer aan natuurlijke grenzen (rivieren, heuvels en bergen), heeft een lengte van 21.196 kilometer. De huidige Grote Muur is grotendeels tot stand gekomen ten tijde van de Ming-dynastie (1368-1644), maar verdedigingsmuren hebben een lange historie in China. Al in de Periode van Lente en Herfst (722 v.Chr. - 481 v.Chr.) werden deze gebouwd door de talrijke staten uit die tijd. De eerste keizer van de Qin-dynastie, Qin Shi Huangdi, die China na een periode van oorlogen in 221 v.Chr. onder zijn heerschappij verenigde, versterkte bestaande muren en voegde deze samen tot een uitgestrekte verdedigingsbarrière aan de noordgrens van zijn rijk. In deze periode werden ook de karakteristieke wachttorens gebouwd van waaruit soldaten konden zien of er vijandige legers naderden. Met rooksignalen konden de wachttorens met elkaar communiceren. Ook werd het aardewerk waaruit de muur bestond, vervangen door steen. De muur is niet volledig ondoordringbaar want er bestaan tientallen poorten die gebruikt werden voor de handel met (vijandige) steppenvolken. Geschiedenis Het eerste stuk muur dat geassocieerd wordt met de Grote Muur dateert waarschijnlijk uit de zevende eeuw v.Chr. In de periodes Lente en Herfst en Strijdende Staten was China verdeeld in een aantal rivaliserende rijken, die defensieve barrières langs hun grenzen bouwden. Deze waren doorgaans opgetrokken met behulp van de arbeidsintensieve bouwtechniek van de aangestampte aarde (pisé), waarbij aarde en leem samengeperst worden tot een massieve massa. Onder dreiging van de Xiongnu en andere noordelijke steppenvolken kregen de verdedigingsmuren van de rijken Zhao, Yan en Qin vanaf de vierde eeuw v.Chr. een systematisch karakter. Qin Shi Huangdi veroverde uiteindelijk alle concurrerende staten en verenigde in 221 v.Chr. China onder zijn bewind. Het grootste bouwproject tijdens de elf jaar durende regering van deze megalomane keizer was het verenigen en versterken van de muren aan de noordgrens. Een ander groot project was de bouw van zijn eigen mausoleum in Xi'an met het befaamde terracottaleger. De offers die de bevolking tijdens de regering van Qin Shi Huangdi moest brengen, waren echter zo groot dat het volk na zijn dood in opstand kwam en zijn dynastie plaats moest maken voor de Han-dynastie, die ruim vier eeuwen zou regeren. De Han-heersers breidden de Grote Muur nog verder uit, maar in de eeuwen daarna raakte het verdedigingscomplex in verval. In de dertiende eeuw veroverden de Mongolen onder leiding van Dzjengis Khan en zijn opvolgers geheel China en vestigden de Yuan-dynastie. De Mongolen beheersten zowel het eigenlijke China als het noordelijke steppengebied en hadden uiteraard geen behoefte aan een verdedigingslinie ertussen. De Venetiaanse ontdekkingsreiziger Marco Polo leefde jarenlang in het China van Koeblai Khan, maar maakte in zijn reisverslag geen melding van de Grote Muur. Deze situatie veranderde toen de Mongolen in 1368 werden verdreven door de autochtone Ming-dynastie. De stichter van deze dynastie, Zhu Yuanzhang (r. 1368-1398), gaf opdracht om een langere en sterkere muur dan voorheen te bouwen. De eerste Ming-keizers kozen nog regelmatig voor een offensieve strategie tegen de Mongolen, maar dit veranderde na de smadelijke nederlaag bij Tumu in 1449. Esen tajsj, de leider van de Oirat-Mongolen, versloeg daar een groot Chinees leger en nam de Ming-keizer Zhengtong gevangen. Esen tajsj liet zijn gijzelaar na een jaar weer vrij, omdat de Chinezen weigerden het verlangde losgeld te betalen. Een nieuwe keizer had Zhengtongs plaats op de troon ingenomen. Na dit debacle was er geen sprake meer van offensieve acties van de Chinezen in het steppengebied en concentreerde de Ming-dynastie zich op het uitbreiden en versterken van de Grote Muur. Er werd een doorlopende verdedigingslinie van zo'n 6300 kilometer opgetrokken van de Hexi-corridor in Gansu tot aan de Golf van Bohai en de rivier Yalu aan de grens met Korea. Het gebied was verdeeld in negen regio's onder leiding van een militair bevelhebber, die rapporteerde aan de keizerlijke minister van defensie. Elke regio had een eigen vesting en strategische passen. Vanuit ruim 1000 forten en uitkijktorens werd de wacht gehouden. De wachtposten stonden onderling in contact met behulp van rooksignalen. Gemiddeld was de Grote Muur anderhalve meter breed en vijf meter hoog. De Muur heeft tientallen poorten, die gebruikt werden voor de strak geregelde handel met de steppenvolken. De meest oostelijke poort is Shanhaiguan aan de Golf van Bohai, de meest westelijke poort is in het Fort bij Jiayuguan in de gelijknamige stadsprefectuur. Deze laatste poort werd veel gebruikt door reizigers op de zijderoute. Uiteindelijk redde de Grote Muur de Ming-dynastie niet. Begin zeventiende eeuw vormden de Mantsjoes in het noordoosten een steeds grotere bedreiging, terwijl binnenlandse opstanden het gezag van de Ming ondermijnden. In 1644 bezette de opstandeling Li Zicheng Peking, waarop de laatste Ming-keizer Chongzhen zichzelf ophing aan een boom in het Jingshanpark in de Verboden Stad. Verschillende Ming-generaals liepen over naar de Mantsjoes en openden de Grote Muur bij Shanhaiguan. De Mantsjoes veroverden heel China en stichtten de Qing-dynastie, de laatste keizerlijke dynastie van China. Onder hun bewind werden de Chinese grenzen in het noorden en westen sterk uitgebreid en verloor de Grote Muur zijn militaire functie. Heden De Muur is op veel plaatsen zwaar beschadigd of zelfs afgebroken. Daarom mag er op sommige stukken niet meer gelopen worden. De stenen zijn vaak voor andere doelen gebruikt of de muur is door erosie of oorlogsgeweld beschadigd. Toch zijn er nog grote delen over. De Muur begint of eindigt aan de zeezijde in de Golf van Bohai met het grote fort Shanhaiguan dat enige jaren geleden helemaal herbouwd is. Dit fort heet de "Oude drakenkop" en is momenteel een, vooral voor Chinese toeristen, grote trekpleister. Het fort ligt iets ten noorden van de havenstad Qinhuangdao. De Chinese Muur is in 1987 opgenomen door de UNESCO op de werelderfgoedlijst. In 2007 werd de Chinese Muur tot een van de zeven nieuwe wereldwonderen gekozen. De totale lengte van de muursecties bij elkaar is 21.196,18 kilometer. (On)zichtbaarheid vanuit de ruimte Vaak wordt beweerd dat de Grote Muur het enige bouwwerk is dat zichtbaar is vanaf de Maan. De Muur is wel lang, maar hij is veel te smal om zichtbaar te zijn. Buzz Aldrin, de tweede mens op de maan, vertelde tijdens een lezing op de TU Delft in 2007 dat de Muur echt niet te zien is vanaf de Maan en dat zelfs de verschillende continenten amper uit elkaar te houden zijn. De oorsprong van de zichtbaarheidsmythe ligt bij Robert Ripley (1893-1949). Deze Amerikaanse striptekenaar, ondernemer en amateurantropoloog presenteerde in zijn serie Ripley's Believe It or Not! tal van rariteiten en onbekende weetjes aan een miljoenenpubliek, waaronder dit verhaal. Aangezien de eerste ruimtevaart pas dertig jaar later plaatsvond, was er niemand die de bewering kon staven of weerleggen. Niettemin sprak het verhaal wereldwijd tot de verbeelding. Ook een bekend wetenschapper als Joseph Needham nam de bewering over in zijn standaardwerk Science and Civilisation in China. In Chinese schoolboeken stond het verhaal tot 2003 als feit vermeld. Dat jaar maakte Yang Liwei als eerste Chinese ruimtevaarder (taikonaut) 14 baantjes om de Aarde. Hij noemde als enige tegenvaller van de vlucht dat de Muur niet te zien was. En de Maan is nog zo'n 1000 keer verder dan een astronaut in een lage omloopbaan. Metafoor In het huidig spraakgebruik wordt de metafoor "Chinese Muur" of "Chinese Wall" gebruikt om scheiding van bevoegdheden en informatie aan te duiden binnen bepaalde bedrijven of overheidsorganen. Een Chinese Muur houdt in ieder geval een geheimhoudingsplicht binnen een afdeling van een organisatie in. Zo hebben toezichthouders als bijvoorbeeld de Nederlandse Mededingingsautoriteit en de Autoriteit Financiële Markten "Chinese Muren" tussen de afdelingen die controlerend en de afdelingen die corrigerend optreden. Zo wordt willekeur, machtsmisbruik en belangenverstrengeling tegengegaan. Afbeeldingen Externe links UNESCO-site over de Chinese Muur Panorama's van de Chinese Muur op world heritage site Muur Muur Scheidingsbarrière Werelderfgoed in China Geschiedenis van Mongolië Wereldwonder Baksteenarchitectuur
253
https://nl.wikipedia.org/wiki/Chansonnier
Chansonnier
Chansonnier of chansonnière is het Franse woord voor liedjesdichter of cabaretier. In het Nederlands wordt de term gebruikt voor artiesten die Franse chansons zingen. Daarnaast worden artiesten wier werk thuishoort in, of nauwe verbanden heeft met, de traditie van de Franse populaire muziek, ook wel chansonniers genoemd. De Alliance française in Nederland organiseert jaarlijks het Concours de la Chanson. Bekende chansonniers België Salvatore Adamo (1943) Guido Belcanto (1953) Jacques Brel (1929-1978) Miel Cools (1935-2015) Raymond van het Groenewoud (1950) Bart Herman (1959) Bart Peeters (1959) Zjef Vanuytsel (1945-2015) Johan Verminnen (1951) Yasmine (1972-2009) Duitsland Marlene Dietrich (1901-1992) Hildegard Knef (1925-2002) Reinhard Mey (1942) Sven Ratzke (1977) Frankrijk Charles Aznavour (1924-2018) Barbara (1930-1997) Gilbert Bécaud (1927-2001) Bénabar (1969) Lucienne Boyer (1901-1983) Georges Brassens (1921-1981) Aristide Bruant (1851-1925) Patrick Bruel (1959) Francis Cabrel (1953) Maurice Chevalier (1888-1972) Julien Clerc (1947) Dalida (1933-1987) Michel Delpech (1946-2016) Jacques Dutronc (1943) Anne Sylvestre (1934) Mylène Farmer (1961) Jean Ferrat (1930-2010) Léo Ferré (1916-1993) Claude François (1939-1978) Serge Gainsbourg (1928-1991) Juliette Gréco (1927-2020) Françoise Hardy (1944) Patricia Kaas (1966) Mireille Mathieu (1946) Yves Montand (1921-1992) Georges Moustaki (1934-2013) Gérard Lenorman (1945) Patachou (1918-2015) Édith Piaf (1915-1963) Barbara Praví (1993) Michel Sardou (1947) Charles Trenet (1913-2001) Anne Vanderlove (1943) Nederland Dave (1944) Ramses Shaffy (1933-2009) Jules de Corte (1924-1996) Jaap Fischer (1938) Frans Halsema (1939-1984) Martine Bijl (1948-2019) Liesbeth List (1941-2020) Ronnie Potsdammer (1922-1994) Cornelis Vreeswijk (1937-1987) Drs. P (1919-2015) Boudewijn de Groot (1944) Bram Vermeulen (1946-2004) Han Peekel (1947-2022) Frank Boeijen (1957) Philippe Elan (1960) Stef Bos (1961) Thé Lau (1952-2015) Wende Snijders (1978) Herman van Veen (1945) Benny Neyman (1951-2008) Corry Brokken (1932-2016) Maarten van Roozendaal (1962-2013) Wim Sonneveld (1917-1974) Robert Long (1943-2006) Huub van der Lubbe (1953) Tess Merlot (1990) Zanger
254
https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis%20van%20de%20analyse%20%28wiskunde%29
Geschiedenis van de analyse (wiskunde)
Analyse is een tak van de wiskunde die ontwikkeld is uit de rekenkunde en de meetkunde. Analyse is het vakgebied dat zich bezighoudt met eigenschappen van functies, zoals extreme waarden, stationaire punten, asymptoten, krommen, hellingen van raaklijnen en door krommen omsloten oppervlaktes. Kernbegrippen van de analyse vormen de afgeleiden, integralen en limieten. Zie analyse (wiskunde) voor een overzicht van de hedendaagse analyse. De ontwikkeling van de analyse wordt aan Leibniz en Newton toegeschreven. Ook Barrow, Descartes, de Fermat, Hudde en Huygens hebben eraan gewerkt. Een van de belangrijkste redenen om analyse te ontwikkelen was om het raaklijnprobleem op te lossen, d.w.z het construeren van de raaklijn in een punt aan een kromme c.q. het berekenen van de helling ervan. Dit artikel geeft een overzicht van de geschiedenis van de analyse. Prehistorie van de analyse De echte ontdekking van de integraal- en differentiaalrekening is eind 17e eeuw gedaan door Newton en Leibniz. Voorgangers van hen hebben zeker tot die ontdekking bijgedragen, daarom eerst in het kort iets over wat er al bekend was over analyse vóór Newton en Leibniz, om te beginnen rond het jaar 1600. René Descartes (1596-1650) en Pierre de Fermat (1601-1665) zijn twee Fransen die een enorme bijdrage hebben geleverd aan het ontstaan van de analyse. Ze hebben namelijk, onafhankelijk en ongeveer gelijktijdig, de analytische meetkunde bedacht. Beiden legden het verband tussen vergelijkingen en krommen van punten die aan die vergelijkingen voldoen, op de inmiddels bekende manier: met coördinaten. Aardig om te noemen is het verschil in benadering: Fermat ging altijd uit van een kromme, gegeven door een vergelijking, terwijl Descartes een kromme als een meetkundig object zag, waar hij in sommige gevallen een vergelijking aan kon verbinden. Beide mannen gingen verder met hun werk en beiden hebben ook aan de fundamentele problemen van de analyse gewerkt: het vinden van raaklijnen, oppervlakken en extremen. Descartes ontwikkelde zijn 'methode van normalen'. Deze stelde hem in staat de normaal (en dus ook de raaklijn) in een punt aan een kromme te construeren. Het nadeel van zijn methode was dat deze alleen werkte voor krommen waarvan de vergelijking een polynoom was en dat de methode vaak enorm veel rekenwerk met zich meebracht. Fermat hield zich bezig met het vinden van extremen van functies (in de praktijk slechts polynomen). Hij ontwikkelde hiervoor zijn 'methode van adequaliteit'. Fermat was in staat de oppervlakte te bepalen onder krommen van de vorm: met een geheel getal (). Dit deed hij echter niet via de hoofdstelling van de integraalrekening (want die had hij dan eerst moeten ontdekken), maar door elke keer opnieuw slimme sommaties met oneindig veel rechthoekjes toe te passen. In de loop van de 17e eeuw waren er meer mensen die zich bezighielden met oppervlaktes en raaklijnen en die zo hier en daar wat bijdroegen. Een paar significante voorbeelden hiervan zijn: John Wallis (1616-1703), Nikolaus Mercator (1620-1687) en James Gregory (1638-1675). Wallis bepaalde de oppervlakte onder een kromme: door sommatie. Mercator introduceerde een machtreeks; hij bepaalde de machtreeks voor de natuurlijke logaritme. Gregory vond de machtreeksen van een aantal trigonometrische functies zoals de arcsinus, de arctangens en de tangens. Er waren rond 1650 dus al methoden ontwikkeld om in specifieke gevallen oppervlakken en raaklijnen te bepalen. Hier past nog wel de aantekening dat de benadering veel meetkundiger was dan dat wij deze tegenwoordig kennen. Het ging altijd om het construeren van een raaklijn en niet om het vinden van een richtingscoëfficiënt, de numerieke waarde van de helling van die raaklijn. Een ander belangrijk punt is dat geen van de bovengenoemde heren oppervlakte als een functie van de -coördinaat beschouwde. Ze namen meestal de oppervlakte van tot . Het is daarom niet verwonderlijk dat geen van hen de hoofdstelling van de integraalrekening gevonden heeft. Hiervoor is het immers