premise
stringlengths
9
577
hypothesis
stringlengths
1
829
label
int64
-1
2
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
De mannen rijden allemaal op paarden.
2
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
Een man neemt een foto van een man en een fiets.
1
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
Een man buigt zijn armen voor zijn pose terwijl een andere man toekijkt.
1
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
Een man gaat op zijn rode fiets poseren terwijl een man toekijkt.
1
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
Een man poseert op een fiets terwijl een man toekijkt.
0
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
Een vrouw poseert met een auto.
2
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
De man zwemt midden in de Atlantische Oceaan.
2
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
Er zijn mensen in de buurt van een fiets
0
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
De man is vlakbij de motor.
0
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
Een man zit op de bank spaghetti te eten.
2
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
Drie mannen zijn in de buurt van elkaar.
0
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
De man krijgt een foto van hem.
1
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
Een man ziet een andere man poseren met een fiets.
0
Een man die zich voordoet als een man met een fiets en een andere man met een achtergrondhorloge.
Een man slaapt op de stoep terwijl een man voorbij loopt.
2
Twee jongens in alle zwarten staan naast zowel een fiets als een boom.
De klas verveelde zich op school.
2
Twee jongens in alle zwarten staan naast zowel een fiets als een boom.
Naast de boom stond een fiets en twee jongens.
0
Twee jongens in alle zwarten staan naast zowel een fiets als een boom.
De jongens waren van plan om de boom te beklimmen.
1
Vijf zwarte honden die over het gras rennen.
Een groep honden in een winkel.
2
Vijf zwarte honden die over het gras rennen.
In het openbaar rijdende honden.
0
Vijf zwarte honden die over het gras rennen.
Een paar honden die in een park spelen.
1
Een kleine menigte kwam bijeen bij een lokaal zeemansmonument met parasols.
Een enkele persoon in het plaatselijke zeevruchtenrestaurant bestelt krabben
2
Een kleine menigte kwam bijeen bij een lokaal zeemansmonument met parasols.
Een menigte houdt parasols in de buurt van een monument
0
Een groep Afrikanen voetbalt op een zandstrand.
22 mensen spelen samen voetbal.
1
Een groep Afrikanen voetbalt op een zandstrand.
De mensen spelen voetbal.
0
Een groep Afrikanen voetbalt op een zandstrand.
Er is geen voetbal.
2
Gewonde soldaten met verband zitten in rolstoelen die door hun medestrijders worden geduwd.
Gewonde soldeer, bedekt met verband, zit vrolijk.
1
Gewonde soldaten met verband zitten in rolstoelen die door hun medestrijders worden geduwd.
Gewonde soldeer, bedekt met verband
0
Gewonde soldaten met verband zitten in rolstoelen die door hun medestrijders worden geduwd.
Gewonde soldeer, bedekt met verband, zit daar niet.
2
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
Een man rijdt op een vierwieler.
0
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
De man is op weg naar huis vanuit het ATV-park.
1
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
De man berijdt een paard op de weg.
2
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
Er staat een man op het punt van de vierwieler af te vallen.
1
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
Een vierwieler berijdt de man.
2
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
Een racer gaat naar de finish.
1
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
Het regende de vorige dag.
1
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
Een man rijdt op een vierwieler.
0
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
Een voertuig gaat naar buiten.
0
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
De hemel is helder en regent niet.
0
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
Er zit een man op een ATV.
0
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
Een man doet trucjes op zijn vierwieler.
1
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
De man schopt een voetbal.
2
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
Er staat een vierwieler in een garage.
2
Een man trapt stof op als hij op een vierwieler rijdt, met een kristalheldere hemel op de achtergrond.
Een man rijdt op een motorfiets op een snelweg.
2
De lage zon werpt een schaduw van de persoon achter hen op de muur.
Een model poseert voor de camera.
1
De lage zon werpt een schaduw van de persoon achter hen op de muur.
Een man koopt boodschappen bij Walmart.
2
De lage zon werpt een schaduw van de persoon achter hen op de muur.
Een mens maakt een schaduw.
0
Een man met een blauwe jas en een bril zit op een kruk.
Een man zit op een stoel aan een eettafel.
2
Een man met een blauwe jas en een bril zit op een kruk.
Er zit een man op een kruk.
0
Een man met een blauwe jas en een bril zit op een kruk.
Een man zit op een kruk terwijl hij wacht tot zijn vriend komt opdagen.
1
De oudere Aziatische man kijkt toe terwijl hij in zijn winkel zit.
Aziatische man buiten, aan het joggen.
2
De oudere Aziatische man kijkt toe terwijl hij in zijn winkel zit.
Aziatische man met een witte baard.
