Source
stringclasses
9 values
Original ID
stringlengths
1
9
Acceptability
int64
0
1
Original annotation
stringclasses
5 values
Sentence
stringlengths
4
152
Material added
int64
0
1
SoD-Verb2
5.586a
0
*
Ik weet dat Jan het dat boek heeft geprobeerd te kopen.
1
SoD-Verb2
5.586a
1
null
Ik weet dat Jan het heeft geprobeerd dat boek te kopen.
1
SoD-Verb2
5.586b
0
*
Welk boek probeerde Jan het te kopen?
0
SoD-Verb2
5.587a
1
null
Ik weet dat Jan Marie verzocht het boek te kopen.
1
SoD-Verb2
5.587a
1
null
Ik weet dat Jan haar verzocht het boek te kopen.
1
SoD-Verb2
5.587b
1
null
Ik weet dat haar werd verzocht het boek te kopen.
1
SoD-Verb2
5.588b
0
*
Ik weet dat Jan haar het boek heeft verzoeken te kopen.
1
SoD-Verb2
5.589a
0
??
Ik weet dat Marie het boek werd verzocht te kopen.
1
SoD-Verb2
5.589b
0
*
Ik weet dat het Marie het boek werd verzocht te kopen.
1
SoD-Verb2
5.589b
0
*
Ik weet dat het haar het boek werd verzocht te kopen.
1
SoD-Verb2
5.589b
1
null
Ik weet dat het Marie werd verzocht het boek te kopen.
1
SoD-Verb2
5.589b
1
null
Ik weet dat het haar werd verzocht het boek te kopen.
1
SoD-Verb2
5.591a
1
null
Ik heb gisteren geprobeerd die jongen te ontmoeten.
0
SoD-Verb2
5.591a
1
null
Ik heb gisteren geprobeerd die jongen vandaag te ontmoeten.
0
SoD-Verb2
5.591b
1
null
Ik heb die jongen gisteren proberen te ontmoeten.
0
SoD-Verb2
5.591b
0
*
Ik heb die jongen gisteren vandaag proberen te ontmoeten.
0
SoD-Verb2
5.592a
1
null
Marie had gisteren geweigerd die jongen te helpen.
0
SoD-Verb2
5.592a
1
null
Marie had gisteren geweigerd die jongen morgen te helpen.
0
SoD-Verb2
5.592a'
1
null
Marie had die jongen gisteren geweigerd te helpen.
0
SoD-Verb2
5.592b
1
null
Marie had die jongen gisteren weigeren te helpen.
0
SoD-Verb2
5.594a
1
null
Ik weet dat Jan heeft geprobeerd om dat boek te lezen.
1
SoD-Verb2
5.594c
1
null
Ik weet dat Jan dat boek heeft proberen te lezen.
1
SoD-Verb2
5.595a
1
null
Ik weet dat Jan een boek zit lezen.
1
SoD-Verb2
5.595a
0
*
Ik weet dat Jan een boek zit te lezen.
1
SoD-Verb2
5.595b
1
null
Ik weet dat Jan een boek heeft zitten te lezen.
1
SoD-Verb2
5.596b'
1
null
Ik zag dat.
0
SoD-Verb2
5.597a
1
null
Ik weet dat Jan dat boek moet lezen.
1
SoD-Verb2
5.597a'
1
null
Ik weet dat Jan dat boek heeft moeten lezen.
1
SoD-Verb2
5.597a'
0
*
Ik weet dat Jan dat boek heeft gemoeten lezen.
1
SoD-Verb2
5.597b'
1
null
Ik weet dat ik Jan dat boek heb zien lezen.
1
SoD-Verb2
5.597b'
0
*
Ik weet dat ik Jan dat boek heb gezien lezen.
1
SoD-Verb2
5.598a
1
null
Praten is vermoeiend.
0
SoD-Verb2
5.598b
1
null
Boeken lezen is altijd leuk.
0
SoD-Verb2
5.598b
1
null
Een boek lezen is altijd leuk.
0
SoD-Verb2
5.598c
0
??
De boeken lezen is altijd leuk.
0
SoD-Verb2
5.601a
1
null
Jan leert scheikunde.
0
SoD-Verb2
5.601a'
1
null
Jan leert zwemmen.
0
SoD-Verb2
5.601b'
1
null
Els leert Jan zwemmen.
0
SoD-Verb2
5.602a'
1
null
Ik weet dat Marie Jan goed leert zwemmen.
1
SoD-Verb2
5.602b
1
null
Ik weet dat Jan computers leert repareren.
1
SoD-Verb2
5.602b'
1
null
Ik weet dat Els Jan computers leert repareren.
1
SoD-Verb2
5.603a
1
null
Ik weet dat Jan zwemmen leert.
1
SoD-Verb2
5.603b
1
null
Ik weet dat Marie Jan zwemmen leert.
1
SoD-Verb2
5.603b
1
null
Ik weet dat Marie Jan leert zwemmen.
1
SoD-Verb2
5.604a
1
null
Ik weet dat Jan zwemmen wil leren.
1
SoD-Verb2
5.604b
1
null
Ik weet dat Marie Jan zwemmen wil leren.
1
SoD-Verb2
5.605a'
0
*
Ik weet dat Jan zwemmen heeft leren.
1
SoD-Verb2
5.605b
1
null
Ik weet dat Marie Jan heeft leren zwemmen.
1
SoD-Verb2
5.605b
0
*
Ik weet dat Marie Jan heeft geleerd zwemmen.