noodzakelijk de oppervlakte weer als een functie op te vatten en te differentiëren. (Barrow, de leraar van Newton, vond deze stelling wel, maar zag niet hoe belangrijk deze was.) Newton (1642-1727) Isaac Newton bestudeerde de Elementen van Euclides, de Clavis Mathematicae van William Oughtred, een populair boek over rekenen en algebra, la Geometrie van René Descartes, het werk van Viète en de Arithmetica Infinitorum van John Wallis. Newton kreeg in 1667 een opleidingsplaats aan de Universiteit van Cambridge, hij werd er fellow, te vergelijken met een AiO-plaats van tegenwoordig en in 1667 een 'postdoc-positie'. Hij werd in 1669 Lucasian professor, een aanstelling, die hij van Isaac Barrow overnam. Hij maakte aantekeningen bij boeken, die de inhoud van de boeken ver overtreffen. Een voorbeeld hiervan zijn de Annotations from Wallis, waarin Newton het binomium, dat naar hem is genoemd, opschrijft bij het lezen van de Arithmetica Infinitorum. Een van de meest bijzondere dingen aan Newtons wiskundige werk (hij was ook een begaafd natuurkundige) is dat hij er geen letter van publiceerde. Zijn ideeën over analyse moeten zich grotendeels gevormd hebben zo tussen 1660 en 1670, maar de enige manier waarop zijn resultaten bekend werden was via - soms cryptische - brieven en wat wij collegedictaten zouden noemen. Veel van zijn manuscripten kwamen in het informele circuit in Engeland terecht. Vooral 2 van deze manuscripten staan hier centraal: De analysi per aequationes numero terminorum infinitas, ±1669 ('Over analyse met vergelijkingen van oneindig veel termen') Tractatus de methodis serierum et fluxionum, ±1671 ('Verhandeling over de methoden van reeksen en fluxen') Differentiëren Voor Newton was analyse vooral toegepaste mechanica. Hij beschouwde zogenaamde fluents, die met een bepaalde snelheid veranderen. Die snelheden noemt hij fluxions. Verder is in vrijwel ieder voorbeeld de fluent de positie van een deeltje en de fluxion dus de snelheid. Een fluxion wordt genoteerd met een puntje op de letter van de betreffende fluent. De Tractatus is in problemen opgedeeld, die steeds beantwoord worden en waar vervolgens voorbeelden van gegeven worden. Newton formuleerde probleem 1 in de Tractatus als volgt: Probleem 1: Gegeven een relatie tussen fluents, vind de relatie van de fluxions. Newton denkt hierbij dus aan een kromme: en hieruit probeert hij een relatie tussen de fluxen te vinden. In onze terminologie gebruikt hij: Hierbij geeft hij het volgende voorbeeld. Laat gegeven zijn: De instructie van Newton luidt nu: Laat en de fluxen van en zijn. Begin met . Vermenigvuldig elke term met zijn dimensie (de exponent van ,) en vervolgens met . Hier krijg je dan: Doe hetzelfde voor : (nu met in plaats van ) Tel op en stel op nul: Newton behandelt ook het probleem van de extremen en wel heel pedagogisch verantwoord. Hij gebruikt namelijk hetzelfde voorbeeld. Probleem 3: Gegeven een relatie tussen fluents, vind de extreme waarden van de fluents. Hier gaf Newton het standaard (intuïtieve) argument dat in een extreem van bijvoorbeeld de fluxion van nul is. Hij schreef de vergelijking op die je krijgt om zo'n extreem te vinden en zegt dat je deze zou kunnen oplossen (maar besteedt daar geen aandacht aan). Opmerkelijk is dat Newton niet zegt hoe je zonder plaatje kunt zien of een extreem een lokaal minimum of maximum is. Waarschijnlijk achtte hij dit altijd uit de context duidelijk. Integreren In probleem 9 van de Tractatus behandelde Newton wat nu de hoofdstelling van de integraalrekening heet: integreren en differentiëren zijn elkaars inverse. Probleem 9: het bepalen van de oppervlakte onder elke gegeven kromme (het woord 'elke' in deze titel moet niet te serieus genomen worden). De hoofdstelling van de integraalrekening was voor Newton volkomen evident: hij beschouwde een stuk oppervlak als voortgebracht door een bewegende lijn met als lengte de functiewaarde. Het is dan `logisch' dat de snelheid waarmee dat oppervlak groter wordt in een punt gelijk is aan de functiewaarde in dat punt. Newton gaf wel een iets langer argument, maar dat levert niet meer rechtvaardiging dan het bovenstaande. Chronologisch gezien komt het artikel de Analysi eerder dan de Tractatus. De meeste zaken die in de Analysi behandeld zijn worden in de Tractatus nog een keer behandeld. Echter, Newton voerde in de Tractatus een aantal generalisaties door waardoor zijn integratietechniek niet zo helder is. Hij richtte zich meer op het oplossen van wat algemenere differentiaalvergelijkingen. In de Analysi staat een duidelijke handleiding van Newton over hoe primitieven gevonden moet worden. Deze handleiding bestaat uit 3 regels: De integraal van een som van termen van de vorm van regel 1 is de som van de integralen. Elke functie die niet van deze vorm is ontwikkel je in een machtreeks. Integreer deze machtreeks termsgewijs (met regel 2). Hier is vooral 3 enigszins anders opgeschreven dan in het origineel. Voor Newton was een machtreeks namelijk gewoon een soort polynoom, dus hij maakte geen woorden vuil aan het termsgewijs integreren. Newtons rechtvaardiging voor het gebruik van machtreeksen is vrij zwak. Hij zegt: zoals je getallen in machten van 10 kunt ontwikkelen op de bekende manier kun je functies in machten van ontwikkelen. Vervolgens voert hij op machtreeksen dezelfde bewerkingen uit als op polynomen, zonder enige rechtvaardiging. Belangrijk punt is hier - en dat zag Newton waarschijnlijk ook wel - dat de gevonden antwoorden in zijn voorbeelden juist zijn. Het geheel werd door Newton aangevuld met een stel voorbeelden. De voorbeelden bij de regels 1 en 2 zijn niet erg interessant. Bij regel 3 gaf Newton echter 2 interessante voorbeelden: Via een elementaire staartdeling vindt Newton: En dus: Deze expressie (met en ) gebruikt hij om bijvoorbeeld tot op 50 cijfers te berekenen. Het tweede voorbeeld gaat over het trekken van een wortel. Met een algoritme om wortels te trekken (principe: orde voor orde) vindt Newton: Dus: Het gebruik van machtreeksen is een van de belangrijkste onderwerpen in het werk van Newton. Hierdoor konden veel meer functies dan voordien geïntegreerd worden. Newton meende dat hiermee `elke' kromme geïntegreerd kan worden, maar dit is overdreven (en Newton geeft geen algemene definitie van een kromme). Leibniz Reeksontwikkelingen Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716) was rond 1672 in zijn wiskundige kennis beperkt tot de meesterwerken van de oude Grieken. Om zich wiskundig verder te ontwikkelen moest hij leren wat de huidige ontwikkelingen in de wiskunde waren. Daarom vertrok hij naar Parijs. Het kwam hem daarom goed uit dat hij Christiaan Huygens ontmoette. Huygens stuurde Leibniz in zijn studie in het bestuderen van actuele problemen. Hij verkreeg ongepubliceerde manuscripten van Pascal en van Descartes. Huygens vroeg hem de som van de omgekeerde driehoeksgetallen uit te rekenen. Leibniz loste het probleem als volgt op. Eerst deelde hij de reeks door twee en verkreeg daarmee Hij zag in dat dit gelijk is aan De uitdrukking tussen de haakjes na de limiet heet tegenwoordig telescoopsom. En Leibniz concludeerde zodoende dat Leibniz werd erg handig in het berekenen van oneindige sommen door de getallen in de harmonische driehoek te gebruiken. Dit zegt iets over zijn interesse in sommen en verschillen, die hij later bij de ontwikkeling van de analyse zou gebruiken. Leibniz wist bijvoorbeeld het volgende. Zij een stijgende rij getallen met verschillen . Voor de rij getallen: is dan: Eerder dan uit de 'fluxes' en 'fluxions' van Newton, ontwikkelde Leibniz de analyse uit dit idee. Ontwikkeling van de analyse In 1673 bezocht Leibniz Londen. Hij werd als lid van de 'Royal Society' gekozen. Hij bracht zijn model voor een 'rekenmachine' mee. Hier zag hij een aantal van Newtons manuscripten en was erg onder indruk. Later zou dit voor Newton nog een reden vormen om Leibniz van plagiaat te beschuldigen. Het is mogelijk dat hij Newtons de Analysi gezien heeft, maar het is onwaarschijnlijk dat Leibniz hier veel aan heeft gehad, vanwege zijn gebrekkige kennis van de meetkunde en de analyse. Hij praatte met een aantal belangrijke personen, zoals Robert Boyle, Robert Hooke en John Pell. Pell wees Leibniz op zijn gebrekkige wiskundige kennis. Leibniz ging terug naar Parijs om hogere meetkunde te bestuderen met hulp van Huygens. Nog steeds in 1673 ontwikkelde hij zijn algemene methode om hellingen te berekenen. De drie volgende jaren maakte Leibniz een enorme wiskundige ontwikkeling door en formuleerde de fundamentele principes van de analyse. Leibniz' resultaten op het gebied van sommen en verschillen waren niet nieuw. Het feit dat veel van zijn kennis zelf aangeleerd was leidde vaak tot het herontdekken van reeds bestaande wiskunde. Het belangrijke van wat hij deed met sommen en verschillen was dat hij deze begrippen ging bekijken in de meetkunde. Hij bekeek wat sommen en verschillen bij krommen inhielden. Een kromme bekeek hij als een veelhoek met oneindig veel zijdes. De verschillen liet hij tot nul naderen, waardoor het differentialen werden. Voor het verschil gebruikte hij het symbool (van differentia) en voor de som het symbool wat een uitgerekte s (van summa) moet voorstellen. Analoog aan de discrete sommen volgt het dat . Maar een oneindige sommatie van eindige termen kan heel goed oneindig zijn, dus vermenigvuldigde Leibniz met en verkreeg de oneindige kleine oppervlakte , hetgeen wel weer gewoon geïntegreerd kan worden. Merk op dat Leibniz in staat was , of de 'zijde van de veelhoek' constant te kiezen. (Zie voorbeeld verderop in dit artikel.) Omdat hij de analyse vanuit het idee van sommen en verschillen als tegengestelde operaties ontwikkelde, is de geldigheid van de hoofdstelling van de integraalrekening volgens hem 'evident'. De eerste publicatie van de analyse Leibniz zat een beetje in over zijn gebruik van infinitesimalen. Omdat dit begrip niet goed gedefinieerd was, wist hij dat het veel kritiek op zou leveren. Dus in de eerste publicatie van de analyse introduceerde hij als een willekeurig eindig lijnstuk. Hij publiceerde dit artikel in 1684 in de Acta Eruditorum, een wetenschappelijk tijdschrift waar hij zelf aan meewerkte. Dit artikel draagt de lange titel: Nova Methodus pro Maximis et Minimis, itemque tangentibus, qua nec fractas, nex irrationales quantitates moratur, et singulare pro illi calculi genus Hij begon met het 'definiëren' van de symbolen die hij gebruikte. Hij 'definieert' en als lijnsegmenten die hetzelfde quotiënt hebben als en . Leibniz zei niet dat deze grootheden infinitesimaal zijn. Vervolgens gaf hij een aantal regels van de analyse, waaronder de productregel en de quotiëntregel. Hij legde uit wat het inhoudt als nul of oneindig is en wat de tweede differentiaal representeert. Hierna vertelt Leibniz dat (als constant wordt gekozen) en gaf een aantal voorbeelden van deze regel, waaronder gebroken en negatieve exponenten. Hij beweerde: 'Het algoritme van deze analyse kennende, wat men differentiaalrekening kan noemen, kunnen alle differentiaalvergelijkingen met dezelfde methode worden opgelost.' Dit was een beetje te optimistisch. Vervolgens legt hij uit dat zijn methode erg gemakkelijk is en veel algemener dan andere methoden. Leibniz introduceert de term transcendental. Hierna legt hij uit hoe hij een kromme ziet als een veelhoek van oneindig veel zijden, met als zijden de differentialen dv. Hij introduceert zijn notatie ':' voor vermenigvuldiging, hetgeen nog steeds veel gebruikt wordt. Vervolgens geeft hij een voorbeeld van een erg ingewikkelde vergelijking, om te laten zien dat zijn methode dan nog steeds werkt. Daarna laat hij zien hoe hij met zijn methode de formule kan afleiden voor de breking van licht wanneer het van het ene medium naar het andere gaat. Het resultaat is een eenvoudige uitdrukking voor de sinus van de hoek van inval gedeeld door de sinus van de hoek van uitval. Aan het eind van zijn artikel geeft Leibniz nog twee andere voorbeelden van het gebruik van zijn methode; hieronder ook een oplossing van het probleem dat De Beaune voorstelde aan Descartes. Opnieuw lost Leibniz het probleem met zijn differentiaalrekening zonder veel moeite op. Hij presenteert het artikel op een opmerkelijke manier. In het begin geeft hij een lijst met regels van zijn differentiaalrekening. Hij bewijst geen van deze regels, omdat hij zijn gebruik van infinitesimalen niet kan rechtvaardigen. In plaats hiervan geeft hij een aantal voorbeelden om te laten zien dat zijn methode werkt en zelfs prettig en gemakkelijk. Hij verkoopt zijn nieuwe techniek door problemen op te lossen die daarvoor nog niet zo gemakkelijk waren op te lossen. In plaats van zijn methode te bewijzen geeft hij een show waarin hij laat zien dat het fantastisch werkt. Differentiaalvergelijkingen Net als Newton was Leibniz meer geïnteresseerd in het oplossen van differentiaalvergelijkingen dan het vinden van oppervlakten in het bijzonder. Nu volgt een voorbeeld hoe hij de machtreeksontwikkeling van de sinus afleidde; hiervoor maakte hij gebruik van de differentiaaldriehoek die hij had gezien in Pascals werk en misschien ook in het werk van Barrow. De differentiaaldriehoek met zijden , en is gelijkvormig aan de driehoek met zijden , en . Het volgt dat en vanwege de stelling van Pythagoras Het elimineren van geeft hetgeen, zolang , equivalent is aan Nu mag Leibniz nog een van zijn zijden van de differentiaaldriehoek als constant kiezen. Hij kiest constant en past zijn differentiaalrekening toe en verkrijgt Hij deelt de vergelijking door en schreef het als Nu loste Leibniz deze differentiaalvergelijking op door aan te nemen dat geschreven kan worden als . Hij zag dat er geen termen met even graad aanwezig konden zijn. (Waarschijnlijk door op te merken dat de sinus een oneven functie is en door de ideeën over oneven veeltermen te extrapoleren naar machtreeksen.) Aangezien , moet gelijk zijn aan . Vervolgens differentieerde hij twee keer recht door de som heen en verkrijgt de recursieve formule Nu zegt hij dat . (Het merkte waarschijnlijk op dat als gaat naar dan gaat naar 1.) Op deze manier verkreeg hij de machtreeksontwikkeling van de sinus: (Hij had dit reeds in 1676 ontdekt.) Achttiende en volgende eeuwen De geschiedenis van de wiskundige analyse begon in de 17e eeuw met de vrijwel gelijktijdige uitvinding van de differentiaal- en integraalrekening door Newton en Leibniz. In de 17e en 18e eeuw werden concepten als de variatierekening, gewone en partiële differentiaalvergelijkingen, Fourieranalyse en voortbrengende functies ontwikkeld voor uiteenlopende toepassingen. Gedurende de 18e eeuw was de definitie van een functie onderwerp van discussie onder wiskundigen. Cauchy zorgde in de 19e eeuw door zijn introductie van de Cauchyrij als eerste voor een formele basis voor de differentiaal- en integraalrekening. Hij begon ook de formele theorie van de complexe functietheorie te ontwikkelen. Poisson, Liouville, Fourier en anderen bestudeerden partiële differentiaalvergelijkingen en de harmonische analyse. Riemann introduceerde halverwege de 19e eeuw de later naar hem genoemde Riemannintegratie, de nu nog meeste gebruikte vorm van integraalrekening. De analyse kreeg enige jaren later door Weierstrass een rekenkundige in plaats van een meetkundige grondslag door zijn invoering van de ε-δ-definitie van de limiet. Vervolgens begonnen wiskundigen zich zorgen te maken over hun tot dan toe onbewezen aanname van het bestaan van een continuüm van reële getallen. Hierop construeerde Dedekind de reële getallen met behulp van de Dedekindsneden. Rond dezelfde tijd leidden Riemanns pogingen om de integratietheorie te verfijnen en de ontdekking van monsterlijke objecten, zoals nergens continue functies, overal continue maar nergens differentieerbare functies en ruimtevullende krommen, tot de ontwikkeling van de maattheorie door Jordan. De analyse werd in het begin van de 20e eeuw met behulp van de verzamelingenleer geformaliseerd. Lebesgue kwam met een verbeterde maattheorie en Hilbert introduceerde Hilbertruimten om integraalvergelijkingen op te lossen. In de jaren 20 van de 20e eeuw ontwikkelde Banach de functionaalanalyse. Zie ook Geschiedenis van de wiskunde Hoofdstelling van de integraalrekening Wiskundige analyse Analyse
