Source
stringclasses
9 values
Original ID
stringlengths
1
9
Acceptability
int64
0
1
Original annotation
stringclasses
5 values
Sentence
stringlengths
4
152
Material added
int64
0
1
SoD-Noun2
4.108b'
0
*
Bramen heb ik veel geplukt.
0
SoD-Noun2
4.109a
1
null
Ik heb er aan de Zuidpool een heleboel gezien.
0
SoD-Noun2
4.109a
1
null
Ik heb er aan de Zuidpool gezien.
0
SoD-Noun2
4.109b
1
null
Ik heb er aan de Zuidpool drie gezien.
0
SoD-Noun2
4.110a
1
null
Dat is een lekker glas wijn.
1
SoD-Noun2
4.110a
0
*
Dat is een lekkere glas wijn.
1
SoD-Noun2
4.110b
1
null
Dat is een lekker stuk kaas.
1
SoD-Noun2
4.110b
0
*
Dat is een lekkere stuk kaas.
1
SoD-Noun2
4.111b
1
null
Dat is een stuk lekkere kaas.
1
SoD-Noun2
4.112a
1
null
Dat zijn vier lekkere glazen bier.
1
SoD-Noun2
4.112a
0
*
Dat zijn vier lekker glazen bier.
1
SoD-Noun2
4.112b
0
*
Dat is het lekker glas bier.
1
SoD-Noun2
4.113a
1
null
Dat is een glas lekker bier.
1
SoD-Noun2
4.113b
0
*
Dat zijn vier glazen lekkere bier.
1
SoD-Noun2
4.114a
1
null
Dat is een groep Amerikaanse toeristen.
1
SoD-Noun2
4.114a'
0
??
Dat is een Amerikaanse groep toeristen.
1
SoD-Noun2
4.114b'
0
*?
Dat is een vermeende groep misdadigers.
1
SoD-Noun2
4.115a
1
null
Dat is een glas rode wijn.
1
SoD-Noun2
4.115b'
1
null
Dat is een doos vervalste diamanten.
1
SoD-Noun2
4.116a
1
null
Dat is een grote doos eieren.
1
SoD-Noun2
4.117a
1
null
Dat is een doos met een deksel.
1
SoD-Noun2
4.117b
1
null
Dat is een krat met statiegeld.
1
SoD-Noun2
4.119a
1
null
Dat is een aantal uit die pot.
1
SoD-Noun2
4.119a
1
null
Dat is een aantal bonen uit die pot.
1
SoD-Noun2
4.119b
1
null
Dat is een liter uit die fles.
1
SoD-Noun2
4.119b
1
null
Dat is een liter water uit die fles.
1
SoD-Noun2
4.120a
1
null
Dat is een kist sinaasappelen zonder pitten met een deksel.
1
SoD-Noun2
4.120a'
0
*
Dat is een kistje sinaasappelen met een deksel zonder pitten.
1
SoD-Noun2
4.121a
1
null
Dat is een doos sigaren die kapot is.
1
SoD-Noun2
4.121a
1
null
Dat is een doos die kapot is.
1
SoD-Noun2
4.121b
1
null
Dat is een krat bier waarop statiegeld zit.
1
SoD-Noun2
4.121b
1
null
Dat is een krat waarop statiegeld zit.
1
SoD-Noun2
4.123a
1
null
Dat is een boel bonen die verrot zijn.
1
SoD-Noun2
4.123a
0
*
Dat is een boel bonen die verrot is.
1
SoD-Noun2
4.123b
0
*
Dat is een liter water die gemorst is.
1
SoD-Noun2
4.125a
0
*
Ik heb de stoot studenten geïnterviewd.
0
SoD-Noun2
4.126a'
0
*
Dat is een kistje sinaasappels dat kapot is die verrot zijn.
1
SoD-Noun2
4.126b
1
null
Dat is een kistje sinaasappels die verrot zijn dat kapot is.
1
SoD-Noun2
4.127a
1
null
Dat is een kistje sinaasappels die verrot waren met roestige spijkers.
1
SoD-Noun2
4.127a'
0
*
Dat is een kist sinaasappels met roestige spijkers die verrot waren.
1
SoD-Noun2
4.127b
1
null
Dat is een kistje sinaasappels uit Spanje dat kapot is.
1
SoD-Noun2
4.128a
1
null
Vier van de koekjes lagen op tafel.
0
SoD-Noun2
4.128a'
1
null
Een paar van de koekjes lagen op tafel.
0
SoD-Noun2
4.128b'
1
null
Ik wil graag een paar van die lekkere koekjes.
0
SoD-Noun2
4.129a
1
null
Dat zijn vier van de koekjes.
1
SoD-Noun2
4.129b
1
null
Dat zijn veel van de koekjes.
1
SoD-Noun2
4.129c
0
*
Dat zijn alle van de koekjes.
1
SoD-Noun2
4.129d
1
null
Dat zijn elk van de koekjes.
1
SoD-Noun2
4.130a
1
null
Één van de studenten is gisteren vertrokken.
