premise
stringlengths 9
414
| hypothesis
stringlengths 1
323
| label
class label 3
classes |
---|---|---|
Een blonde vrouw met twee kinderen is aan het afrekenen bij een Walmart kassa. | Voedsel maakt mensen hongerig | 2contradiction
|
Een blonde vrouw met twee kinderen is aan het afrekenen bij een Walmart kassa. | Een moeder is met haar twee kinderen bij walmart | 0entailment
|
Een vrouw zit in een wasserette en kijkt naar de camera. | Een aap eet een banaan. | 2contradiction
|
Een vrouw zit in een wasserette en kijkt naar de camera. | Een vrouw modelleert apparaten voor de camera. | 1neutral
|
Een vrouw zit in een wasserette en kijkt naar de camera. | Er is een vrouw in een kamer. | 0entailment
|
Een jongetje peddelt over het water in een geïmproviseerde boot. | Een jongen is aan het varen in een vijver. | 1neutral
|
Een jongetje peddelt over het water in een geïmproviseerde boot. | Een jongen zit in een boot. | 0entailment
|
Een jongetje peddelt over het water in een geïmproviseerde boot. | Een jongen is aan het zwemmen. | 2contradiction
|
Een honkbalspeler staat op het punt een honkbal te gooien. | Een honkbal spelen is een bal gooien | 1neutral
|
Een honkbalspeler staat op het punt een honkbal te gooien. | Een honkbalspeler zwaait om de bal te raken. | 0entailment
|
Een honkbalspeler staat op het punt een honkbal te gooien. | Een honkbal is gebroken | 2contradiction
|
Een hond zoeft langs het strand. | Een hond jaagt op een bal op het strand. | 1neutral
|
Een hond zoeft langs het strand. | Er slaapt een hond in de woonkamer. | 2contradiction
|
Een hond zoeft langs het strand. | Er is een hond buiten. | 0entailment
|
Een witte hond rent langs een rotsachtige kustlijn. | Een hond rent thuis de trap op. | 2contradiction
|
Een witte hond rent langs een rotsachtige kustlijn. | Een hond rent met zijn baasje naar buiten. | 1neutral
|
Een witte hond rent langs een rotsachtige kustlijn. | Een hond rent naar buiten. | 0entailment
|
Een donzig wit schoothondje rent langs een rotsachtig strand. | Een hond rent over het strand. | 0entailment
|
Een donzig wit schoothondje rent langs een rotsachtig strand. | Een hond jaagt op vogels op het strand. | 1neutral
|
Een donzig wit schoothondje rent langs een rotsachtig strand. | Een hond knuffelen onder dekens op de bank. | 2contradiction
|
Een kleine witte hond rent op een met kiezelstenen bedekt strand. | Een hond op het strand. | 0entailment
|
Een kleine witte hond rent op een met kiezelstenen bedekt strand. | Een zeemeeuw op de kade. | 2contradiction
|
Een kleine witte hond rent op een met kiezelstenen bedekt strand. | Een hond rent achter zijn jongen en de frisbee aan. | 1neutral
|
Een honkbalspeler zet al zijn kracht in om een bal te gooien. | Speler geeft de bal weg | 1neutral
|
Een honkbalspeler zet al zijn kracht in om een bal te gooien. | Werper is een worp aan het afronden | 0entailment
|
Een honkbalspeler zet al zijn kracht in om een bal te gooien. | De speler gooide de football | 2contradiction
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | De cheerleaders dragen blauw. | 1neutral
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | Een leeg veld. | 2contradiction
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | Sommige mensen juichen op een veld. | 0entailment
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | Cheerleaders wachten op het begin van de wedstrijd. | 1neutral
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | De football speler doodde de cheerleader met zijn kogel pass. | 2contradiction
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | De cheerleaders van de Dallas Cowboys proberen het publiek op te peppen. | 1neutral
