premise
stringlengths
9
414
hypothesis
stringlengths
1
323
label
class label
3 classes
Een vrouw in kostuum marcheert met een grote trommel.
Ze speelt in een band.
0entailment
Een man draagt een lading verse directe dozen op een auto met wielen in de straten van de stad, terwijl een vrouw naar hem toe loopt.
Iemand vervoert pakjes in een stedelijke omgeving.
0entailment
Een man draagt een lading verse directe dozen op een auto met wielen in de straten van de stad, terwijl een vrouw naar hem toe loopt.
Een jonge kerel levert boodschappen per fiets in de stad.
2contradiction
Een man draagt een lading verse directe dozen op een auto met wielen in de straten van de stad, terwijl een vrouw naar hem toe loopt.
Een man levert boodschappen aan senioren in de stad.
1neutral
een motorrijder doet een neus wheelie.
Een man die een wheelie doet
0entailment
een motorrijder doet een neus wheelie.
Een man die naast een verongelukte motor staat
2contradiction
een motorrijder doet een neus wheelie.
Een motorrijder die een wheelie doet
0entailment
Een man zit op een scooter op de stoep.
Een man wacht op iemand om zijn scooter te repareren.
1neutral
Een man zit op een scooter op de stoep.
Een man is buiten, bij de straat.
0entailment
Een man zit op een scooter op de stoep.
Een man zit ontspannen aan de bar.
2contradiction
Een man stopt op het trottoir met zijn fiets om een sigaret te roken.
De man speelt basketbal.
2contradiction
Een man stopt op het trottoir met zijn fiets om een sigaret te roken.
De man staat.
0entailment
Een man stopt op het trottoir met zijn fiets om een sigaret te roken.
De man steekt een sigaret op.
1neutral
Een man zit op een motorfiets op de stoep.
Een man zit op een motorfiets.
0entailment
Een man zit op een motorfiets op de stoep.
Een man zit op een motor en rijdt weg.
1neutral
Een man zit op een motorfiets op de stoep.
Een man in het zwart speelt met zijn kat op zondag.
2contradiction
Man rookt terwijl hij op een geparkeerde scooter zit.
Een man rookt een sigaret terwijl hij op zijn scooter zit.
1neutral
Man rookt terwijl hij op een geparkeerde scooter zit.
De man drinkt een biertje terwijl hij in zijn auto zit.
2contradiction
Man rookt terwijl hij op een geparkeerde scooter zit.
De man rookt iets terwijl hij op de scooter zit.
0entailment
Man op de stoep zittend op een motorfiets.
Een man op de motor
1neutral
Man op de stoep zittend op een motorfiets.
Man zittend op een motorfiets op de stoep
0entailment
Man op de stoep zittend op een motorfiets.
Een man rijdt in zijn auto
2contradiction
Een koppel, gekleed in zwart, bordeaux, en wit, danst.
De vrouw danste alleen.
2contradiction
Een koppel, gekleed in zwart, bordeaux, en wit, danst.
Het paar danste.
0entailment
Een koppel, gekleed in zwart, bordeaux, en wit, danst.
Het koppel danste in de competitie.
1neutral
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
Mensen lopen voor een goed doel.
1neutral
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
de lopers wachtten op de start van de olympische race
1neutral
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
Mensen in roze en paars maken zich klaar voor een race
2contradiction
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
Mensen in hun felle teamuniformen wachten op het pistool dat de start van hun race aanduidt
1neutral
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
Mensen houden een kookwedstrijd.
2contradiction
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
Mensen in oranje hesjes wachten op het begin van een race om de eerste prijs.
1neutral
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
Mensen wachten tot de race begint.
0entailment
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
De mensen die wachten zijn een deel van de race.
1neutral
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
de atleet backflips van een berg
2contradiction
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
Mensen in oranje vesten racen in een race die is begonnen.
2contradiction
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
Mensen in oranje hesjes wachten op het begin van een race.
0entailment
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
Mensen dragen kleurrijke kleren
0entailment
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
Mensen racen achteruit door de hel.
2contradiction
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
Mensen wachten op een race.