0
SoD-Noun2
4.130a
0
*
Één van de studenten zijn gisteren vertrokken.
0
SoD-Noun2
4.130b
1
null
Vier van de studenten zijn gisteren vertrokken.
0
SoD-Noun2
4.130b
0
*
Vier van de studenten is gisteren vertrokken.
0
SoD-Noun2
4.131a
1
null
Dat is een aantal van de jongens.
1
SoD-Noun2
4.131b
0
??
Dat is een kilo van de appels.
1
SoD-Noun2
4.131c
1
null
Dat is een stuk van de taart.
1
SoD-Noun2
4.1313d
0
*
Dat is een doos an de appels.
1
SoD-Noun2
4.131e
0
*?
Dat is een groep van de studenten.
1
SoD-Noun2
4.131e'
1
null
Dat zijn twee groepen van de studenten.
1
SoD-Noun2
4.132a
1
null
Dat is een aantal van deze jongens.
1
SoD-Noun2
4.132b
1
null
Dat is een kilo van deze appels.
1
SoD-Noun2
4.132b'
1
null
Dat zijn twee kilo van deze appels.
1
SoD-Noun2
4.132b'
1
null
Dat zijn twee kilo's van deze appels.
1
SoD-Noun2
4.132c
1
null
Dat is een stuk van deze taart.
1
SoD-Noun2
4.132d
1
null
Dat is een doos van deze appels.
1
SoD-Noun2
4.132e
1
null
Dat is een groep van deze studenten.
1
SoD-Noun2
4.132e'
1
null
Dat zijn twee groepen van deze studenten.
1
SoD-Noun2
4.133a
1
null
Er zijn een aantal van de jongens niet aanwezig.
0
SoD-Noun2
4.133b
1
null
Er ligt een kilo van deze appels op tafel.
0
SoD-Noun2
4.133b
1
null
Er liggen een kilo van deze appels op tafel.
0
SoD-Noun2
4.133c
0
*
Er ligt twee stukken van de taart op tafel.
0
SoD-Noun2
4.133d
1
null
Een groep van deze studenten komt hier kamperen.
0
SoD-Noun2
4.133e
1
null
Een groep van deze studenten komen hier kamperen.
0
SoD-Noun2
4.134a
1
null
Dat is één van de studenten.
1
SoD-Noun2
4.134b
1
null
Dat zijn vier van de studenten.
1
SoD-Noun2
4.135a
1
null
Dat is een aantal van de studenten.
1
SoD-Noun2
4.136a
1
null
Dat zijn vier van die koekjes.
1
SoD-Noun2
4.136a
1
null
Dat zijn vier van die lekkere koekjes.
1
SoD-Noun2
4.136b
1
null
Dat zijn veel van die koekjes.
1
SoD-Noun2
4.136b
1
null
Dat zijn veel van die lekkere koekjes.
1
SoD-Noun2
4.137b
1
null
Ik wil twee liter van dat lekkere bier.
0
SoD-Noun2
4.137c
1
null
Ik wil een stuk van dat lekkere gebak.
0
SoD-Noun2
4.137d
1
null
Ik wil een kistje van die geurige sigaren.
0
SoD-Noun2
4.137e
1
null
Ik wil opnieuw een stelletje van die enthousiaste studenten.
0
SoD-Noun2
4.138a
1
null
Er liggen van die lekkere koekjes op tafel.
0
SoD-Noun2
4.138b
1
null
Marie geeft altijd van die grappige voorbeelden.
0
SoD-Noun2
4.140a
1
null
Een aantal van die studenten verenigen zich.
0
SoD-Noun2
4.141a
1
null
Jan heeft een bord spinazie opgegeten.
0
SoD-Noun2
4.142a
1
null
Jan heeft een bord van die heerlijke spinazie opgegeten.
0
SoD-Noun2
4.143a
1
null
Er zitten nog vieze koekjes in de trommel.
0
SoD-Noun2
4.143b
1
null
Hij bakt vaak van die vieze koekjes.
0
SoD-Noun2
4.143b
1
null
Hij bakt vaak vieze koekjes.
0
SoD-Noun2
4.144
1
null
Zij loopt altijd op afgetrapte schoenen.
0
SoD-Noun2
4.145a
1
null
Ik zei dat Jan vaak op die trein wacht.
1
SoD-Noun2
4.145b
1
null
Ik zei dat Jan vaak van die vieze koekjes bakt.
1
SoD-Noun2
4.145b
0
*
Ik zei dat Jan vaak bakt van die vieze koekjes.
1
SoD-Noun2
4.146a
1
null
Jan heeft van dat lekkere brood gegeten.
0
SoD-Noun2
4.146b
1
null
Jan heeft gegeten van dat lekkere brood.
0
SoD-Noun2
4.147
1
null
Jan heeft een aantal van die koekjes opgegeten.
0
SoD-Noun2
4.147
0
*
Jan heeft een aantal opgegeten van die koekjes.
0
SoD-Noun2
4.148a
1
null
Peter weet dat Jan er vaak op wacht.
1