Document ID
int64
1
48
Complex
stringlengths
11
427
Simple
stringlengths
11
380
34
Echter wordt dit generieke of neutraliserende gebruik van de mannelijke vorm steeds vaker gezien als discriminatie van vrouwen en sluit je ook hiermee non-binaire personen uit.
Maar we beschouwen dit steeds vaker als discriminatie van vrouwen. En ook hiermee sluit je non-binaire personen uit.
34
De Nederlandse taal biedt genoeg opties om hier op een neutrale manier mee om te gaan.
De Nederlandse taal biedt genoeg mogelijkheden om hier op een neutrale manier mee om te gaan.
34
wordt: ‘De gemeente geeft u een boete als u een afvalzak naast de container plaatst.’
wordt: ‘U krijgt een boete als u een afvalzak naast de container plaatst.’
34
Het non-binaire spectrum is heel breed, dus de geprefereerde aanspreekvorm verschilt per persoon.
‘Non-binair’ is heel breed, dus de gewenste aanspreekvorm verschilt per persoon.
34
Het is dan ook altijd goed om te vragen hoe iemand het liefst aangesproken wil worden.
Het is dan ook altijd goed dat je vraagt hoe iemand het liefst aangesproken wil worden.
34
Ook mensen met een beperking stellen prijs op het gebruik van de juiste terminologie en een prettige manier van aanspreken.
Ook mensen met een beperking willen graag dat je de juiste terminologie en een prettige manier van aanspreken gebruikt.
34
Maak waar mogelijk oogcontact en spreek de persoon met de beperking rechtstreeks aan, in plaats van het woord te richten tot de ondersteuner, tolk of partner.
Maak waar mogelijk oogcontact en spreek de persoon met de beperking rechtstreeks aan. Richt je dus niet tot de ondersteuner, tolk of partner.
34
Spreek langzaam en duidelijk en articuleer goed en zorg dat de mond goed zichtbaar is voor mensen met gehoorproblemen.
Spreek rustig en duidelijk en articuleer goed. Zorg er voor dat mensen met gehoorproblemen jouw mond goed kunnen zien.
34
Dit is denigrerend voor de persoon waarmee je spreekt.
Dit is kleinerend voor de persoon waarmee je spreekt.
34
Stel personen waarvan je denkt dat ze een migratieachtergrond hebben geen vragen als: ‘Waar kom je echt vandaan?’, ‘Hoe oud was je toen je in Nederland kwam?’, ’Waar ben je geboren?’ ‘Ga je nog (weleens) terug?’ en ‘Hoe kijken jullie hiernaar?’.
‘Waar kom je echt vandaan?’ ‘Hoe oud was je toen je in Nederland kwam?’ ’Waar ben je geboren?’ ‘Ga je nog (weleens) terug?’
34
Maak ook geen goedbedoelde complimenten als: ‘Maar jij bent anders’, ‘Wat spreek je goed Nederlands’ en ‘Wat knap dat je zo ver bent gekomen’.
‘Maar jij bent anders.’ ‘Wat spreek je goed Nederlands.’ ‘Wat knap dat je zo ver bent gekomen.’
34
Dergelijke ‘goedbedoelde’ vragen of ‘complimenten’ kunnen als vervelend worden ervaren en kunnen opgevat worden alsof deze persoon minder recht heeft om hier te zijn.
Zulke ‘goedbedoelde’ vragen of ‘complimenten’ kunnen mensen vervelend vinden. En het kan lijken alsof deze persoon minder recht heeft om hier te zijn.
34
Ook benadruk je het vermeende anders-zijn van deze personen, waardoor er ongewild een wij-zij-kloof ontstaat.
Ook benadruk je het vermeende anders-zijn van deze personen.
34
‘Etniciteit’ gaat vaak om (gevoel van) onderlinge verbondenheid dat gebaseerd kan zijn op cultuur, taal, religie, nationaliteit en uiterlijke kenmerken.
‘Etniciteit’ gaat vaak om (gevoel van) onderlinge verbondenheid. Dat kan gebaseerd zijn op cultuur, taal, religie, nationaliteit en uiterlijke kenmerken.