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | Er zijn mensen buiten. | 0entailment
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | Cheerleaders juichen op een veld voor een activiteit. | 0entailment
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | Mensen juichen. | 0entailment
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | Mensen zitten op de besneeuwde bank. | 2contradiction
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | Cheerleaders juichen. | 0entailment
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | Sommige voetbalspelers zijn een loopspel aan het oefenen. | 2contradiction
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | De cheerleaders juichen voor het begin van de grote wedstrijd. | 1neutral
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | Cheerleaders juichen voor het football team. | 1neutral
|
Cheerleaders staan op het veld te juichen. | Een oude man die een luier draagt. | 2contradiction
|
Een vrouw met een boombox. | Een man met een boombox. | 2contradiction
|
Een vrouw met een boombox. | Een verdrietige vrouw met een boombox. | 1neutral
|
Een vrouw met een boombox. | Een persoon met een boombox. | 0entailment
|
Een vrouw met een blauw shirt en een groene hoed kijkt naar de camera. | Een vrouw met een blauw shirt en een groene hoed kijkt naar de camera | 0entailment
|
Een vrouw met een blauw shirt en een groene hoed kijkt naar de camera. | Een vrouw met een blauw shirt en een groene hoed lacht naar de camera | 1neutral
|
Een vrouw met een blauw shirt en een groene hoed kijkt naar de camera. | Een vrouw met een blauw shirt en een groene hoed is aan het bellen met haar mobieltje | 2contradiction
|
Cheerleaders doen een cheer op een voetbalveld. | De cheerleaders dragen zwarte en rode uniformen. | 1neutral
|
Cheerleaders doen een cheer op een voetbalveld. | De cheerleaders hebben kleren aan. | 0entailment
|
Cheerleaders doen een cheer op een voetbalveld. | De cheerleaders zijn in de basketbalarena. | 2contradiction
|
Een opgewonden, lachende vrouw staat bij een rode reling terwijl ze een boombox aan de zijkant houdt. | Een mens die staat. | 0entailment
|
Een opgewonden, lachende vrouw staat bij een rode reling terwijl ze een boombox aan de zijkant houdt. | Een lang mens staat daar. | 1neutral
|
Een opgewonden, lachende vrouw staat bij een rode reling terwijl ze een boombox aan de zijkant houdt. | Niemand staat. | 2contradiction
|
Een dame knielt en draagt een blauw shirt. | Een dame is dicht bij de vloer. | 0entailment
|
Een dame knielt en draagt een blauw shirt. | Een dame knielt voor de priester in de kerk. | 1neutral
|
Een dame knielt en draagt een blauw shirt. | De vrouw doet buiten jumping jacks. | 2contradiction
|
Het silhouet van drie mensen voor een muur. | De mensen zijn bij de muur. | 0entailment
|
Het silhouet van drie mensen voor een muur. | De mensen rennen over de landweg. | 2contradiction
|
Het silhouet van drie mensen voor een muur. | De muur is geschilderd. | 1neutral
|
Twee mensen in blauwe kleding maken handgebaren naast elkaar. | Een man en een vrouw staan naast elkaar en communiceren door middel van gebarentaal. | 1neutral
|
Twee mensen in blauwe kleding maken handgebaren naast elkaar. | Een man zit met zijn handen in zijn zakken. | 2contradiction
|
Twee mensen in blauwe kleding maken handgebaren naast elkaar. | Twee mensen staan naast elkaar. | 0entailment
|
Een gevlekte zwart-witte hond plonst in het water. | de hond is in het water | 0entailment
|
Een gevlekte zwart-witte hond plonst in het water. | de hond zwemt uit zichzelf | 1neutral
|
Een gevlekte zwart-witte hond plonst in het water. | de hond eet uit zijn favoriete kom in de keuken | 2contradiction