1
SoD-Verb2
5.605b'
0
*
Ik weet dat Marie Jan zwemmen leren heeft.
1
SoD-Verb2
5.606a
1
null
Ik weet dat Jan auto rijden wil leren.
1
SoD-Verb2
5.606a
1
null
Ik weet dat Jan auto wil leren rijden.
1
SoD-Verb2
5.606b
1
null
Ik weet dat Jan auto heeft leren rijden.
1
SoD-Verb2
5.606b
0
*
Ik weet dat Jan auto heeft geleerd rijden.
1
SoD-Verb2
5.606b'
1
null
Ik weet dat Jan auto rijden heeft geleerd.
1
SoD-Verb2
5.607b
1
null
Ik weet dat Jan computers heeft leren repareren.
1
SoD-Verb2
5.607b'
0
*
Ik weet dat Jan computers repareren heeft leren.
1
SoD-Verb2
5.610a
1
null
Ik weet dat zijn dochter door geldgebrek niet kan leren zwemmen.
1
SoD-Verb2
5.610a'
0
*
Ik weet dat zijn dochter door geldgebrek niet zwemmen kan leren.
1
SoD-Verb2
5.610b
1
null
Ik weet dat hij zijn dochter door geldgebrek niet kan leren zwemmen.
1
SoD-Verb2
5.610b'
1
null
Ik weet dat hij zijn dochter door geldgebrek geen zwemmen kan leren.
1
SoD-Verb2
5.610b'
0
*
Ik weet dat hij zijn dochter door geldgebrek niet zwemmen kan leren.
1
SoD-Verb2
5.611a
1
null
Ik weet dat zijn dochter door geldgebrek niet heeft leren zwemmen.
1
SoD-Verb2
5.611a'
1
null
Ik weet dat zijn dochter door geldgebrek geen zwemmen heeft geleerd.
1
SoD-Verb2
5.611a'
0
*
Ik weet dat zijn dochter door geldgebrek niet zwemmen heeft geleerd.
1
SoD-Verb2
5.611b
1
null
Ik weet dat hij zijn dochter door geldgebrek niet heeft leren zwemmen.
1
SoD-Verb2
5.611b'
1
null
Ik weet dat hij zijn dochter door geldgebrek geen zwemmen heeft geleerd.
1
SoD-Verb2
5.611b'
0
*
Ik weet dat hij zijn dochter door geldgebrek niet zwemmen heeft geleerd.
1
SoD-Verb2
5.612a
1
null
Ik weet dat Jan geen auto heeft leren rijden.
1
SoD-Verb2
5.612a
0
*
Ik weet dat Jan niet auto heeft leren rijden.
1
SoD-Verb2
5.612b
1
null
Ik weet dat Jan geen auto rijden heeft geleerd.
1
SoD-Verb2
5.612b
0
*
Ik weet dat Jan niet auto rijden heeft geleerd.
1
SoD-Verb2
5.616b
1
null
Jan moet zijn medicijnen innemen.
0
SoD-Verb2
5.616b'
1
null
Jan moet zijn medicijnen nog.
0
SoD-Verb2
5.616c
1
null
Jan kan alles doen.
0
SoD-Verb2
5.616c'
1
null
Jan kan alles.
0
SoD-Verb2
5.617a
1
null
Deze fles moet leeg.
0
SoD-Verb2
5.617b
1
null
Die lampen moeten uit.
0
SoD-Verb2
5.617c
1
null
Die boeken kunnen in de vuilnisbak.
0
SoD-Verb2
5.619a
1
null
Ik weet dat Jan een ijsje kopen wil.
1
SoD-Verb2
5.619a
1
null
Ik weet dat Jan een ijsje wil kopen.
1
SoD-Verb2
5.619b
1
null
Ik weet dat Jan hard gillen wilde.
1
SoD-Verb2
5.620a
1
null
Ik weet dat Jan een ijsje zou willen kopen.
1
SoD-Verb2
5.620a
0
*?
Ik weet dat Jan een ijsje kopen zou willen.
1
SoD-Verb2
5.620b
1
null
Ik weet dat Jan hard zou willen gillen.
1
SoD-Verb2
5.621a
1
null
Ik weet dat Jan een ijsje had willen kopen.
1
SoD-Verb2
5.621a'
0
*?
Ik weet dat Jan een ijsje kopen had gewild.
1
SoD-Verb2
5.621b
1
null
Ik weet dat Jan hard had willen gillen.
1
SoD-Verb2
5.621b
0
*
Ik weet dat Jan hard had gewild gillen.
1
SoD-Verb2
5.621b'
0
*?
Ik weet dat Jan hard gillen had gewild.
1
SoD-Verb2
5.623a
1
null
Ik weet dat Jan niet wil zingen.
1
SoD-Verb2
5.623b
1
null
Ik weet dat Jan niet zingen wil.
1
SoD-Verb2
5.624a
1
null
Een ijsje kopen zou Jan wel willen.
0
SoD-Verb2
5.624a'
1
null
Een ijsje kopen had Jan wel gewild.
0
SoD-Verb2
5.624a'
0
*
Een ijsje kopen had Jan wel willen.
0
SoD-Verb2
5.624b
1
null
Hard gillen zou Jan wel willen.
0
SoD-Verb2
5.624b'
1
null
Hard gillen has Jan wel gewild.
0
SoD-Verb2
5.624b'
0
*
Hard gillen has Jan wel willen.
0
SoD-Verb2
5.626a
1
null
Marie moet nu wel thuis zijn.
0
SoD-Verb2
5.626a
1
null
Marie kan nu wel thuis zijn.
0