34
Het is, kortom, een perceptie van identiteit.
Het is, kortom, een beeld van identiteit.
34
Mensen die deze kenmerken met elkaar delen, worden gezamenlijk omschreven als ‘etnische groep’.
Mensen die deze kenmerken met elkaar delen, omschrijven we samen als ‘etnische groep’.
34
‘Nationaliteit’ verwijst naar het wettelijke staatsburgerschap van een persoon, en betekent dat je officieel burger bent van een bepaald land.
‘Nationaliteit’ verwijst naar het wettelijke staatsburgerschap van een persoon. Het betekent dat je officieel burger bent van een bepaald land.
34
Zij het door geboorte of nationalisatieprocedure.
Dat kan door geboorte of nationalisatieprocedure.
34
Iederéén heeft echter een etnische identiteit.
Maar iedereen heeft een etnische identiteit.
34
Personen van kleur en/of met een migratieachtergrond benoemen we te vaak nog bij hun (vermeende) etniciteit, in plaats van hun nationaliteit.
Personen van kleur of met een migratieachtergrond benoemen we te vaak nog bij hun (vermeende) etniciteit, in plaats van hun nationaliteit.
34
Om overzicht te bieden binnen het ruime scala aan termen binnen de diversiteit, zetten we hier de meest voorkomende definities op een rij.
We gebruiken veel termen binnen de diversiteit. Voor het overzicht zetten we hier de meest voorkomende termen en hun betekenis op een rij.
34
Diversiteit verwijst naar alle mogelijke aspecten waarop mensen onderling, zichtbaar en niet-zichtbaar, van elkaar (kunnen) verschillen.
Diversiteit verwijst naar alle mogelijke zaken waarop mensen onderling van elkaar (kunnen) verschillen, zichtbaar en niet-zichtbaar.
34
Een diverse organisatie is een goede afspiegeling van de maatschappij, in alle lagen van de organisatie.
Een diverse organisatie heeft een goede afspiegeling van de maatschappij, in alle lagen van de organisatie.
34
Inclusie gaat over hoe diversiteit als kwaliteit wordt ingezet om mens, organisatie en samenleving te verbeteren.
Inclusie gaat over hoe we met diversiteit mens, organisatie en samenleving verbeteren.
34
Iedereen voelt daarbij de veiligheid en ruimte om zichzelf te zijn, wordt evenredig gewaardeerd en heeft toegang tot dezelfde mogelijkheden en middelen.
Iedereen voelt daarbij de veiligheid en ruimte om zichzelf te zijn . Daarbij krijgt iedereen evenveel waardering en krijgt iedereen dezelfde mogelijkheden en middelen.
34
Inclusie is de manier waarop we omgaan met onderlinge verschillen.
Inclusie is hoe we omgaan met onderlinge verschillen.
34
Al deze verschillende aspecten hebben invloed elkaar: dat heet intersectionaliteit.
Al deze verschillende aspecten beïnvloeden elkaar: dat heet intersectionaliteit.
34
Hoe deze verschillende identiteitsfactoren elkaar beïnvloeden, brengt risico mee op uitsluiting – of juist op bevoorrechting.
Hoe deze verschillende zaken elkaar beïnvloeden, brengt risico mee op uitsluiting of juist op bevoorrechting.
34
Een witte, hoogopgeleide en heteroseksuele man ervaart vaak minder ongelijkheid dan een persoon waarbij gender, seksualiteit of afkomst anders liggen.
Een witte, hoogopgeleide en heteroseksuele man merkt vaak minder ongelijkheid dan een persoon waarbij gender, seksualiteit of afkomst anders liggen.
34
Voor de manier waarop je in de maatschappij staat, maakt het immers veel verschil of je behalve vrouw zwart of wit bent, lesbisch of heteroseksueel, hoog- of laagopgeleid, religieus of niet.
Voor hoe je in de maatschappij staat, maakt het immers veel verschil of je behalve vrouw, zwart of wit bent, lesbisch of heteroseksueel, hoog- of laagopgeleid, religieus of niet.