0entailment
Mensen in oranje vesten en blauwe broeken met een gele streep onderaan wachten op het begin van een race.
de lopers wachtten op het begin van de race
0entailment
Een jongeman en een jongedame dansen op een tapijtvloer met op de achtergrond een afbeelding uit de film Toy Story op een groot scherm.
De film is erg luid op de achtergrond.
1neutral
Een jongeman en een jongedame dansen op een tapijtvloer met op de achtergrond een afbeelding uit de film Toy Story op een groot scherm.
De mensen dansen op de stoep.
2contradiction
Een jongeman en een jongedame dansen op een tapijtvloer met op de achtergrond een afbeelding uit de film Toy Story op een groot scherm.
De twee mensen zijn aan het dansen.
0entailment
De skiër draagt een gele jumpsuit en glijdt over een gele rail.
De skiër is in een wedstrijd.
1neutral
De skiër draagt een gele jumpsuit en glijdt over een gele rail.
De skiër draagt een jumpsuit.
0entailment
De skiër draagt een gele jumpsuit en glijdt over een gele rail.
Het skateboard draagt een blauwe jumpsuit.
2contradiction
Een track evenement gehouden door J.P. Morgan Chase met beveiliging.
J.P. Morgan Chase hield een track evenement.
0entailment
Een track evenement gehouden door J.P. Morgan Chase met beveiliging.
Het circuit evenement heeft geen beveiliging.
2contradiction
Een track evenement gehouden door J.P. Morgan Chase met beveiliging.
Beveiligers zoeken naar wapens op een baanevenement.
1neutral
Twee dansende mensen, in danskostuums.
Het paar danst samen.
1neutral
Twee dansende mensen, in danskostuums.
De mensen zijn in beweging.
0entailment
Twee dansende mensen, in danskostuums.
Twee mensen zijn aan het eten.
2contradiction
Een engelse boer met een paard getrokken wagen.
Er is een boer die buiten ligt
2contradiction
Een engelse boer met een paard getrokken wagen.
Er is een boer met een paardenwagen
0entailment
Een engelse boer met een paard getrokken wagen.
Er is een boer die buiten op een wagen rijdt
1neutral
Kindervoetbalwedstrijd wordt gespeeld terwijl de zon op de achtergrond ondergaat.
Oude mannen die voetballen terwijl de zon ondergaat.
2contradiction
Kindervoetbalwedstrijd wordt gespeeld terwijl de zon op de achtergrond ondergaat.
Kinderen spelen voetbal terwijl de zon ondergaat.
0entailment
Kindervoetbalwedstrijd wordt gespeeld terwijl de zon op de achtergrond ondergaat.
Meisjes spelen voetbal terwijl de zon ondergaat.
1neutral
Een voetbalwedstrijd tussen een blauw team en een rood team op een perfect gemanicuurd veld in de schemering.
Niemand is aan het voetballen.
2contradiction
Een voetbalwedstrijd tussen een blauw team en een rood team op een perfect gemanicuurd veld in de schemering.
Mensen spelen voetbal voor een wedstrijd.
1neutral
Een voetbalwedstrijd tussen een blauw team en een rood team op een perfect gemanicuurd veld in de schemering.
Mensen zijn aan het voetballen.
0entailment
Twee voetbalteams strijden op een voetbalveld.
Twee bekwame voetbalteams strijden tegen elkaar voor het kampioenschap.
1neutral
Twee voetbalteams strijden op een voetbalveld.
Er is een voetbalwedstrijd.
0entailment
Twee voetbalteams strijden op een voetbalveld.
Twee honkbalteams nemen het tegen elkaar op.
2contradiction
Voetbalteams spelen op een veld terwijl de zon ondergaat achter een rij bomen.
Voetbalteams strijden buiten.
0entailment
Voetbalteams spelen op een veld terwijl de zon ondergaat achter een rij bomen.
Een voetbalteam speelt ijshockey tegen een voetbalteam op een ijsbaan.
2contradiction
Voetbalteams spelen op een veld terwijl de zon ondergaat achter een rij bomen.
Een voetbalteam staat op het punt een voetbalwedstrijd te winnen.
1neutral
twee mannen die eten klaarmaken.
Twee mannen op fietsen.