255
https://nl.wikipedia.org/wiki/CD
CD
Informatica Compact disc, een optische schijf voor de opslag van muziek, foto's, video's of andere gegevens cd (Unix), een commando op Unix en Unix-achtige systemen cd, een commando op DOS-systemen Politiek Corps Diplomatique, functionarissen die hun land in een ander land vertegenwoordigen Centrumdemocraten, een Nederlandse politieke partij Wetenschap Cd, symbool voor het element Cadmium cd, symbool voor de eenheid candela Cluster of differentation (CD), een verzamelnaam voor belangrijke celoppervlakte-eiwitten Circulair dichroïsme, een vorm van spectroscopie CD, het jaar 400 in Romeinse cijfers CD, het getal 205 uit het hexadecimale talstelsel Anders Conduct disorder, anti-sociale gedragsstoornis Congo-Kinshasa, waarvan CD de landcode is volgens ISO 3166-1-alpha-2 .cd, het internetlandcode topleveldomein van Congo-Kinshasa České dráhy, de nationale spoorwegmaatschappij van Tsjechië
257
https://nl.wikipedia.org/wiki/Computerprogramma
Computerprogramma
Een computerprogramma is een opeenvolging van instructies met als doel om een specifieke taak met een computer uit te voeren. Een programma is in een uitvoerbare (executable) vorm, die de computer direct kan gebruiken om de programma-instructies met de processor (CPU) uit te voeren. Computerbroncode wordt in het algemeen geschreven door computerprogrammeurs. Broncode wordt geschreven in een programmeertaal, die vaak een van de twee belangrijkste programmeerparadigma's volgt: imperatief of declaratief programmeren. Broncode kan met behulp van een compiler worden omgezet in een uitvoerbaar bestand (ook wel een executable of binair bestand genoemd) en later worden uitgevoerd door een centrale verwerkingseenheid. Als alternatief kunnen computerprogramma's worden uitgevoerd met behulp van een interpreter. Ook kunnen zij als firmware worden gedraaid of worden ingebed in de hardware. Een verzameling van computerprogramma's en bijbehorende data wordt software genoemd. Als een computerprogramma wordt uitgevoerd, leest de computer de instructies uit het programma, zoals deze zijn opgeslagen op een gegevensdrager (bijvoorbeeld bestanden op een harde schijf) en voert de programmacode in de aangeven volgorde uit, gebruik makend van de data. Hetzelfde computerprogramma stelt een programmeur in staat om in een voor mensen gemakkelijker leesbare broncodevorm de algoritmen van een betreffende computerprogramma te bestuderen en zo nodig verder te ontwikkelen. Programmeertalen Programma's worden in verschillende programmeertalen geschreven (geprogrammeerd). Vaak worden deze programma's door een compiler vertaald naar machinetaal. In andere gevallen wordt het programma uitgevoerd door een interpreter (tolk). Slechts zelden wordt een programma direct in assembler geschreven; dat gebeurt uitsluitend wanneer maximale efficiëntie vereist is. Model van computerprogramma's De Engelse wiskundige Alan Turing beschreef een theoretische machine, de turingmachine, die een model van het rekenen vormt zoals de computer dat doet. De machine kan worden geconfigureerd met een eindige verzameling mogelijke toestandsovergangen: zo'n configuratie kan worden gezien als het model van een programma. Een verschil is dat in computers het rekenen gebeurt op het ingebouwde geheugen, dat eindig is. Naast turingmachines bestaan er nog allerlei andere soorten wiskundige modellen van het rekenen, waarmee uiteenlopende aspecten van het rekenen bestudeerd kunnen worden. Soorten Computerprogramma's komen in allerlei soorten en maten voor: Het besturingssysteem dat een computer draaiende houdt en de computergebruiker de mogelijkheid biedt om andere programma's te starten, gegevens te bewaren en randapparatuur te gebruiken (bijvoorbeeld afdrukken op een printer). Stuurprogramma's, programmatuur die specifieke hardware geschikt maakt voor gebruik op de betreffende computer met besturingssysteem. Kantoorsoftwarepakketten: Tekstverwerker Spreadsheet Database Projectplanning Presentatiesoftware Bedrijfssoftware: CAD-systeem (computer-aided design) PDM-systeem (Product Data Management) ERP-systeem (Enterprise Resource Planning) SCM-systeem (supply chain management) CRM/EMM-systeem (Customer Relationship Management / Enterprise Marketing Management) EDM/ECM-systeem (Enterprise Document / Content Management) HRM-systeem (humanresourcesmanagement) Grafische programmatuur Audioprogrammatuur Netwerkprogrammatuur (bijvoorbeeld voor internet) Spellen Simulaties Embedded software Fouten Er zijn verschillende soorten fouten mogelijk in een computerprogramma: Een fout in de syntaxis. Er staat dan iets dat in de gebruikte taal niet is toegestaan. Een fout in de semantiek. Er staat dan iets dat is toegestaan, maar in een fout resulteert. Een statement bevat bijvoorbeeld een deling door een variabele, maar de waarde daarvan is nul. De uitvoering van het programma stopt, meestal met een foutmelding. Een fout waarbij de uitvoering vanuit de computer gezien normaal verloopt, maar waarbij de computer niet doet wat de bedoeling is. Bij gebruik van een compiler is er bovendien een onderscheid tussen compile time errors, die tijdens het compileren worden gevonden en gerapporteerd, en moeten worden gecorrigeerd alvorens een gecompileerd, uitvoerbaar programma kan worden geproduceerd; run time errors, fouten die optreden tijdens de uitvoering van de gecompileerde software. De meeste compile time errors zijn syntaxisfouten, en de meeste syntaxisfouten zijn compile time errors. Bij het compileren worden vaak ook allerlei waarschuwingen gegeven, die o.a. semantische fouten kunnen aangeven. Bij gebruik van een interpreter wordt een syntaxisfout slechts ontdekt indien en wanneer de interpreter op het punt staat het statement uit te voeren. Het effect van alle genoemde soorten fouten is dus hetzelfde: de uitvoering stopt, meestal met een foutmelding. Vaak zijn er ook voor geïnterpreteerde talen programma's om syntaxisfouten en andere mogelijke problemen in de code te rapporteren. Veel talen gebruiken tussenvormen tussen compilatie en interpretatie, zoals just-in-timecompilatie, waardoor het onderscheid tussen compile time en run time minder scherp is. Zie ook Lijst van programmeertalen Programmeren Software
258
https://nl.wikipedia.org/wiki/Chanson
Chanson
Een chanson is simpelweg het Franse woord voor 'lied', en is daarmee de benaming voor de populairste, meest eigen stijl van Franse zangkunst. Het heeft vaak een poëtisch-verhalende vorm. Een beoefenaar van het chanson wordt in het Nederlands een chansonnier genoemd. Chansons bestaan in traditionele en meer moderne vormen. Een van de begeleidende instrumenten van een traditioneel Frans chanson is de accordeon. Ook anderstalige verhalende liederen worden vaak aangeduid met chanson. De Nederlandse vertaling van het woord chanson, luisterlied, wordt toegeschreven aan Ernst van Altena en aan Jules de Corte. Chanson is een zeer oud begrip: in de middeleeuwen werd het gebruikt om de liederen mee aan te duiden die de troubadours zongen, vaak als uitdrukking van de hoofse liefde. In de renaissance bestond het genre ook nog en was het een polyfoon lied met een melodieuze tekst en veel onomatopeeën. Zie ook Chansonnier, een lijst van bekende chansonniers. Literatuur Ignace Schretlen: Ik droom alleen wat minder, boek over thema's in het Franse chanson van na de Tweede Wereldoorlog, 1978 Ignace Schretlen: Voor elk woord een gevoel. over het Franse chanson in Canada, en over vijf Franse chansonniers die na mei 68 zijn opgekomen, 1980 Ignace Schretlen: Alles eindigt met een lied, hoofdstukken over Gilbert Bécaud, Charles Aznavour, Barbara, Jean Ferrat en Georges Moustaki, 1981 Bart Van Loo: Chanson, een gezongen geschiedenis van Frankrijk, De Bezige Bij, 2011 Matthijs van Nieuwkerk Rob Kemps ‘Chansons!, op zoek naar het Franse lied door de straten van Parijs’ Meulenhoff, 2021 Voetnoten Muziekgenre
260
https://nl.wikipedia.org/wiki/Compiler
Compiler
Een compiler (letterlijk samensteller of opbouwer) is een computerprogramma dat een in een brontaal geschreven programma vertaalt in een semantisch equivalent programma in een doeltaal. Het vertalen of omzetten wordt compilatie of compileren genoemd. Met compiler wordt voornamelijk een programma bedoeld dat een programma in een hogere programmeertaal vertaalt naar een lagere programmeertaal, meestal assembleertaal of machinecode. De voornaamste reden om broncode te compileren is dan ook het maken van uitvoerbare code. Als het gecompileerde programma uitgevoerd kan worden op een computer met een andere CPU of een ander besturingssysteem dan de computer waarop de compiler zelf draait, spreekt men van een crosscompiler. Een programma dat een vertaling uitvoert tussen hogere programmeertalen wordt meestal niet compiler genoemd, maar vertaler. Vertaalt een programma van een lagere programmeertaal naar een hogere dan spreekt men van een decompiler. Formeel is compilatie het vertalen van expressies uit een formele invoertaal naar expressies uit een formele uitvoertaal (of doeltaal). De compiler controleert ook of de invoer welgevormd is en of er een correcte vertaling gemaakt kan worden, zo niet dan worden er foutmeldingen gegeven. Tegenwoordig werkt men meestal interactief en stopt de compiler doorgaans bij de eerste foutmelding. Bij de klassieke batchverwerking (de programmeur stuurt zijn programma naar het computercentrum en ontvangt de uitvoer uren later of de volgende dag) onderzoekt de compiler het hele programma op fouten. Structuur Compilatie gebeurt in verschillende fases, waarvan sommige parallel lopen. De eerste fases zijn verantwoordelijk voor het analyseren van de broncode die gecompileerd wordt. Deze fases worden samen de frontend (voorkant) van de compiler genoemd. De latere fases zijn verantwoordelijk voor het synthetiseren van het resultaat en houden zich bezig met het genereren en optimaliseren van het resultaat van de compilatie. Deze fases vormen samen de backend (achterkant) van de compiler. De frontend levert zijn resultaten af aan de backend in de vorm van een interne representatie en een symbol table. De frontend van een compiler is specifiek voor een bepaalde programmeertaal. Voor de compilatie van programma's in verschillende programmeertalen zijn verschillende frontends nodig. De backend is (tot op zekere hoogte) onafhankelijk van de programmeertaal, maar is specifiek voor het doel waarvoor gecompileerd wordt. Dit doel kan een bepaalde processor zijn of een virtuele machine. Voor iedere processor of virtuele machine is een andere backend nodig. Een compiler met een back-end die het programma direct uitvoert in plaats van uitvoerbare code te genereren wordt een interpreter genoemd. De meeste compilers kennen de volgende fases: Frontend (analyse): De lexical scan of lexicale analyse (woordontleding), waarin de symbolen van de invoer van voor naar achter bekeken worden en de invoer verdeeld wordt in blokken van symbolen welke op een bepaalde manier geïnterpreteerd worden binnen de invoertaal. In het geval van een programmeertaal als invoertaal valt te denken aan het herkennen van sleutelwoorden, operatoren en variabelen uit een rij van invoertekens. De parsing of syntactische analyse (zinsontleding, dus met betrekking tot de grammatica), waarin gekeken wordt of de invoer wel in te passen valt in de context-vrije grammatica van de invoertaal. Hieruit blijkt (gedeeltelijk) of er wel een vertaling mogelijk is en zo ja, (gedeeltelijk) hoe deze vertaling opgesteld dient te worden. In het geval van een programmeertaal valt te denken aan een verificatie dat de syntactische regels van de taal wel geëerbiedigd worden. De attribuutevaluatie of semantische analyse. Dit is de 'betekenis' en slaat vooral op typering, waarin gekeken wordt of de invoer voldoet aan de contextgevoelige regels van de invoertaal. Hier blijkt definitief of een vertaling mogelijk is en hoe deze tot stand dient te worden gebracht. In het geval van een programmeertaal valt te denken aan een controle op de eerbiediging van alle typeregels (type checking genoemd). Het genereren van een interne representatie van het invoerprogramma. Backend (synthese): De registerallocatie, waarbij de compiler bepaalt welke data in welke registers opgeslagen wordt. De codegeneratie, waarin aan de hand van de eerder verzamelde informatie een woord uit de doeltaal wordt gegenereerd. In het geval van een programmeertaal zou bijvoorbeeld machinecode gegenereerd kunnen worden. Optimalisatie De lexical scan De lexical scan vormt de initiële analyse van de invoer van de compiler. Deze invoer is een rij van karakters uit een alfabet, die wellicht een woord vormt in de zin van een formele taal. De taak van een lexicale scanner in de compiler is om de invoer onder te verdelen in kleinere onderdelen genaamd tokens en deze tokens in volgorde door te geven aan de parser. Een token is dan een object dat door de parser herkend kan worden als een sleutelwoord binnen de formele taal, dan wel als een naam, en zodanig behandeld kan worden. Parsen Tijdens het parsen (ontleden) worden de tokens die het resultaat zijn van de lexicale analyse omgezet in een boomstructuur, een syntaxisboom genoemd. Dit gebeurt volgens regels die gedefinieerd zijn in de context-vrije grammatica van de taal. Als de parser een serie tokens tegenkomt die aan geen