34
Dit betekent dat je in onderzoek, analyse of beleid het nooit enkel kunt hebben over één ‘stukje’ identiteit, zoals over vrouwen of mensen met een migratieachtergrond.
Dit betekent dat je in onderzoek, analyse of beleid het nooit enkel kunt hebben over 1 deel van identiteit. Bijvoorbeeld over ‘vrouwen’ of ‘mensen met een migratieachtergrond’.
34
NB: analfabeten zijn strikt genomen ook laaggeletterd.
Let op: analfabeten zijn eigenlijk heel laaggeletterd.
34
Technisch gezien: zij beheersen niet het referentieniveau 2F van het Referentiekader Taal en Rekenen, wat overeenkomt met het eindniveau van het vmbo of mbo-2.
In technische termen: zij beheersen niet het referentieniveau 2F van het Referentiekader Taal en Rekenen. Dat niveau komt overeen met het eindniveau van het vmbo of mbo-2.
34
Iemand die alleen laag digitaal vaardig of laag gecijferd is, is niet laaggeletterd
Iemand die alleen laag digitaal vaardig of laag gecijferd (dyscalculie) is, is niet laaggeletterd.
34
Iemand die de Nederlandse taal (nog) niet beheerst omdat deze persoon een andere moedertaal heeft, is niet laaggeletterd.
Iemand die het Nederlands (nog) niet beheerst omdat deze persoon een andere moedertaal heeft, is niet laaggeletterd.
34
Mensen die de taal niet of nauwelijks beheersen.
Dit zijn mensen die de taal niet of nauwelijks beheersen.
34
Je spreekt alleen van lage taalvaardigheid met betrekking tot anderstaligen.
Je spreekt alleen van lage taalvaardigheid bij anderstaligen.
34
Laagtaalvaardigheid en laaggeletterdheid kunnen met elkaar verweven zijn, maar zijn twee verschillende zaken:
Laagtaalvaardigheid en laaggeletterdheid kunnen met elkaar te maken hebben, maar het zijn 2 verschillende zaken:
34
Een migrant die geen onderwijs genoten heeft, nauwelijks kan lezen en schrijven in de eigen taal en nu begint met Nederlands leren, is zowel laaggeletterd in de eigen taal en het Nederlands als laagtaalvaardig in het Nederlands.
Een migrant die geen onderwijs kreeg, nauwelijks kan lezen en schrijven in de eigen taal en nu begint met Nederlands leren, is zowel laaggeletterd in de eigen taal en het Nederlands als laagtaalvaardig in het Nederlands.
34
Sekse is het geslacht dat je krijgt toegewezen bij je geboorte, gebaseerd op je geslachtsdelen.
Sekse is het geslacht dat je krijgt benoemd bij je geboorte, gebaseerd op je geslachtsdelen.
34
Personen bij wie het geboortegeslacht overeenkomt met de ervaren genderidentiteit.
Personen bij wie het geboortegeslacht overeenkomt met de eigen genderidentiteit.
34
Transgender is als het geboortegeslacht niet overeenkomt met de ervaren genderidentiteit.
Transgender is als het geboortegeslacht niet overeenkomt met de eigen genderidentiteit.
34
Je kunt bijvoorbeeld geboren zijn met een penis en je tegelijkertijd vanbinnen een vrouw voelen.
Je kunt bijvoorbeeld geboren zijn met een penis en je tegelijkertijd van binnen een vrouw voelen.
34
Met de term transgender worden alle variaties bedoeld als genderexpressie en geboortegeslacht niet overeenkomen met, of variëren op, wat als gender-stereotiep wordt gezien.
Met de term transgender bedoelen we alle mogelijkheden wanneer genderexpressie en geboortegeslacht anders zijn dan wat als gender-stereotiep wordt gezien.
34
Het proces van veranderingen dat een transgender persoon doormaakt om te gaan leven op de manier die past bij de genderidentiteit van die persoon.
Het proces van veranderingen van een transgender persoon om te gaan leven op de manier die past bij de genderidentiteit van die persoon.