2contradiction
twee mannen die eten klaarmaken.
Twee mannen met schorten.
1neutral
twee mannen die eten klaarmaken.
Twee mannen serveren eten.
0entailment
Een voetbalwedstrijd bij zonsondergang.
er wordt een sportwedstrijd gespeeld
0entailment
Een voetbalwedstrijd bij zonsondergang.
de wereldbeker wordt gespeeld
1neutral
Een voetbalwedstrijd bij zonsondergang.
een basketbalwedstrijd vindt plaats bij zonsopgang
2contradiction
Wit klein kind dat een bruin en grijs gestreept kapje draagt speelt in park.
Een klein kind speelt videospelletjes in zijn slaapkamer.
2contradiction
Wit klein kind dat een bruin en grijs gestreept kapje draagt speelt in park.
Een kind speelt in een park.
0entailment
Wit klein kind dat een bruin en grijs gestreept kapje draagt speelt in park.
Een kleine jongen speelt tikkertje in een park met zijn vrienden.
1neutral
Een kleine jongen in een bruine broek speelt aan touwen in een park.
Er is een kleine jongen in een bruine broek.
0entailment
Een kleine jongen in een bruine broek speelt aan touwen in een park.
Er is een klein meisje in een rode broek.
2contradiction
Een kleine jongen in een bruine broek speelt aan touwen in een park.
Er is een kleine jongen die van de kleur bruin houdt.
1neutral
Peuter in gestreept sweatshirt speelt aan touw op speelplaats.
Een kind neemt een pauze van school.
1neutral
Peuter in gestreept sweatshirt speelt aan touw op speelplaats.
Een kind is aan het dutten.
2contradiction
Peuter in gestreept sweatshirt speelt aan touw op speelplaats.
Een kind speelt op een speelplaats.
0entailment
Een vrouw met een roze hoed kijkt naar een roze auto met de truck open.
De vrouw vraagt zich af of ze haar auto open heeft laten staan.
1neutral
Een vrouw met een roze hoed kijkt naar een roze auto met de truck open.
De vrouw draagt een boodschappentas naar haar auto.
2contradiction
Een man in een blauw shirt kijkt op.
Een man in een blauw shirt kijkt omhoog naar een hond.
1neutral
Een man in een blauw shirt kijkt op.
Een man in een rood shirt kijkt omhoog.
2contradiction
Een man in een blauw shirt kijkt op.
Een persoon kijkt op.
0entailment
Drie meisjes op een prettractie genieten van zichzelf.
Er zijn drie meisjes
0entailment
Drie meisjes op een prettractie genieten van zichzelf.
De meisjes zijn thuis
2contradiction
Drie meisjes op een prettractie genieten van zichzelf.
De meisjes houden van amusementsparken
1neutral
Een vrouw bij de kassa van de Walmart laat haar boodschappen inpakken door een bediende.
De vrouw kocht ongezond voedsel
1neutral
Een vrouw bij de kassa van de Walmart laat haar boodschappen inpakken door een bediende.
De vrouw is in Target
2contradiction
Een vrouw bij de kassa van de Walmart laat haar boodschappen inpakken door een bediende.
Een vrouw is in Walmart
0entailment
Bruine hond loopt door het water.
De bruine hond slaapt naast het water
2contradiction
Bruine hond loopt door het water.
Bruine hond loopt door water terwijl hij doorweekt is
0entailment
Bruine hond loopt door het water.
Bruine hond loopt door water als hij naar de kust zwemt
1neutral
Een vrouw wacht met kinderen als ze wordt uitgecheckt bij Walmart.
Een vrouw staat bij de kassa van Target.
2contradiction
Een vrouw wacht met kinderen als ze wordt uitgecheckt bij Walmart.
Een vrouw heeft kinderen bij haar aan de kassa.
0entailment
Een vrouw wacht met kinderen als ze wordt uitgecheckt bij Walmart.
Een vrouw heeft drie kinderen bij zich.
1neutral
Een blonde vrouw met twee kinderen is aan het afrekenen bij een Walmart kassa.
Een moeder is met haar twee kinderen bij Walmart eten aan het kopen
1neutral