van de regels van de grammatica voldoet is er sprake van een syntax error, een syntaxisfout. In dat geval geeft de compiler een foutmelding. Het resultaat van het parsen is een concrete syntaxisboom die de structuur van de geparste broncode weergeeft. Attribuutevaluatie Attribuutevaluatie is een bewerking die wordt uitgevoerd op de afleidingsboom die het resultaat is van de hierboven beschreven parsing. De parsing definieert een mogelijke afleiding van een woord uit een formele taal in de zin van de context-vrije grammatica van die taal. Een dergelijke afleiding zegt echter niets over de correctheid van de afleiding met betrekking tot de contextgevoelige eigenschappen van de programmeertaal. Een voorbeeld is een regel dat een variabele gedeclareerd moet zijn voordat deze gebruikt wordt, of dat een bepaalde waarde alleen toegekend kan worden aan een variabele van het juiste type. De attribuutevaluator van een compiler doorloopt nogmaals de gehele afleiding (soms meer dan één keer) om te bepalen of een afgeleid woord alle contextuele regels van de formele taal eerbiedigt. Een veelgebruikte methode hiervoor is die waarbij de attribuutevaluator deelbomen van de boom beschouwt van wortel naar bladeren en weer terug en daarbij de boom decoreert met invoerinformatie (contextuele beperkingen op deelbomen die van boven uit de boom worden opgelegd – bijvoorbeeld "variabele X heeft hier geen waarde en mag dus niet uitgelezen worden") en uitvoerinformatie (contextuele informatie die bepaalt of een deelboom wel in de bovenliggende boom past – bijvoorbeeld "het type van de uitspraak die gevormd wordt door deze deelboom is A"). Er wordt nog altijd veel werk verricht in de informatica aan attribuutevaluatorgeneratoren. Er zijn wel verschillende systemen die uit een beschrijving een attribuutevaluator kunnen genereren, maar er is nog geen algemene erkende oplosmethode. Codegeneratie De codegenerator is de laatste stap van de compilatie. Dit onderdeel beschouwt nog een laatste maal de gedecoreerde afleidingsboom en genereert vertalingen in de doeltaal voor iedere deelboom van de afleidingsboom. Omdat alle deelbomen samen de gehele boom vormen, genereert dit proces de gehele vertaling. De meest gebruikte methode bij codegeneratoren is dat de codegenerator naast drivercode bestaat uit een bibliotheek aan "standaardvertalingen" van stukken afleidingsboom, waarin gaten voorkomen. Deze gaten worden bij de echte codegeneratie gevuld met contextgevoelige informatie. Te denken valt dan aan de precieze naam van een variabele uit de invoer. Omdat codegeneratie afhankelijk is van contextgevoelige informatie en er voor attribuutevaluatie nog niet één echte oplossing is, is er ook nog niet één algemeen mechanisme voor generatie van codegeneratoren. Daarnaast kampen onderzoekers naar codegeneratie ook met een ander probleem, namelijk dat er vaak veel meer dan één enkele manier is om een deelboom in een doeltaal te vertalen en niet iedere mogelijke vertaling altijd de beste is. Naar dit soort codeoptimalisatie wordt veel onderzoek gedaan. Softwareontwikkeling Compilers worden gebruikt binnen het programmeren. Een tekst in de vorm van broncode in een bepaalde programmeertaal wordt omgezet, meestal naar een vorm waarin het direct door een computer kan worden uitgevoerd. Soms zal het naar een vorm worden omgezet zodanig dat het door een ander programma, een zogenaamde interpreter of runtime module, uitgevoerd kan worden. Een compiler wordt vanaf 1985 vaak gebruikt als onderdeel van een software-ontwikkelomgeving, zodat het programma direct kan worden getest. Zonder softwareontwikkelomgeving vergt het compileren een aparte handeling van de programmeur. Een programmeur schrijft de broncode van het programma in een teksteditor (een tekstbewerkingprogramma, meestal speciaal geschikt voor de te gebruiken programmeertaal) en slaat deze op in een bestand. Wanneer de programmeur de compiler gebruikt zal deze de broncode omzetten naar een uitvoerbaar bestand. De resulterende objectbestanden (verwar object hier niet met objectoriëntatie) moeten doorgaans dan nog gelinkt worden (samengevoegd met bijvoorbeeld opstartcode), waarna het programma klaar is voor uitvoering, de zogenaamde executable. In het geval van een variant die nog een interpreter vereist wordt de linkfase gewoonlijk overgeslagen. Het compilatieproces is hierdoor meestal wat sneller, maar de uitvoering trager. Een voordeel van interpretergebaseerde compilatie kan wel zijn dat de gegenereerde object code portable is naar andere systemen. De interpreter zelf is dan niet portable en handelt platformspecifieke zaken af. Een compiler kan er niet voor zorgen dat er geen bugs in het programma komen. Met een debugger kunnen dat soort fouten opgespoord worden, maar daarna zal het compilatieproces opnieuw moeten plaatsvinden. Voorbeelden Voorbeelden van compilers zijn (in alfabetische, geen chronologische volgorde): C++Builder Delphi (software) GNU Compiler Collection Microsoft Visual Studio Turbo C Turbo Pascal Zie ook Abstracte syntaxis Externe links A Compact Guide to Lex & Yacc, een korte, praktische introductie tot het schrijven van compilers met behulp van lex en yacc. Compiler Construction, een boek van Niklaus Wirth (gearchiveerd)
263
https://nl.wikipedia.org/wiki/Kolossus%20van%20Rodos
Kolossus van Rodos
De Kolos(sus) van Rodos of Rhodos (Oudgrieks: of ; ho Hélios Rhódios, ho Kolossòs Rhódios, ho en Rhódôi Kolossós, Latijn: Colossus Solis Rhodi of Solis Colossus Rhodi) was een van de zeven wereldwonderen van de antieke wereld. De Kolossus was een bronzen beeld van de Griekse zonnegod Helios, die door de Grieken vereerd werd en later werd gesynthetiseerd met Apollo, de god van licht. De Kolossus van Rhodos is alleen bekend uit antieke teksten. Er is geen archeologisch materiaal gevonden dat met zekerheid in verband kan worden gebracht met het beeld. De Nederlandse taal heeft aan dit type kunstwerk woorden als 'kolos' en 'kolossaal' overgehouden. Aanleiding voor de bouw Toen Alexander de Grote in 323 v.Chr. overleed was zijn opvolging niet geregeld. Er werd aanvankelijk een soort staatsraad samengesteld, bestaande uit de voornaamste generaals, zijn moeder, zijn halfbroer Philippus Arrhidaeus en enkele raadgevers, om de zaken waar te nemen voor de beoogde opvolger, Alexanders jonge zoon Alexander IV. Maar de bijzonderste generaals, de "Diadochen", trokken de macht naar zich toe. Tijdens de onderlinge gevechten had Rhodos zich geallieerd met Ptolemaeus I Soter, die Egypte had ingenomen. Dit was niet naar de zin van Antigonos I Monophthalmos, die in 305 v.Chr. zijn zoon Demetrios Poliorketes met een groot leger naar Rhodos stuurde. Demetrios sloeg het beleg op voor Rhodos, maar toen na een jaar een Egyptische vloot kwam opzetten sloot hij een vredesverdrag met Rhodos en trok zich terug met achterlating van zijn belegeringstorens. De inwoners van Rhodos besloten een monument op te richten om hun zege over Demetrios te herdenken en de zonnegod Helios hiervoor te danken, dit werd de Kolossus. Omschrijving Het beeld was 70 el groot. Als men voor de Griekse el 47,4 cm neemt betekent dit ongeveer 33 meter. Hoe het beeld eruitzag blijft giswerk, er zijn geen afbeeldingen van bewaard gebleven. Maar men neemt aan dat het beeld, dat gewijd was aan Helios de zonnegod en beschermer van het eiland, er waarschijnlijk zal hebben uitgezien als de beelden van Helios die wel bewaard zijn gebleven. Het zou dan een naakte, mooie jonge man hebben voorgesteld, alleen gekleed in een korte mantel (Chlamys) over een schouder, hij had golvend haar en een Helioskroon met zeven stralen op het hoofd. Men neemt ook aan dat de proporties van het beeld werden aangepast om er voor te zorgen dat de delen die ver van de kijker verwijderd waren in een normale verhouding werden gezien. Het hoofd moet dus verhoudingsgewijs veel groter geweest zijn dan wat mocht verwacht worden op basis van de proporties van het menselijk lichaam. Plinius de Oudere vermeldde in zijn tekst dat de duim van het beeld maar door weinig mannen met de armen kon omvat worden en dat de holle ruimtes van de ledematen wel grotten leken. In de kunst wordt de Kolossus dikwijls afgebeeld met een fakkel of een vuurschaal in de hand, wat op zijn functie als vuurtoren of lichtbaken zou wijzen. Deze theorie wordt door de historici vrij algemeen verworpen, er is trouwens geen enkele antieke tekst die dit vermeldt. Chares van Lindos Het beeld werd gemaakt door Chares van Lindos, die van het eiland Rhodos afkomstig was en die een leerling was van Lysippus van Sicyon. Buiten de Kolossus van Rhodos is er van hem slechts een kolossaal bronzen hoofd bekend dat door Publius Cornelius Lentulus Spinther naar Rome werd gebracht. De legende vertelt dat hem, nadat hij een prijs had opgegeven voor een beeld van 35 el, gevraagd werd wat het dan zou kosten voor een beeld van 70 el. Hij zou geantwoord hebben "dubbel zoveel" en daarop de opdracht hebben gekregen. Toen hij zich realiseerde welke kapitale fout hij had gemaakt, zou hij zelfmoord hebben gepleegd. Maar men kan dit inderdaad als een fabel beschouwen, het is moeilijk aan te nemen dat iemand die de capaciteiten had om een bronzen beeld van 35 el te ontwerpen en op te richten niet geweten zou hebben dat het volume zich tot de lengte verhoudt als een derde macht en dat hij dus acht keer zoveel had moeten vragen. Plaatsing Ook wat betreft de plaatsing van het beeld zijn er geen archeologische aanwijzingen gevonden. De antieke schrijvers vermelden nergens waar het beeld zich precies bevond. Wat we zeker kunnen uitsluiten is dat het beeld wijdbeens over de haveningang stond. Dit werd voor het eerst gemeld door Nicola de Martoni in het verslag van zijn bedevaart naar het Heilige Land in 1394-1395 en werd daarna gretig overgenomen in de kunst. De oude haven van het antieke Rhodos zou volgens archeologisch onderzoek een dertigtal meters breed geweest zijn, wat een kolos in spreidstand weinig aannemelijk maakt. Bovendien zouden dan na het instorten van het beeld ongetwijfeld brokstukken in zee terechtgekomen zijn en daarvan is nooit iets teruggevonden. Ook de bronsgiettechnieken van de 3e eeuw voor Christus zouden het maken van een dergelijk beeld niet mogelijk hebben gemaakt. Een aantal onderzoekers situeert het beeld dicht bij de Mandraki-haven, zelfs op het hoofd van de pier. Aan de moeilijkheden die dit uit hoofde van de constructie zou hebben opgeleverd wordt dan minder aandacht besteed. Anderen gaan ervan uit dat het beeld zich in de stad bevond en waarschijnlijk in de tempel van Helios, gezien het een wijgeschenk was voor deze godheid. Dit stemt overeen met de tekst van Plinius de Oudere, die vermeldde dat bij het instorten van de Kolossus ook huizen en een deel van de wallen werden vernield. Op de top van de heuvel, die vandaag Monte Smith wordt genoemd, maar die volgens Vedder de plaats zou zijn van het heiligdom van Helios, werden enorme stenen funderingen gevonden, die dan zouden hebben gediend tot fundering van de Kolossus. De bouw Het beeld zou gebouwd zijn tussen 305 en 292 v.Chr. Over de bouw is geen eigentijdse informatie teruggevonden. De enige tekst die een summiere beschrijving van de bouw geeft is van de Pseudo-Philon van Byzantium uit de 5e eeuw, dus ruim zevenhonderd jaar later, in een tekst die een beschrijving geeft van de zeven wereldwonderen uit de oudheid. Volgens deze tekst zou Chares uitgegaan zijn van een stenen fundering waarin een ijzeren raamwerk werd verankerd. Hieromheen werd dan ter plaatse het brons gegoten. Om de bovenkant van de structuur bereikbaar te houden werd een aarden berg om het beeld aangebracht, die meegroeide met het beeld. Op die manier zou een naadloos beeld uit één stuk zijn ontstaan. Sommige onderzoekers gaan ervan uit dat dit mogelijk een correcte beschrijving van de bouwtechniek was. Alleen al het maken van de heuvel van 35 m hoog en ongeveer 100 m in doorsnede lijkt een nauwelijks haalbare onderneming voor die tijd en onverenigbaar met de situatie ter plaatse. Historici gaan ervan uit dat het beeld was samengesteld uit in brons gegoten onderdelen die op een ijzeren raamwerk werden geplaatst en aan elkaar werden bevestigd met klinknagels. Ook over de bouw van de Kolossus zijn allerlei hypotheses geformuleerd gebaseerd op de beschrijvingen van de Pseudo-Philon en van de beschrijving van de brokstukken door Plinius, maar ook hier blijft het bij veronderstellingen en theorieën. Moderne ingenieurs denken dat het beeld werd geplaatst op een stenen voetstuk van minstens 18 m diameter. De voeten zouden in steen zijn gebeeldhouwd en bedekt met aan elkaar geklonken bronzen platen. In de stenen constructie werden met ijzersmeedwerk de hielen en de opgaande benen gemodelleerd. Die constructie werd dan bedekt met gebogen bronzen platen die ringvormig aan elkaar werden bevestigd en die onderaan en bovenaan van een flens waren voorzien voor bevestiging van de volgende stukken. Op die wijze werd het beeld dan uit elkaar opvolgende ringvormige elementen opgebouwd. Onderaan tot aan de knieën, zouden de platen 25 mm dik geweest zijn daarna overgaand op platen van ca. 20 mm tot de onderbuik en voor het bovendeel zou de dikte dan gereduceerd zijn tot 15 à 10 mm. Voor de bouw zou gebruikgemaakt zijn van het materiaal dat door de belegeraars was achtergelaten en het is goed denkbaar dat de reusachtige belegeringstoren die Demetrios Poliorketes had laten bouwen, werd gebruikt als stelling bij de bouw van de Kolossus. Plinius de Oudere schreef in zijn Naturalis Historiae dat de bouw 12 jaar duurde en 300 talenten zilver kostte (ongeveer 7800 kg). Vernieling Volgens Plinius de Oudere werd de Kolossus van Rhodos 66 jaar na de bouw in ca. 225 v.Chr. vernield door een aardbeving. Anderen plaatsen de aardbeving die Rhodos trof tussen 226 en 227 v.Chr. Strabo schreef dat het beeld bij de knieën was afgebroken. Hoewel de Rhodiërs oorspronkelijk plannen zouden gehad hebben om het beeld weer op te bouwen, waarvoor Ptolemaeus III Euergetes I zijn hulp aanbood, zou dit niet gebeurd zijn. Voordat aan de heropbouw werd begonnen raadpleegde men het orakel van Delphi, dat de heropbouw ontraadde, waarop het project niet werd uitgevoerd. Johannes Malalas schreef dat keizer Hadrianus de Kolossus weer opgebouwd zou hebben, hoewel deze informatie meestal als dubieus wordt beschouwd. Hoe dan ook, een aardbeving ten tijde van Antoninus Pius zou het beeld opnieuw vernield hebben. De brokstukken van het beeld zijn negen eeuwen blijven liggen waar het beeld was neergestort, tot kalief Moe'awija I, de stichter van de Omajjaden-dynastie, in 653 Rhodos veroverde. Volgens de overlevering, die teruggaat op de kronieken van Theofanes de Belijder, wordt verteld dat de Arabieren de resten van het beeld verkochten aan een joodse handelaar in Edessa. Volgens de legende waren er 900 kamelen nodig om de bronzen restanten van het beeld te vervoeren. Trivia Op 7 augustus 1986 werd, op aanwijzing van de Nederlandse helderziende Anna Dankbaar, voor de kust van Rhodos een stuk steen boven water gehaald, dat mogelijk de vuist van het beeld zou zijn geweest. Zij had een paar jaar tevoren een stuk van het beeld 'gezien'. De berging vond plaats onder supervisie van experts en de Griekse minister van Cultuur, maar al snel bleek het een gewoon rotsblok te zijn. Il Colosso di Rodi (De kolos van Rhodos) is een Italiaanse film uit 1961, overigens met een heel andere verhaallijn, onder regie van de Italiaanse regisseur Sergio Leone. Beeld in Griekenland Hellenistische architectuur Hellenistische oudheid Rhodos Bouwwerk in Zuid-Egeïsche Eilanden Wereldwonder Werk gebaseerd op Grieks-Romeinse mythologie