1
De oudere Aziatische man kijkt toe terwijl hij in zijn winkel zit.
De Aziatische man zit in zijn winkel.
0
Een man in een blauwe jas zit op een kruk.
De persoon zit op een hoge stoel.
0
Een man in een blauwe jas zit op een kruk.
De man draagt een helder groen jasje.
2
Een man in een blauwe jas zit op een kruk.
De man zit in een bar.
1
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
De arbeider is bezig met het repareren van het gat op de weg.
1
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
De werknemer maakt het bed op.
2
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
Hij haalt iets uit de emmer.
1
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
Een mannelijke bouwvakker klapt naast zakken met materialen.
1
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
De man staat.
2
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
Bouwvakkers plannen de volgende stap
1
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
De man neemt pauze om een boek te lezen.
2
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
Een bouwvakker springt van een gebouw.
2
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
De man heeft kleren aan.
0
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
een fotograaf poseert in een spiegel
2
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
De persoon doet bouwwerkzaamheden.
0
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
Een persoon knarst naast een emmer.
0
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
een arbeider kromt in de buurt van een emmer en een zak
0
Een bouwvakker in een grijze overhemd en een spijkerbroek kleeft naast een oranje emmer en witte zakken met materialen.
Een werkende man controleert de inhoud van een emmer
0
Een man die een bouwvakker lijkt te zijn die naar iemand lacht.
Een man die fronst op de grond.
2
Een man die een bouwvakker lijkt te zijn die naar iemand lacht.
Een man die lacht.
0
Een man die een bouwvakker lijkt te zijn die naar iemand lacht.
Een man die naar zijn collega lacht.
1
Donkerharige bouwvakker in een gebouw.
Een bouwvakker is de leiding in een gebouw aan het repareren.
1
Donkerharige bouwvakker in een gebouw.
Een bouwvakker bevindt zich in een gebouw.
0
Donkerharige bouwvakker in een gebouw.
Er is alleen een vrouw in het bos aan het kamperen.
2
Een lachende bouwvakker die knielt.
De bouwvakker knielt neer om zijn schoenen te strikken.
1
Een lachende bouwvakker die knielt.
Een lachende advocaat is aan het springen van vreugde.
2
Een lachende bouwvakker die knielt.
Er is iemand aan het knielen.
0
Een witte windhond met een gele en zwarte jas loopt op een spoor.
de hond plast en stopt
2
Een witte windhond met een gele en zwarte jas loopt op een spoor.
de hond is erg snel
1
Een witte windhond met een gele en zwarte jas loopt op een spoor.
de hond loopt
0
De verkoper staat aan de toonbank in een blauw-wit sweater met lange mouwen.
De man zit in een stoel.
2
De verkoper staat aan de toonbank in een blauw-wit sweater met lange mouwen.
Een man draagt een trui.
0
De verkoper staat aan de toonbank in een blauw-wit sweater met lange mouwen.
De verkoper staat aan de toonbank.
1
Een oudere man die tijdschriften verkocht.
Een oude dame verkocht tijdschriften.
2
Een oudere man die tijdschriften verkocht.
Een oude man kan tijdschriften verkopen.
0
Een oudere man die tijdschriften verkocht.
De verkoper kan tijdschriften verkopen.
0
Een man met een grote veer in zijn hoed rijdt op een paard.
De man berijdt een paard.
0
Een man met een grote veer in zijn hoed rijdt op een paard.
De man zit in een paardenring.
1
Een man met een grote veer in zijn hoed rijdt op een paard.
De man zit in de keuken.
2
een magazijn met vele veelkleurige tijdschriften
een magazijnstand met veel volksmagazijnen
2
een magazijn met vele veelkleurige tijdschriften
de tribune heeft vele tijdschriften
0
een magazijn met vele veelkleurige tijdschriften
De stand is vol.
1
Een oudere man koopt tijdschriften in een stand.
De man gaf aanwijzingen in de getuigenbank.
1
Een oudere man koopt tijdschriften in een stand.
de man heeft tijdschriften
0
Een oudere man koopt tijdschriften in een stand.
de vrouw koopt boeken in haar winkel
2
Een oude man met een blauw spijkerjack zit aan de balie van een magazijnkraam.
Een oude man draagt een jas die tijdschriften leest.
1
Een oude man met een blauw spijkerjack zit aan de balie van een magazijnkraam.
Een oude man is van plan te gaan slapen.
2
Een oude man met een blauw spijkerjack zit aan de balie van een magazijnkraam.
Een oude man draagt een jas en gaat zitten.
0
Een oudere man verkocht tijdschriften op een magazijnstand in Azië.
Een man verkocht tijdschriften op een magazijnstand in Azië.
0