34
Een trans man identificeert zich als man maar werd bij de geboorte op basis van zijn lichamelijke kenmerken als meisje geregistreerd.
Een trans man identificeert zich als man maar werd bij de geboorte volgens lichamelijke kenmerken als meisje geregistreerd.
34
Een trans vrouw identificeert zich als vrouw maar werd bij de geboorte op basis van lichamelijke kenmerken als jongen geregistreerd.
Een trans vrouw identificeert zich als vrouw maar werd bij de geboorte volgens lichamelijke kenmerken als jongen geregistreerd.
34
Vroeger werden intersekse personen ook wel ‘hermafrodiet’ genoemd, maar dit woord wordt als kwetsend ervaren.
Vroeger werden intersekse personen ook wel ‘hermafrodiet’ genoemd.
34
Mensen die hun seksuele voorkeur/identiteit liever niet in een hokje plaatsen.
Mensen die hun seksuele voorkeur of identiteit liever niet in een hokje plaatsen.
34
Iemand die queer is wil zich dus liever niet (slechts) identificeren als hetero, lesbisch, biseksueel, etc.
Iemand die queer is wil zich dus liever niet (alleen maar) identificeren als hetero, lesbisch, biseksueel, enzovoort.
34
Hoewel het woord ‘queer’ tegenwoordig in een positieve context wordt gebruikt, werd het vroeger gebruikt als zowel een activistenterm als een scheldwoord.
Hoewel we het woord ‘queer’ tegenwoordig in een positieve context gebruken, was het vroeger zowel een activistenterm als een scheldwoord.
34
‘Queer’ kan hierdoor als beladen woord ervaren worden.
‘Queer’ kan hierdoor een beladen woord zijn.
34
Panseksueel: mensen die zich aangetrokken voelen tot alle genderidentiteiten en biologische geslachten.
Panseksueel: Mensen die zich aangetrokken voelen tot alle genderidentiteiten en biologische geslachten.
34
Gebruik de juiste terminologie bij het benoemen of duiden van verschillende soorten migranten.
Gebruik de juiste termen wanneer je verschillende soorten migranten benoemt.
34
Ook voor deze groepen mensen zijn inclusieve termen die beter de lading dekken.
Ook voor deze groepen mensen zijn er inclusieve termen die beter de lading dekken.
34
Migrant: een persoon die in Nederland woont/verblijft, maar in het buitenland is geboren.
Migrant: een persoon die in Nederland woont of verblijft, maar in het buitenland is geboren.
34
Ongedocumenteerde: een persoon die (langer dan drie maanden) in Nederland verblijft zonder een geldige verblijfsvergunning of visum.
Ongedocumenteerde: een persoon die (langer dan 3 maanden) in Nederland verblijft zonder een geldige verblijfsvergunning of visum.
34
Expat: een persoon die gedurende langere tijd niet in diens thuisland verkeert en als werknemer door een internationaal opererende organisatie in een ander land is gestationeerd.
Expat: een persoon die voor langere tijd als werknemer door een internationaal opererende organisatie in een ander land is geplaatst en niet in het eigen thuisland is.
34
Nederlander: een persoon in het bezit van de Nederlandse nationaliteit.
Nederlander: Iemand die de Nederlandse nationaliteit bezit.
34
Als de persoon zelf of ten minste één ouder in het buitenland is geboren, heeft de persoon een migratieachtergrond.
Als de persoon zelf of ten minste 1 ouder in het buitenland is geboren, heeft de persoon een migratieachtergrond.
34
Als ook de persoon zelf in het buitenland is geboren, wordt het geboorteland van de persoon gebruikt voor het bepalen van de migratieachtergrond.
Als de persoon zelf in het buitenland is geboren, gebruiken we het geboorteland van de persoon voor het bepalen van de migratieachtergrond.
34
Hierbij is het geboorteland van de moeder leidend.
Bij de ouders telt het geboorteland van de moeder als eerste.
34
Als dat Nederland is, wordt het geboorteland van de vader als uitgangspunt genomen.
Als dat Nederland is, gaan we uit van het geboorteland van de vader.