264
https://nl.wikipedia.org/wiki/Chili
Chili
Chili (Spaans: Chile), officieel de Republiek Chili (Spaans: República de Chile), is een land in Zuid-Amerika met als buurlanden Peru, Bolivia en Argentinië. Het ligt ingeklemd tussen de Grote Oceaan en de Andes. De hoofdstad is Santiago, het parlement zetelt in Valparaíso. Het land maakt ook aanspraak op een stuk van Antarctica (ditzelfde stuk wordt ook grotendeels door Argentinië opgeëist). Om deze reden staat de obelisk die het officiële geografische middelpunt van Chili markeert ook in het zuiden, bij de stad Punta Arenas, vlak bij Vuurland. De Juan Fernández-archipel, Desventuradaseilanden, Sala y Gómez en Paaseiland, dat zeer ver ten westen van het vasteland ligt, horen ook bij Chili. Volgens de Transparency International is Chili het op Uruguay na minst corrupte land van Latijns-Amerika, met een score van 7,0 op een tienpuntenschaal. Chili is lid van APEC, de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en was medeoprichter van de Pacifische Alliantie. Het hoofdkantoor van de Economische Commissie voor Latijns-Amerika en de Caraïben van de Verenigde Naties is in Chili gevestigd. Chili heeft een van de vijf mediterrane ecoregio's in de wereld; de gematigde winters en droge, hete zomers bieden ideale omstandigheden voor de landbouw en andere productieve activiteiten. Geschiedenis De vroegst bewoonde plek in Chili, Monte Verde, is gedateerd op 12.500 jaar geleden. De vroegste menselijke resten die op het Chileense grondgebied zijn gevonden dateren van ongeveer 10.500 jaren geleden. Het grondgebied van het huidige Chili werd bewoond door verschillende Indianenstammen zoals de Aymara in het noorden, Mapuche in het midden en de Yagán en Kawésqar (ook Alacaluf genoemd) in het zuiden. De Inca-heerser Huayna Capac veroverde tussen 1493 en 1527 een groot deel van het noorden van Chili, tot aan de Maule. Daar stuitten de Inca's op hevig verzet van de Mapuche-stammen. De eerste Spaanse ontdekkingsreiziger was Diego de Almagro die in het jaar 1535 vanuit Peru, via Argentinië, Chili bereikte. Het was echter pas met de expeditie van Pedro de Valdivia in 1540-1541 dat de eerste blijvende Spaanse nederzettingen werden gevestigd. In 1810 verklaarde het land zich onafhankelijk en brak de Chileense Onafhankelijkheidsoorlog uit. Hoewel de Spanjaarden de kolonie in 1814 heroverden, wisten de Chilenen onder leiding van de generaal Bernardo O'Higgins drie jaar later alsnog de overwinning te behalen. Na de onafhankelijkheid werd O'Higgins de vijfde opperste directeur van Chili, maar zijn liberale beleid leidde ertoe dat hij in 1823 door conservatieven werd afgezet. Van 1879 tot 1884 was Chili in oorlog met zowel Peru als Bolivia met als inzet de salpetervelden in het noorden, een grensstreek van de drie landen. Chili won deze Salpeteroorlog (ook wel Oorlog van de Stille Zuidzee genoemd) en nam grote delen van Peruaans en Boliviaans grondgebied in. De jonge republiek voerde ook oorlog met de Mapuche-indianen, die zich tot dusverre altijd hadden weten te weren. Eind 19e eeuw besloot de Chileense regering het zuidelijke deel van Chili te bevolken en stuurde hiervoor officiële delegaties naar Europa. In die jaren zijn met name veel Duitsers naar Chili geëmigreerd. Gedurende de 19e eeuw was Chili een van de meest stabiele landen van Latijns-Amerika, totdat in 1891 de Chileense Burgeroorlog uitbrak. José Manuel Balmaceda, die werd gesteund door het leger, delfde het onderspit tegen het Congres dat werd gesteund door de Chileense Marine. Balmaceda pleegde zelfmoord. De grondwet werd voortaan 'parlementaristisch geïnterpreteerd', waarmee het zwaartepunt verschoof van de president naar het Congres. Chili heeft een lange democratische traditie. Met een onderbreking in de jaren 20 en 30 van de twintigste eeuw hield het leger zich afzijdig van de politiek. Tussen 1923 en 1938 vonden verschillende regeringswisselingen plaats, waarin de charismatische generaal Carlos Ibáñez del Campo een grote rol speelde, en werd een nieuwe presidentialistische grondwet uitgeroepen. Vanaf 1938 werd de politiek gedomineerd door de Radicale Partij, in veel opzichten een voortzetting van de oude liberalen. De christendemocratische regering van Eduardo Frei Montalva kwam in de jaren 60 niet veel verder dan de belofte van een groene revolutie. In 1970 won een coalitie Unidad popular van communisten, socialisten en radicalen onder leiding van de arts Salvador Allende de verkiezingen. Op 11 september 1973 pleegde generaal Augusto Pinochet een militaire staatsgreep. De socialistische president Salvador Allende kwam daarbij om het leven. De daaropvolgende 17 jaar ging het land gebukt onder een militaire dictatuur. In 1990 keerde de democratie terug. Bevolking Volgens de volkstelling van 2017 woonden er 17.574.003 mensen in Chili, waarmee het het vierenzestigste land ter wereld is qua aantal inwoners. De volkstelling van 2002 leverde een aantal op van 15.116.435 inwoners. 59% van de bevolking is rooms-katholiek. Samenstelling Chilenen zijn voor het grootste deel mestiezen en nazaten van immigranten uit diverse Europese landen, waarbij de nakomelingen van Spaanse (voornamelijk Baskische) immigranten overheersen, alsmede ook Duitsers, Zwitsers, Fransen, Engelsen en Kroaten. Ongeveer 52,7% (8,8 miljoen) van de bevolking stamt van Europeanen af, 44% is Mesties en 3,2% van de bevolking is Indiaan. De grootste etnische groep waaruit de Chileense bevolking bestaat is afkomstig uit Spaans Baskenland en Frans-Baskenland. Chilenen van Baskische afkomst worden geschat tussen de 10% (1.600.000) en 27% (4.500.000) van de Chileense bevolking. In de 18e, 19e, 20e eeuw kwamen er geen Spaanse Europese immigranten in Chili aan en in het begin van 1848 vond een grote en belangrijke Duitse immigratie plaats, die het fundament legde voor een grote Duits-Chileense gemeenschap. Aangemoedigd door de Chileense regering om de zuidelijke regio te koloniseren, kregen de Duitsers (waaronder Duitstalige Zwitsers, Sileziërs en Elzassers) een aanzienlijke invloed op het zuiden van Chili. Daarnaast zijn er aanzienlijke groepen Chilenen van Schotse, Ierse, Italiaanse, Oostenrijkse, Nederlandse, Scandinavische, Portugese, Griekse en Palestijnse afkomst. Door het ontbreken van plantages zijn naar Chili weinig Afrikaanse slaven geëxporteerd. Er leven daarom vergeleken met de buurlanden relatief weinig mensen van Afrikaanse afkomst. Talen De officiële taal in Chili is Spaans. Andere talen zijn Duits, Engels, Mapudungun en Rapa Nui. Geografie Fysieke kenmerken Chili is een opmerkelijk langwerpig land: van noord naar zuid 4329 kilometer lang (ongeveer de afstand van Brussel tot de Noordpool). Het is een geografisch geïsoleerd land; veel Chilenen zien hun land als een de-facto eiland. In het westen en zuiden wordt het land begrensd door de Grote Oceaan, aan de noordgrens ligt de Atacama, een van de droogste woestijnen ter wereld, en in het oosten rijst het reusachtige Andesgebergte op. In de Andes bevindt zich de Aconcagua, met 6.962 meter de hoogste berg van het Amerikaanse continent. Tussen de Andes en het Chileens Kustgebergte liggen de Centrale Valleien van Chili, waarin het grootste deel van de bevolking woont en die het geschiktst zijn voor landbouw. In het zuiden van het land lopen de gebergtes uit in fjorden en eilanden, en zijn er de grote ijsvlaktes, die, op Antarctica na, de grootste zoetwaterreserves ter wereld vormen. Aan de Straat Magellaan en het Beaglekanaal heeft Chili een kleine Atlantische kustlijn. Door zijn geografie heeft Chili een grote variatie aan landschapsvormen. Chili bestaat uit vijf geografische regio's; van noord naar zuid de Norte Grande, Norte Chico, Zona Central, Sur en Extremo Sur. Het economische, politieke en demografische zwaartepunt ligt in de Zona Central. De twee noordelijke regio's zijn heet en droog en afhankelijk van mijnbouw en veeteelt. De zuidelijke regio's zijn groen, en vruchtbaar, en afhankelijk van de landbouw en bosbouw. Chili bestuurt verder drie eilanden(groepen) in de Grote Oceaan, de Desventuradaseilanden, de Juan Fernández-archipel en Paaseiland. De Chileense regering eist ook de soevereiniteit op over een sector van Antarctica, maar Chili's claim wordt krachtens het Antarctisch Verdrag niet erkend. Chili ligt in de zogeheten Ring van Vuur, een gebied rond de Grote Oceaan waar veel vulkaanuitbarstingen en aardbevingen voorkomen. Zo werd de kuststrook tussen Valparaíso en Valdivia in 1960 getroffen door de Grote Chileense Aardbeving, de zwaarste aardbeving die ooit is geregistreerd (9,5 op de schaal van Richter) Meer dan 1.600 mensen kwamen toen om het leven. De beving veroorzaakte een tsunami met tientallen meters hoge vloedgolven. Bij de aardbeving van Chili in 2010 (8,8 op de schaal van Richter) vielen honderden doden vielen en ontstond weer een tsunami. Klimaat Door Chili's enorme lengte kent het land een groot aantal klimaatzones. Van noord naar zuid zijn de volgende klimaatzones te onderscheiden: Het woestijnklimaat overheerst het noorden van Chili, onder andere in de Atacamawoestijn, waar op sommige plaatsen nog nooit regen gevallen is. Aan de kust heerst een gematigd klimaat; landinwaarts komen temperaturen voor van meer dan 30 °C, maar ’s nachts kan het afkoelen tot temperaturen rond het vriespunt. Het hooggebergte-woestijnklimaat overheerst de Altiplano, met weinig regen (50–300 mm per jaar) en veel lagere temperaturen dan in het noorden. Gedurende het hele jaar kan nachtvorst voorkomen. Het halfwoestijnklimaat overheerst het Kleine Noorden, met onregelmatige regenperiodes. Dit halfwoestijnklimaat gaat op bepaalde plaatsen over in een warm steppeklimaat met regen in de wintermaanden. Deze gebieden worden als aangenaam ervaren. Het mediterraan klimaat overheerst Midden-Chili tot aan de Bío Bío rivier, met eigenlijk alleen in de koele winters regenperiodes. De zomers zijn warm en droog en achter het kustgebergte bij de hoofdstad Santiago kan de temperatuur boven de 35 °C uitkomen. Het gematigd regenklimaat overheerst in de Araucanía en het merengebied, en is een overgangsgebied tussen een mediterraan en een gematigd klimaat. Alleen de zomermaanden zijn droog, de rest van het jaar regent het vrij veel. De gemiddelde temperatuur in december bedraagt zo'n 23 °C. Het maritiem klimaat overheerst op de eilanden langs de kust en een zone vlak langs de kust. Zeewinden duwen vochtige oceaanlucht tegen de bergen omhoog, waardoor er het hele jaar door grote hoeveelheden neerslag vallen, van 2000 tot 5000 mm per jaar. Het hooggebergteklimaat overheerst de Patagonische Andes, met veel stormen en sneeuw. Richting Vuurland daalt de sneeuwgrens naar 800 meter. Het continentaal steppeklimaat overheerst op de Patagonische vlaktes, met droge zomers en een jaarlijkse neerslag van 200–500 mm. De gemiddelde jaartemperatuur bedraagt slechts 6-10 °C. Op Paaseiland heerst een subtropisch klimaat met het hele jaar door regen (ca. 1150 mm), en een gemiddelde jaartemperatuur van iets meer dan 20 °C.De Juan Fernandez-eilanden hebben een mediterraan klimaat met vooral in de winter regen (ca. 900 mm op jaarbasis), en een gemiddelde jaartemperatuur van 14 °C. Vegetatie Chili kent een grote verscheidenheid aan vegetaties. Van noord naar zuid verandert de vegetatie door afname van temperatuur en toename van regen. Van oost naar west verandert het omwille van het hoogteverschil. Hierna volgt een korte beschrijving van de vegetaties in de verschillende gebieden: Atacamawoestijn: Hier vindt men kleine oases midden in de woestijn met zoutminnende doornstruiken en bomen. De bomen staan ver uit elkaar. Waar veel nevel binnendrijft zijn nevelbossen ontstaan. De vegetatie die hier ontstaat wordt loma-vegetatie genoemd, met onder andere verschillende soorten cactussen, korstmossen, doornstruiken en tillantia-soorten, dit zijn planten met bijna geen wortels die hun water met hun bladeren uit de lucht filteren. De overgangszone van de Atacamawoestijn naar de Altiplano wordt gekenmerkt door de kandelaarcactus en de zuilcactus. Altiplano-hooglandsteppe: Op deze droge grassteppen groeien vooral tola en paja brava. Dit zijn twee harde grassoorten. Halfwoestijnen: De halfwoestijnen van het Kleine Noorden zijn al veel dichter begroeid met cactussen en doornstruiken. Verder groeien hier ook kruiden en grassen. Als het veel regent verandert de woestijn enkele weken in een bloemenzee. In het Nationaal Park Fray Jorge is een zeldzaam ‘loma-nevelwoud’ ontstaan, met boomsoorten die verder alleen in Zuid-Chili voorkomen. Mediterrane bossen: Het oorspronkelijke loofbos in Centraal-Chili is teruggebracht tot een paar resten in het kustgebergte en in de Andesdalen. Elders vindt men hier bossen vooral bestaande uit een acaciasoort en uitgestrekte gebieden met hoog struikgewas en cactussen. Ook nog bijzonder in deze regio zijn de bossen van Chileense palmen, een beschermde soort waarvan nog maar ca. 200.000 exemplaren over zijn. Uit de stam kan sap gehaald worden dat tot siroop wordt geconcentreerd. Zuid-Chileense bossen: De zeer vochtige zone langs de oceaankust bestaat uit gematigde regenwouden met een structuur van drie lagen: Allereerst een hoge boomlaag met beukensoorten en naaldbomen in de zeer drassige en bergachtige delen van het regenwoud. Hieronder volgt een lage boom-en struikenlaag. Aan de takken van deze bomen hangen lianen, varens, mossen en korstmossen. Een andere bijzondere verschijning uit het regenwoud is de nalca, een reuzenrabarber die door de Chilenen wordt gegeten. De bodem van het bos is bedekt met een decimeters dikke laag van bladeren, mossen en levermossen. In deze bossen groeien honderden soorten mossen, in Vuurland zelfs meer dan 400 soorten. Op de eilanden in deze regio is geen boomgroei meer mogelijk door het barre klimaat, hier vindt men alleen nog heide en moerasgebieden. Op een hoogte van 1000 tot 1500 meter en aan de oostkant van de Andes komen bossen met bladverliezende loofbomen