|
Een grote groep, met roze shirts aan, zwaait naar de toeschouwers. | Een menigte gebaart. | 0entailment
|
Een grote groep, met roze shirts aan, zwaait naar de toeschouwers. | Ze zamelen geld in. | 1neutral
|
Een grote groep, met roze shirts aan, zwaait naar de toeschouwers. | Niemand kijkt naar hen. | 2contradiction
|
Een baby speelt met een streng kralen. | De kralen zijn veelkleurig. | 1neutral
|
Een baby speelt met een streng kralen. | De baby slaapt. | 2contradiction
|
Een baby speelt met een streng kralen. | De baby is aan het spelen. | 0entailment
|
Mensen staan op een podium op te treden. | mensen slapen | 2contradiction
|
Mensen staan op een podium op te treden. | mensen zingen op het podium | 1neutral
|
Mensen staan op een podium op te treden. | mensen staan op het podium | 0entailment
|
Een vrouw loopt een marathon in een park. | De vrouw rent in haar achtertuin. | 2contradiction
|
Een vrouw loopt een marathon in een park. | De vrouw rent snel. | 1neutral
|
Een vrouw loopt een marathon in een park. | De vrouw is buiten. | 0entailment
|
Een groep mensen wijst naar voren terwijl ze een of andere act uitvoeren. | Een groep mensen wijst naar voren terwijl ze iets doen. | 0entailment
|
Een groep mensen wijst naar voren terwijl ze een of andere act uitvoeren. | Een groep mensen vecht met tijgers. | 2contradiction
|
Een groep mensen wijst naar voren terwijl ze een of andere act uitvoeren. | Een groep mensen wijst ergens naar terwijl ze spreken. | 1neutral
|
Verschillende mensen dansen samen in sync. | kinderen vechten met elkaar. | 2contradiction
|
Verschillende mensen dansen samen in sync. | man en vrouw die samen dansen. | 1neutral
|
Verschillende mensen dansen samen in sync. | mensen dansen. | 0entailment
|
Dansende groep mensen | mensen dansen samen | 0entailment
|
Dansende groep mensen | mensen dansen met elkaar tijdens een religieus ritueel | 1neutral
|
Dansende groep mensen | honden zijn aan het paren | 2contradiction
|
Een volwassen koppel geniet van de tijd in een bubbelbad. | Een koppel zit binnen TV te kijken. | 2contradiction
|
Een volwassen koppel geniet van de tijd in een bubbelbad. | Een koppel zit in een bubbelbad. | 0entailment
|
Een volwassen koppel geniet van de tijd in een bubbelbad. | Een koppel zit in een warm bad buiten. | 1neutral
|
Een doorsnee man speelt gitaar. | De man weet hoe hij gitaar moet spelen. | 0entailment
|
Een doorsnee man speelt gitaar. | De man kan goed gitaar spelen. | 1neutral
|
Een doorsnee man speelt gitaar. | De man speelt op de drums. | 2contradiction
|
Twee bruine en witte honden en een bruine hond racen over het strand bij het water. | drie honden jagen op een bal | 1neutral
|
Twee bruine en witte honden en een bruine hond racen over het strand bij het water. | drie honden zijn buiten | 0entailment
|
Twee bruine en witte honden en een bruine hond racen over het strand bij het water. | drie honden liggen op een bank | 2contradiction
|
Een man en een vrouw lopen op straat en houden elkaars hand vast. | Een man en een vrouw lopen aan weerszijden van de straat. | 2contradiction
|
Een man en een vrouw lopen op straat en houden elkaars hand vast. | Een paar mensen houden elkaars hand vast terwijl ze lopen. | 0entailment
|
Een man en een vrouw lopen op straat en houden elkaars hand vast. | Een pasgetrouwd stel houdt elkaars hand vast en huppelt door de straat. | 1neutral
|
Een man gebruikt zijn computer terwijl hij aan een bureau zit. | Een man zoekt zittend op het internet. | 1neutral
|
Een man gebruikt zijn computer terwijl hij aan een bureau zit. | Een vrouw drinkt een biertje aan haar bureau. | 2contradiction
|