34
Als beide ouders in Nederland zijn geboren, heeft de persoon géén migratieachtergrond – ook als de persoon zelf in het buitenland geboren is.
Als beide ouders in Nederland zijn geboren, heeft de persoon géén migratieachtergrond. Ook als de persoon zelf in het buitenland is geboren.
34
Voor zowel etnische-culturele als geloofsgroepen kun je de generaties duiden, maar enkel en alleen wanneer dit nodig is voor onderzoek of beleid.
Voor zowel etnische-culturele als geloofsgroepen kun je de generaties duiden. Maar doe dat alleen als dit nodig is voor onderzoek of beleid.
34
Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) start met het gebruik van nieuwe definities.
Het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) gebruikt nu nieuwe definities.
34
Deze overstap is een proces, waarbinnen de termen ‘eerste’ en ‘tweede generatie’ nog tijdelijk gebruikt kunnen worden wanneer relevant.
Deze overstap is een proces. Daarbinnen kunnen de termen ‘eerste’ en ‘tweede generatie’ nog tijdelijk gebruikt worden als dat nodig is.
34
Vaak wordt in Nederland gecommuniceerd vanuit het medisch model.
Vaak communiceren we in Nederland vanuit het medisch model.
34
Hierbij wordt een beperking beschouwd als een afwijking die door bijvoorbeeld dokters of hulpverleners weggenomen moet worden.
Dan zien we een beperking als een afwijking die bijvoorbeeld dokters of hulpverleners weg moeten nemen.
34
Hierbij ligt de focus op een inclusieve samenleving die zichzelf aanpast en belemmeringen wegneemt.
Hierbij ligt de nadruk op een inclusieve samenleving die zichzelf aanpast en belemmeringen wegneemt.
34
Met als doel een maatschappij die voor iedereen toegankelijk is en gelijke kansen biedt.
Zo maken we een maatschappij die voor iedereen toegankelijk is en gelijke kansen biedt.
34
Dit perspectief maakt verschil.
Dit is een groot verschil.
34
Niet het wegnemen van de beperking (medisch model) maar het aanpassen van de maatschappij staat voorop (sociaal model), zodat iedereen mee kan doen.
Aanpassen van de maatschappij staat voorop (sociaal model), niet het wegnemen van de beperking (medisch model).
34
Omdat de gemeente rekening wil houden met een grote diversiteit aan Amsterdammers en de uiteenlopende belemmeringen die zij ervaren, volgt hieronder een toelichting op specifieke soorten beperkingen en stoornissen.
Hieronder volgt een toelichting op verschillende soorten beperkingen en stoornissen. Dat doen we omdat we rekening willen houden met een grote verscheidenheid aan Amsterdammers en hun uiteenlopende belemmeringen.
34
Beperking gerelateerd aan het zenuwstelsel, inclusief de hersenen.
Beperking aan het zenuwstelsel, inclusief de hersenen.
34
Beperking waarbij het zicht of het zien in enige mate beperkt is.
Beperking waarbij het zicht of het zien beperkt is.
34
Dit varieert van verminderd zicht in één of meerdere ogen (slechtziendheid), tot substantieel onherstelbaar zichtverlies in beide ogen (blindheid).
Dit verschilt van verminderd zicht in 1 of meerdere ogen (slechtziendheid), tot groot onherstelbaar zichtverlies in beide ogen (blindheid).
34
Beperking waarbij bewegingsmogelijkheid wordt verminderd.
Beperking waarbij minder bewegingsmogelijkheid is.
34
Beperking waarbij het gehoor deels of volledig beperkt is.
Beperking waarbij het gehoor voor een deel of volledig weg is.
34
Het kan gaan om slechthorendheid (verminderd gehoor bij één of beide oren) en doofheid (volledig gehoorverlies bij beide oren).
Het kan gaan om slechthorendheid (verminderd gehoor bij 1 of beide oren) en doofheid (volledig gehoorverlies bij beide oren).
34
Sommige mensen met een auditieve beperking kunnen geluid horen, maar zij horen niet altijd genoeg om spraak te begrijpen.