voor. Boven de scherpe boomgrens komen plotseling geen bomen meer voor, door het extreme klimaat ligt die boomgrens op Vuurland al op 500 meter. Hoog in de Andes van het Chileens-Argentijnse merengebied komen alerce- en araucaria-naaldbossen voor. De araucaria is een 40 tot 50 meter hoge boom met een palmachtige stam en een schermachtige takkenkroon. De Chilenen spreken van paraplubomen of 'Los Paraguas'. Ze groeien hier al ruim 200 miljoen jaar en kwamen aanvankelijk over de hele wereld voor. Deze bomen groeien zeer langzaam en worden meer dan 2000 jaar oud. Ze hebben in geheel Chili een beschermde status. De alerce is verwant aan de gigantische sequoia’s van Noord-Amerika. Ook deze bomen kunnen 50 meter hoog worden en een ouderdom bereiken van meer dan 4000 jaar. Ze behoren daarmee tot de oudste levende wezens op aarde. Ze leven vooral op steile hellingen in het hooggebergte, in laaglandmoerassen en in geïsoleerde bossen in het Valdiviaamse regenwoud. Hoeveel van deze bomen er nog zijn is niet bekend. Patagonische steppe: Op de plateaus aan de oostkant van het Andesgebergte vindt men geen bomen. De begroeiing bestaat hier uit grassen en stekelige struiken. Na zware regenbuien bloeien op de steppe vele eenjarige bolgewassen. Zuidelijke eilanden: De buitenste eilanden langs de kust van Chileens Patagonië en Vuurland hebben eveneens een boomloze vegetatie, met vooral heide– en veenplanten. Steden De hoofdstad is Santiago. De grootste stad is Puente Alto, met ruim 600.000 inwoners (2006), in de conurbatie van Santiago, dat zelf ongeveer 200.000 inwoners telt (met de conurbatie ruim 5 miljoen). Enkele andere belangrijke steden zijn Antofagasta, Arica, Concepción, Coquimbo, La Serena, Osorno, San Pedro de Atacama, Temuco, Valparaíso en Punta Arenas. Economie De Chileense economie is internationaal bekend als een van meest solide van Zuid- en Centraal-Amerika. Hoewel Chili in de loop van de geschiedenis verschillende perioden van crisis heeft gekend, kent het sinds 2000 een belangrijke en stabiele groei. Het neoliberaal model dat werd ingevoerd tijdens het militair regime, werd voortgezet onder de sociaaldemocratische regeringen, die enkel kleine veranderingen hebben aangebracht om de sociale programma's van de regering te financieren. Chili kent een open markt met een economie gebaseerd op de export en de exploitatie van primaire grondstoffen. Volgens de cijfers van de Chileense Centrale Bank, steeg de uitvoer gedurende 2006 tot US$ 58.116 miljoen, een stijging van 40,7% in vergelijking met 2005. Deze stijging is het gevolg van verschillende handelsovereenkomsten met zijn voornaamste handelspartners: de Europese Unie, de Verenigde Staten, Zuid-Korea, het SEP en China, alsmede de integratie in verschillende economische fora zoals Asia-Pacific Economic Cooperation en Mercosur. De invoer bedroeg US$ 35.973 miljoen. Het bbp bereikte een nominale waarde van US$ 145.845 miljoen en het bbp per hoofd van de bevolking was 8.875 dollar. Volgens het IMF, was dit bbp het hoogste van Latijns-Amerika. De groei van het bbp was vier procent en de inflatie 2,6 procent. Het voornaamste exportproduct is koper uit de mijnbouw, die 36% van de wereldmarkt uitmaakt. Ook andere grondstoffen zoals molybdeen, zilver en goud, worden ontgonnen en gecommercialiseerd. Het bedrijf Codelco is een van de grootste mijnbouwbedrijven ter wereld en exploiteert de voornaamste ontginningsgebieden, zoals Chuquicamata en El Teniente. De mijnbouw is de voornaamste economische activiteit van de regio’s Tarapacá, Antofagasta en Atacama, en is van groot belang voor de regio’s Coquimbo, Valparaíso en O'Higgins. De landbouw en de veeteelt zijn de voornaamste activiteiten in het centrum en het zuiden van het land. De uitvoer van groenten en fruit heeft een historische hoogte bereikt dankzij de vrije toegang tot de Europese en Aziatische markten; dit was eveneens het geval voor de bosbouw en de visserij. Tekenend is dat de Chileense zalmsector de afgelopen jaren Noorwegen heeft ingehaald als voornaamste exporteur van zalm; voorts is Chileense wijn een belangrijk exportproduct. De grote groei van de laatste dertig jaar loopt parallel met het ontstaan en de evolutie van de overheidsorganisatie ProChile die zorgt voor promotie, marktonderzoek en handelsmissies door middel van handelsvertegenwoordigers in meer dan 50 landen over de hele wereld. De Chileense industrie produceert voornamelijk voor de lokale behoeften en is gevestigd in Santiago en in mindere mate in Valparaíso en Concepción. Aan het begin van de eenentwintigste eeuw is de voedingsmiddelenindustrie verder uitgebouwd en gepromoot, met als doel Chili om te vormen tot een wereldspeler tegen het jaar 2010. Voorts heeft Chili zich omgevormd tot een platform voor buitenlandse investeringen voor andere Latijns-Amerikaanse landen; vele buitenlandse bedrijven hebben hun zetel gevestigd in Santiago. Er zijn eveneens veel investeringen gedaan in de dienstensector in deze stad. De officiële munt in Chili is sinds 1975 de Chileense peso. Politiek Bestuur Het staatshoofd, tevens regeringsleider, van Chili is een president die elke vier jaar gekozen wordt. Volgens de Chileense grondwet mag een president geen twee aaneengesloten termijnen dienen; een zittend president wordt dus nooit direct herkozen. De huidige president is sinds 2022 Gabriel Boric. Het parlement (Congreso Nacional) bestaat uit twee kamers: de Senaat (Senado, 50 leden) en de Kamer van Afgevaardigden (Cámara de Diputados, 155 leden). Politieke partijen zijn onder andere: Christendemocratische Partij van Chili (PDC) Socialistische Partij van Chili (PSC) Onafhankelijke Democratische Unie (UDI) Nationale Hernieuwing (RN) Communistische Partij van Chili (PCC) Humanistische Partij (PH) Sociaaldemocratische Radicale Partij (PRSD) Partij voor de Democratie (PPD) Regionalistische Partij van de Onafhankelijken (PRI) Progressieve Partij (PRO) Groene Ecologische Partij van Chili (Partido Ecologista) Bestuurlijke indeling Chili bestaat uit zestien regio's. Deze bestaan elk uit verscheidene provincies, 56 in totaal. De provincies zijn op hun beurt ingedeeld in gemeenten, 346 voor heel Chili. Bezienswaardigheden Nationaal park Rapa Nui (Paaseiland) Kerken van Chiloé Historische wijk van de havenstad Valparaíso Salpetergroeves Humberstone en Santa Laura Mijnstad Sewell Nationaal park Torres del Paine Zie ook Lijst van nationale parken in Chili
265
https://nl.wikipedia.org/wiki/Ge%C3%AFntegreerde%20schakeling
Geïntegreerde schakeling
Een geïntegreerde schakeling (van het Engelse integrated circuit, IC) oftewel een monolithische geïntegreerde schakeling is een samenstel van verschillende elektronische componenten (zoals transistors, weerstanden en condensatoren) op een enkel stuk halfgeleidermateriaal. Bij grotere IC's spreekt men wel van chip of microchip. IC's zijn tegenwoordig in bijna alle elektrische toestellen van enige complexiteit (computers, mobiele telefoons, wasmachines, auto's) aanwezig. Ook is een microchip aanwezig in een betaalkaart, de OV-chipkaart en in transponders die gebruikt worden om huisdieren te kunnen identificeren. Materiaal Een geïntegreerde schakeling is een elektronische schakeling die niet zoals voorheen bestaat uit losse componenten op een printplaat, maar waarin de schakeling en alle componenten geïntegreerd gefabriceerd zijn op een plakje silicium (Si). Zo'n plakje wordt daarna in een keramische behuizing met metalen pootjes gelijmd of in een plastic behuizing met metalen pootjes gegoten. De term 'chip' is afgeleid van de plak silicium (wafer) die van een staaf van puur silicium (gefabriceerd uit zuiver zand; SiO2) van bijvoorbeeld 200 of 300 mm doorsnede afgezaagd wordt. Ontwikkeling Doordat steeds dezelfde elektronische schakelingen in verschillende apparaten werden gebruikt, ontstonden er algemene printplaten met een bepaalde functie. Dergelijke printplaten bestonden uit gewone losse componenten, maar soms ook transistors die direct op de printplaat werden aangebracht. Daarmee ontstond de hybride schakeling, een voorloper van de geïntegreerde schakeling. Omdat er meer gebruikgemaakt werd van transistors en die ook nog eens vaak in dezelfde elektronische schakeling gebruikt werden, is de geïntegreerde schakeling ontwikkeld. Daarmee werden meerdere transistors samen met weerstanden op één halfgeleiderplaatje gemaakt. Deze werden eerst in een metalen behuizing geplaatst, maar worden tegenwoordig vrijwel altijd in een zwart kunststof behuizing gegoten. De eerste werkende geïntegreerde schakeling werd op 12 september 1958 door Jack Kilby van Texas Instruments gepresenteerd. Vier maanden later deed Robert Noyce van Fairchild Semiconductor een soortgelijke uitvinding. Hoewel Noyce later was dan Kilby werd de patentenstrijd uiteindelijk in 1969 in het voordeel van Noyce beslist. Bekende fabrikanten van IC's zijn onder andere Intel, NXP, Harris, Maxim, Raytheon, Motorola, STMicroelectronics en AMD. De uitvinding van de geïntegreerde schakeling heeft een verregaande miniaturisatie van alle elektronische apparatuur mogelijk gemaakt. De technologische vooruitgang van geïntegreerde schakelingen houdt zich al tientallen jaren aan de Wet van Moore. Computer- en 'andere' geïntegreerde schakelingen Overigens is de term 'computer-geïntegreerde schakeling' enigszins vreemd, want er is geen wezenlijk onderscheid tussen geïntegreerde schakelingen die gebruikt worden in computers en IC's die in andere apparaten worden toegepast. Ook in aantallen gezien worden ze elders veel meer gebruikt: vrijwel alle apparaten van boven de circa 100 euro bevatten minstens één IC. En in pc's wordt het aantal juist steeds meer beperkt doordat zo veel mogelijk functies op zo min mogelijk geïntegreerde schakelingen worden ondergebracht. Het uiteindelijke streven voor een moederbord is altijd dat het maar drie IC's bevat: de CPU, de BIOS-ROM en een geïntegreerde schakeling met de rest. Daarnaast zijn er natuurlijk 'voeten' (insteekslots) voor het geheugen en voor de insteekkaarten. De verklaring voor dit minimum is vrij simpel: De CPU is aan voortdurende vernieuwing en marktwerking onderhevig en kan dus niet gecombineerd worden met de overige functies. De BIOS-EEPROM bevat de software van het systeem en die moet gewijzigd kunnen worden; verder is de technologie verschillend van die van de overige IC's, maar uiteindelijk kan hij wel samengevoegd worden. Voorbeelden van andere geïntegreerde schakelingen zijn onder andere: IC's voor mobiele telefonie, draadloze netwerken, televisie, FM-radio, mp3-speler, dvd- en cd-spelers, satellietnavigatie (gps) en motormanagement. Geheugen-IC's Voor geheugen-IC's (zie: computergeheugen) geldt ook een technologierace en een marktwerking. Het wezenlijke probleem is dat moederborden een tijd van tevoren ontworpen worden, wanneer nog niet duidelijk is wat de situatie op de markt zal zijn wanneer de moederborden daadwerkelijk klaar zijn en verkocht kunnen worden. Vandaar dat de kritische onderdelen nog steeds verwisselbaar zijn, al is dat een stuk duurder. Tot de geheugen-IC's behoren ROM-, EEPROM-, RAM- en Flash-geheugen. Speciale IC's De hoog ontwikkelde mogelijkheden van de hedendaagse ruimtevaartmissies worden bepaald door de kracht van de boordprocessor(s). Zo zullen de toekomstige satellieten van de Europese Ruimtevaartorganisatie ESA, uitgerust worden met een geavanceerde 32-bit microprocessor van Europese makelij. Het betreft hier de nieuwe LEON2-FT chip, gecommercialiseerd onder de aanduiding AT697. Hij is speciaal ontworpen voor gebruik in de ruimtevaart. Hij werd ontworpen door de ESA en gefabriceerd door Atmel in Frankrijk. FT staat voor fout-tolerant. Dit wil zeggen dat hij bestand is tegen het omslaan van bits ten gevolge van de ruimtestraling. Een tweede nieuwigheid is dat het ontwerp toelaat specifieke toepassingen te maken voor één welbepaalde taak. Zo zullen diverse satellieten de chip gebruiken voor GPS/Galileo-navigatie en voor stervolgers. Zie ook Chipkaart Chipknip Chipring Logicafamilies Identificatiechip Radio-frequency identification (RFID) Chipsrecht Literatuur Chris Miller, Chip War. The Fight for the World's Most Critical Technology, 2022. ISBN 1398504114 Externe link Database met informatie over geïntegreerde schakelingen http://springer.com/cn/book/9783319475950 Halfgeleidercomponent
266
https://nl.wikipedia.org/wiki/Christiaan%20Huygens
Christiaan Huygens
Christiaan Huygens (Den Haag, 14 april 1629 – aldaar, 8 juli 1695) was een vooraanstaande Nederlandse wis-, natuur- en sterrenkundige, uitvinder en schrijver van vroege sciencefiction. Hij was een van de internationaal leidende figuren binnen de zeventiende-eeuwse wetenschap. In de wiskunde was Huygens een pionier van de kansrekening, en een wegbereider van de differentiaal- en integraalrekening, hoewel zijn methoden strikt meetkundig bleven. Aan de natuurkunde droeg hij op vele gebieden bij. Zo formuleerde hij in de mechanica de correcte wetten voor de elastische botsing, naast de correcte uitdrukkingen voor de middelpuntvliedende kracht, en de periode van de mathematische slinger. In zijn Traité de la lumière (1690) was Huygens de eerste die licht beschreef als een golfverschijnsel met het principe van Huygens-Fresnel, dat vanaf de negentiende eeuw de algemeen aanvaarde optische theorie werd. In de moderne natuurkunde van de twintigste eeuw ging deze golftheorie deel uitmaken van het complexere, theoretische concept van de dualiteit van golven en deeltjes. Onderzoek naar de dubbele breking van licht in IJslands kristal, bracht Huygens tot het opstellen van een theorie voor gepolariseerd licht. Verder verklaarde hij geluids-verschijnselen met interferentie. Omdat Huygens de eerste was die wiskundige formules gebruikte in de natuurkunde, wordt hij gezien als de eerste theoretische natuurkundige. Aan de sterrenkunde droeg Huygens bij door de telescoop verder te ontwikkelen, en door het tot dan toe onbegrepen, waargenomen uiterlijk van Saturnus te verklaren als een planeet met ringen. Hij ontdekte een van de manen van Saturnus, de maan Titan. Als uitvinder heeft Huygens onder meer het slingeruurwerk, het principe van de stoommachine en een buskruitmotor op zijn naam staan. Vanwege zijn speculaties over buitenaards leven, wordt Huygens wel gezien als vroege sciencefictionauteur. Leven Jeugd Huygens werd in 1629 geboren in Den Haag, aan de Lange Houtstraat, in een welvarende en vooraanstaande familie. Zijn vader, Constantijn Huygens (1596-1687), was diplomaat, topadviseur van de Oranjes, dichter en componist. Christiaan werd vernoemd naar zijn grootvader, de vader van Constantijn. Zijn moeder was Suzanna van Baerle (1599-1637), "Sterre" in de gedichten van vader Constantijn. Ze was geen familie van Barlaeus, maar via haar vader Jan Henrickzn van Baerle wel familie van Susanna