Sommige mensen met een auditieve beperking kunnen geluid horen. Maar zij horen niet altijd genoeg om spraak te begrijpen.
34
Vooral wanneer er (veel) achtergrondgeluid is, kan dit voor problemen zorgen.
Vooral wanneer er (veel) achtergrondgeluid is, kan dit een problemen zijn.
34
Een psychische en emotionele gesteldheid die het denken, voelen en handelen zodanig beïnvloedt dat men niet optimaal kan functioneren in het dagelijkse leven.
Een psychische en emotionele gesteldheid die denken, voelen en handelen zo beïnvloedt dat iemand niet goed kan functioneren in het dagelijkse leven.
34
De symptomen, en de intensiteit en duur hiervan, verschillen per persoon.
De symptomen verschillen per persoon, net als de heftigheid en duur.
34
Het verloop van een psychische ziekte laat zich vaak niet voorspellen.
Het verloop van een psychische ziekte is vaak niet te voorspellen.
34
Sommigen hebben ondersteuning nodig; anderen maar zelden of helemaal niet.
Sommigen hebben ondersteuning nodig, anderen maar soms of helemaal niet.
34
Als je een verstandelijke beperking hebt, denk je minder snel dan leeftijdsgenoten.
Iemand met een verstandelijke beperking denkt minder snel dan leeftijdsgenoten.
34
Ook vind je het lastig om dingen te begrijpen.
Ook vind iemand het lastig om dingen te begrijpen.
34
Vaak heb je ondersteuning nodig met wonen, op school, op je werk en in contact maken met andere mensen.
Vaak is er ondersteuning nodig met wonen, op school, op het werk en in contact maken met andere mensen.
34
Daarom is er onderscheid tussen mensen met lichte, matige, ernstige en diepe verstandelijke beperking.
Daarom is er verschil tussen mensen met lichte, matige, ernstige en diepe verstandelijke beperking.
34
Een stoornis is een lichamelijke afwijking (psychisch of fysiek).
Een stoornis is een geestelijke of lichamelijke afwijking.
34
Een stoornis is altijd objectief: het kan vastgesteld worden door een arts of psycholoog.
Een stoornis is altijd objectief: een arts of psycholoog kan het vaststellen .
34
Een psychische (geestelijke en/of mentale) stoornis is een syndroom dat leidt tot verminderd psychisch functioneren.
Een geestelijke of mentale stoornis (psychische stoornis) is een syndroom dat verminderd psychisch functioneren oplevert.
34
Een fysieke stoornis is een defect of het ontbreken van een orgaanfunctie of orgaan.
Een lichamelijke stoornis is een defect of het ontbreken van een orgaan of de functie daarvan.
34
De meeste activiteiten zijn dan nog wel te verrichten als dit op een aangepaste manier kan.
De meeste activiteiten kunnen dan nog wel als dit op een aangepaste manier kan.
34
Je spreekt van een ‘handicap’ als een beperking leidt tot langdurige belemmering van sociaal-maatschappelijke participatie.
Je spreekt van een ‘handicap’ als een beperking leidt tot langdurige belemmering van sociaal-maatschappelijke deelname.
34
Het gaat hierbij om beperkingen op (meerdere) levensdomeinen (bijvoorbeeld school/werk én thuis), die blijvend van aard zijn.
Het gaat hierbij om blijvende beperkingen op (meerdere) levensgebieden, bijvoorbeeld school of werk én thuis.
34
De onderstaande lijst biedt inclusieve alternatieven voor veelvoorkomende termen.
De onderstaande lijst geeft inclusieve alternatieven voor veelvoorkomende termen.
35
cliënt: een natuurlijk persoon ten behoeve van wie de instelling werkzaam is;
cliënt: een natuurlijk persoon voor wie de instelling werkt.
35
cliëntenraad: een door de instelling ingesteld orgaan dat de gemeenschappelijke belangen van cliënten behartigt en functioneert op basis van de Wmcz 2018;
cliëntenraad: het orgaan dat de gemeenschappelijke belangen van cliënten behartigt en functioneert vanuit de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen 2018.