Hoefnagel, haar schoonmoeder. Christiaan schreef later over zijn moeder dat ze een grote voorliefde voor de natuurwetenschappen had. Er waren vijf kinderen, in volgorde van geboorte Constantijn junior, Christiaan, Lodewijk, Philip en Susanna. Toen Huygens acht jaar was, stierf zijn moeder. Haar rol in het gezin werd overgenomen door een nicht. De kinderen kregen les van gouverneurs in vele vakken: rekenen, muziek, Latijn, Oudgrieks, Frans, Italiaans en logica, maar ook dansen en paardrijden. Huygens blonk uit in alles en converseerde op zijn negende in het Latijn. Hij speelde klavecimbel, luit en viola da gamba. Hij werkte ook graag met de handen, en maakte zelf een draaibank. Vader Constantijn Huygens liet zijn gezin enkele malen portretteren. Er zijn geschilderde portretten bekend van Christiaan en moeder Suzanna door Caspar Netscher. In 1639 schilderde Adriaen Hanneman Constantijn Huygens, omringd door zijn vijf kinderen. Door toedoen van zijn vader kwam Huygens in contact met vooraanstaande wiskundigen, zoals René Descartes, en met de wetenschappelijke bemiddelaar Marin Mersenne. Deze laatste beïnvloedde Huygens' opvoeding op het vlak van de wiskunde, en vergeleek Huygens met Archimedes. Huygens kreeg in 1644 wiskundeles van Jan Stampioen, die in 1645 een (bewaard gebleven) studieadvies voor hem opstelde. Studie Huygens studeerde rechten en wiskunde aan de universiteit Leiden van 1645 tot 1647, onder meer bij de pedagogisch onderlegde wiskundige Frans van Schooten, een aanhanger van Descartes. Ook Johan de Witt en Hendrik van Heuraet studeerden wiskunde bij Van Schooten. Na deze twee jaren zette Huygens samen met zijn broer Lodewijk zijn studie voort aan het, door Prins van Oranje Frederik Hendrik in 1646 gestichte, Bredase College van Oranje, de Illustere school en Collegium Auriacum (Breda), waarvan zijn vader curator was. Van maart 1647 tot augustus 1649 studeerde hij aan deze hogeschool. Hij woonde in huis bij de hoogleraar in de rechten, Jan Hendrik Dauber (1600-1672). Wiskundeles kreeg hij van de Engelse wiskundige John Pell (1611-1685). Op aanbeveling van zijn vader begon hij ook een briefwisseling met de Franse wiskundige Mersenne. Het was de bedoeling dat Christiaan zijn rechtenstudie zou afmaken, met het oog op een diplomatieke carrière, maar de wiskunde trok hem meer. Hij bleef corresponderen met Van Schooten en legde geen academische examens af. Zoals toen niet ongebruikelijk, werd ten slotte een academische titel voor Huygens en zijn broer Lodewijk gekocht, een doctoraat in de rechten aan de universiteit van het Franse Angers. Huygens heeft deze titel echter nooit gevoerd. Wetenschappelijke carrière In 1649 trad Huygens op als secretaris van graaf Hendrik van Nassau-Siegen, tijdens een gezantschapsreis naar Denemarken. De reis werd ondernomen om te pleiten voor verlaging van de tol, die aan de Deense staat moest worden betaald voor een doorvaart van de Sont. Huygens ging mee, in de vergeefse hoop om Descartes te kunnen ontmoeten. Daarna zag hij af van een diplomatieke carrière en wijdde zich geheel aan de wetenschap, met een jaargeld van zijn vader. In 1649 schreef hij zijn eerste werk, over de hydrostatica, De iis quae liquido supernatant ('Over objecten die op vloeistof blijven drijven'). Zijn eerste publicatie werd Theoremata de quadratura hyperboles, ellipsis et circuli: stellingen over de kwadratuur (oppervlakte) van hyperbolen, ellipsen en cirkels. In de jaren vijftig van de zeventiende eeuw raakte hij steeds meer geïnteresseerd in natuurkundige problemen. Dankzij Huygens nam het wetenschappelijk inzicht in de wetmatigheden van de optica, het slingeruurwerk (1658) en de kansrekening aanzienlijk toe. Zijn waarnemingen met behulp van zijn uitvinding, het Huygens-oculair, verschenen in 1659 in een publicatie over de planeet Saturnus. In 1663 bezocht hij Parijs en Londen. De Royal Society benoemde hem tot lid in 1663. In 1666 verhuisde Huygens naar Parijs, waar hij benoemd was tot onderzoeksdirecteur bij de Franse Academie van Wetenschappen (Académie des sciences), opgericht door Jean-Baptiste Colbert om Frankrijk tot het middelpunt van cultuur en wetenschappelijk onderzoek te maken. Huygens kreeg een appartement in de bibliotheek tot zijn beschikking waar ook de zittingen plaatsvonden van het geleerde gezelschap. Christiaan Huygens stelde, in 27 punten, een lijst samen voor wetenschappelijk onderzoek. Deze lijst omvatte o.a. de volgende aandachtsgebieden: sterrenkunde: afstanden naar en diameters en rotatiesnelheid van aarde, zon en planeten, incl. de manen van Jupiter optica: perfectioneren verrekijkers en microscopen, breking van licht in transparante lichamen met slingeruurwerken lengtegraden bepalen voor de scheepvaart mechanica: valtijden van zware lichamen bepalen, kracht bepalen van buskruit, knalgoud, botsingen, universele maateenheid vaststellen voor lengte en gewicht onderlinge zwaarte bepalen van vaste stoffen en vloeistoffen kracht en snelheid van de wind en water bepalen klanken: verband tussen klanken, snaarlengte, toonhoogte, snaarspanning Vanaf de oprichting kwamen de geleerden tweemaal per week bij elkaar: op woensdag over wiskunde, mechanica en astronomie en op zaterdag over natuurkunde en natuurwetenschappen. In het observatorium van Parijs zette Huygens zijn sterrenkundige waarnemingen voort. Hij stimuleerde met deze waarnemingen onder meer het wiskundig onderzoek van Leibniz. In 1672 verklaarde Lodewijk XIV de oorlog aan Huygens' vaderland, waar zijn broer en vader in dienst stonden van Oranje, maar Christiaan Huygens bleef op zijn post, zich bewust van zijn delicate positie. In 1678 introduceerde hij Nicolaas Hartsoeker bij Franse geleerden als Nicolas Malebranche en Giovanni Cassini. Vanwege tegenwerking en depressies keerde Huygens in 1681 naar Den Haag terug, en trok in bij zijn bejaarde vader in diens huis aan het Plein. Na de dood van Colbert, in 1683, wordt door de opvolger van Colbert aan alle buitenlanders het lidmaatschap van de Académie des Sciences ontnomen. De Académie weigerde zelfs Christiaan te betalen voor de levering van een door Colbert besteld planetarium. In 1685 probeerde hij terug te keren naar Frankrijk, maar de herroeping van het Edict van Nantes maakte dat onmogelijk. In Nederland zette hij zijn onderzoek voort. In april 1688, ongeveer een jaar na zijn vaders overlijden, ging Christiaan op Hofwijck wonen, het buiten in Voorburg. Het jaar daarna bezocht hij in Londen de filosoof John Locke en de natuuronderzoekers Robert Boyle en Isaac Newton, met wie hij op een aantal punten fundamenteel van mening verschilde. Huygens beschreef het bezoek aan Newton met geen woord. Levenseinde Zijn rationalisme maakte het hem onmogelijk in het bestaan van een alles bestierend opperwezen te geloven, hoe zwaar hem dat ook viel. Christiaan Huygens overleed in Den Haag op 8 juli 1695. Kort voor zijn overlijden had hij van ellende nog een marmeren knikker ingeslikt, die hij met moeite weer uitspuwde. Zijn wetenschappelijk archief liet hij na aan de Universiteit Leiden, waar het nu nog in de bibliotheek te vinden is. De familie Huygens behield instrumenten en lenzen. Deze collectie werd in 1754 bij opbod verkocht, zodat er veel verstrooid raakte. Rijksmuseum Boerhaave in Leiden bezit onder meer een aantal Huygens-lenzen en een planetarium dat volgens Huygens' ontwerp werd gemaakt. Als vele andere zeventiende-eeuwse geleerden (bijvoorbeeld Descartes, Spinoza, Pascal en Newton) was Huygens nooit getrouwd en had voor zover bekend geen kinderen. Werk Wiskunde Door zijn vaders contacten met de wiskundige en wetenschappelijke bemiddelaar Marin Mersenne, ging Huygens zich onder andere bezighouden met het probleem van de vorm van een touw, opgehangen aan zijn beide uiteinden (de zogenaamde kettinglijn). Hij weerlegde op zeventienjarige leeftijd de beweringen van zowel Simon Stevin als Galilei dat de kettinglijn een parabool was. Huygens' eerste publicaties in 1651 en 1654 behandelden wiskundige problemen over krommen. Nadien ging zijn aandacht uit naar de waarschijnlijkheidsleer. Huygens werd door Blaise Pascal aangemoedigd zijn boekje De ratiociniis in ludo aleae ('Over berekeningen bij kansspelen') te schrijven. In Parijs hoorde hij van het debat tussen Pascal en Fermat over het probleem hoe de pot verdeeld moet worden bij een afgebroken spel. Huygens en de raadspensionaris Johan de Witt waren pioniers van de verzekeringswiskunde. Zijn werk aan het slingeruurwerk leidde tot de ontdekking dat de cycloïde een isochrone kromme is. Huygens bestudeerde kegelsneden, en deed voorbereidend werk in de richting van de differentiaal- en integraalrekening, die werd ontwikkeld door zijn jongere tijdgenoten Leibniz en Newton. Maar Huygens' bewijstrant bleef steeds vernuftig meetkundig, anders dan de methoden van Newton en Leibniz, die voor een handiger algebraïsche aanpak kozen. Huygens' belangstelling ging later meer uit naar astronomie. Natuurkunde Middelpuntvliedende kracht en botsingswetten Huygens leidde in 1659 de bekende formule af voor de centrifugale of middelpuntvliedende kracht, die uitgeoefend wordt door een voorwerp dat een cirkel beschrijft, bijvoorbeeld op het touw waaraan het wordt rondgeslingerd: met m de massa van het voorwerp, v de snelheid en r de straal. Als er evenwicht van krachten is, oefent het touw een gelijke maar tegengestelde kracht op het voorwerp uit. Deze kracht is naar binnen gericht: de middelpuntzoekende kracht. Huygens publiceerde zijn vondst in De vi centrifuga ('Over de middelpuntvliedende kracht', 1673). (Voor een afleiding zie middelpuntzoekende versnelling). Later gebruikte Newton deze voor zijn mechanica. Huygens formuleerde ook als eerste de juiste wetten voor de elastische botsing, maar publiceerde deze niet. Na zijn dood verscheen zijn De motu corporum ex percussione ('Over de beweging van lichamen als gevolg van een botsing'), als onderdeel van de Opera posthuma (1703). Huygens vond, net als Galilei, dat beweging relatief is en bovendien dat voor verandering van de snelheid van een object een kracht nodig is, die op dat object werkzaam is. Daarmee liep hij vooruit op Newton, die later met een systematische beschrijving kwam: de tweede wet van Newton. Optica In 1662 bedacht Huygens een lenscombinatie die zo min mogelijk kleurschifting vertoonde: het achromatische "Huygens-oculair". Voor zijn sterrenkundig werk maakte hij samen met zijn broer Constantijn junior een 12-voets (4 meter) telescoop. Ze slepen ook objectieven met een brandpuntsafstand tot 210 voet (66 meter). Omdat een zo lange buis onpraktisch was, bedacht Huygens een open constructie, met een hoge mast voor het objectief. Waarschijnlijk was het moeilijk om trillingen te voorkomen. Huygens experimenteerde met de dubbele breking in IJslands kristal (calciet), en verklaarde die met zijn golftheorie en gepolariseerd licht. Slingerformule Astronomie, en ook de plaatsbepaling op zee, vereiste nauwkeurige tijdmetingen, waardoor Huygens zich op dit probleem ging toeleggen. Hij bestudeerde de slingerbeweging, en in 1656 had hij een patent op het eerste slingeruurwerk. Als eerste paste hij een anker-echappement toe. In het werk Horologium Oscillatorium sive de motu pendulorum (1673) formuleerde hij de theorie voor de beweging van een pendule. Als eerste vond hij de formule voor de periode van de mathematische slinger (dus met massaloze staaf of kabel); in moderne notatie: met T de periode, l de slingerlengte en g de valversnelling. Huygens ontdekte dat de cycloïde een isochrone kromme is. Bij een slingerklok garandeerden "wangetjes" met een cycloïde vorm een regelmatige slingerbeweging van het gewicht. In 1675 patenteerde Huygens een zakhorloge. Hij deed zijn proeven met de uurwerkslinger van het torenuurwerk in de toren van de Oude kerk te Scheveningen. Vandaar dat dit uurwerksysteem door uurwerkmakers de 'Scheveningseslinger' wordt genoemd. Golftheorie Huygens is vooral bekend geworden door zijn golftheorie van het licht, in zijn Traité de la lumière (1690, zie ook Principe van Huygens). De latere theorie van Isaac Newton in zijn Opticks (1704) ging hier tegenin: deze verklaarde weerkaatsing, breking en interferentie van licht juist met lichtdeeltjes (zie: Dualiteit van golven en deeltjes). De experimenten van Thomas Young met interferentie in 1801 konden niet met deeltjes worden verklaard, maar wel met Huygens' golftheorie. Akoestiek Christiaan Huygens was een voortreffelijk waarnemer van geluid in de vrije natuur. In 1693 beschreef hij de waarneming van een toonhoogte in het geluid van een spuitende fontein, herhaald weerkaatst tegen de traptreden van de grote paleistrap van het Kasteel van Chantilly. Uitgaande van de theorie van de orgelpijp met geluid als golfverschijnsel, gaf hij een correcte verklaring van de waargenomen toonhoogte. Huygens was ook de uitvinder van de 31-toonsstemming. Deze heeft 31 gelijkverdeelde tonen per octaaf, in plaats van de gebruikelijke 12 halve tonen. Een kleinste interval tussen verschillende tonen heeft dan een frequentieverhouding van 21/31. Huygens bedacht deze stemming als alternatief voor de door hem maar matig beoordeelde gelijkzwevende stemming. In het Teylers museum in Haarlem was een 31-toons orgel te horen, dat in 1950 volgens deze stemming is gebouwd door de natuurkundige Adriaan Fokker. Sinds mei 2009 staat het gerenoveerde Fokker-orgel van de Stichting Huygens-Fokker in de BAM-zaal van het Muziekgebouw aan 't IJ. Stoommachine en andere uitvindingen Zelfs het principe van de stoommachine is al te vinden in Huygens' aantekeningen. In Parijs presenteerde hij een buskruitmotor, waarin het buskruit gecontroleerd ontplofte. Denis Papin, met wie Huygens had samengewerkt, gebruikte het principe van deze buskruitmotor later om zijn stoommachine te verbeteren. Huygens verbeterde ook de toverlantaarn drastisch. Voor zijn experimenten bouwde hij luchtpompen. Sterrenkunde Titan Op 25 maart 1655 ontdekte Huygens een lichtpuntje dat bij de planeet Saturnus hoort. In juni was hij er zeker van dat het om een maan ging: hij had het lichtpuntje viermaal rond de planeet zien gaan. Het was de grootste maan van de planeet, die tweehonderd jaar later de naam Titan zou krijgen. Om, zoals toen te doen gebruikelijk, zijn prioriteit vast te leggen, stuurde hij aan collega-sterrenkundigen in Praag en Londen een anagram, dat bestond uit een versregel van Ovidius (Fasti I 305. In moderne edities staat "mentis" in plaats van "nostris"): Admovere oculis distantia sidera nostris (Ze brachten de verre sterren naar onze ogen) en de letters uuuuuuu ccc rr h n b q x. Gedecodeerd staat hier: Saturno luna sua circumducitur diebus sexdecim horis quatuor (Om Saturnus loopt zijn maan in zestien dagen en vier uur.) Huygens sprak van "de maan van Saturnus" of "mijn maan". (De naam Titan werd pas in 1847 door John Herschel toegekend.) Het Ovidius-citaat staat in de rand van een lens gekrast in de collectie van het Universiteitsmuseum Utrecht. Mogelijk is dit exemplaar gebruikt in de telescoop waarmee Huygens Titan ontdekte (zie link). Saturnus en zijn planeetringen Aanvankelijk had Galileo Galilei Saturnus met zijn telescoop waargenomen als een merkwaardige verschijning met hengsels. Huygens kwam als eerste met de interpretatie van een bolvormige planeet met een ring er omheen. Volgens Huygens was deze ring dun, maar massief (uit één stuk) en ondoorzichtig. Later onderzoek toonde aan dat de ring niet massief kon zijn maar uit gruis moest bestaan. Andere waarnemingen Daarnaast ontdekte Huygens enkele sterrennevels en dubbelsterren. In Systema Saturnium (1659) publiceerde hij een gedetailleerde tekening van de Orionnevel. Met zijn moderne telescoop slaagde hij erin om afzonderlijke sterren in de Orionnevel te ontdekken. Hij tekende als eerste in november 1659 een eenvoudige kaart van Mars, met het donkere gebied Syrtis Major. Aan de hand van de terugkeertijd van dit detail schatte hij de rotatietijd van Mars op ongeveer 24 uur, iets langer dan een dag. In augustus 1672 deed hij de eerste waarneming van een ijskap van Mars. Verder nam hij de komeet van Halley waar. De zon beschouwde hij als een ster onder de sterren. Door de lichtsterkte van Sirius te vergelijken met die van de zon, schatte hij de afstand van Sirius als 22664 x zo ver als die van de zon. (Een moderne berekening met Sirius op een afstand van 8,7 lichtjaar plaatst deze ster nog 24 keer verder weg.) Sciencefiction avant la lettre In zijn Cosmotheoros (1698) speculeerde Huygens gedetailleerd over leven op andere planeten. Voor dergelijke speculaties was de Italiaanse filosoof Giordano Bruno nog in 1600 door de Inquisitie verbrand (officieel is Bruno overigens ter dood gebracht wegens zijn afwijzing van de goddelijkheid van Christus; de notie van leven op andere planeten werd afgewezen door het toen geldende dogma). Volgens Huygens bestond er op andere planeten een soortgelijk leven als op aarde, maar op de zon was geen leven mogelijk. De Cosmotheoros wordt gezien als een vroege vorm van sciencefiction. Werken 1649 - De iis quae liquido supernatant (Over objecten die op vloeistof blijven drijven, ongepubliceerd) 1651 - Cyclometriae 1651 - Theoremata de quadratura hyperboles, ellipsis et circuli ex dato portionum gravitatis centro : Quibus subjuncta est exetasis Cyclometriae Gregorii a S. Vincentio, ed. ao. 1647 (stellingen over de kwadratuur van hyperbolen, ellipsen en cirkels, Huygens' eerste publicatie) 1654 - De circuli magnitudine inventa. Acc. eiusdem problematum quorundam illustrium constructiones (met dit werk vestigde hij zijn reputatie als wiskundige definitief.) 1656 - Ad Fra. Xaver. Ainscom epistula, qua deluuntur ea quibus Exetasis Cyclometriae Gregorii a S. Vincentio impugnata fuit 1656 - De Saturni Luna observatio nova (over de nieuwe waarneming van de maan van Saturnus) 1656 - De motu corporum ex percussione, pas gepubliceerd in 1703 1657 - De ratiociniis in ludo aleae = Van reeckening in spelen van geluck (vertaald door Frans van Schooten) 1658 - Horologium 1659 - Systema Satvrnivum : sive de causis mirandorum Satvrni phaenomenôn, et de comite ejus planeta novo 1665 - Kort onderwijs aengaende het gebruijck der horologiën tot het vinden der lenghten van Oost en West 1673 - Horologium oscillatorium sive de motu pendularium (theorie en ontwerp van het slingeruurwerk, opgedragen aan Lodewijk XIV) 1673 - De vi centrifuga (Over de Centrifugaalkracht) 1684 - Astroscopia Compendiaria tubi optici molimine liberata (samengestelde sterrenkijkers zonder buis) 1685 - Memoriën aengaende het slijpen van glasen tot verrekijckers 1690 - Traité de la lumière 1690 - Discours de la cause de la pesanteur (betoog over de oorzaak van de zwaarte, daterend uit 1669?) 1691 - Lettre touchant le cycle harmonique (Rotterdam, over 31-toonsstelsel) 1698 - Cosmotheoros 1703 - Opuscula posthuma onder meer De motu corporum ex percussione (Over de bewegingen van lichamen die botsen, bevat de botsingswetten van Huygens, daterend uit 1656). Descriptio automati planetarii (beschrijving en ontwerp planetarium) 1724 - Novus cyclus harmonicus (Leiden, postume uitgave) 1888-1950 - Huygens, Christiaan. Oeuvres complètes. Den Haag (Verzameld werk in 22 delen, W. Nijhoff, Den Haag). De redacteurs waren D. Bierens de Haan (tome=deel 1-5), J. Bosscha (6-10), D.J. Korteweg (11-15), A.A. Nijland (15), Johan Adriaan Vollgraff (16-22). Deel 1-10 beslaat de correspondentie van 1638-1695, deel 11-21 de heruitgave van de hoofdteksten en deel 22 een supplement op de correspondentie, een biografie, de veilingcatalogus van zijn boekenbezit en andere zaken. Correspondance 1638-1656 (1888) Correspondance 1657-1659 (1889) Correspondance 1660-1661 (1890) Correspondance 1662-1663 (1891) Correspondance 1664-1665 (1893) Correspondance 1666-1669 (1895) Correspondance 1670-1675 (1897) Correspondance 1676-1684 (1899) Correspondance 1685-1690 (1901) Correspondance 1691-1695 (1905) Travaux mathématiques 1645-1651 (1908) Travaux mathématiques pures 1652-1656 (1910) Fasc. I: Dioptrique 1653, 1666 (1916) Fasc. II: Dioptrique 1685-1692 (1916) Calcul des probabilités. Travaux de mathématiques pures 1655-1666 (1920) Observations astronomiques. Système de Saturne. Travaux astronomiques 1658-1666 (1925) Mécanique jusqu’à 1666. Percussion. Question de l’existence et de la perceptibilité du mouvement absolu. Force centrifuge (1929) L’horloge à pendule de 1651 à 1666. Travaux divers de physique, de mécanique et de technique de 1650 à 1666. Traité des couronnes et des parhélies (1662 of 1663) (1932) L’horloge à pendule ou à balancier de 1666 à 1695. Anecdota (1934) Mécanique théorique et physique de 1666 à 1695. Huygens à l’Académie royale des sciences (1937) Musique et mathématique. Musique. Mathématiques de 1666 à 1695 (1940) Cosmologie (1944) Supplément à la correspondance. Varia. Biographie de Chr. Huygens. Catalogue de la vente des livres de Chr. Huygens (1950) Wetenschappelijk archief Het wetenschappelijk archief van Christiaan Huygens is beschikbaar bij de Universiteitsbibliotheek Leiden. Portretten en beelden 1639 - Vader Constantijn Huygens omringd door zijn vijf kinderen door Adriaen Hanneman, schilderij met medaillons, Mauritshuis te Den Haag rond 1670? - Reliëfportret door Jean-Jacques Clérion (1639-1714), Rijksmuseum Boerhaave, Leiden 1671 - Portret door Caspar Netscher, Rijksmuseum Boerhaave te Leiden, bruikleen van Haags Historisch Museum 1675 - Mogelijke afbeelding van Huygens op l'Établissement de l'Académie des Sciences et fondation de l'observatoire, 1666 door Henri Testelin. Colbert stelt koning Lodewijk XIV de leden van de pas opgerichte Académie des sciences voor. Musée National du Château et des Trianons de Versailles te Versailles 1679 - Medaillonportret in reliëf door de Franse beeldhouwer Jean-Jacques Clérion 1686 - Portret in pastel door Bernard Vaillant, Museum Hofwijck te Voorburg tussen 1684 en 1687 - Gravure naar het schilderij van Netscher door G. Edelinck 1688 - Portret door Pierre Bourguignon, KNAW, Amsterdam jaren 40 van de twintigste eeuw - Stenen beelden van Christiaan Huygens en Johan de Witt als grondleggers van de verzekeringswiskunde door Albert Termote, Schiekade 830, Rotterdam-Noord 2008 - Bronzen borstbeeld door Martin Abspoel in opdracht van de studievereniging Christiaan Huygens, Technische Universiteit Delft; geplaatst voor het EWI-gebouw, Delft Naar Huygens vernoemd Onderzoek en wetenschap De Noors-Nederlandse nanosatelliet MilSpace-2 2 "Huygens", gelanceerd op 3 januari 2023 voor een nauwkeuriger geolocatie De Huygens-ruimtesonde landde op Titan in het Cassini-Huygensproject voor onderzoek van Saturnus Planetoïde (2801) Huygens Huygens een inslagkrater op Mars. Een berg op de Maan Huygens Region, deel van de Orionnevel Achromatisch Huygens-oculair Huygens wavelets, de wiskundige grondslag voor scalaire diffractietheorie Huygens Nationale Supercomputer bij SARA in Amsterdam, genoemd naar Christiaan en zijn vader Constantijn onderafdeling van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde Christiaan Huygensprijs, een jaarlijkse prijs die wordt toegekend aan recent gepromoveerde onderzoekers Onderwijs Huygens Laboratorium: faculteit Natuur- en sterrenkunde van de Universiteit Leiden Het Huygensgebouw, Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica van de Radboud Universiteit Nijmegen W.I.S.V. 'Christiaan Huygens', Studievereniging Wiskunde en Informatica van de TU Delft Huygens Lyceum te Eindhoven Medisch- Natuurphilosophisch- en Veterinair- Tandheelkundig Gezelschap “ Christiaan Huygens”, studiegezelschap van het Utrechtsch Studenten Corps Huygens college te Heerhugowaard Christiaan Huygens school te Dronten Christiaan Huygens school te Zeewolde Muziek Stichting Huygens-Fokker, centrum voor microtonale muziek Zie ook Huygens-Steiner-theorema Secundaire literatuur : Een eeuw van licht: het leven van Christiaan Huygens (2020) Uitgeverij Thomas Rap, . Vertaling uit het Engels. : Titan kan niet slapen: een biografie van Christiaan Huygens (1993) . Engelse vertaling: Huygens The Man Behind the Principle, Foreword by Sally Miedema, Cambridge University Press, 2005. : Christiaan Huygens. Tien jaar Christiaan Huygens wetenschapsprijs, 2008. : Newton and Barrow, Huygens and Hooke, Birkhäuser, 1990. Bell, A.E.: Christian Huygens and the Development of Science in the 17th Century, London, Edward Arnold, 1947. : Christiaan Huygens, p. 59-81 in Bos (editeur) Lectures in the History of Mathematics, in: History of Mathematics, volume 7, American Mathematical Society/London Mathematical Society 1993 (Google books). : Christiaan Huygens, in: C.C. Gillispie (ed.), Dictionary of Scientific Biography (Charles Scribner’s & Sons, New York, 1972), vol. 6, pp. 597–613. In het Nederlands in: De Gids, 142 (1979), 306-319. : Christiaan Huygens, Verlag W. Engelmann, Leipzig, 1895. : A history of mathematics, New York, 1968. : Le Séjour de Christian Huygens à Paris et ses relations avec les milieux scientifiques français. Suivi de son journal de voyage à Paris et à Londres, Librairie E. Droz, Parijs, 1935. Busken Huet, C.: Het land van Rembrand - Studien over de noordnederlandse beschaving in de zeventiende eeuw, 1882-1884, herdruk 1956 Het Spectrum. , en (eds): De Bètacanon. : De mechanisering van het wereldbeeld, Amsterdam, 1980, vierde druk. : Christiaan Huygens, Haarlem, 1951. : Lenses and Waves: Christiaan Huygens and the Mathematical Science of Optics in the Seventeenth Century, Springer, 2004, . en : Huygens Herdacht. Catalogus bij de tentoonstelling in de Koninklijke Bibliotheek ter gelegenheid van de 300ste sterfdag van Constantijn Huygens, 26 Maart-9 Mei 1987, Koninklijke Bibliotheek, Den Haag, 1987. : Huygens's Legacy, The golden age of the pendulum clock, Fromanteel Ltd, Castle Town, Isle of Man, 2004. : Telling time - Devices for time measurement in Museum Boerhaave - A Descriptive Catalogue, Leiden, Museum Boerhaave, 2005. : Geschiedenis der natuurwetenschappen, Utrecht, 1976. : Christiaan Huygens in de onvoltooid verleden toekomende tijd, Historische uitgeverij, 2005. : De ruimte van Christiaan Huygens, Historische uitgeverij, 2009. : De principes van Huygens, Historische uitgeverij, 2013. : Opwindende klokken - de gouden eeuw van het slingeruurwerk 12 September - 29 november 2004 (tentoonstellingscatalogus), Apeldoorn, Paleis Het Loo, 2004. : Christiaan Huygens (1629-1695), in: Kox, A.J. en Chamalaun, M., eds: Van Stevin tot Lorentz. Portretten van Nederlandse natuurwetenschappers, Amsterdam, 1980. : Christiaen Huygens 1629-1695, ontdekker der waarschijnlijkheid, in: Erflaters van onze beschaving, Querido Amsterdam, 1938, latere herdrukken. : Geschiedenis van de wiskunde, SUA Amsterdam, 1977. : The land of Stevin and Huygens, Dordrecht, Boston, 1981. : Christiaan Huygens, Epsilon Uitgaven, 2004. : Christiaan Huygens. De mathematisering van het werkelijkheid, Veen, 2007. La mécanique de Christian Huygens: la relativite de mouvement au 17. siècle, Paris, Blanchard 1996. : The Archives of Christiaan Huygens and his Editors, in: M. Hunter (ed.), Archives of the Scientific Revolution. The Formation and Exchange of Ideas in Seventeenth-Century Europe. Woodbridge 1998, p. 91-107. : The Letters of Christiaan Huygens, in: Revue d’Histoire des Sciences 56 (2003), p. 135-143. : The Huygens Manuscripts, in: Proceedings of the International Conference 'Titan: From Discovery to Encounter', 13-17 April 2004, ESTEC, Noordwijk, The Netherlands. Noordwijk 2004, p. 43-54. : Unrolling Time. Christiaan Huygens and the Mathematization of Nature, Cambridge University Press, 1988. : Christian Huygens: Book on the Pendulum Clock (1673) in Grattan-Guinness (uitgever) Landmark Writings in Western Mathematics 1640–1940, Elsevier, 2005, p. 35. zonder auteur: Christiaan Huygens 1629-1695, Leiden: Museum Boerhaave, 1988. Externe links Primaire bronnen De Ratiociniis in Ludo Aleae or The Value of all Chances in Games of Fortune, 1657 Over waarschijnlijkheidsleer. Vertaling in het Engels gepubliceerd in 1714 Systema Saturnium 1659 Digitale facsimile-uitgave van de Smithsonian Libraries Treatise on Light 1690 Traité de la Lumière vertaald in het Engels door Silvanus P. Thompson, Project Gutenberg Cosmotheoros 1698, Nederlandse vertaling online Lettre de Mr. Huygens à l'Auteur touchant le Cycle Harmonique 1691 (31-toonssysteem) Huygens' leven en werk. Facetten van een genie. De manuscripten Tentoonstelling Universiteitsbibliotheek Leiden 2004 Studieadvies door Jan Stampioen voor Christiaan Huygens, 1645 Lijst van Huygens' werken in de Library of Congress Boekenlijst op WorldCat Beredeneerde lijst van Huygens' publicaties, Universiteit Utrecht Musea Huygensmuseum Hofwijck Museum Boerhaave, De technische vondsten van Christiaan Huygens Museum Boerhaave, Christiaan Huygens 1629-1695 Huygens lens Het Ovidiuscitaat "Admovere.." staat in de rand gekrast. Mogelijk is deze lens uit de collectie van het Universiteitsmuseum Utrecht gebruikt voor de ontdekking van Titan Overig Huygens als een van de vijftig onderwerpen in de historische canon van Nederland, 2007 Christiaan Huygensweb - Digitaal Wetenschapshistorisch Centrum Geleerden op bankbiljetten, onder wie Christiaan Huygens op het 25 guldenbiljet van 1955 Christiaan Huygens: de echte uitvinder van de toverlantaarn (website 'de Luikerwaal') Nederlands astronoom Nederlands natuurkundige Nederlands wiskundige 17e-eeuws natuurkundige 17e-eeuws wiskundige Persoon in de Nederlanden in de 17e eeuw Nederlands uitvinder Nederlands statisticus Opticus Akoesticus Nederlands uurwerkmaker Neolatijns schrijver Lid van de Académie des sciences Canon van Nederland